Brief regering : Besluit tot deelneming in de gemeenschappelijke regeling Tresoar
35 750 Besluit houdende deelneming in de Gemeenschappelijke regeling Tresoar
A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
26 februari 2021.
De wens dat de deelneming door het Rijk krachtens een wet dient te geschieden kan
door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste
Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk
op 12 april 2020.
Bij deze termijn is rekening gehouden met de recesperiode van de Tweede Kamer.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 februari 2021
Hierbij bied ik u mijn besluit tot deelneming in de gewijzigde gemeenschappelijke
regeling Tresoar aan. Hieronder geef ik u toelichting bij deze organisatie en de aanleiding
voor mijn besluit.
De gemeenschappelijke regeling Tresoar, ingesteld op grond van de gemeenschappelijke
regeling Letterhoeke, is de opvolger van het voormalig Rijksarchief in de provincie
en beheert de overgebrachte archieven van de rijksorganen in de provincie Friesland
(zoals rechterlijke instellingen en het notariaat). Deelnemers aan deze regeling zijn
de gedeputeerde staten van de provincie Friesland, het bestuur van de Stichting Frysk
Letterkundich Museum en Dokumintaasjesinstrum en de Minister voor Basis en Voortgezet
Onderwijs en Media namens het Rijk.
De samenwerking tussen deze partijen vindt plaats op basis van de Wet gemeenschappelijke
regelingen (Wgr). Deze Wgr is bij Wet van 9 juli 2014 (Stb. 2014, nr. 306) gewijzigd, hetgeen aanleiding heeft gegeven tot het aanpassen van de voorliggende
gemeenschappelijke regeling. Dit staat los van de voorgenomen uittreding van het Rijk
als deelnemer van de gemeenschappelijke regelingen van de Regionaal Historische Centra.1
Hierbij bied ik u mijn besluit tot deelneming in de gewijzigde gemeenschappelijke
regeling Tresoar aan2. De door de overige deelnemers ondertekende gemeenschappelijke regeling en de bijbehorende
toelichting treft u aan als bijlagen bij deze brief3.
De hoogte van de financiële bijdragen van alle deelnemers is gelijk gebleven en er
zijn geen wezenlijke aanpassingen gedaan.
De voorlegging van mijn besluit tot deelneming geschiedt in het kader van artikel 94,
tweede lid, en 97, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Conform deze
bepalingen bied ik uw Kamer gedurende vier weken de mogelijkheid om de wens kenbaar
te maken dat de inwerkingtreding van een dergelijk besluit bij wet geregeld wordt.
Indien u van deze mogelijkheid geen gebruik maakt zal het besluit tot deelneming na
afloop van deze termijn gepubliceerd worden in de Staatscourant, waarbij de betreffende
(gewijzigde) gemeenschappelijke regeling als bijlage bij de toelichting wordt gevoegd.
Het besluit tot deelneming zal in werking treden op een bij afzonderlijk inwerkingtredingsbesluit
te bepalen tijdstip.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media