Brief regering : Stand van zakenbrief COVID-19 en kabinetsreactie op 100e en 101e OMT-advies
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 995 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ontvangen ter Griffie op 23 februari 2021.
De vastgestelde ministeriële regeling kan niet eerder inwerking treden dan op 3 maart
2021.
De vastgestelde ministeriële regeling vervalt van rechtswege indien de Kamer, op voorstel
van vijftig leden uiterlijk 2 maart 2021 te kennen geeft niet in te stemmen met de
regeling.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2021
Inmiddels is het een jaar geleden dat wij geconfronteerd werden met COVID-19. Vorig
jaar, op zaterdag 27 februari, werd de eerste Nederlandse besmetting vastgesteld.
Dat was het begin van een gezondheidscrisis. Het werd vervolgens – daarbovenop – een
diepe economische crisis. Ondertussen is het ook een sociaal-maatschappelijke crisis
geworden. We worden allemaal op de één of andere manier getroffen door het virus.
Sommigen doordat zij direct door de ziekte geveld zijn, anderen doordat andere zorg
is uitgesteld of doordat zij geraakt worden door de maatregelen die we moeten nemen
om het virus te bestrijden. Het kabinet begrijpt dat de maatregelen het geduld van
miljoenen Nederlanders danig op de proef stelt. Het kabinet ziet hoe de samenleving
snakt naar versoepelingen en begrijpt heel goed dat mensen behoefte hebben aan meer
ruimte. Die ruimte blijft beperkt.
We zien dat het huidige maatregelenpakket tot nu toe effectief is gebleken in het
terugdringen van het aantal contacten en het voorkomen van besmettingen. Door die
maatregelen hebben we een betere uitgangspositie opgebouwd om de derde golf, die nu
echt voor de deur staat, op te vangen. De cijfers laten zien dat het percentage positieve
testen nauwelijks afneemt en met 9.71% nog steeds hoog is. Uit de cijfers blijkt ook dat het aantal besmettingen sinds
een aantal dagen weer stijgend is. We weten dat een stijgend aantal besmettingen twee
tot drie weken later leidt tot nieuwe ziekenhuisopnames. We zien dat de daling in
de instroom in de ziekenhuizen is gestagneerd en de instroom op de IC laat een lichte
stijging zien. Dit komt onder andere doordat we worden geconfronteerd met de Britse
variant van het virus. Deze is nog besmettelijker dan de ons bekende variant.
Door de vele onzekerheden is het moeilijk te voorspellen hoe de komende maanden eruit
zullen zien. Wat we wel weten is dat vaccineren, testen en naleving van de maatregelen
de weg uit de crisis is. Hoewel we nu al heel voorzichtig de eerste positieve effecten
van vaccinatie in de gevaccineerde doelgroepen zien, is het niet verantwoord om op
dit moment grote stappen te nemen in de versoepeling van maatregelen.
Echter, aangezien bij heel veel mensen de behoefte aan meer ruimte zo sterk is, wil
het kabinet met kleine, gecontroleerde en bewuste stappen de samenleving en economie
enigszins ruimte geven. Het kabinet realiseert zich dat het ruimte bieden, consequenties
heeft voor het aantal besmettingen en de belasting voor de zorg. We voelen de noodzaak
om meer risico’s te aanvaarden, zij het beperkt en weloverwogen. Het kabinet kiest
daarom voor versoepelingen met als uitgangspunten dat het gaat om 1-op-1 contacten
en dat strikte voorschriften worden gehanteerd. Hierdoor worden de risico’s op het
aantal besmettingen ingeperkt.
Maar we moeten alert zijn. De toename van het aantal besmettingen en belasting voor
de zorg mag niet te veel stijgen. Ook moet het uitvoeren van bron- en contactonderzoek
mogelijk blijven. Dat betekent concreet dat de versoepelingen die we nu mogelijk maken,
teruggedraaid kunnen worden indien de cijfers hiertoe aanleiding geven. Daarbij is
het streven om de versoepelingen voor het onderwijs niet meer terug te draaien, want
onderwijs is essentieel voor de ontwikkeling en het welzijn van onze jongeren.
Met de versoepelingen die we gaan invoeren, is het van groot belang we ons allemaal
houden aan alle geldende maatregelen. We geven juist nu meer lucht aan de samenleving
om mensen nieuwe energie te geven om die maatregelen op te blijven volgen. Het doel
dat we nastreven blijft daarbij nog steeds: controle houden over het virus. Dit is
alleen mogelijk als iedereen zich houdt aan het nieuwe pakket maatregelen, waarvan
de avondklok en bezoekregeling van 1 persoon nog steeds onderdeel zijn. Daarnaast
blijft het van belang dat we allemaal ook de bekende basismaatregelen in acht nemen:
laat je testen bij klachten en blijf thuis als je besmet bent, werk zoveel mogelijk
thuis, houd 1,5 meter afstand, vermijd drukte, hoest en nies in je elleboog en was
vaak je handen.
Uiteraard gaan we het effect van de versoepelingen zeer nauwlettend volgen. Hierdoor
kunnen we ook tijdig ingrijpen indien nodig. Als we er, met de versoepelingen, in
slagen om het aantal besmettingen laag te houden en de derde golf onder controle te
houden, dan kunnen we stap voor stap nog verder gaan versoepelen. Daarbij kijken we
naar wat er wel kan, maar handelen we behoedzaam.
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister van Basis en Voortgezet Onderwijs en Media, de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van
Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
over de stand van zaken van de ontwikkelingen omtrent het coronavirus.
Toepassing artikel 58s Wpg
Met deze voortgangsrapportage voldoe ik aan de maandelijkse rapportageplicht van artikel 58s
Wpg. Hieronder zal bij het OMT-advies met daarin het epidemiologisch beeld worden
uiteengezet dat het treffen van maatregelen op grond van de Tijdelijke wet maatregelen
COVID-19 (Kamerstuk 35 526) nog steeds nodig is. Een toelichting op de maatregelen wordt verderop in deze brief
weergeven.
Aanbieding regelingen
• Regeling van 23 februari 2021 houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
COVID-19, de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling
maatregelen COVID-19 Saba en de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 Sint Eustatius
in verband met verlenging van het maatregelenpakket, het toestaan van de uitoefening
van contactberoepen, de verhoging van de leeftijd voor buitensporten, het toestaan
van winkelen op afspraak, aanpassing van de uitzonderingen op de verplichte antigeentestuitslag,
opneming van de regels over de landelijke avondklok en enkele andere wijzigingen2.
De overlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven nahangprocedure
(artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid). Op grond van de aangehaalde
bepaling treedt de regeling niet eerder in werking dan een week na deze overlegging.
Indien de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met deze regeling,
vervalt deze van rechtswege. In verband met de tijdelijke werkingsduur van een aantal
maatregelen uit het maatregelenpakket, is het van belang dat deze regeling uiterlijk
3 maart 2021 in werking treedt. Daarom is het van belang om deze regeling vandaag
naar u toe te zenden
• Regeling van 23 februari 2021 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
COVID-19 in verband met het verlengen van de verzwaarde maatregelen voor het hoger
onderwijs en de buitenschoolse opvang en het onder voorwaarden heropenen van het voortgezet
onderwijs en beroepsonderwijs3.
Ik doe hierbij een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de
Wet publieke gezondheid. De huidige maatregelen voor instellingen voor voortgezet
onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang vervallen
echter van rechtswege op maandag 1 maart 2021. Instellingen voor beroepsonderwijs
en hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang zouden in dat geval van maandag 1 maart
en dinsdag 2 maart 2021 zonder aanvullende maatregelen weer open kunnen gaan, hetgeen
niet mogelijk moet zijn. Naar ons oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding
van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen
op basis van hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden niet worden
afgewacht.
Leeswijzer
In deze brief ga ik in op:
– Het 100e en 101e OMT-advies, de brede maatschappelijke weging van de maatregelen, de maatregelen zelf
en reizen;
– Het perspectief in relatie tot de ontwikkeling van de epidemie en de routekaart, de
doorontwikkeling van het dashboard, quarantaine; en de sluiting van bedrijven waar
clusterbesmettingen zijn;
– De stand van zaken van het testen en traceren, digitale ondersteuning, data lek GGD,
vaccinaties, de inkoop van griepvaccins, en innovatieve behandelingen;
– Zorgen voor patiënten in de curatieve sector;
– De bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid met aandacht voor de verpleeghuiszorg,
kwetsbare mensen thuis, gehandicaptenzorg en maatschappelijke ondersteuning;
– Andere onderwerpen, namelijk de communicatie, persoonlijke beschermingsmiddelen, arbeidsmarkt,
Caribisch Nederland, fieldlabs, sport, schimmels, Intravacc, Wob-besluiten, en de
Catshuisstukken.
Hiermee voldoe ik aan:
– De motie van het lid Bruins over een uitzondering op de avondklok voor het volgen
van praktijkonderwijs (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 173);
– De motie van de leden Kröger en Van Dam welke het kabinet verzocht om de termijn waarbinnen
de PCR-test voor reizigers moet zijn uitgevoerd, ten opzichte van het moment van binnenkomst
in Nederland, zoveel mogelijk te minimaliseren (Kamerstuk 35 695 nr. 8);
– De motie van het lid Azarkan inzake toegang tot publieke voorzieningen ongeacht vaccinatie-
of teststatus waarborgen (Kamerstuk 25 295, nr. 864);
– De motie van het lid Marijnissen c.s. d.d. 26 januari jl. (Kamerstuk 25 295 nr. 926);
– De motie van het lid Van den Berg welke de regering verzoekt te bevorderen dat zo
spoedig mogelijk bij de GGD GHOR Nederland een chief information officer (CIO) wordt
aangesteld (Kamerstuk 27 529, nr. 251);
– De motie van het lid Azarkan waarin wordt verzocht om te bewerkstelligen dat aan mensen
vooraf toestemming wordt gevraagd of hun lichaamsmaterialen na een coronatest gebruikt
mogen worden voor onderzoek en gedeeld mogen worden met derden (Kamerstuk 27 529, nr. 242);
– De motie van het lid Pieter Heerma over een speciaal gezant die de productie van vaccins
kan opschalen (Kamerstuk 25 295, nr. 956);
– De motie van het lid Sazias om zorg te dragen dat ouderen bij GGD-vaccinatielocaties
niet buiten op een prik hoeven te wachten (Kamerstuk 25 295, nr. 968);
– De motie van het lid Wilders over een plan voor het inhalen van reguliere zorg (Kamerstuk
25 295, nr. 977);
– De motie van het lid Marijnissen om de mogelijkheden om te sporten te verruimen (Kamerstuk
25 295, nr. 783);
– De motie van de leden Van Gerven en Hijink waarin wordt verzocht om niet over te gaan
tot privatisering van Intravacc (Kamerstuk 31 016, nr. 306);
– De toezegging aan het lid Krol over een quarantaineverplichting voor inreizigers uit
hoog risicogebieden;
– De toezegging aan het lid Jasper van Dijk waarin ik heb aangegeven de gewetensbezwaren
van niet-gevaccin eerden te respecteren, maar ook het belang van vaccinatie te zullen
benadrukken;
– De toezegging van de Minister van OCW aan het lid Bruins om uw Kamer te informeren
over de pilot sneltesten mbo-ho;
– De toezegging aan het lid Sazias om nader in te gaan op het validatieprogramma en
het monitoren van nieuwe innovaties op het gebied van sneltesten;
– De toezegging aan het lid Ellemeet om te onderzoeken wat de modelleringseffecten op
de R zijn als gevolg van risicogericht grootschalig gebiedstesten;
– De toezegging aan uw Kamer spoor 2 te informeren over de testcapaciteit in spoor 2;
– De toezegging aan het lid Van den Berg om uw Kamer te informeren over innovatieve
testmethodes en hoe deze bij kunnen dragen aan het verlichten van de maatregelen;
– De toezegging aan het lid Diertens om uw Kamer te informeren over een handelingskader
bij positieve testuitslagen van zelfafname (i.r.t. onderzoek Kluytmans);
– De toezegging aan het lid Ellemeet over dat er meer getest gaat worden in het hoger
onderwijs;
– De toezegging aan het lid Veldman over uitvoeriger terugkomen en beschrijven van sequencing
en het voldoen aan internationale standaarden;
– De toezegging aan het lid Ouwehand om een reactie te geven op haar motie (Kamerstuk
27 858, nr. 222);
– De toezegging aan GroenLink om terug te komen op de vraag aan welke criteria gebiedstesten
moeten voldoen om succesvol te zijn.
– De toezegging aan uw Kamer om u naar aanleiding van het Gezondheidsraad advies te
informeren over de testsamenleving en hierover het debat te vervolgen;
– De toezegging aan uw Kamer om een beleidsreactie te geven op het Gezondheidsraad advies;
– De toezegging aan uw Kamer om u te informeren over het standpunt dat het kabinet inneemt
ten aanzien van het advies van de Gezondheidsraad en daarbij de motie van het lid
Azarkan inzake toegang tot publieke voorzieningen ongeacht vaccinatie- en teststatus
betrekken (Kamerstuk 25 295, nr. 864);
– De toezegging aan uw Kamer om de Kamer te informeren over het standpunt dat het kabinet;
– De toezegging aan het lid Veldman om dieper in te gaan op de controle en handhaving
op het testbewijs;
– De toezegging om uw Kamer te informeren over de juridische en technische aspecten
rondom zelfafname;
– De toezegging aan het lid van Esch om een reactie te geven op haar aangehouden motie
(Kamerstuk 35 570 XVI, nr. 152);
– De toezegging aan de Kamer over de registratie van soa’s bij de Centra voor Seksuele
Gezondheid van de GGD’en;
– De toezegging aan het lid Recourt over het voldoen van contactonderzoek door instellingen
aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG);
– De toezegging aan het lid Van Haga (FvD) over wanneer risicogroepen, zoals mensen
met morbide obesitas, in aanmerking komen voor vaccinatie;
– De toezegging aan het lid Van der Staaij over ondersteuning mentaal welzijn jongeren.
Zicht op en inzicht in het virus
100e en 101e OMT-adviezen
100e OMT-advies
Het OMT is 12 februari jl. bijeen geweest om te adviseren over de situatie rondom
de COVID-19-uitbraak. Het advies heeft uw Kamer per brief van 17 februari jl. reeds
ontvangen (Kamerstuk 25 295, nr. 993). Hieronder wordt eerst een samenvatting gegeven van het advies, waarna de reactie
van het kabinet op het advies volgt.
Het advies behelst de volgende onderwerpen:
1. Verloop van de epidemie
2. Stand van zaken verschillende virusvarianten
3. Werking van het AstraZeneca vaccin tegen de Zuid-Afrikaanse variant
4a. Geldigheid testbewijzen
4b. Validatie massaspectrometrie
Voor de onderwerpen, verloop van de epidemie en de stand van zaken van de verschillende
virusvarianten geldt dat deze ook aan de orde komen in het 101e OMT-advies. De weergave daarvan is opgenomen in het 101e advies hieronder.
Ad 3) Werking van AstraZeneca vaccin tegen de Zuid-Afrikaanse variant
Ten aanzien van de werking van het AstraZeneca vaccin tegen de Zuid-Afrikaanse variant,
geeft het OMT aan dat het onvoldoende duidelijk is of, en in welke mate het vaccin
op de langere termijn minder effectief zou zijn in Nederland, als er een toename van
de circulatie van ZA-varianten zou zijn. Het ontbreken van deze kennis kan nu geen
reden zijn om het vaccin niet in te zetten. Dit leidt tot een ongewenste en onnodige
vertraging in de uitvoering van de vaccinatiestrategie. Uiteraard is wel goede monitoring
nodig van infecties, met name van infecties onder gevaccineerde personen ten gevolge
van mogelijk vaccinfalen. Een gedeeltelijke bescherming tegen nieuwe varianten is
van groot belang, en met het oog op de te verwachten derde golf is uitstel van vaccinaties
onverantwoord.
Ad 4a) Geldigheid testbewijzen
De functie van testen vooraf is vooral om de kans op transmissie nog verder te verkleinen,
door het verlagen van de kans op virusintroductie, in aanvulling op andere al bestaande
maatregelen.
Om presymptomatische geïnfecteerden als potentieel besmettelijk te kunnen identificeren
met een test, is een hoge testfrequentie (en hoge test sensitiviteit) nodig. Het betekent
ook dat een negatieve testuitslag niet lang geldig kan zijn.
Het OMT adviseert om voor éénmalige activiteiten waarbij testbewijzen worden gevraagd
een geldigheid van het (negatieve) testbewijs van de sneltest aan te houden van maximaal
24 uur gerekend van testafname tot aan het einde van de activiteit. Bij voorkeur wordt
de test bij de persoon zonder klachten, die uiteraard niet in quarantaine mag zijn,
afgenomen op de dag van de activiteit en is het negatieve testbewijs in elk geval
niet langer dan 24 uur voor het einde van de betreffende activiteit afgegeven.
Het OMT vraagt aandacht voor duidelijke communicatie met betrekking tot geldigheidsduur
van verschillende sneltesten, zoals de antigeensneltest, in vergelijking met de norm
die voor de PCR gehanteerd wordt in de fieldlab-setting, waar een geldigheid van 48
uur wordt aangehouden.
Ad 4b) Validatie massaspectrometrie
Ten aanzien van de validatiegegevens van het gebruik van massaspectrometrie, geeft
het OMT aan dat de gegevens nog niet voldoende in de praktijk zijn geëvalueerd om
een duidelijke meerwaarde en daarmee plaats in het huidige SARS-CoV-2-testbeleid te
kunnen geven.
Het OMT adviseert de testontwikkelaars om een praktijkimplementatie uit te voeren
bij een voldoende grote, gevarieerde en in detail beschreven onderzoekspopulatie.
Hierbij dient ook aandacht te zijn voor implementatie-aspecten zoals de doorlooptijd
en beschikbaarheid van apparatuur en liefst ook een vergelijking met andere snelle
testen zoals de antigeensneltest, zodat de meerwaarde wat betreft testeigenschappen
en (flexibele) inzetbaarheid bepaald kan worden.
BAO-advies
Het BAO dat 15 februari heeft plaatsgevonden, heeft kennisgenomen van het epidemiologisch
beeld en vindt het navolgbaar dat de prognoses op de langere termijn onzekerheid kennen
door onzekerheden over de eigenschappen van de nieuwe varianten en de effecten van
de maatregelen. Het BAO onderschrijft de adviezen over geldigheidsduur van het testbewijs
en massaspectometrie.
In de paragrafen Vaccinaties en Testen en Traceren wordt nader in gegaan op de wijze
waarop het kabinet opvolging geeft aan het OMT-advies voor wat betreft de werking
AstraZeneca vaccin tegen de Zuid-Afrikaanse variant en geldigheidsduur van testbewijzen
en validatie van massaspectometrie.
101e OMT-advies
Het 101e OMT-advies is opgenomen in de bijlage4. Hieronder wordt eerst een feitelijke weergave van het advies gegeven, waarna de
reactie van het kabinet op het advies volgt.
Het advies behelst de volgende onderwerpen
1. Verloop van de epidemie
2. Stand van zaken diverse virusmutanten
3. Maatregelenpakket: effect versoepelen op verspreiding virus
Ad 1) Verloop van de epidemie
Afgelopen week is het aantal meldingen van nieuw gediagnosticeerde gevallen van COVID-19
met 6% toegenomen t.o.v. de week daarvoor. Gemiddeld waren er afgelopen week 143 meldingen
van bevestigde COVID-19-gevallen per 100.000 inwoners. De testvraag lijkt weer toe
te nemen.
Het percentage positief geteste personen in de teststraten bedroeg afgelopen week
10,5%, hetgeen een lichte daling is ten opzichte van de week daarvoor, maar nog steeds
hoog.
De belasting van de zorg blijft onveranderd hoog. Het aantal nieuw opgenomen patiënten
en de bezetting op de ziekenhuisafdelingen en de IC’s lijkt niet verder af te nemen.
Het aantal nieuwe opnames op de IC’s nam zelfs licht toe. Ook in de verpleeghuizen,
woonzorgcentra voor ouderen en instellingen voor personen met een beperking, lijkt
het aantal besmettingen niet verder te dalen. De oversterfte is nog duidelijk verhoogd.
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
de meldingen van positieve gevallen, is 0,95 (0,92–0,98) voor 4 februari. De schatting
van het reproductiegetal voor de VK-variant op 4 februari komt uit op 1,09 (1,04–1,15),
terwijl het Rt van het klassieke virus op 0,85 (0,80–0.90) ligt.
De eerste voorzichtige indicaties van het effect van vaccinatie in de gevaccineerde
doelgroepen beginnen zich af te tekenen. In de afgelopen weken is zowel het aantal
meldingen, als het aantal ziekenhuisopnames en het aantal overlijdens in de oudste
leeftijdsgroepen vanaf 90 jaar relatief meer afgenomen dan in de leeftijdsgroepen
vanaf 60 jaar, die nog niet in aanmerking zijn gekomen voor vaccinatie. Het effect
van vaccinatie op de IC-opnames is niet zichtbaar, waarschijnlijk omdat personen in
de oudste leeftijdsgroepen niet of nauwelijks op de IC opgenomen worden. Het is nog
te vroeg om vergaande conclusies te trekken over de effecten van vaccinatie, ondanks
deze eerste positieve bevindingen.
Het aantal personen dat toch nog positief getest wordt na vaccinatie, wordt nauwkeurig
gevolgd om het effect van vaccinatie te kunnen monitoren en eventueel vaccin-falen
te kunnen opsporen. Het is belangrijk, met name ook voor zorgpersoneel dat al gevaccineerd
is, om er rekening mee te houden dat iemand met een milde infectie na vaccinatie nog
besmettelijk kan zijn voor anderen. Infectiepreventiemaatregelen blijven dus onverminderd
van toepassing.
De prognoses laten een stagnatie zien in de afname van infecties, gevolgd door een
toename. De prognoses zijn consistent met het beeld dat we ons de afgelopen week,
qua ziekenhuisopnames, in een dal bevonden, waarna vanaf nu weer een toename zal volgen.
De prognoses kennen een grote mate van onzekerheid, dat o.a. door de snelheid van
opkomst van nieuwe varianten bepaald wordt. Het blijft van belang de Rt zo laag mogelijk
te krijgen om de hoogte van de derde golf zo laag mogelijk te houden.
Ad 2) Stand van zaken diverse virusmutanten
De toename van de VK-variant lijkt vooralsnog door te zetten, daarnaast is er een
stijging van het aandeel van de Zuid-Afrika variant waar te nemen.
Voor het eerst zijn daarnaast een aantal mutaties, de E484K-mutatie en de F888L-mutatie
in het spike-eiwit aangetroffen. De E484K-mutatie wordt verondersteld de binding van
het virus aan het celoppervlak te versterken en lijkt van invloed op de mate van bescherming
door de huidige generatie vaccins en na een eerder doorgemaakte infectie met een «klassieke»
variant. De afgelopen weken is deze mutatie in verschillende virusachtergronden over
de wereld onafhankelijk van elkaar ontstaan, hetgeen wijst op een evolutionair voordeel
van deze mutatie voor het virus. In beide gevallen vindt bron- en contactonderzoek
plaats en wordt sequencing gedaan van materialen van positieve contacten.
Ad 3) Maatregelenpakket: effect versoepelen op verspreiding virus
Het huidige maatregelenpakket is tot nu toe effectief gebleken in het terugdringen
van het aantal contacten en daarmee het voorkomen van besmettingen, door zowel de
klassieke variant als de VK-variant. Op basis van modellering concludeert het OMT
dat de avondklok in combinatie met de huidige bezoekbeperking, van maximaal 1 persoon
per dag, de Rt met ongeveer 10% heeft gereduceerd. Zonder het huidige maatregelenpakket
inbegrepen avondklok, zouden we in deze fase van de uitbraak veel meer besmettingen
hebben gehad en zou de druk op de zorg aanzienlijk hoger zijn geweest.
Op basis van modellering verwacht het OMT dat het aantal besmettingen en het aantal
ziekenhuis- en IC-opnames sterk zal gaan toenemen als in deze fase van de epidemie
maatregelen worden afgebouwd. Met de verdere opbouw van immuniteit door vaccinatie
en het te verwachten seizoenseffect, ontstaat er in de komende maanden meer ruimte
voor versoepelingen, mits deze stapsgewijs worden ingevoerd en hun effect zorgvuldig
gemonitord wordt, zodat er tijdig kan worden ingegrepen indien nodig.
Avondklok en bezoekbeperking
Het is de verwachting dat ook de druk op de zorg snel zal toenemen als de avondklok
en de bezoekbeperkingen in deze fase van de epidemie worden opgeheven. Loskoppelen
van de avondklok en de bezoekbeperking geeft een intermediair beeld, waar nog steeds
van belangrijke toename van zorgbelasting sprake is.
Het OMT adviseert daarom de avondklok en de bezoekbeperking te continueren tot een
volgend evaluatiemoment. Door de avondklok en bezoekbeperking aan te houden, is het
mogelijk enige ruimte te creëren voor aanpassingen van maatregelen in andere sectoren.
Hierin moeten dan wel keuzes gemaakt worden. Het OMT geeft aan dat deze keuzes niet
kunnen worden gebaseerd op een gedegen inschatting van het effect op het reproductiegetal
en de prognoses.
Op basis van modellering is wel duidelijk dat aanpassingen in meer dan een sector
tegelijk de zorg te veel onder druk zal zetten en maatregelen weer moeten kunnen worden
beëindigd als de toename van besmettingen uit de hand dreigt te lopen. Dat laat onverlet
dat, als een afweging moet worden gemaakt over verdere aanpassingen de komende tijd,
enkele uitgangspunten kunnen worden gehanteerd. Zo is het versoepelen van activiteiten,
waarbij sprake is van individuele, laagfrequente deelname en waarbij slechts een-op-een
contact is (met in acht neming van bronmaatregelen (zoals triage), collectieve maatregelen
(zoals de 1,5 meter-maatregel en hygiëne en het gebruik van mondneusmaskers) te prefereren
boven activiteiten waar groepen aan deelnemen en social mixing en persoonsverplaatsing
op grote schaal plaatsvindt.
Voortgezet onderwijs en onderbouw mbo
Het OMT adviseert om te starten met het versoepelen van de maatregelen in het voortgezet
onderwijs en de onderbouw van het middelbaar beroepsonderwijs. Voor het veilig inrichten
van onderwijs voor deze leeftijdsgroep zijn inmiddels kaders beschikbaar voor het
voortgezet onderwijs die ook kunnen worden gebruikt voor de onderbouw van het MBO.
Daarmee moet het mogelijk zijn om betreffende kinderen en jongeren minimaal 1 dag
per week naar school te laten gaan.
Bovenbouw mbo, hbo en wo
Wanneer de epidemiologische situatie het toelaat, zou de bovenbouw van het mbo het
hbo en het wo in een volgende fase heropend kunnen worden. Hiertoe zouden de genoemde
onderwijsinstellingen alvast voorbereidingen kunnen treffen, met name op het gebied
van testfaciliteiten omdat die hierbij zeer waarschijnlijk een rol gaan spelen. Het
OMT adviseert onderwijsinstellingen zich voor te bereiden op een (beperkte) heropening
en zich te gaan oriënteren op het organiseren en/of inrichten van testfaciliteiten,
waaronder de GGD-teststraat.
Buitenschoolse opvang
Het OMT adviseert buitenschoolse opvangfaciliteiten voorlopig gesloten te houden.
Het heropenen van de BSO wordt minder belangrijk geacht voor de algemene gezondheid
van kinderen en kan zorgen voor meer contacten tussen kinderen van verschillende groepen
en/of scholen.
Andere sectoren
Het OMT geeft aan dat het doorvoeren van versoepeling in meerdere sectoren betekent
dat er bereidheid moet zijn meer risico’s te aanvaarden op een toename van het aantal
besmettingen en belasting voor de zorg.
Een goede opvolging van het algemene maatregelenpakket blijft essentieel.
De kernboodschap over het belang van de bron (bijv. als je klachten hebt, blijf thuis
en test) en collectieve maatregelen (bijv. houd afstand, vermijd drukte en strikte
hygiëne) staat onverminderd. Het OMT is van mening dat het blijvend aandacht geven
aan de basisregels en het je laten testen bij klachten, essentieel bijdraagt aan het
naar beneden brengen en houden van het reproductiegetal. Ten slotte benadrukt het
OMT het belang van sequentie-analyse ten behoeve van kiemsurveillance en lokaal uitbraakonderzoek.
BAO-advies
Het BAO dat 22 februari heeft plaatsgevonden, kan zich in zijn algemeenheid vinden
in de adviezen van het OMT. Het BAO noemt het belang van een maatschappelijk ventiel
en is daarom voor een versoepeling van het voortgezet onderwijs en de onderbouw van
het mbo. Het BAO benadrukt richting de onderwijssector dat één dag fysiek onderwijs,
ook daadwerkelijk een minimum is en geeft aan dat moet worden bezien of met inachtneming
van het generiek kader er meer dagen onderwijs gegeven zou kunnen worden. Zo kan met
inzet van extra zalencapaciteit bij bijvoorbeeld sportverenigingen en culturele instellingen
aan meer leerlingen fysiek onderwijs worden aangeboden. Gemeenten kunnen hierin in
faciliteren. Daarnaast pleit het BAO dat de onderwijssector al start met het treffen
van voorbereidingen ten behoeve van het eventuele heropenen van de bovenbouw van het
mbo, hbo en wo.
In de paragraaf Maatregelen wordt nader in gegaan op de wijze waarop het kabinet opvolging
geeft aan het OMT-advies ten aanzien van het maatregelenpakket.
Brede maatschappelijke weging maatregelen
Zoals uw Kamer bekend, maakt het kabinet bij de bespreking van mogelijke maatregelen
een brede afweging waarin de te voorziene gevolgen op de volksgezondheid (inclusief
mentaal welzijn), de economie, de maatschappij, communicatie, gedrag, uitvoering en
handhaving betrokken worden. Mede naar aanleiding van de debatten met de Staten-Generaal
heeft het kabinet zich gerealiseerd dat de afweging die reeds gemaakt wordt explicieter
inzichtelijk gemaakt dient te worden. In de onderstaande passage wordt allereerst
inzicht gegeven in de afwegingen die ten grondslag liggen aan de besluitvorming van
heden. Daarnaast heeft het kabinet besloten om aanvullend op de reeds bestaande brede
maatschappelijke toets aan het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP), het Centraal Planbureau
(CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) te vragen om sociaaleconomisch
en maatschappelijk advies. Hiermee wordt de reeds bestaande systematiek doorontwikkeld.
Een toelichting op dit besluit volgt hieronder.
Hoofdlijnen brede maatschappelijke toets ten behoeve besluitvorming 23 februari
Naast het epidemiologisch advies van het OMT maakt de brede maatschappelijke toets
reeds een belangrijk onderdeel uit van de besluitvorming. Bij de dwarsdoorsnijdende
toets van het maatregelenpakket en de bepaling van de strategie, is onder andere advies
van de Corona Gedragsunit van het RIVM ingewonnen, dit advies vindt u in de bijlage5.
Hierbij een beknopte weergave van de resultaten van de brede maatschappelijke toets.
Uit de hoofdlijnen van de brede maatschappelijke toets behorende bij de besluitvorming
van 23 februari 2021 volgt het volgende beeld. De bestrijding van het virus vraagt
al heel lang heel veel van mensen. We hebben stevige maatregelen moeten nemen om het
virus te bestrijden en zijn genoodzaakt om die nog vol te houden. Nederlanders zijn
veerkrachtig, al begint de rek er bijvoorbeeld bij jongeren wel uit te raken. De stevige
maatregelen leiden onvermijdelijk tot economische schade en hebben ook grote impact
op het sociaal en mentaal welzijn van mensen. Het welbevinden van mensen staat door
de lange duur en de stapeling van maatregelen onder druk. Harde cijfers ontbreken,
maar signalen dat huiselijk geweld toeneemt worden sterker. De kindertelefoon meldt
een toename van telefoontjes over depressieve gevoelens en suïcidegedachten. Negatieve
effecten van maatregelen slaan ongelijk neer en kwetsbare groepen worden relatief
hard geraakt, zoals de planbureaus ook stellen. Denk aan kinderen en jongeren (hebben
doorgaans relatief veel sociale contacten), mensen uit een zwakker sociaal milieu
(minder comfortabele/veilige thuissituatie, verslechtering levensstijl) en mensen
zonder vast contract (ondernemers die schulden opbouwen, flexwerkers die hun baan
verliezen). De avondklok beperkt de individuele vrijheid van mensen en lijkt vooral
jongeren te raken, aangezien zij in de regel meer sociale contacten onderhouden. Sporten
heeft positieve gevolgen voor volksgezondheid en mentaal welzijn. Tenslotte komt naar
voren dat het op- en afschalen van maatregelen zoveel mogelijk voorkomen dient te
worden. Dit zou namelijk afbreuk doen aan het draagvlak voor maatregelen (en daaraan
gekoppeld naleving) en komt de handhaafbaarheid niet ten goede. Het toestaan van fysiek
onderwijs in het voortgezet onderwijs heeft uit sociaalmaatschappelijk en (lange termijn)
economisch perspectief prioriteit, gevolgd door het (gefaseerd) openen van middelbaarberoepsonderwijs
en hoger onderwijs. Als bijlage treft u het «Maatschappelijk beeld en doorontwikkeling maatschappelijke toets» die onder andere besproken is in het Catshuis dd. 21 februari 2021 en de besluitvormende
MCC-19 van dinsdag 23 februari 20216.
De opbrengsten van deze brede maatschappelijke toets zijn samen met het OMT-advies
betrokken bij de totstandkoming van onderstaand maatregelenpakket.
Doorontwikkeling sociaalmaatschappelijke en economische toets
De bestrijding van het virus vraagt al heel lang heel veel van mensen. Hoe langer
de crisis duurt, hoe duidelijker het wordt dat er bovendien niet alleen gevolgen zijn
voor de manier waarop we nu werken, zorgen, leren en contact met elkaar hebben, maar
dat er ook potentieel grote consequenties zijn voor de toekomst. Daarbij komt het
moment dat de meest kwetsbaren in onze samenleving zijn gevaccineerd en de druk op
de zorg afneemt hopelijk dichterbij. De planbureaus noemen dit in hun briefadvies7 een cruciale fase waarin de epidemiologische, economische en maatschappelijke belangen
en effecten een andere onderlinge weging zullen en moeten krijgen in de besluit- en
beleidsvorming.
De planbureaus SCP, CPB en PBL adviseren in hun briefadvies om bij het heropenen van
sectoren en het afbouwen van maatregelen steeds alle aspecten van de crisis te benoemen
en de korte- en langetermijneffecten ten opzichte van elkaar te wegen. Het is immers
niet denkbeeldig dat de oproep tot heropening in het ene maatschappelijke domein nu
of later negatieve consequenties in een ander domein heeft en daarmee de welvaart
eerder hindert dan versnelt.
Het kabinet heeft mede naar aanleiding van het briefadvies en eerdere besprekingen
met het parlement besloten om de bestaande sociaalmaatschappelijke en economische toets te verdiepen en de planbureaus te vragen in
gezamenlijkheid te adviseren in de vorm van een onafhankelijke analyse van de situatie
en eventueel voorgenomen beleid. Dit verzoek bestaat uit een onderdeel gericht op
de korte termijn (gericht op besluitvormingscycli) en de (middel)lange termijn.
Planbureaus worden voorafgaand aan de OMT-adviesaanvraag gevraagd om een maatschappelijk
beeld («stand van het land») op te leveren vanuit het sociaalmaatschappelijk en economisch
perspectief. Daarin kunnen kernindicatoren over de Nederlandse samenleving en economie
terugkomen, te denken valt aan werk, economie, gezondheid, psychisch welbevinden en
leefomgeving. Ook wordt het concept maatregelenpakket in dit voorstel ter advisering
voorgelegd aan de planbureaus, parallel aan het OMT-advies, waarbij het samen kijken
is naar het abstractieniveau dat geleverd kan worden. Bijvoorbeeld op doelgroep- en
sectorniveau («wat doet dit voor jongeren» en «hoe ontziet dit een sector» etc.).
Dit zullen geen doorrekeningen zijn, maar op basis van onderzoek geformuleerde aandachtspunten
om mee te wegen in de beleid- en besluitvorming. De overige onderdelen van de brede
maatschappelijke toets zoals uitvoering en handhaving zullen, overeenkomstig huidige
praktijk, uitgevraagd worden bij relevante partners.
Daarnaast worden de planbureaus ook gevraagd om binnen de respectievelijke expertises
te adviseren over de middellange en lange termijn in het kader van perspectief. Hierbij
kunnen indien de thematiek hiertoe aanleiding geeft de inzichten van de Coronadenktank
van de SER, de KNAW, en de Nationale Jeugdraad bij worden betrokken. Op basis van
een rollende agenda worden inhoudelijke vragen geïdentificeerd en belegd bij een of
meerdere van deze partijen. Op deze manier kan optimaal gebruik worden gemaakt van
alle aanwezige kennis.
De precieze processtappen worden nog met de planbureaus besproken. Belangrijk hierbij
is dat het aan de onafhankelijke planbureaus is en blijft om te bepalen wat zij kunnen
leveren. Bij besluitvorming worden zoals reeds bestaande praktijk relevante adviezen
en toetsen gewogen. Dit geldt zowel voor de besluitvorming over de maatregelen ter
bestrijding van het virus, als voor de nodige flankerende maatregelen. Eventueel advies
van de planbureaus zal, naast het OMT-advies, de uitvoeringstoets en de Catshuisstukken,
meegezonden worden met de Kamerbrief op de dag van besluitvorming en persconferentie.
Maatregelen
Het kabinet deelt het beeld dat er al heel lang heel veel wordt gevraagd van de samenleving
en onderschrijft de behoefte aan perspectief. Vandaar dat het kabinet zorgvuldig heeft
gekeken naar mogelijkheden voor verantwoorde versoepelingen van het maatregelenpakket,
gelet op het OMT-advies en de brede maatschappelijke toets.
Het kabinet heeft hierbij conform adviezen met prioriteit ingezet op het (gefaseerd)
mogelijk maken van fysiek onderwijs van het vo en mbo. Hierbij zullen voorwaarden
gelden, zoals de 1,5 meter maatregel. Dit is in lijn met het OMT-advies en de resultaten
van de brede maatschappelijke toets. Zoals aangegeven geeft het OMT aan dat het versoepelen
van activiteiten, waarbij sprake is van individuele, laagfrequente deelname en waarbij
slechts sprake is van een-op-een contact (met in acht neming van bronmaatregelen (zoals
triage) en collectieve maatregelen (zoals de 1,5 meter-maatregel en hygiëne en het
gebruik van mondneusmaskers)) te prefereren zijn boven activiteiten waar groepen aan
deelnemen en «social mixing» en persoonsverplaatsing op grote schaal plaatsvindt.
Het OMT geeft aan dat er de komende maanden meer ruimte ontstaat voor versoepelingen,
mits deze stapsgewijs worden ingevoerd en hun effect zorgvuldig gemonitord wordt,
zodat er tijdig ingegrepen kan worden indien nodig. Dit overwegende heeft het kabinet
besloten om contactberoepen toe te staan als ook het «winkelen op afspraak», onder
strikte voorwaarden zoals triage en reserveren. Dit dient zowel een economisch als
een sociaalmaatschappelijk doel (welzijn). Ten behoeve van het bevorderen van welzijn
van jongeren (zowel fysiek als mentaal), is besloten om de leeftijd waarvoor buitensport
op buitensportlocaties is toegestaan, te verhogen tot 27 jaar. Met deze versoepelingen
in combinatie met zorgvuldige monitoring van de effecten op de virusverspreiding,
worden volgens het kabinet verantwoorde risico’s genomen die tegemoetkomen aan de
brede wens vanuit de samenleving om meer ruimte te creëren, in het bijzonder voor
jongeren.
Tegelijkertijd wordt de rest van het maatregelenpakket gecontinueerd tot en met maandag
15 maart 2021. Dit is noodzakelijk gezien de ernstige epidemiologische situatie. Daarmee
blijft onder andere de avondklok en het advies om maximaal één bezoeker per dag te
ontvangen onverkort van kracht. Een nieuw moment van besluitvorming is voorzien voor
maandag 8 maart 2021. Ten behoeve van dat moment werkt het kabinet binnen de motie
van het lid Dijkhoff8 slimme plannen uit om te bezien of en welke aanvullende kleine stappen gezet kunnen
worden ter openstelling van de culturele sector, het onderwijs (hbo en wo), de horeca
en sport.
De hierboven genoemde versoepelingen voert het kabinet door ondanks de huidige zorgelijke
epidemiologische situatie. Het kabinet erkent het risico dat deze versoepeling van
de maatregelen voor een toename van het aantal contactmomenten en daarmee het aantal
besmettingen zal zorgen. Om dit risico zoveel mogelijk te beperken, zijn er voorwaarden
verbonden aan de versoepelingen en uiteraard geldt de anderhalve meter norm. En bij
versoepelen is het extra belangrijk dat mensen zich laten testen en in quarantaine
gaan als dit nodig is. Zoals eerder aangegeven, moeten we het virus maximaal controleren.
Mocht niettemin het epidemiologisch beeld verslechteren en de druk op de zorg toenemen,
dan kan het noodzakelijk zijn om de versoepelingen in de toekomst weer terug te draaien.
Wanneer dit onverhoopt noodzakelijk is, zullen versoepelingen in het onderwijs, mede
gezien het maatschappelijke belang, zo lang als verantwoord overeind blijven.
Bij dit alles benadrukt het kabinet, met het OMT, dat een goede opvolging van het
algemene maatregelenpakket essentieel blijft. De besluitvorming ten aanzien van de
individuele maatregelen wordt onderstaand nader toegelicht.
Verlenging dringend advies thuisbezoek en avondklok tot 15 maart 04.30 uur
Opnieuw staat het kabinet bij het besluit tot mogelijke verlenging van de avondklok
voor een moeilijke afweging. Enerzijds stelt het kabinet vast dat de avondklok een
zware maatregel is, die verregaand ingrijpt in levens van mensen. Tegelijkertijd heeft
het OMT, zoals eerder vermeld, geconcludeerd dat de avondklok in combinatie met de
huidige bezoekbeperking, van maximaal 1 persoon per dag, de Rt met ongeveer 10% heeft
gereduceerd. Zonder het huidige maatregelenpakket inbegrepen de avondklok, zouden
we in deze fase van de uitbraak veel meer besmettingen hebben gehad en zou de druk
op de zorg aanzienlijk hoger zijn geweest. Rekening houdend met de beperkte ruimte
voor versoepelingen en de maatschappelijke weging van de verschillende maatregelen,
heeft het kabinet besloten om de avondklok te verlengen tot 15 maart 04.30 uur. Deze
verlenging zal juridisch haar beslag krijgen door middel van een wijziging van de
Trm. Parallel hieraan verlengt het kabinet ook het dringend advies om maximaal één
bezoeker per dag thuis te ontvangen.
Zowel voor het in het voortgezet onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs, het
middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs
geldt vanaf 3 maart een uitzondering op de avondklok voor het volgen van praktijkonderwijs.
Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de motie van het lid Bruins c.s.9. Daarnaast geldt een uitzondering voor het volgen van voortgezet algemeen volwassenenonderwijs
in het examenjaar voor avondstudenten. Er gold reeds een uitzondering voor tentamens
en examens in het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk
onderwijs.
Met de avondklok en het dringend advies om maximaal 1 bezoeker te ontvangen, beperken
we het aantal contactmomenten in de avond- en nachturen en in thuissituaties. Dit
geeft nu ruimte voor de heropening van onder andere het vo en het mbo.
Onderwijs
Heropenen van het voortgezet onderwijs (vo) per 1 maart
Vanaf maandag 1 maart 2021 mogen de scholen in het voortgezet onderwijs (vo) weer
fysiek les gaan geven aan al hun leerlingen. Hierbij geldt de verplichting dat ook
leerlingen onderling 1,5 meter afstand moeten houden. Voor leerlingen in het voortgezet
speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en leerlingen die praktijkgerichte lessen
volgen op het vmbo is het houden van 1,5 meter afstand niet altijd mogelijk. Hier
geldt wel dat de afstand zoveel als mogelijk moet worden gehouden. Daarmee wordt de
huidige situatie voor deze leerlingen gecontinueerd. Leerlingen die een vast tweetal
vormen op een locatie van het vo worden ook uitgezonderd van de 1,5 meter-maatregel.
Mede naar aanleiding van de pilot Praktijktesten, komt er een uitzondering op de veilige
afstandsnorm voor leerlingen in het vo die zich verplaatsen in de gangen, voor zover
het feitelijk niet mogelijk is de veilige afstand te houden. In deze situatie blijft
de mondkapjesplicht gelden. Voor leerlingen in het vo blijft het mogelijk om binnen
te gymmen, mede met het oog op het examenprogramma. Hierbij geldt het advies om zo
veel als mogelijk de veilige afstand tot elkaar te houden en daar waar mogelijk buiten
te gymmen.
De heropening van het vo gaat gepaard met aanvullende maatregelen om onder meer het
afstand houden te bevorderen en het aantal verschillende contacten op school te beperken.
Deze maatregelen zijn uitgewerkt in het Generiek kader van het RIVM en een aanvullend
servicedocument. De sectorspecifieke protocollen worden op zeer korte termijn aangepast.
Met deze documenten hebben de scholen handvatten om de aanvullende maatregelen zo
goed mogelijk in de schoolspecifieke context te implementeren. Het is de verwachting
dat met de toepassing van het Generiek kader ongeveer een derde tot de helft van het
aantal leerlingen gelijktijdig op de school kan zijn. Daarbij geldt dat iedere leerling
minimaal één dag in de week naar school gaat. In de meeste gevallen zal er voldoende
ruimte zijn om meer leerlingen te ontvangen. In dat geval is voor scholen maatwerk
mogelijk en bovendien wordt in het voortgezet onderwijs toegestaan dat externe locaties
worden ingezet om leerlingen meer fysiek onderwijs aan te kunnen bieden.
Het kabinet roept scholen dringend op om, conform de eerder gegeven ruimte, bij verdeling
van deze ruimte aandacht te hebben voor examenleerlingen, leerlingen in een kwetsbare
positie en leerlingen op het vmbo die praktijklessen volgen, omdat deze leerlingen
in het bijzonder gebaat zijn bij fysiek onderwijs.
Heropenen van het mbo per 1 maart voor één dag per week per student
In het mbo wordt het vanaf 1 maart 2021 mogelijk om één dag per week per student fysiek
onderwijs te geven. Deze verruiming betreft een aanvulling op de uitzonderingen op
het afstandsonderwijs die tijdens de lockdown al gelden. De uitzonderingen die er
al waren betreffen kwetsbare studenten, studenten die examens, tentamens en toetsen
afleggen en studenten die praktijkonderwijs volgen. Bij de heropening dienen zowel
de 1,5m afstand regel als de overige RIVM-richtlijnen in acht te worden genomen. De
maximumcapaciteit wordt bepaald door de 1,5 meter-maatregel, waarbij een uitzondering
kan gelden voor het praktijkonderwijs. Met de aanbieders van openbaar vervoer zijn
landelijke en regionale afspraken over gespreide vervoerbewegingen gemaakt.
De overige RIVM-richtlijnen, waaronder de mondkapjesplicht, blijven eveneens van toepassing.
Zowel voor het mbo als het hoger onderwijs geldt vanaf 3 maart een uitzondering op
de avondklok voor het volgen van praktijkonderwijs. Voor tentamens en examens gold
deze uitzondering al. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de motie Bruins die
hier om vroeg.
Handhaving afstandsonderwijs hbo en wo
Voor het hbo en het wo wordt voorlopig het afstandsonderwijs gehandhaafd. Er blijft
een uitzondering gelden voor examens, tentamens, praktijkonderwijs en begeleiding
van kwetsbare studenten. Ook geldt zoals hierboven aangegeven vanaf 3 maart 2021 een
uitzondering op de avondklok voor het volgen van praktijkonderwijs. Voor tentamens
en examens gold deze uitzondering al.
Het kabinet begrijpt dat er ook in het ho grote behoefte is aan meer ruimte voor fysiek
onderwijs. Daarom wordt bezien of in een volgende fase ook het ho verder open kan.
Hogescholen en universiteiten kunnen zich hier alvast op voorbereiden, zoals ook in
het OMT-advies is aangegeven.
Over de verdere uitwerking van de heropening van het vo en mbo ontvangt uw Kamer een
separate brief. Deze wordt parallel aan uw Kamer gezonden.
Contactberoepen
In aanvulling op de medische contactberoepen worden per 3 maart 2021 ook de overige
contactberoepen weer toegestaan. Hiermee is het bijvoorbeeld voor kappers, schoonheidsspecialisten,
nagelstylisten, masseurs, auto- en motorrijinstructeur, chiropractors, osteopaten
en acupuncturisten weer toegestaan om hun beroep uit te oefenen. Hierbij dient vanzelfsprekend
sprake te zijn van behandeling op afspraak, registratie, triage en gebruik van mondkapjes.
Uitgezonderd van deze verruiming zijn de sekswerkers. Dit vanwege de bijzondere aard
van het contact dat gepaard gaat met dit beroep en de ervaren moeilijkheden bij het
opleggen van aanvullende verplichtingen als het werken op afspraak en het verstrekken
van persoonsgegevens ten behoeve van bron- en contactonderzoek.
Verhoging leeftijdsgrens voor buitensport op minder dan 1,5m tot 27 jaar
Gezien de in de brede maatschappelijke toets beschreven impact voor jongeren en de
positieve impuls die uit gaat voor de volksgezondheid en mentaal welzijn van sporten
heeft het kabinet besloten om per 3 maart 2021 de bestaande leeftijdsgrens voor sporten
op minder dan 1,5m afstand te verhogen tot 27 jaar. Deze verruiming betreft sporten
in teamverband op sportlocaties buiten, waarbij wedstrijden onderling met teams van
de eigen club toegestaan zijn. Regionale en andere competities zijn hierbij niet mogelijk.
Winkelen op afspraak in niet-essentiële detailhandel wordt toegestaan
Het kabinet staat de niet-essentiële detailhandel toe om per 3 maart 2021 te starten
met winkelen op afspraak. De voorwaarden zijn dat hierbij gebruik gemaakt wordt van
een vooraf te reserveren tijdslot van minimaal tien minuten en er 1,5m afstand gehouden
wordt. Daarbij geldt een maximum van twee klanten per verdieping per tijdslot. Dit
is van belang voor detaillisten waarvoor verkoop via onlinekanalen of bestellen en
afhalen geen goed alternatief is, bijvoorbeeld vanwege de aard van de producten die
ze verkopen of de kleine schaal van de winkel.
Juridische (herstel)punten en overige wijzigingen
Het kabinet kiest ervoor om een aantal wijzigingen in de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19 door te voeren. Ook worden een aantal omissies hersteld:
• Kleinschalige beheerde buitenspeeltuinen worden heropend. Hierbij geldt dat deze nadrukkelijk
verbonden dienen te zijn met de wijk.
• Er wordt een uitzondering gemaakt op het verbod op openstelling van publieke plaatsen,
ten behoeve van praktijkcertificering en -examinering van opleiding en cursussen die
benodigd zijn voor de uitoefening van beroep of bedrijf, bijvoorbeeld gericht op vaardigheden
en bedrijfsveiligheid. De verkoop van warme dranken bij tankstations tijdens avondklokuren wordt gecodificeerd;
• De uitzondering die geldt voor topsporters wordt verduidelijkt.
• Tot slot vindt een aantal wijzigingen plaats in de regelingen voor Europees Nederland
en Caribisch Nederland ten aanzien van reizigers, waaronder de vervanging van de term
PCR-test door de betere term NAAT-test. Voor Caribisch Nederland wordt tevens een
extra uitzonderingscategorie toegevoegd voor reizen van ten hoogste twee dagen.
Reizen
Vervoersverbod Duitsland
Tijdens het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 4 februari 2021
(Handelingen II 2020/21, nr. 53, debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus,
heeft het kabinet toegezegd na te gaan wat de overwegingen van het Robert Koch-Institut
zijn geweest in het adviseren van een vervoersverbod voor reizigers uit Portugal.
In Duitsland is sinds 30 januari jl. een verbod op grensoverschrijdend personenvervoer
per vliegtuig, schip, trein en bus van kracht voor een aantal landen, waaronder Portugal.
In de beoordeling van hoog risicogebieden door het Robert Koch-Institut bestaat een
categorie voor landen met een hoog risico vanwege het voorkomen van bepaalde varianten,
die niet of minder in Duitsland circuleren, en tot ernstigere ziekte of snellere verspreiding
kunnen leiden. Portugal wordt in deze categorie genoemd wegens de circulatie van de
B.1.1.7 (Britse) variant. De verspreiding van deze variant in Portugal was voor Duitsland
reden een vervoersverbod in te stellen voor dit land.
Het kabinet heeft het OMT op 21 januari jl. gevraagd te adviseren over de noodzaak
om voor Portugal, Dubai en eventueel andere landen een vliegverbod of andere maatregelen
in te stellen. In zijn 97e advies (deel II) (Bijlage bij Kamerstuk 25 295, nr. 950) heeft het OMT aangegeven dat er op dat moment geen landen toegevoegd hoefden te
worden aan de lijst met landen waar vliegverboden voor gelden, gezien de dubbele negatieve
testverplichting die al is ingeregeld en het dringend advies tot thuisquarantaine.
Het kabinet heeft dit advies overgenomen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de
stand van zakenbrief COVID-19 van 2 februari jl.10. Het RIVM zal de situatie met betrekking tot de verspreiding van de nieuwe varianten
blijven monitoren en gevraagd en ongevraagd adviseren indien een vliegverbod voor
bepaalde landen noodzakelijk geacht wordt.
Verkorting termijn negatieve testverklaring
Ook heeft uw Kamer middels de aangenomen motie van de leden Kröger en Van Dam11 het kabinet verzocht om de termijn waarbinnen de PCR-test voor reizigers moet zijn
uitgevoerd, ten opzichte van het moment van binnenkomst in Nederland, zoveel mogelijk
te minimaliseren. In de stand van zakenbrief COVID-19 van 13 januari jl.12 heb ik toegezegd om de mogelijkheid van een dergelijke verkorting te onderzoeken
en daarbij de ervaringen uit het buitenland mee te nemen.
Op dit moment geldt dat de verplichte negatieve testverklaring voor reizigers maximaal
72 uur oud mag zijn bij aankomst in Nederland. Het beleid in andere Europese lidstaten
verschilt per land. België, Luxemburg en Frankrijk hanteren een termijn van maximaal
72 uur voor vertrek, waarmee zij een langere termijn hanteren in vergelijking met
Nederland. Oostenrijk en Spanje hanteren net als Nederland maximaal 72 uur voor aankomst.
Duitsland en Denemarken hanteren een kortere termijn. In Duitsland geldt dat de testuitslag
maximaal 48 uur oud mag zijn bij aankomst. Wel accepteert Duitsland ook een negatieve
antigeentest en is het soms mogelijk voor reizigers zich binnen 48 uur na aankomst
te laten testen wanneer zij geen test voor vertrek hebben kunnen afnemen. Denemarken
hanteert een termijn van maximaal 24 uur voor vertrek, maar accepteert ook een negatieve
antigeentest.
Uit de bovenstaande inventarisatie blijkt dat de landen die een termijn korter dan
72 uur voor aankomst hanteren, de reizigers een alternatief bieden. Dit is zowel de
mogelijkheid van een test bij aankomst, of de mogelijk tot een antigeentest met een
kortere doorlooptijd. Daarnaast is Nederland het enige Europese land met een dubbele
testverplichting. Reizigers uit hoog risicogebieden die per vliegtuig of veerboot
naar Nederland reizen, dienen voorafgaand aan het aan boord gaan van het voertuig
ook een negatieve sneltest van maximaal 4 uur oud te kunnen tonen. Deze maatregel
beperkt het risico dat iemand inreist met een besmetting die is opgelopen na afname
van de PCR-test. De bovenstaande analyse en de aanvullende sneltestverplichting in
beschouwing genomen en rekening houdend met de uitvoerbaarheid, is het kabinet van
oordeel dat als algemene regel een termijn van 72 uur de kortst mogelijke termijn
van geldigheid van de negatieve PCR-testuitslag is. Het OMT heeft in het 97e OMT advies deel 1 (Bijlage bij Kamerstuk 25 295, nr. 943) over testverplichtingen voor de bemanning van vliegtuigen geadviseerd een PCR of
LAMP (niet ouder dan 72 uur) af te nemen en een antigeensneltest op de dag van vertrek.
Indien de PCR of LAMP test op de dag van vertrek en maximaal binnen 12 uur voor vertrek
is afgenomen, vervalt de noodzaak van een antigeensneltest voor vertrek. Het RIVM
heeft aangegeven dat dit ook geldt voor passagiers, omdat de PCR of LAMP test van
maximaal 12 uur voor vertrek gevoeliger is dan de antigeentest en daardoor dezelfde
of zelfs een betere betrouwbaarheid biedt. De wijziging helpt mogelijk crew en passagiers
in het buitenland waar de beschikbaarheid van antigeentesten beperkt is. Hiermee beschouw
ik deze motie als afgerond.
RIVM-advies over quarantaine van veerpont- en luchtvaartcrew en gedrag aan boord van
veerponten
In het licht van de huidige epidemiologische situatie heeft het RIVM geadviseerd om
aanvullende maatregelen omtrent het uitdelen en nuttigen van maaltijden en de rijvorming
bij het (aan- en) van boord gaan te nemen, op veerboten varend tussen het Verenigd
Koninkrijk en Nederland. Uitgangspunt is dat de maatregelen die gelden voor de horeca
op land worden vertaald naar vergelijkbare maatregelen aan boord. Hierbij moet in
acht worden genomen dat omstandigheden op bepaalde punten niet vergelijkbaar zijn.
In overleg met de sector, het Ministerie van I&W en het Ministerie van VWS is afgesproken
dat de sector maatregelen neemt om groepsvorming bij het nuttigen van maaltijden,
en rijvorming bij het aan en van boord gaan wordt tegengegaan. De verschillende maatschappijen
zullen hierop controleren.
Vergelijkbare gesprekken zijn gevoerd met de zeevisserijsector, waarbij het belang
van de naleving van de maatregelen nogmaals is benadrukt.
Scenario’s ontwikkeling van de epidemie
In het COVID-19 debat van 4 februari 2021 heb ik in antwoord op vragen van Segers
toegezegd scenario’s te schetsen over het verloop van de epidemie.
Het verloop van de epidemie wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. Een deel
van deze factoren zijn te beïnvloeden door ons gedrag en het beleid dat we voeren.
Op andere factoren hebben we echter weinig tot geen invloed. Denk daarbij aan de intrede
van nieuwe virusvarianten, de mate waarin vaccins daartegen bestand zijn, de mate
waarin mensen die gevaccineerd zijn het virus nog kunnen overdragen en onzekerheden
in de vaccinleveringen. Met scenario’s laten we zien:
• Wat de effecten kunnen zijn van de factoren waarop we weinig tot geen invloed hebben.
Het gaat dan om gevolgen voor de volksgezondheid, economie en samenleving.
• Hoe we ons daar beleidsmatig op voorbereiden via de factoren waarop we wel invloed
hebben: testen & traceren, vaccinatiebeleid, maatregelen en de sociaaleconomische
en maatschappelijke steunpakketten en herstelplannen.
Bij het bepalen van de ruimte steunt het kabinet op OMT-adviezen en maakt daarnaast
een brede maatschappelijke afweging. Een afweging die oog houdt voor zowel samenleving
als economie. Het verloop van de epidemie is moeilijk te voorspellen. Scenario’s kunnen
behulpzaam zijn om ons voor te bereiden op verschillende situaties die zich kunnen
voordoen.
Op 4 februari 2021 heb ik aangegeven te proberen de scenario’s in deze voortgangsbrief
te presenteren. Ik ben tot de conclusie gekomen dat hier iets meer tijd nodig is.
Over 2 weken zal ik u inhoudelijk informeren over de ontwikkelde scenario’s en de
doorvertaling daarvan naar het beleid.
Routekaart
Verdeling gezamenlijke epidemiologische ruimte
2 februari is de vernieuwde routekaart gepresenteerd. Met deze routekaart wordt het
voor de samenleving, ondanks alle onzekerheden in deze fase van de crisis, voorspelbaar
welk risiconiveau geldt en welke maatregelen in welke volgorde kunnen worden versoepeld.
De daadwerkelijke besluitvorming zal afhangen van het actuele beeld op dat moment
en weging van o.a. sociaaleconomische factoren.
De routekaart wordt iedere drie weken getoetst door het OMT, zodat we nieuwe inzichten
en ontwikkelingen mee kunnen nemen. Zoals de oplopende vaccinatiegraad, de lessen
die getrokken kunnen worden uit de Fieldlabs en op termijn het inzetten van toegangstesten
bij bepaalde evenementen of activiteiten. Daarmee blijft deze routekaart en de aanpak
actueel en adequaat.
De wens in de samenleving en het bedrijfsleven om te versoepelen is groot, begrijpelijk
en wordt gedeeld door het kabinet. Daarom kijken we samen met sectoren en branches
allereerst of we kleine stapjes bínnen het huidige zwaarste risiconiveau mogelijk
kunnen maken, in plaats van wachten op ruimte om over te stappen naar een nieuw en
lichter risiconiveau. Om dit uit te werken is het kabinet in gesprek met maatschappelijke
organisaties, branches, werkgevers- en werknemersorganisaties. Doel hiervan is om
met sectoren te komen tot plannen waarbij de samenleving en economie meer lucht krijgen,
en waarbij tegelijk de besmettingsrisico’s zoveel mogelijk beperkt blijven. Door zo
heel voorzichtige stappen binnen een risiconiveau te zetten, kunnen we wellicht eerder
ruimte geven aan samenleving en economie.
Het kabinet doet dit nadrukkelijk in samenwerking met sectoren, zodat we gebruik kunnen
maken van de slimme plannen die hiervoor in tal van sectoren al ontwikkeld zijn. Op
die manier zorgen we ervoor dat we zoveel als mogelijk komen tot intelligent maatwerk
dat in de praktijk ook toepasbaar en handhaafbaar is. Tegelijk vraagt de wens om ruimte
eerlijk te verdelen van sectoren uiteraard enige onderlinge solidariteit. Ook vraagt
het van sectoren flexibiliteit: het kan nu eenmaal zo zijn dat het epidemiologisch
beeld dusdanig verandert, dat bepaalde versoepelingen tijdelijk moeten worden teruggedraaid
of moeten worden beperkt.
Deze plannen die worden opgesteld samen met sectoren zijn input voor de voorziene
periodieke herijking van de routekaart. Op deze manier worden de verschillende plannen
voor versoepeling integraal afgewogen. Tegelijkertijd is een winstwaarschuwing gepast:
de ruimte zal de komende tijd zeer beperkt zijn. Dat maakt dat nog lang niet alles
wat bedacht zal worden aan tussenstappen, past binnen de beperkte ruimte die de epidemie
ons op korte termijn biedt. Wel zorgen we hiermee dat we in ieder geval klaar staan
op het moment dat die ruimte groter wordt, en geeft het daarmee tegelijkertijd ook
al enig perspectief. Bij de volgende stand van zakenbrief van 9 maart wordt de uitwerking
van dit traject opgenomen. Hiermee geef ik ook uitvoering aan de motie van het lid
Dijkhoff.13
Doorontwikkeling dashboard
Gebruikersonderzoeken
Sinds oktober 2020 vinden regelmatig kwalitatieve gebruikersonderzoeken onder burgers
plaats om te kunnen beoordelen of het coronadashboard duidelijk is en de informatie
bevat die mensen willen weten. Een gebruikersonderzoek bestaat uit individuele gesprekken
met heel verschillende Nederlanders, acht mensen per onderzoek. De deelnemers bekijken
cijfers, grafieken, designs, teksten of hele pagina’s van het dashboard en krijgen
onderdelen te zien die in voorbereiding zijn. De reacties leveren verbeterpunten op
die in de verdere ontwikkeling van het dashboard worden meegenomen. Inmiddels heeft
het gebruikersonderzoek zes keer plaatsgevonden. De belangrijkste resultaten staan
hieronder.
• De gebruikers vinden het coronadashboard prettig in gebruik en kunnen makkelijk informatie
vinden, zowel op een pc als op een tablet en mobiele telefoon. Zij waarderen de informatie
over hun regio en gemeente het meest. De waardering van het coronadashboard hangt
overigens samen met de mate waarin deelnemers informatie van de overheid vertrouwen.
• Sommige gebruikers zijn «coronamoe». Zij willen vooral weten of iets erger of juist
beter wordt, en willen niet te diep in alle informatie duiken. Sinds eind januari
heeft het dashboard daarom een nieuwe homepage die in één oogopslag de belangrijkste
trends laat zien. Sinds dat moment bevat het dashboard ook artikelen die uitleg geven
bij de cijfers en grafieken. Daarmee komen we tegemoet aan gebruikers die bepaalde
informatie minder interessant of ingewikkeld vinden omdat ze uitleg missen. Ook deze
nieuwe homepage is vooraf getoetst bij de gebruikers.
• Uit de onderzoeken is verder gebleken dat gebruikers behoefte hebben aan overzichtelijke
informatie over de geldende maatregelen. De maatregelen hebben daarom een prominente
plek gekregen op het dashboard. Ook de onlangs toegevoegde informatie over vaccinaties
voorziet in een grote behoefte. De wens van gebruikers blijft echter groot om te kunnen
zien wanneer ze zelf aan de beurt zijn.
Ook de komende tijd zullen er gebruikersonderzoeken plaatsvinden om te zorgen dat
het dashboard op een goede manier feitelijke informatie verschaft over de verspreiding
van het coronavirus.
Overige ontwikkelingen
Naast de wijzigingen als gevolg van de gebruikersonderzoeken, is het coronadashboard
permanent in ontwikkeling om steeds beter zicht op en inzicht in de ontwikkelingen
van het virus te geven. Onlangs zijn de sterftecijfers op gemeenteniveau toegevoegd.
Daarnaast bevat de gedragspagina nu ook informatie over de Coronamelder-app. Er worden
gegevens getoond over de hoeveelheid waarschuwingen en het aantal downloads van de
app. De pagina over vaccinaties is ook verder uitbereid; zo tonen we sinds afgelopen
week de vaccinatiebereidheid per leeftijdsgroep.
Quarantaine
In mijn brief van 2 februari jl. informeerde ik uw Kamer over de invoering van een
quarantaineplicht voor inreizigers uit hoog risicogebieden. Een dergelijke quarantaineplicht
is nodig voor de beperking van het risico op verspreiding van coronabesmettingen door
inkomende reizigers uit hoog risicogebieden. Vanwege de komst van nieuwe, snel verspreidende
virusmutaties, en het risico dat reizen uit hoog risicogebieden met zich mee brengt
op de verspreiding van mutaties, is een wettelijk verplichte quarantaine voor in reizigers
uit aangewezen hoog risicogebieden, als sluitstuk, noodzakelijk.
Met het invoeren van de quarantaineplicht worden de maatregelen in Nederland meer
in overeenstemming gebracht met de Europese Raadsaanbevelingen daarover waarin lidstaten
worden opgeroepen een quarantaineperiode te laten gelden voor reizigers uit hoog risicogebieden.
Nederland heeft zich aan deze Raadsaanbevelingen14 gecommitteerd. De verplichte quarantaine en de eventuele opheffing van overige reismaatregelen,
zoals de dubbele testverplichting voor reizigers per vliegtuig, zal onderdeel zijn
van nadere besluitvorming. De huidige vliegverboden voor de VK, Zuid Afrika en Zuid
Amerika, die deze week aflopen, zullen worden verlengd. Op basis van een op 1 maart
te ontvangen OMT-advies zal een heroverweging plaatsvinden.
Er wordt momenteel een spoedwetvoorstel voorbereid om de quarantaineverplichting voor
reizigers uit hoog risicogebieden mogelijk te maken. Ik hoop dit spoedwetsvoorstel
in maart 2021 aan de Kamers aan te bieden.
Het volgende moet hiervoor ingeregeld worden
• De identificatie van inreizigers
• Een vorm van registratie van deze inkomende reizigers
• Afspraken over wie als toezicht en handhavende instanties worden aangewezen
Daar worden de komende periode stappen in genomen. Ik verwacht u in de volgende brief
meer in detail te kunnen informeren hierover.
Communicatie-campagnes zullen worden ingezet om reizigers voor vertrek te informeren
over de regels met betrekking tot testen en quarantaine.
Sluiting bedrijven waar clusterbesmettingen zijn
In mijn vorige voortgangsbrief van 2 februari15 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet het voornemen heeft om een gerichte
bepaling van tijdelijke duur in de Wet publieke gezondheid op te nemen ter uitvoering
van motie van de leden Klaver en Ouwehand16. Het kabinet werkt momenteel een wetsvoorstel uit en verwacht het wetsvoorstel binnen
een aantal weken aan uw Kamer aan te kunnen bieden.
Testen en traceren
Doorontwikkeling teststrategie
De twee doelen van het testbeleid zijn:
1. Testen om het virus op te sporen en te bestrijden;
2. Testen om de samenleving stapsgewijs te openen.
Hieronder vat ik samen wat de stand van zaken is, welke acties worden ondernomen om
deze twee doelen te realiseren en geef ik aan welke actoren verantwoordelijk zijn
voor de uitvoering. Voor een grafische samenvatting hiervan verwijs ik u naar de bijlage17.
Spoor 1: Testen gericht op opsporen en bestrijden
1a Testen van risicodoelgroepen
De afgelopen weken hebben we een op- en neergaande ontwikkeling gezien in het aantal
testen dat werd afgenomen. Het ene moment daalde het aantal afnames met 15% ten opzichte
van de week daarvoor, het volgende moment daalde het aantal afnames met 5% ten opzichte
van de week daarvoor. In week 8 steeg de testvraag bij de GGD’en weer met circa 50%
ten opzichte van de week daarvoor (met in beide weken een dag sluiting vanwege extreem
weer). Kortom, het aantal testen daalde tot en met week 7, en dat kan een veelheid
aan redenen hebben, waaronder afnemende testbereidheid. Er wordt daarom extra ingezet
op communicatie om mensen te stimuleren om zich te laten testen bij klachten of wanneer
zij behoren tot één van de andere groepen die zich kunnen laten testen.
Omdat minder mensen zich laten testen, is er een overcapaciteit ontstaan in de testketen
en laboratoria. Het kabinet gaat ervan uit dat dit een tijdelijke situatie is: de
testvraag kent een grillig verloop en deze kan binnen korte tijd sterk toenemen. Recent
hebben we bovendien nieuwe groepen toegevoegd aan het testbeleid: kinderen onder 13
jaar, het testen van de ring rondom een besmette leerling in het primair onderwijs,
de reizigers en niet-nauwe contacten die zich ook op dag 5 kunnen laten testen en
de nauwe contacten die zich op dag 1 en dag 5 kunnen laten testen. We verwachten dat
het toevoegen van deze nieuwe groepen in combinatie met het risicogericht grootschalig
testen in steden en gemeenten en meer contact als gevolg van stapsgewijs openen van
de samenleving, de testvraag zal doen stijgen. Naast deze prognose, hebben we te maken
met onvoorziene vraagkatalysatoren en de Britse-variant die ervoor kan zorgen dat
er meer besmettingen komen, en dus meer mensen getest willen te worden.
1b Risicogericht grootschalig gebiedstesten
Update pilots Rotterdam-Charlois, Dronten en Bunschoten
In de vorige Kamerbrief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de
pilots. De laatste twee van de in totaal vier pilots (risicogericht) grootschalig
gebiedstesten zijn van start gegaan in Dronten en Bunschoten. De begeleidingscommissie
Grootschalig Risicogericht testen heeft inmiddels advies gegeven over het plan van
aanpak van Bunschoten; ik voeg deze als bijlage18 bij deze brief toe.
Het overkoepelende doel van alle pilots is meer zicht op het virus te krijgen door
op grote schaal proactief te testen. De pilots geven ons belangrijke inzichten in
de effecten van de verschillende aanpakken op de testbereidheid en het naleven van
de quarantaine- en isolatiemaatregelen. De pilot in Lansingerland is afgerond. De
pilot in Rotterdam-Charlois is in de eerste week van februari van start gegaan en
loopt tot en met 7 maart, de pilots in Dronten en Bunschoten lopen tot en met 21 maart.
De eerste tussentijdse resultaten verwachten we begin maart.
In zowel Rotterdam-Charlois, Dronten als Bunschoten hadden de pilots bij de start
te maken met het Nederlandse winterweer, waardoor een deel van de week de testlocaties
gesloten bleven en minder afspraken gemaakt zijn dan ingecalculeerd. Inmiddels zijn
alle testlocaties weer geopend. Op vrijdag 19 februari waren er respectievelijk in
Rotterdam-Charlois, Dronten en Bunschoten ongeveer 8500, 6700 en 5500 mensen getest.
Vervolg pilots risicogericht grootschalig testen
Op dit moment ben ik met onder andere de GGD GHOR, regionale GGD’en, Dienst Testen
en het RIVM in gesprek over het vervolg van de pilots. Ik wil verkennen of en hoe
grootschalig risicogericht testen als extra instrument in de gereedschapskist van
de GGD GHOR kan worden opgenomen. De verkenning hoe en wanneer het grootschalig risicogericht
testen een oplossing kan zijn en het verkrijgen van de resultaten uit de pilots loopt
parallel aan elkaar. In de verdere planning van mogelijke uitrol van grootschalig
risicogericht testen wordt uiteraard rekening gehouden met uitkomsten van deze onderzoeken,
om te bepalen wanneer het een zinvol instrument kan zijn om beter zicht op het virus
te krijgen. Ik verwacht uw Kamer in maart te kunnen informeren over de mogelijke vervolgstappen.
Definitieve uitkomsten Lansingerland
De begeleidingscommissie Grootschalig Risicogericht Testen is bijeengekomen om de
resultaten van de pilot in de gemeente Lansingerland en de eerste resultaten van de
pilot in Charlois door te nemen. Daarnaast heeft de commissie geadviseerd over de
kaders voor de inzet van het instrument grootschalig risicogericht testen. Zij adviseert
naast indicaties de voorwaarden van proportionaliteit en subsidiariteit te hanteren
om te bepalen of grootschalig risicogericht testen ingezet kan en zou moeten worden.
Hiermee staat de mate waarin grootschalig risicogericht testen verwacht wordt inzichten
te geven en of grootschalig risicogericht testen de beste maatregel is voor een specifieke
vraagstelling centraal. Ik voeg het advies als bijlage19 bij deze brief toe.
Risicogericht grootschalig gebiedstesten en R-waarde
Ik heb aan het RIVM gevraagd om de effecten van grootschalig gebiedstesten op de R-waarde
opnieuw te modelleren nu er meer bekend is over de mogelijkheden dan in november vorig
jaar, toen het OMT hierover heeft geadviseerd in het achtergronddocument «Grootschalig
testen van personen zonder klachten» bij het 89e OMT-advies. De resultaten daarvan
zal ik in de komende stand van zakenbrief met de Kamer kunnen delen. Hiermee voldoe
ik aan de toezegging aan het lid Ellemeet in het AO inzake de tijdelijke testsamenleving
van 10 februari jl. om te onderzoeken wat de modelleringseffecten op de R zijn als
gevolg van risicogericht grootschalig gebiedstesten.
1c Testen op primair- en voortgezet onderwijs bij uitbraken
Primair onderwijs
In mijn vorige stand van zakenbrief heb ik geïnformeerd over het voorgenomen test-
en quarantainebeleid bij een besmetting op een basisschool en op de kinderopvang en
het voornemen om kinderopvangmedewerkers met klachten toe te voegen aan de prioriteitsstraten
zodat zij zich met voorrang kunnen laten testen. Dit beleid is per 8 februari geïmplementeerd.
Onderwijspersoneel dat naar voren komt uit het bron en contactonderzoek uit categorie
2 contacten zullen binnenkort ook op dag 5 getest worden in de prioriteitsstraat.
Deze aanvulling op het testbeleid zorgt ervoor dat besmettingen op school snel worden
opgespoord en dat een uitbraak voorkomen kan worden zodat het fysieke onderwijs zoveel
mogelijk doorgang kan vinden.
In aanvulling hierop worden op korte termijn pilots gestart met het frequent sneltesten
van leraren in het primair onderwijs. Tijdens de pilots kan onderwijspersoneel zonder
klachten zich meerdere keren per week preventief asymptomatisch laten testen door
middel van een sneltest. Onderwijspersoneel met klachten kan getest worden via de
prioriteitsstraat bij de GGD.
Binnen de pilots worden twee routes gevolgd:
1. Het sneltesten vindt plaats door middel van zelfafname. Dit houdt in dat het personeel
een test bij zichzelf afneemt.
2. Het sneltesten vindt plaats op een testlocatie in of bij de school en wordt uitgevoerd
door een commerciële partij.
We starten de pilots bij een beperkt aantal basisscholen en breiden zo snel als mogelijk
verder uit. Om de effecten van het inzetten van sneltesten in beeld te krijgen wordt
een monitor- en evaluatieonderzoek opgezet. Dit is van belang om de effecten van het
aanvullend testen op de continuering van het onderwijsproces in kaart te brengen.
Aan de hand van de resultaten van het onderzoek wordt voor een van de twee routes,
dan wel een combinatie van de routes gekozen voor de opschaling. Daarin wordt dan
ook aanbod voor het personeel van het voortgezet onderwijs meegenomen. De planning
is om binnen drie maanden een landelijk dekkend aanbod te hebben van pilots. Het kabinet
trekt ca. € 0,9 miljoen uit voor de voorbereiding en uitvoering van deze pilots. De
kosten voor deze pilots bestaan uit de daadwerkelijke sneltesten door commerciële
partijen, de kosten voor het onderzoek, voor communicatie rondom de pilots en voor
de logistiek. De kosten van de landelijke uitrol worden nog geraamd, hierover wordt
uw Kamer op een later moment geïnformeerd.
Voortgezet onderwijs
Ook in het voortgezet onderwijs is het van belang om de introducties en verdere verspreiding
van het virus te beperken. Daarom gaat de heropening van het voortgezet onderwijs
gepaard met aanvullende maatregelen, zoals het houden van afstand en het beperken
van het aantal verschillende contacten op school. Daarnaast blijft het belangrijk
dat leerlingen of leraren met klachten thuis blijven en zich zo snel mogelijk laten
testen.
In de afgelopen weken hebben een dertigtal middelbare scholen ervaring opgedaan met
de inzet van sneltesten nadat een besmetting bekend was. Doordat de scholen dicht
waren, de leerlingen inmiddels afstand van elkaar hielden, en de besmettingsgraad
is gedaald, is er veel minder getest dan vooraf verwacht. Daarom verlengen we de pilot
tot eind maart, zodat er goede conclusies kunnen worden getrokken.
Deze pilot levert een aantal uitvoeringsvragen op, die het testbeleid en de inzet
van sneltesten belemmeren. Ook bij een overstap naar de inzet van begeleid zelftesten
zijn deze kwesties aan de orde. Om hierin een doorbraak voor elkaar te krijgen, heeft
het kabinet een expertgroep gevraagd hierover een advies uit te brengen. De expertgroep,
met leden vanuit het onderwijsveld, GGD, RIVM, IGJ en de epidemiologie en onder leiding
van de voorzitter van de LCT, wordt gevraagd binnen twee weken met een advies te komen
over hoe de inzet van sneltesten, inclusief het begeleid zelftesten, vorm kan krijgen
voor categorie 3 contacten bij risicogericht testen en pre-emptive testen. In dit
advies worden meegewogen de testbereidheid, het juridische kader, de snelheid en frequentie
van het testen, de uitvoerbaarheid en de opschaalbaarheid. Daarnaast wordt gevraagd
te adviseren over hoe, met respect voor privacy en veiligheid, een praktisch hanteerbare
organisatie voor deze wijze van testen vorm kan krijgen. Dit advies is, naast het
VO, ook gericht op het MBO, HBO en WO (spoor 2c) en zal ook van toepassing kunnen
zijn voor werkgevers en werknemers om veiliger werken mogelijk te maken (spoor 2b).
Tegelijkertijd is inmiddels het bron- en contactonderzoek voor leerlingen in het voortgezet
onderwijs geïntensiveerd. Op het moment dat er toch besmettingen plaatsvinden, geldt
dat zo spoedig mogelijk de categorie 2 (nauwe) contacten en categorie 3 (overige)
contacten geïdentificeerd worden door de GGD in samenwerking met de betreffende school.
Voor categorie 2 (nauwe) contacten gaat het dan om leerlingen en leerkrachten die
zich in 24 uur langer dan 15 minuten binnen 1,5 meter afstand van een besmet persoon
hebben bevonden. Voor hen geldt dat zij direct in quarantaine gaan voor 10 dagen,
én zij worden opgeroepen zich zo snel mogelijk en op dag 5 na blootstelling bij de
GGD-teststraten te laten testen. Bij een negatieve testuitslag van de test op dag
5 wordt de quarantaine opgeheven en kan de leerling of leraar terug naar school. Categorie
3 (overige) contacten hoeven niet in quarantaine en worden opgeroepen zich op dag
5 te laten testen bij de GGD.
Spoor 2 Testen om de samenleving te openen
Naast het testen om het virus op te sporen en te bestrijden, gaat het kabinet ook
meer testen mogelijk maken om de samenleving stapsgewijs steeds meer te openen. Het
kabinet zet nieuwe stappen die hiervoor perspectief bieden door te testen voor veilige
toegang tot het sociale leven en veiliger werken en studeren. Hieronder staan deze
stappen toegelicht.
2a Testen gericht op veilige toegang tot het sociale leven (spoor 2a)
In het kader van het openen en continueren van de samenleving geven de Ministeries
van VWS, EZK en OCW gezamenlijk vorm aan spoor 2a aan het vormgeven. In dit spoor
is het de bedoeling dat burgers een testbewijs kunnen krijgen waarmee ze tijdelijk
toegang kunnen krijgen tot bijvoorbeeld evenementen en activiteiten in economie, cultuur
en sport. Om dit mogelijk te maken lopen voorbereidingen voor een wetstraject voor
een testbewijs, digitale ondersteuning via een app, en dient een fijnmazige infrastructuur
van testcapaciteit te worden gerealiseerd. De Stichting Open Nederland, die als doel
heeft een bijdrage leveren aan het heropenen van Nederland gedurende en na afloop
van de COVID-19 pandemie, organiseert in opdracht van het kabinet een landelijk en
fijnmazig netwerk van locaties waar burgers zonder symptomen zich op COVID-19 kunnen
laten testen. De Stichting Open Nederland bundelt de kennis en kunde die nodig is
om een operatie van deze omvang en complexiteit in relatief korte tijd te realiseren.
Gelet op het doel om grootschalig testen voor de Nederlandse bevolking te faciliteren,
vind ik het van bijzonder groot belang om zorg te dragen voor de financiering van
de opdracht, inclusief de kosten voor de coördinerende taken van de stichting, omdat
hiermee kwartier wordt gemaakt voor de uitrol van testcapaciteit. Ik heb derhalve,
in afstemming met de Ministers van EZK, OCW en Financiën, besloten tot het verstrekken
en financieren van een opdracht tot het uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden
voor de uitrol van testcapaciteit (fase 0). Hiermee kunnen de benodigde voorbereidingen
slagvaardig worden getroffen. Voor de goede orde, over het vervolg van de verdere
opbouw van de testcapaciteit moet in het kabinet nog besluitvorming plaatsvinden.
Tevens volgt besluitvorming over de inzet van testbewijzen, het benodigde wetsvoorstel,
de daadwerkelijke realisatie van de testcapaciteit en de prioritering van sectoren/voorzieningen
volgen dus nog.
Realisatie testcapaciteit
In de tweede week van februari is begonnen met het opzetten van de eerste dertig testlocaties
waar de coronatesten kunnen worden afgenomen en testbewijzen, wanneer dit wettelijke
en praktisch mogelijk is, worden gegenereerd. Het voornemen is om in maart zeventig
locaties te bouwen om de locaties begin april operationeel te hebben. De bouw en operationalisering
van deze locaties gebeurt in nauwe samenwerking met Stichting Open Nederland, Project
Amsterdam en met EZK en OCW. Het streefdoel rondom de opbouw van testcapaciteit gaat
van 25.000 testen per dag per 1 maart naar 400.000 testen per dag in mei. Hierover
vindt vanuit het oogpunt van haalbaarheid en kosteneffectiviteit stapsgewijze besluitvorming
plaats. Hiermee voldoe ik aan de toezegging gedaan in het AO inzake de tijdelijke
testsamenleving van 10 februari jl. om dieper in te gaan op de testcapaciteit in spoor
2.
Ontwikkeling testbewijs
In de brief van 2 februari jl. informeerde ik uw Kamer over het advies van de Gezondheidsraad
van 14 januari jl. Hierbij geef ik u een reactie op dit advies. Het kabinet is van
mening dat de inzet van het verplichte testbewijs een aanvullende maatregel kan zijn
om de samenleving op verantwoorde wijze, stap voor stap, te kunnen openen in de periode
dat de vaccinatiegraad nog niet hoog genoeg is. Het kabinet zal daarom de inzet van
het testbewijs verder uitwerken. Het advies van de Gezondheidsraad en het daarin opgenomen
afwegingskader zijn hierbij vanzelfsprekend belangrijke uitgangspunten. In aanvulling
daarop hanteert het kabinet de volgende uitgangspunten. Het verplichte testbewijs
zal alleen in een specifieke situatie worden ingezet om beperkende maatregelen voor
bepaalde voorzieningen of activiteiten te versoepelen of sneller los te laten. Het
testbewijs zal niet worden ingezet als een extra beperkende maatregel. Dit maakt het
verplichte testbewijs een tijdelijke maatregel: immers hoe minder beperkende maatregelen
hoe minder noodzakelijk een testbewijs is. Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging in
het plenaire debat van 9 december 2020 om de Kamer te over de testsamenleving naar
aanleiding van het Gezondheidsraad advies en het debat hierover te vervolgen20. Ook voldoe ik hiermee aan mijn toezegging in het AO inzake de tijdelijke testsamenleving
van 10 februari jl. over het geven van een beleidsreactie op het advies van de Gezondheidsraad.
De inzet van het testbewijs betekent een impliciete testverplichting voor bezoekers
aan bepaalde voorzieningen of activiteiten en raakt daarmee aan grondrechten. Voor
de verplichte inzet van een testbewijs is daarom een specifieke wettelijke basis noodzakelijk.
Ik tref daarom voorbereidingen voor de wijziging van hoofdstuk Va Tijdelijke bepalingen
bestrijding epidemie covid-19 in de Wet op de publieke gezondheid. In het wetsvoorstel
komt vast te liggen voor welke type voorzieningen of activiteiten het testbewijs verplicht
kan worden, naast eventuele inzet van testbewijzen door private partijen. Bij de afbakening
van de voorziening zal ik de motie van het lid Azarkan inzake toegang tot publieke
voorzieningen ongeacht vaccinatie- of teststatus betrekken. Hiermee voldoe ik aan
de toezegging in de stand van zakenbrief van 12 januari jl.21 om de Kamer te informeren over het standpunt dat het kabinet inneemt ten aanzien
van het advies van de Gezondheidsraad en daarbij de motie van het lid Azarkan inzake
toegang tot publieke voorzieningen ongeacht vaccinatie- en teststatus betrekken. Bovendien
voldoe ik hiermee aan de motie van het lid Azarkan om publieke voorzieningen voor
iedereen mogelijk te maken ongeacht vaccinatie- of teststatus22.
Vervolgens zal in een ministeriële regeling een nadere precisering van de voorzieningen
en activiteiten worden gegeven en onder welke voorwaarden een testbewijs daadwerkelijk
zal worden verplicht. Dit zal uiteraard afhankelijk zijn van de epidemiologische situatie
en uitvoeringsaspecten zoals beschikbare testcapaciteit. In dit toetsingskader zal
het advies van de Begeleidingscommissie Digitale Ondersteuning Covid-19 van 9 februari
jl. worden betrokken.
Aan de hand van de systematiek van de routekaart zal het kabinet over de daadwerkelijke
inzet van het verplichte testbewijs beslissen. Concreet betekent dit dat het kabinet
iedere drie weken, op basis van een OMT-advies, kan besluiten om met de inzet van
het verplichte testbewijs bepaalde maatregelen uit de routekaart te versoepelen. Het
versoepelen van maatregelen is daarmee nadrukkelijk onderdeel van het testbeleid in
zijn geheel.
Ik overleg met de betrokken departementen en sectoren over bij welk type voorzieningen
en activiteiten en onder welke voorwaarden het verplichten van een testbewijs mogelijk
én wenselijk is. Voor dit overleg wordt gebruik gemaakt van de uitkomsten van de Fieldlabs
waar de toepassing van het testbewijs wordt getoetst. Het wetsvoorstel maakt ook meer
grootschalige pilots mogelijk, zodat op een later moment ook de opschaalbaarheid van
het testbewijs kan worden onderzocht. Het streven is uw Kamer eind maart het wetsvoorstel
te sturen.
Zoals eerder aangekondigd werk ik aan een digitale applicatie voor het testbewijs,
te weten CoronaCheck. Hiermee kan een negatief testresultaat in een app omgezet worden
in een testbewijs. Er wordt naast deze digitale toepassing aan een alternatief gewerkt
waarbij geen smartphone benodigd is. Aan het ontwerp van beide applicaties worden
hoge eisen gesteld waaraan ik geen concessies doe. Net als eerder bij CoronaMelder
en GGD Contact is daarom sprake van privacy & security by design, een open ontwikkelproces,
open source waar technisch mogelijk, geen nieuw centraal register van persoonlijke
gegevens maar decentrale verwerking in de app zelf en een passende set van beveiligingsmaatregelen.
Hierbij is het ook passend dat de app zich op basis van ervaringen in de eerste weken
doorontwikkeld wordt.
De belangrijkste afweging die we hebben te maken bij de ontwikkeling van de applicaties
is het vinden van de juiste balans tussen de mate van bescherming van persoonsgegevens
en het tegengaan van misbruik. Testbewijzen zijn bedoeld om toegangscontrole mogelijk
maken voor mensen die kunnen aantonen dat ze recent negatief getest zijn. Dergelijke
negatieve testuitslagen bevatten in de regel veel gevoelige persoonsgegevens, zoals
Burgerservicenummers en de testuitslag zelf. Voorkomen moet worden dat dergelijke
persoonsgegevens worden overgedragen aan de controleur van het bewijs, terwijl de
betrokkene geen controle heeft over waar die gegevens daarna verder voor worden gebruikt.
Tegelijkertijd is er de wens om misbruik te voorkomen om zo de risico op verspreiding
van het virus zo klein mogelijk te houden. Het verkleinen van de kans op misbruik
moet daarom worden afgewogen tegen de verwerking van kwetsbare persoonsgegevens. Temeer
omdat met het verplicht testbewijs ook het verplicht tonen ontstaat van de gegevens
in dit bewijs.
Ik hecht eraan om het belang van privacy en informatieveiligheid in dit geval zwaarder
te laten wegen dan het volledig uitsluiten van alle mogelijke misbruik. Dit omdat het gaat om uiterst gevoelige gegevens
die zouden worden getoond aan private controleurs bij toegang tot allerlei voorzieningen
of activiteiten. Uiteraard zullen wel technische maatregelen genomen moeten worden
om de meest voor de hand liggende vormen van misbruik zo veel mogelijk te voorkomen.
Ik heb gevraagd hieraan veel aandacht te besteden in de ontwikkeling van de digitale
applicatie voor het testbewijs. Denk daarbij aan het ophalen van testbewijzen met
behulp van DigiD om eker te zijn over iemands identiteit. Zo kunnen we misbruik aan
de voorkant voorkomen en kunnen we op straat af met minder persoonsgegevens.
De Begeleidingscommissie Digitale Ondersteuning Bestrijding COVID-19 adviseert in
zijn 17eadvies van 9 februari23 dat, als ook private digitale toepassingen voor testbewijzen worden ingezet, eerst
tot een toelatingskader moet worden gekomen voor dergelijke private apps. Gezien de
uitvoeringslasten van een dergelijk kader, waaronder de toelating en toetsing van
private testbewijzen en het toezicht en de handhaving hierop, richt ik op dit moment
de aandacht op door de overheid gerealiseerde toepassingen voor zowel digitale als
niet digitale testbewijzen. Mocht in de uitvoering worden gekozen voor inzet van ook
private apps, dan zal ik dit advies zeker meenemen.
OMT advies Testbewijs
Toegang bieden tot een eenmalig activiteit is, ook bij inzet van een testbewijs, niet
zonder risico’s. Mensen met een negatieve testuitslag kunnen op een bepaald moment
kort daarna alsnog besmettelijk blijken te zijn, doordat iemand bij afname in het
begin van de besmettingscyclus zat waarbij de viruslading op het moment van afname
nog laag was. Bij een activiteit kan dan ondanks een negatieve testuitslag een verspreidingsrisico
ontstaan. Het kabinet heeft het OMT daarom gevraagd te adviseren over de geldigheidsduur
van verschillende typen testen bij het gebruik als toegangstest voor een eenmalig
evenement.
Het OMT geeft aan dat voor de PCR-test een geldigheid van 48 uur wordt aangehouden
(zoals bij de huidige fieldlabs). Het OMT adviseert voorts om voor (antigeen)sneltest
een geldigheid van maximaal 24 uur aan te houden, gerekend van testafname tot aan
het einde van de activiteit.
Bij de toegangstestcapaciteit zal zowel gebruik worden gemaakt van antigeentesten
als andere typen snelle testmethoden met een sensitiviteit die vergelijkbaar is met
de PCR-test. Idealiter zouden verschillende typen testen en de geldigheid dan ook
gekoppeld kunnen worden aan verschillende typen activiteiten. In de uitvoering zal
dit worden onderzocht, maar dit zal leiden tot veel complexiteit.
Vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid heeft het kabinet dan ook een voorkeur om geen
onderscheid te maken in geldigheidsduur. Nu heeft het OMT in het 94e advies al aangegeven
dat de uitslag van antigeentesten een geldigheid van maximaal 48 uur heeft, rekening
houdend met het specifieke doel waarvoor de test wordt afgenomen. Het kabinet wil
daarom als uitgangspunt hanteren dat een testuitslag 48 uur geldig is, ongeacht het
type test, maar alleen als de omstandigheden dit toelaten. Dit betreft de epidemiologische
situatie enerzijds en het risicoprofiel van de activiteit anderzijds. Afhankelijk
van de epidemiologische situatie zullen volgens de systematiek van de routekaart bepaalde
typen activiteiten wel of niet mogelijk zijn, en zullen basismaatregelen wel of niet
kunnen worden losgelaten. Aanvankelijk zullen alleen activiteiten met een laag risicoprofiel
weer mogelijk zijn (bijvoorbeeld een theatervoorstelling waar wordt stilgezeten en
placering mogelijk is), en pas later ook activiteiten met een hoger risicoprofiel
(bijvoorbeeld een popconcert waar gedanst en meegezongen wordt). Dat betekent dat
de situatie steeds voldoende veilig moet zijn om ervan uit te kunnen gaan dat deelname
aan een activiteit mogelijk is met een negatieve uitslag van een test die maximaal
48 uur vóór het einde van de activiteit is afgenomen. Daarnaast zal het kabinet bij
ontwikkeling van beleid rond toegangstesten benadrukken dat bezoekers van eenmalige
activiteiten geen klachten of bekende blootstelling mogen hebben om het risico op
een niet-gedetecteerde besmetting te minimaliseren.
2b en 2c Testen gericht op veiliger werken en studeren
Tot op heden was het landelijk testbeleid gericht op het testen van mensen met klachten
en/of een bekende blootstelling of hoog risico daarop. Naast het risicogericht testen,
dat primair tot doel heeft om het virus op te sporen en te bestrijden, wil het kabinet
ook meer preventief en frequent testen met antigeensneltesten van mensen zonder klachten
en zonder bekende blootstelling mogelijk maken. Deze verbreding van het testbeleid
biedt mogelijkheden voor veiliger werken en studeren door besmettingen sneller te
identificeren, vroegtijdig te kunnen starten met het traceren van besmette personen
en daarmee uitbraaksituaties te voorkomen. Hoewel antigeen(snel)testen een beperkte
gevoeligheid hebben, zeker bij mensen zonder klachten, kunnen deze bij herhaald testen
in een bepaalde doelgroep of setting meerwaarde hebben, doordat meer positieve gevallen
worden opgespoord dan wanneer niet wordt getest. Herhaald testen met antigeentesten
kan daarom bijdragen aan de doelstelling van veiliger werken en studeren. In alle
gevallen moet duidelijk zijn dat het hierbij gaat om testen op basis van vrijwilligheid.
Veiliger werken (spoor 2b)
Het kabinet kiest voor het mogelijk maken van testen van werknemers zonder klachten
met antigeensneltesten. Vanwege de lockdown is dit voor een beperkte doelgroep. Op
dit moment geldt dat het kabinet, in lijn met het advies van het OMT, dringend advies
heeft afgegeven om thuis te werken. Echter, er zijn situaties waarbij het niet mogelijk
is om thuis te werken en waar de 1,5 meter moeilijk te handhaven is. Voor deze situaties
geldt dat preventief en frequent testen kan worden ingezet om veiliger werken mogelijk
te maken.24 Het kabinet heeft, samen met werkgevers- en werknemersorganisaties, deze criteria
opgesteld om werkgevers en werknemers te ondersteunen bij thuiswerken. Deze criteria
helpen individuele werkgevers en werknemers bij het maken van afwegingen of een werknemer
thuis of op locatie kan werken en kunnen onduidelijkheden wegnemen. De Minister van
SZW zal uw Kamer hierover op korte termijn informeren. Hiermee voldoe ik aan de motie
van het lid Marijnissen c.s. d.d. 26 januari jl.25
Sinds december kunnen werkgevers via bedrijfsartsen en arbodiensten centraal ingekochte
sneltesten bestellen om hun werknemers (met klachten) te laten testen. Hiervoor is
een toolkit ontwikkeld en gepubliceerd waarin staat aangegeven hoe werkgevers dit
op een verantwoorden en veilige manier kunnen doen. Ook is de helpdesk live gegaan
waar werkgevers en bedrijfsartsen terecht kunnen met al hun vragen. Werkgevers en
instellingen kunnen via de LCH gevalideerde sneltesten bestellen.
Momenteel verken ik samen met VNO-NCW of werkgevers, waarbij bovenstaande werksituaties
van toepassing zijn, ondersteund kunnen worden bij het preventief testen van werknemers
zonder klachten middels (begeleide) zelfafname. Wanneer de werkgever deze vorm van
testen wil toepassen, is van belang dat de werkgever hierbij het advies van het 100ste OMT, voor wat betreft frequent testen in werksituaties volgt. Het blijft daarbij
van belang om altijd de geldende landelijke maatregelen te handhaven en goed met de
werknemers te communiceren over hoe de uitslag mag worden geïnterpreteerd. Het is
de verantwoordelijkheid van de werkgever/instelling om zich te houden aan de uitgangspunten
waaraan het testen binnen bedrijven of ondernemingen dient te voldoen. Op de website
van de rijksoverheid26 is alle informatie te vinden die hierover beschikbaar is. Naast de uitgangspunten
en handreiking van de LCI voor het testen binnen bedrijven en ondernemingen, is hier
ook informatie te vinden over de toolkit die werkgevers kan helpen een testfaciliteit
op te zetten. Hiernaast heb ik – zoals ik eerder heb toegelicht – een expertgroep
gevraagd om een advies uit te brengen om begeleid zelftesten beter in de praktijk
uitvoerbaar te maken.
Veiliger studeren (spoor 2c)
Het kabinet heeft besloten dat het mbo weer deels open kan en zal binnenkort ook bezien
of fysiek onderwijs op het hbo en wo weer deels kan starten. Het is van belang dat
fysiek onderwijs op het mbo, en op termijn ook het hbo en wo op een veilige en verantwoorde
manier plaats kan vinden. Het mbo staat paraat en heeft veiligheidsplannen, die tussen
augustus en december zijn benut, klaarliggen voor veilige opening van het mbo op korte
termijn. Dit veiligheidsplan per mbo bevat beschermende maatregelen (zoals mondkapjes,
spatschermen, looproutes, aanhouden cohorten/groepen), waarbij de geldende maatregelen
in acht worden genomen, zoals het houden van 1,5 meter afstand.
Het kabinet wil bij de aanvang van het studiejaar 2021/2022 in september – en indien
mogelijk eerder – het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), het hoger beroepsonderwijs
(hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo) zo «normaal» mogelijk van start laten
gaan. Dat betekent zoveel mogelijk fysiek onderwijs, mede door met de inzet van (snel)testen,
en beschermende maatregelen (als mondkapjes, spatschermen en looproutes). Een achttal
pilots zijn opgezet om een zo compleet mogelijk beeld te geven van de mogelijkheden
hiervoor.
In de pilots wordt onderzocht op welke manieren preventief en zo nodig frequent testen
kan bijdragen aan veiliger studeren en zoveel mogelijk fysiek onderwijs te kunnen
realiseren. Voor alle pilots geldt de eis dat zij opereren binnen de maatregelen en
randvoorwaarden die het kabinet stelt (doelgroepen, 1,5 meter afstand houden etc.).
In de regio Groningen is op 18 januari jl. een pilot gestart, in zeven andere regio’s
zijn medio februari pilots opgestart. Het gaat om pilots in de regio’s Delft, Amsterdam,
Den Bosch, Nijmegen, Eindhoven, Utrecht en Rotterdam. In de bijlage is een beknopte
samenvatting gegeven van iedereen pilot, alsmede de namen van alle betrokken onderwijsinstellingen.27 Bij elke pilot is er sprake van een andere onderzoeksvraag en ook wordt er gebruik
gemaakt van verschillende type testen. De betrokken instellingen zijn zelf verantwoordelijk
voor de uitvoering van de pilot. Wel wordt opgedane kennis en ervaring op het gebied
van sneltesten met en tussen de pilotregio’s gedeeld en zoveel mogelijk benut. In
de regio’s zijn samenwerkingsverbanden ingericht tussen meerdere onderwijsinstellingen,
een mbo-, hbo- en wo-instelling en waar mogelijk een universitair medisch centrum.
De pilotregio’s worden gevraagd om op 1 mei – dus na 10 weken – de resultaten op te
leveren. Hiermee voldoe ik aan de toezegging aan het lid Ellemeet in het AO inzake
de tijdelijke testsamenleving van 10 februari jl dat meer getest gaat worden ook in
het hoger onderwijs.
Parallel aan eventuele verdere opening van het onderwijs wordt er bij drie van de
acht pilots onderzocht hoe begeleide zelfafname kan bijdragen aan veiliger studeren.
Bij deze drie pilots in de regio Den Bosch, de regio Nijmegen en de regio Rotterdam
worden studenten gevraagd om onder (digitale) begeleiding zelf een antigeentest af
te nemen, voordat ze deelnemen aan fysiek onderwijs. Hiermee voldoe ik aan de toezegging
die de Minister van OCW heeft gedaan in het algemeen overleg op 13 januari jl. om
uw Kamer te informeren over de pilot sneltesten in het mbo-ho28.
(Begeleide) zelfafname
Op 5 februari zijn in het OMT de resultaten van de thuisteststudie onder leiding van
prof. dr. Kluytmans in het OMT gepresenteerd. Die studie is in nauwe samenwerking
met het Ministerie van VWS opgezet en uitgevoerd. Uit de studie blijkt dat antigeentesten
goed gebruikt kunnen worden als zelftest. Positieve uitslagen zijn zeer betrouwbaar
(hoge specificiteit) en negatieve uitslagen zijn voor 70–80% betrouwbaar (sensitiviteit).
Het OMT ziet een brede toepasbaarheid van zelftesten in aanvulling op de reguliere
GGD-teststraten bij het testen op bijvoorbeeld bedrijven of scholen. De zelftest kan
door de brede inzetbaarheid en de schaalbaarheid een grote rol spelen in de aanpak
van de pandemie.
Op dit moment zijn er geen antigeen(snel)testen die CE-gemarkeerd zijn voor het gebruik
als zelftest. In reactie op het 99e OMT advies heeft het kabinet aangegeven dat verkend wordt welke mogelijkheden er
zijn om op een veilig en verantwoorde manier het (versnelde) gebruik van zelftesten
mogelijk te maken. Om dit te bewerkstellingen wil ik fabrikanten, die bezig zijn met
het traject van CE markering voor het gebruik van een antigeentest als zelftest, de
mogelijkheid bieden om via een tijdelijke ontheffing, onder voorwaarden versneld hun
producten op de Nederlandse markt te brengen. Binnen een week zal ik bekendmaken waar
fabrikanten zich kunnen melden, aan welke criteria zij moeten voldoen om voor een
tijdelijke ontheffing in aanmerking te komen, en hoe het beoordelingsproces eruit
ziet. IGJ zal hierbij advies geven over de ontheffingsverlening. Als deze toepassing
mogelijk word afhankelijk van de CE- markering en andere juridische aspecten, dan
is het denkbaar dat zelfafname geleidelijk wordt opgeschaald naar eerder omschreven
doelgroepen voor veiliger werken en studeren. Hiermee voldoe ik aan de toezegging
in het AO inzake de tijdelijke testsamenleving van 10 februari jl. om uw Kamer te
informeren over de juridische en technische aspecten rondom zelfafname.
In aanvulling hierop zal Dienst Testen komende week een marktconsultatie publiceren
onder de noemer «zelftesten». Deze marktconsultatie is gericht op fabrikanten die
testen hebben met een CE-markering die gebruik als zelftest toestaat of die zich in
het proces van het verkrijgen van een dergelijke CE-markering bevinden. Fabrikanten
met een dergelijk product kunnen zich bij Dienst Testen melden.
Per 1 februari is gestart met een onderzoek bij werknemers van essentiële diensten
op Schiphol, waar afstand houden niet altijd mogelijk is. In dat onderzoek nemen deelnemers
op vrijwillige basis voor iedere dienst een zelftest af, om de kans op besmettingen
op werk te verkleinen. Er worden momenteel ook pilots uitgewerkt om de zelftest in
te zetten in het hoger onderwijs.
De meldingsplicht voor een A-ziekte op grond van de Wet publieke gezondheid, geldt
voor een arts of een laboratorium. Zonder betrokkenheid van een arts of een laboratorium
is daar geen sprake meer van. Om bij zelftesten toch zicht op het virus te houden,
zullen mensen na een positieve uitslag verzocht worden om de uitslag in de teststraat
te laten bevestigen. Het OMT heeft in het achtergronddocument «Grootschalig testen van personen zonder klachten» eerder al aangegeven dat de positief voorspellende waarde (PPV) van hoog-specifieke
testen afneemt in een populatie met een lage prevalentie, waardoor bevestiging van
de uitslag raadzaam is. Bij thuistesten wordt het vertrouwen in de burger gelegd,
dat geldt niet alleen voor de meldplicht maar ook voor de uitvoering van de test.
Hiermee voldoe ik aan de toezegging aan het lid Diertens in het AO inzake de tijdelijke
testsamenleving van 10 februari jl om uw Kamer te informeren over een handelingskader
bij positieve testuitslagen van zelfafname.
Herijking inkoopstrategie
De Kamer heeft mij bij motie van het lid Klaver29 gevraagd om stevig in te zetten op het gereed stellen van overcapaciteit. Mede naar
aanleiding hiervan en op basis van de LCT-adviezen over de vraagprognose heb ik de
GGD GHOR Nederland najaar 2020 verzocht om een roadmap op te stellen met testcapaciteit,
welke zij op 29 januari jl. heeft opgeleverd. De capaciteit loopt op tot 175.000 testen
per dag in maart van dit jaar. Om pieken op te kunnen vangen heb ik de Dienst Testen
gevraagd om met spoed contracten af te sluiten voor PCR-capaciteit die ons in staat
stelt om tot 200.000 testen per dag uit te voeren in maart. De reden hiervoor is dat
de PCR-test een betrouwbare test is en het belangrijk is om mogelijk risico op een
tekort aan testen te mitigeren. Tegelijkertijd heb ik verzocht orders uit te zetten
voor antigeentesten oplopend tot 10miljoen per maand tot aan de zomer. Hiermee beoog
ik een ruime overcapaciteit gecreëerd om zo in te spelen op de testvraag.
Parallel hieraan is in de afgelopen periode hard gewerkt aan de validatie van innovatieve
testmethoden, zoals de adem- en de LAMP-test. De afgelopen weken hebben praktijkimplementaties
plaatsgevonden van deze adem- en de LAMP-test en de komende weken wordt er gestart
met de uitrol in de teststraten. Dit maakt het noodzakelijk om de inkoopbehoefte en
inkoopstrategie te herijken. Een tweede reden hiervoor is dat – in de contracten met
een deel van de nieuw aangesloten laboratoria – een garantstelling is opgenomen om
ervoor te zorgen dat zij voldoende capaciteit kan reserveren. Uw Kamer is reeds geïnformeerd
over verleende gerantstellingen. De komende tijd wordt uw Kamer geïnformeerd over
de overige met spoed afgesloten overeenkomsten en bijbehorende garantstelling. Deze
garantstelling loopt in de tijd op tot 30% van het gecontracteerde volume. Momenteel
ontvangt een aantal laboratoria een vergoeding voor niet-uitgevoerde testen tot maximaal
30% van de door hun gereserveerde capaciteit. Omdat hiermee relatief forse bedragen
gemoeid zijn, zijn meteen maatregelen getroffen om dit risico zo veel mogelijk te
beheersen, namelijk:
– de Dienst Testen heb ik vanaf het begin gevraagd om de looptijd van de contracten
met laboratoria te beperken. Het moment van heronderhandeling ligt bij één contract
op 1 maart, andere contracten op 1 april en één contract op 1 juni aanstaande.
– de Dienst Testen heb ik enkele weken geleden gevraagd om de analyse van testmonsters
zoveel mogelijk te verleggen naar de laboratoria waarmee een garantstelling is afgesproken.
Dit kost echter tijd waarbij ook rekening gehouden wordt met het inrichten van een
duurzame route voor het afleveren van afgenomen testen bij deze laboratoria voor labdiagnostiek.
– in december heb ik een werkgroep de opdracht te geven om het gehanteerde tarief voor
PCR-testen te heroverwegen. Binnenkort wordt een nieuw tarief vastgesteld en dit zal
worden gehanteerd met de ingang van nieuwe contracten met laboratoria.
Tot heb ik de LCT gevraagd om een herijking van de inkoopbehoefte in spoor 1 en spoor
2 vast stellen, welke door de Dienst Testen zal worden vertaald naar een herijkte
inkoopstrategie per 1 april aanstaande. Deze herijkte inkoopbehoefte en inkoopstrategie
worden naar verwachting begin maart in de LCT besproken en zullen hierna worden vastgesteld.
Landelijk Expertteam Ademtest
Medio februari is de uitrol van de ademtest tijdelijk stopgezet naar aanleiding van
een aantal mogelijk foute uitslagen. Een lokaal team in Amsterdam heeft zich sindsdien
gebogen over de problemen en eerste conclusies getrokken. Hieruit is gebleken dat
de kwaliteit van de ademtest niet ter discussie staat, maar dat er meer controle op
de uitvoering van de test en de registratie van de testresultaten nodig is. Deze week
zal het Landelijke Expertteam Ademtest onder leiding van professor Bossuyt deze oplossingen
nader bezien en zo nodig van een second opinion voorzien en zullen ook de ervaringen
in Venraij erbij worden betrokken. Maatregelen worden getroffen om de controle op
de uitvoering en de registratie van de testresultaten te borgen, en de geleerde lessen
worden benut om de test op meer locaties veilig en zeker te laten afnemen. GGD GHOR
Nederland, Breathomix en GGD Amsterdam maken een plan voor de verdere uitrol van de
ademtest naar andere GGD testlocaties. GGD GHOR Nederland zal de uitrol van de ademtest
naar de overige locaties weer opstarten zodra alle benodigde verbeteringen in het
proces van implementatie zijn uitgevoerd.
Sequencing
Voor het zicht op het virus is het essentieel dat de juiste selectie van monsters
geanalyseerd wordt en dat de data beschikbaar zijn voor de bestrijding. Het RIVM volgt
de ECDC-norm voor kiemsurveillance en haalt deze op dit moment ruimschoots. Het ECDC
adviseert om minimaal een aselecte steekproef van 500 monsters per week te sequencen
om inzicht te krijgen in circulerende varianten (kiemsurveillance). De afgelopen weken
voerde het RIVM een oplopend aantal van in het totaal 600–900 sequenties per week
uit. ErasmusMC voert 300–400 sequenties per week uit. Bij een COVID-19 incidentie
van 25.000–30.000 positieven per week is dat ongeveer 3–5% van het totaal aan positieve
monsters30. Bij een stijgende COVID-19 incidentie wordt dit percentage lager en bij een dalende
COVID-19 incidentie wordt het hoger.
Het RIVM vaart op wetenschappelijke adviezen van het ECDC en op eigen inhoudelijke
kennis en inzichten om het minimaal aantal testen te bepalen, waarmee met voldoende
zekerheid en voldoende «aanlooptijd» de circulatie van bepaalde varianten van het
virus «SARS-CoV-2» kunnen worden gemonitord. Het RIVM is dan ook bezig op te schalen
naar een hogere en duurzame capaciteit. Met 1500 monsters per week wordt het bijvoorbeeld
mogelijk om een nieuwe variant twee maanden voordat deze variant dominant wordt in
Nederland te detecteren.
Daarnaast wordt sequentieanalyse ook gebruikt voor andere doeleinden, zoals bij het
testen van reizigers uit risicogebieden, bij uitbraakonderzoeken en bron- en contactonderzoek
(BCO). Totaal zou er daarmee een capaciteit van ongeveer 2250 monsters per week nodig
zijn (eind april 2021 als streefdatum). De bovengenoemde opschaling zal rekening houden
met deze behoefte. Hiervoor is sturing en regie nodig. Om deze te borgen wordt een
netwerk ingericht. Regionaal zicht op varianten kan hiermee ook versterkt worden.
Met het voorgaande voldoe ik aan de toezegging aan het lid Veldman in het Notaoverleg
inzake de tijdelijke testsamenleving van 10 februari jl om uitvoerig te beschrijven
wat het kabinet met sequencing doen en of Nederland voldoet aan de internationale
standaarden.
Innovatie en validatieprogramma
In de brief van 13 januari jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 904) informeerde ik uw Kamer over invasieve en minder invasieve testmethoden. Hoewel
op dit moment de wattenstaaf die diep in de neus en in de keel ingebracht moet worden
nog de gouden standaard is voor monsterafname voor de detectie van een besmetting
van het SARS-CoV-2 virus, verandert het spectrum. Steeds vaker wordt een minder invasieve
testmethode gebruikt. Dit is fijn omdat minder invasieve testmethoden sneller zijn,
minder oncomfortabel voelen, de testbereidheid vergroten en een significante bijdrage
kunnen leveren aan onze ambities op het gebied van frequent en risicogericht testen.
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over robots die grote hoeveelheden PCR-testen
per 24 uur konden verwerken. Deze innovatieve robots worden momenteel doorontwikkeling
zodat deze ook toepasbaar worden voor de LAMP-PCR test. Door beide technieken te combineren,
wordt het mogelijk een heel gevoelige diagnostiek met korte doorlooptijden te realiseren.
Het is goed denkbaar dat deze robots, wanneer ze toepasbaar worden voor de LAMP-PCR
test goed inzetbaar zijn bij uitbraaksituaties. Door frequenter en risicogerichter
te testen, kan deze robot met een zeer gevoelige diagnostiek een bijdrage leveren
aan het zicht op het virus en het (her)openen van de samenleving. Hiermee voldoe ik
aan de toezegging aan het lid van den Berg in het AO inzake de tijdelijke testsamenleving
van 10 februari jl om uw Kamer te informeren over innovatieve testmethodes en hoe
deze bij kunnen dragen aan het verlichten van de maatregelen.
Sinds de uitbraak van het coronavirus zijn onder regie van de LCT en met ondersteuning
van VWS verschillende innovatieve testmethoden ontwikkeld, gevalideerd en rijp gemaakt
voor opschaling. In aanvulling op de reguliere PCR-test betreft dit onder meer de
LAMP-test, antigeentesten en de ademtest. Deze methoden hebben elk verschillende eigenschappen
die afhankelijk van de setting van meerwaarde kunnen zijn.
Aan het lid Sazias (50Plus) heb ik toegezegd nader in te zullen gaan op dit validatieprogramma
en het monitoren van nieuwe innovaties. De ontwikkeling van testmethoden staat intussen
niet stil: bestaande testmethoden worden verbeterd en er worden nieuwe methoden ontwikkeld.
Het is van belang om die te blijven volgen en waar nodig te blijven ondersteunen.
Met betrekking tot nieuwe testmethoden is de afgelopen maanden een werkgroep actief
geweest die innovatieve testmethoden in de gaten hield, en waar nodig gericht ondersteunde.
Binnen deze werkgroep is naast de hierboven genoemde testmethoden ook ondersteuning
geboden aan onder meer de ontwikkeling en validatie van het testen via massa spectrometrie
en nieuwe laagdrempelige testmethoden als zelftesten, gorgeltesten en speekseltesten.
Met deze testmethoden blijf ik ook de komende tijd aan de slag. Om het verkennen van
de markt structureler te laten plaatsvinden heb ik onlangs aan Dienst Testen de opdracht
gegeven om de markt in de gaten te houden en marktverkenningen te organiseren. Binnen
de LCT is een organisatiestructuur ingericht die het snel mogelijk maakt om nieuwe
testmethoden te valideren, zowel door labs als in GGD-teststraten. Een voorbeeld hiervan
is het zelftesten. Dienst Testen houdt gerichte marktverkenningen op dit punt, en
er is een structuur ingericht waarbij een potentieel interessante zelftest binnen
enkele weken in een teststraat gevalideerd kan worden. Zo kunnen we snel inspelen
op nieuwe ontwikkelingen.
In aanvulling hierop zijn er ook bestaande testmethoden die in de loop der tijd verbeteren,
bijvoorbeeld doordat er nieuwe fabrikanten op de markt komen met een verbeterd product.
Bij nieuwe inkooprondes zullen we daarom telkens de markt breed informeren, zodat
ook deze nieuwe partijen voldoende gelegenheid hebben om zich te melden. Een voorbeeld
hiervan is de inkoop van antigeentesten. Bij de eerste inkoopronde hebben we antigeentesten
van 5 fabrikanten aangekocht. Bij de tweede inkoopronde hebben ook andere fabrikanten
zich gemeld en worden deels andere testen aangekocht. Hiermee voldoe ik aan de toezegging
aan het lid Sazias om nader in te gaan op het validatieprogramma en het monitoren
van nieuwe innovaties.
Bron- en contact onderzoek
De BCO-capaciteit van de GGD’en en GGD GHOR Nederland is volledig opgeschaald, waardoor
er nu ongeveer 7.900 fte klaar staat om bron- en contactonderzoek uit te voeren. De
GGD’en kunnen bij ongeveer 4.400 besmettingen per dag elke besmetting opvolgen met
volledig BCO of ongeveer 6.400 volledig BCO zonder monitorgesprekken. Op dit moment
voeren alle 25 GGD’en volledig BCO uit of volledig BCO zonder monitorgesprekken op
dag 5 en dag 10. Ook wordt er, zoals ik u in mijn vorige brief meldde, voortdurend
gewerkt aan het efficiënter uitvoeren van het BCO, onder andere door digitale ondersteuning.
Feiten en Cijfers over Testen en Traceren
Tabel 1. Feiten en cijfers Testen en Traceren week 5–7.
Indicator
Week 5
Week 6
Week 7
Omvang
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen (GGD-testlocaties en klinische testen)1, 2
277.214 totaal per week
39.602 gemiddeld per dag
261.100 totaal per week
37.300 gemiddeld per dag
324.170totaal per week
46.310 gemiddeld per dag
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen alleen bij de GGD testlocaties1
193.893 testen per week
27.699 gemiddeld per dag
188.118 testen per week
26.874 gemiddeld per dag
260.778 testen per week
37.254 gemiddeld per dag
Percentage sneltesten van het totaal aantal afgenomen testen1
11,4%
11,5%
11,9%
Het aantal meldingen positieven en percentage positieve testresultaten3
24.668 meldingen bij het RIVM
20.871 positieven uit de GGD-testlocaties
10,7% positieven in GGD-testlocaties
25.229 meldingen bij het RIVM
21.366 positieven uit de GGD-testlocaties
11.2% positieven in GGD-testlocaties
29.977 meldingen bij het RIVM
25.543 positieven uit de GGD-testlocaties
9,7% positieven in GGD-testlocaties
Aantal en percentage opgestarte en afgeronde BCO2
90,0% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 23.800 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
89,8% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 21.448 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
87,9% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 25.108 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
Percentage mensen met nieuwe klachten dat bereid is zich te laten testen4
43% (meting 25-31 januari)
43% (meting 25-31 januari)
43% (meting 25-31 januari)
Effectiviteit
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en de testafname1
15,5 uur
18,3 uur
17,4 uur
Gemiddelde tijd tussen de testafname en testuitslag1
17,8 uur
17,8 uur
17,4 uur
Gemiddelde tijd tussen inplannen testafspraak en testuitslag1
33,4 uur
36,2 uur
34,8 uur
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en testuitslag voor prioritair
testen (zorgpersoneel en onderwijs via GGD-testlocaties)1
22,1 uur
23,5 uur
24,6 uur
X Noot
1
Bron: CoronIT en Dienst Testen lab-uitvraag (23/02/2021).
X Noot
2
Het gaat hier om het totaal aantal COVID-19 testen afgenomen door GGD teststraten
en zorginstellingen (ziekenhuizen, verpleeghuizen en huisartsen).
X Noot
3
Bron: Epidemiologische situatie Nederland, RIVM (23/02/2021).
X Noot
4
Bron: Trendonderzoek RIVM via https://www.rivm.nl/gedragsonderzoek/trendonderzoek/naleving-van-en-dra….
Digitale ondersteuning/CoronaMelder
Doorlopende evaluatie CoronaMelder
Vanaf peildatum 1 december 2020 was 7 op de 10 mensen die een test aanvroegen na een
melding van CoronaMelder nog niet benaderd door de GGD vanuit het reguliere bron-
en contactonderzoek. Ongeveer 4,5% tot 5% van de mensen die zich na een waarschuwing
van CoronaMelder liet testen zonder dat zij klachten hebben, blijkt echter toch besmet.
Daarmee is sinds 1 december 2020 een nieuwe groep van 1966 besmette mensen gevonden,
die ketens van besmettingen hebben kunnen doorbreken. Inmiddels heeft ruim 26 procent
van de Nederlandse bevolking (4.581.756 personen) de app gedownload en hebben op 22 februari
115.613 mensen, samen met de GGD, een melding gedaan van besmetting waarmee zij andere
mensen hebben gewaarschuwd dat zij mogelijk ook besmet zijn. Het beeld dat CoronaMelder
meer mensen sneller vindt (aanvullend op het reguliere bron- en contactonderzoek),
wordt hiermee opnieuw bevestigd. In regionale- en lokale media wordt hier ook aandacht
aan besteed.
Effect lockdown op CoronaMelder
Sinds Nederland vanaf 15 december in een lockdown zit, is het aantal waarschuwingen
via CoronaMelder afgenomen. Het evaluatieteam geeft aan dat dit mogelijkerwijs kan
worden verklaard doordat er minder sociaal verkeer is. De verwachting is dat zodra
het sociale verkeer weer toeneemt en de verspreiding van het virus nog mogelijk is,
het aantal notificaties zal stijgen. Wat de cijfers verder laten zien is dat het percentage
mensen met en zonder klachten dat na notificatie besmet blijkt stabiel blijft.
De nieuwste onderzoeksresultaten bevestigen de eerdere bevindingen31 met als aanvulling dat het aantal mensen dat aangeeft na een melding een test te
zullen aanvragen, ook als zij geen klachten hebben, is gestegen32. Verder geeft meer dan een kwart van de mensen aan in meer of mindere mate te geloven
dat door het gebruik van CoronaMelder, zij hun eigen risico op een besmetting met
het coronavirus verlagen. De onderzoekers geven aan dat het daarom belangrijk is om
in de communicatie over CoronaMelder te blijven benadrukken dat het doel van CoronaMelder
is anderen te waarschuwen dat zij in contact zijn geweest met een persoon die positief
getest is op het coronavirus. Dit advies neem ik over. Daarnaast is ook het gebruik
van CoronaMelder onder jongeren toegenomen. Onder de groep jongeren tussen 15 en 24 jaar
zijn er verhoudingsgewijs meer nieuwe gebruikers bijgekomen33.
Anderen via de app waarschuwen na een positieve testuitslag gebeurt samen met de BCO-medewerker
van de GGD. Mij bereiken echter signalen dat dat niet altijd plaatsvindt. GGD GHOR
Nederland zegt hierover dat de GGD’en naar aanleiding van deze incidenten extra aandacht
besteden aan deze stap in het BCO-proces: de BCO-coördinatoren zijn hier extra op
gewezen en de werkinstructie en communicatie richting de BCO-medewerkers zijn aangepast.
Ik heb het evaluatieteam gevraagd om de deze stap in het BCO-proces mee te nemen in
de evaluatie.
Epidemiologisch onderzoek R-getal
Het epidemiologische onderzoek naar de effecten van CoronaMelder op het Reproductiegetal
(R) is inmiddels gestart34. Wanneer dit onderzoek gereed is, zal ik uw Kamer informeren over de resultaten.
Data lek GGD
Onlangs informeerde ik uw Kamer over een aantal actuele onderwerpen in het kader van
de digitale ondersteuning van de bestrijding van de pandemie35. Hierbij wil ik u opnieuw infomeren over de stand van zaken.
Regiegroep Digitale Ondersteuning Test- en Traceerketen
Onder verantwoordelijkheid van de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit (LCT)
heeft de Regiegroep Digitale Ondersteuning Test- en Traceerketen (DOTT) samen met
alle ketenpartijen gezamenlijk het verbeterplan fase I «de basis op orde» opgesteld,
dit plan is bijgevoegd bij deze Kamerbrief36. Het verbeterplan fase I bestaat uit 27 deelplannen. Eind maart volgt het DOTT verbeterplan
fase II dat in zal gaan op de deelplannen met een tijdshorizon van 3 maanden en langer.
Met het formeel vaststellen van het verbeterplan, kom ik tegemoet aan de motie van
lid Agema inzake het opstellen van «actieplan voorkomen en herstellen dataschade testbeleid»37. De Regiegroep DOTT rapporteert wekelijks de voortgang op implementatie van het Verbeterplan
aan de LCT.
Er is een eerste rapportage van DOTT aan LCT in concept besproken in de LCT. Het betreft
27 deelplannen met een tijdshorizon van 6 weken tot 3 maanden vanaf begin februari
2021. Voor veertien deelplannen is GGD GHOR Nederland verantwoordelijk; GGD GHOR Nederland
heeft aangegeven dat vijf van de veertien deelplannen reeds gereed zijn. De overige
deelplannen die belegd zijn bij de verschillende ketenpartijen zijn in uitvoering
of zullen zo snel mogelijk opgepakt worden.
De Regiegroep DOTT heeft het zestiende advies van de Begeleidingscommissie Digitale
Ondersteuning Bestrijding Covid-19 ontvangen. Dit advies gaat in op de veiligheid
van test- en vaccinatiedata en zal worden meegenomen in de uitvoering van één van
de verbeterplannen. Het advies is als bijlage bij deze brief opgenomen38.
HPZone
Eén van de verbetervoorstellen uit Verbeterplan fase I betreft de versnelde vervanging
van HPZone en HPZone Lite. GGD GHOR Nederland heeft mij gevraagd om als opdrachtgever
op te treden voor deze versnelde vervanging. Ik heb daarop toegezegd dat te willen
doen. GGD GHOR Nederland zal een apart programma optuigen om deze vervanging uit te
voeren en zal daartoe een nieuwe programmadirecteur aantrekken. Daarnaast zal ik samen
met GGD GHOR Nederland bepalen hoe beheer en toezicht op de systemen en systeemkeuzen
op de langere termijn ingericht moeten worden. Daarover ben ik met GGD GHOR Nederland
in gesprek.
Externe controle
De voorzitter van de LCT heeft aan Bureau Gateway gevraagd om, in aanloop naar een
Gateway Review die enige voorbereiding vergt, een Gateway Reflectie uit te voeren
op het Verbeterplan fase I. Het doel van deze reflectie is extern advies in te winnen
of de ingeslagen weg de juiste is. Zoals eerder gemeld zal medio maart ook een audit
uitgevoerd worden op de analyse en de aanpak van de genomen maatregelen naar aanleiding
van de datadiefstal uit CoronIT en HPZone. GGD GHOR Nederland en ik geven samen opdracht
tot een externe audit van beide systemen. Deze audit gaat na of de adviezen zijn opgevolgd,
in hoeverre de aangekondigde maatregelen daadwerkelijk zijn getroffen en wat de resterende
risico’s zijn.
Op grond daarvan kan sturing plaatsvinden. Eind maart zal een vervolg plaatsvinden
op de Gateway reflectie met een meer uitgebreide Gateway Review op álle verbeterplannen.
Daarna zal het Verbeterplan fase II volgen, waarin activiteiten met een iets langere
termijn zullen worden opgenomen. De uitkomsten van de Gateway Review en de externe
audit zullen hierin worden meegenomen. Met deze externe controle op het proces, heb
ik vertrouwen dat we de juiste stappen nemen om de problemen in de ICT van de test-
en traceerketen op te lossen.
Motie Van den Berg c.s.39
De motie van het lid Van den Berg verzoekt de regering te bevorderen dat zo spoedig
mogelijk bij GGD GHOR Nederland een chief information officer (CIO) aangesteld wordt.
GGD GHOR Nederland heeft mij medegedeeld dat er inmiddels een CIO ad interim is aangesteld.
Deze zal vanuit het expertteam, dat GGD GHOR Nederland helpt bij het implementeren
van de verbeterplannen, worden ondersteund bij het inrichten van de CIO-rol. De motie
is hiermee uitgevoerd.
Moties lid Azarkan40
Op 3 februari (Handelingen II 2020/21, nr. 52, Stemmingen) heeft uw Kamer een motie
van het lid Azarkan aangenomen, waarin wordt verzocht om te bewerkstelligen dat aan
mensen vooraf toestemming wordt gevraagd of hun lichaamsmaterialen na een coronatest
gebruikt mogen worden voor onderzoek en gedeeld mogen worden met derden.
Wanneer mensen zich bij een teststraat laten testen wordt een monster afgenomen dat
deels lichaamseigen materiaal bevat, aangevuld met materiaal van virussen en bacteriën
die zich in de bovenste luchtwegen bevinden. Dit materiaal wordt getransporteerd naar
een laboratorium waar het materiaal wordt opgewerkt, geanalyseerd en opgeslagen. In
mijn stand van zaken brief van 8 december 202041 heb ik u toegelicht welke regels hiervoor gelden.
Bij het bewaren en gebruiken van (indirect) herleidbaar lichaamsmateriaal door derden
is uitdrukkelijke toestemming op dit moment al het uitgangspunt. Daarmee wordt met
het bestaande wettelijke kader al deels uitvoering gegeven aan deze motie. Dit volgt
uit de (U)AVG. Er geldt een uitzondering op de toestemmingseis voor de gegevensverwerking
in het kader van wetenschappelijk onderzoek, uitgewerkt in artikel 24 van de UAVG.
Kortweg houdt deze uitzondering in dat er geen toestemming nodig is, indien de verwerking
van de persoonsgegevens noodzakelijk is voor wetenschappelijk onderzoek in het algemeen
belang; het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een onevenredige
inspanning kost; en bij de uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke
levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. Vanwege het grote maatschappelijke
belang van dergelijk wetenschappelijk onderzoek – ook voor de bestrijding van COVID-19 –
is deze uitzondering van grote waarde. Dit betekent dus dat de mogelijkheid bestaat
dat in uitzonderlijke gevallen geen toestemming gevraagd zal worden voor de gegevensverwerking.
Dit vergt desalniettemin een afweging in het concrete geval.
Niet-herleidbaar lichaamsmateriaal mag momenteel zonder toestemming worden gebruikt
voor medisch-statistisch of ander medisch-wetenschappelijk onderzoek, mits de patiënt
van wie het lichaamsmateriaal afkomstig is hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt en
het onderzoek met de vereiste zorgvuldigheid wordt verricht (artikel 7:467 BW). Er
is pas sprake van onherleidbaar lichaamsmateriaal als de herleiding tot de patiënt
voor eenieder onherroepelijk is uitgesloten, ook met behulp van anderen of redelijkerwijze
in te zetten middelen. Zo is bij codering meestal sprake van indirecte herleidbaarheid.
Aan de motie wordt verder invulling gegeven met het wetsvoorstel Wet zeggenschap lichaamsmateriaal
(Wzl) dat in voorbereiding is. Hierin wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen herleidbaar
of onherleidbaar gemaakt lichaamsmateriaal. Dit betekent dat ook voor het bewaren
en gebruiken van niet-herleidbaar lichaamsmateriaal het uitgangspunt toestemming wordt,
waarbij een gelijkluidende uitzondering geldt als in artikel 24 (U)AVG. Voor de verdere
precieze werking van het wetsvoorstel vraag ik u om de indiening van het wetsvoorstel
af te wachten. In mijn brief van 17 november gaf ik aan dat ik verwachtte begin 2021
het wetsvoorstel aan uw Kamer te kunnen zenden42. Momenteel ben ik nog in afwachting van het advies van de afdeling advisering van
de Raad van State. De discussie over de borging van de zeggenschap zal te zijner tijd
worden gevoerd in het kader van de parlementaire behandeling van de Wzl.
In de motie wordt opgeroepen om «vooraf» toestemming te vragen. De toestemming kan
voorafgaand aan de afname worden gevraagd, maar ook vooraf aan het nadere gebruik
voor wetenschappelijk onderzoek. Met verschillende betrokken partijen (GGD, Dienst
Testen en de wetenschap) worden gesprekken gevoerd om te bekijken op welke wijze dit
het beste georganiseerd kan worden, waarbij ik er belang aan hecht dat voor de bestrijding
van de pandemie noodzakelijk onderzoek (zoals het onderzoeken van virusvarianten die
in omloop zijn) ook zoveel mogelijk doorgang kan vinden. In mijn volgende stand van
zakenbrief zal ik u hier nader over informeren.
Tevens heeft uw Kamer op 3 februari 2021 een motie van het lid Azarkan aangenomen,
waarin wordt verzocht om bij samenwerking met andere partijen prioriteit te geven
aan de bescherming van persoonsgegevens, zodanig dat aan ICT-beveiligingsstandaarden
en wettelijke standaarden, waaronder de AVG wordt voldaan (Kamerstuk 27 529, nr. 241). Ik zeg uw Kamer toe dat ik in verdere samenwerking inderdaad ruim voldoende aandacht
reserveer om prioriteit te geven aan de bescherming van persoonsgegevens. In de eerste
plaats zal ik tegemoet komen aan deze toezegging in het traject van de versnelde vervanging
van HPZone (Lite). Ik zal uw Kamer, wanneer hier meer over bekend is, nader informeren.
Toezegging registratie soa’s
In het debat over het GGD datalek (Handelingen II 2020/21, nr. 52, debat over een
privacylek in de systemen van de GGD) heb ik toegezegd u te informeren over de registratie
van soa’s bij de Centra voor Seksuele Gezondheid van de GGD-en. Bij de acht coördinerende
GGD-en zijn twee elektronische patiëntendossiers (epd) in gebruik. De regio’s Amsterdam
en Haaglanden gebruiken Aphrodite en de GGD-en in de overige 6 regio’s SHDirect. In
beide webbased systemen worden de gegevens van de cliënten van de soaklinieken opgeslagen,
zoals de uitslagen van soatesten. Aphrodite en SHDirect zijn gekoppeld aan het landelijk
RIVM systeem SOAP. Het RIVM ontvangt een beperkte hoeveelheid gegevens die niet tot
personen herleidbaar zijn (gepseudonimiseerd). De GGD-en zijn ervoor verantwoordelijk
dat hun systemen aan de bestaande wet- en regelgeving voldoen. Ik heb begrepen dat,
vanwege eerder aan uw Kamer gemelde problemen, de GGD’en de veiligheid Aphrodite en
SHDirect zekerheidshalve nogmaals onder de loep zullen nemen.
Toezegging incidentproces GGD intern
Ik heb uw Kamer toegezegd dat ik zou controleren hoe het incidentmeldingsproces geregeld
is. De GGD’en melden mij dat bij een incident er regionaal vaste procedures zijn ingeregeld.
Coördinatoren van de afzonderlijke GGD’en staan in nauw contact met hun collega’s
bij GGD GHOR Nederland, waar zij incidenten kunnen melden. Dit is bijvoorbeeld het
geval geweest bij het incident bij de teststraat in Urk.
Antwoord op de algemene vraag lid Recourt
De vraag van lid Recourt was of ik kon toezien opdat contactonderzoek door instellingen
voldoet aan de AVG. Het voldoen aan de AVG is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid
van de verwerkingsverantwoordelijke, in het geval van bron- en contactonderzoek de
GGD. Het toezicht op de AVG is een taak van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Vaccinaties
Zoals ik ook in mijn eerdere brieven aan uw Kamer heb aangegeven, beoogt het kabinet
met de vaccinatiestrategie zoveel mogelijk ziekte en sterfte als gevolg van het coronavirus
te voorkomen. Omdat sterfte en ziektelast toenemen met leeftijd, is begonnen met het
uitnodigen van de oudste leeftijdsgroepen. De Gezondheidsraad geeft namelijk aan dat
het risico op een ernstig beloop voor 60-jarigen 2,5 tot 5 maal hoger is, voor 70-jarigen
6 tot 9 maal hoger en voor 80-jarigen en ouder 11 tot 21 maal hoger, ten opzichte
van mensen jonger dan 60 jaar. Ik vind het daarom belangrijk dat we deze groepen en
de mensen die voor deze groepen zorgen zo snel mogelijk een vaccin kunnen aanbieden.
Met dank aan de tomeloze inzet van de betrokken uitvoeringspartijen en de hoge opkomst
komt de vaccinatieoperatie goed op stoom. De aanpassingen in het voorraadbeheer en
het feit dat de spillage veel lager is dan aanvankelijk aangenomen, hebben ertoe geleid
dat we binnenkomende voorraden sneller kunnen wegprikken, waardoor meer mensen sneller
een vaccinatie aangeboden krijgen. De snelheid van de vaccinatieoperatie is sinds
de eerste prik flink toegenomen. Zo is de miljoenste prik op zondag 21 februari bij
één van de 54 GGD-vaccinatielocaties gezet, 46 dagen na de eerste prik. Ik ben trots
op het werk van de GGD’en, RIVM, ziekenhuizen, huisartsen, ActiZ, VGN, Verenso, de
NVAG en vele anderen die aan deze mijlpaal hebben bijgedragen. Op deze manier krijgen
we steeds meer grip op het virus en komt ook het volgende miljoen snel dichterbij.
De twee miljoenste vaccindosis zal medio maart gezet worden, ongeveer 20 dagen na
de miljoenste prik. Daarmee blijven we de snelheid van de vaccinatieoperatie verder
verhogen.
Inmiddels zijn de eerste mensen volledig gevaccineerd, waaronder verpleeghuisbewoners
van diverse instellingen, een deel van hun zorgmedewerkers, en de zorgmedewerkers
in de directe COVID-zorg in ziekenhuizen. Zij hebben dus zowel hun eerste als tweede
vaccinatie ontvangen. In totaal hebben ruim 218.000 mensen ook hun tweede vaccinatie
ontvangen.
De vaste Kamercommissie voor VWS heeft mij gevraagd een overzicht te geven van de
volgorde van groepen binnen de vaccinatiestrategie. Daarnaast heeft de commissie mij
gevraagd om een schriftelijke reactie op de uitzending van Nieuwsuur van 11 februari
jl., waarin aandacht is voor mensen die vanwege een kwetsbare gezondheid al een jaar
binnen zitten, maar voorlopig niet aan de beurt zijn voor vaccinatie. Dat werk ik
in onderstaande paragraaf verder uit. Achtereenvolgens ga ik in op de aankoop van
vaccins en de leveringen, de stappen die we zetten in de uitwerking van de strategie
en de volgorde waarin groepen aan de beurt zijn en de verdere uitvoering en inspanningen
om het aantal toegediende vaccinaties verder op te schalen.
Aankoop vaccins en leveringen
De aankoop van vaccins vordert goed. Deze week rondde de Commissie de zogenaamde top-up
contracten met BioNTech/Pfizer en Moderna af, waarmee Nederland in de loop van dit
jaar de beschikking krijgt over aanzienlijk grotere hoeveelheden van deze vaccins.
Uw Kamer is hierover als gebruikelijk met een aparte brief nader geïnformeerd. De
leveringen blijven een punt van zorg. Het blijkt voor fabrikanten moeilijker dan verwacht
om op te schalen tot de volumes die worden gevraagd en die zij eerder indicatief ook
zelf hadden toegezegd. Het blijkt in praktijk helaas zelfs moeilijk om verder dan
enkele weken vooruit te kijken voor wat de vaccinatieplanning bemoeilijkt. We moeten
daarom ook in de logistiek en uitvoering goed kunnen omgaan met die onzekerheden in
de leveringsketen. Tegelijk ben ik optimistisch dat de leveringen in het tweede kwartaal
significant zullen gaan toenemen. Onderstaand vindt u zoals gebruikelijk een update
van de leveringscijfers voor zover deze bekend zijn.
Tabel 2. Leveringscijfers komende weken
Weeknummer
BT/Pfizer
Moderna
AstraZeneca
Totalen
1 (04/01)
123.825
123.825
2
154.050
13.200
167.250
3
92.430
92.430
4
191.880
19.200
211.080
5 (01/02)
159.120
72.000
231.120
6
159.120
38.400
86.400
283.920
7
193.050
146.400
339.450
8
200.070
72.000
134.400
406.470
9 (01/03)
208.260
228.000
436.260
10
218.790
60.500
51.493
330.783
11
218.790
60.500
141.317
420.607
12
218.790
60.500
343.320
622.490
13 (29/03)
218.790
60.500
375.123
654.413
14
n.n.b.
n.n.b.
205.000
15
n.n.b.
n.n.b.
205.000
16
n.n.b.
n.n.b.
205.000
17 (26/04)
n.n.b.
n.n.b.
205.000
18
n.n.b.
n.n.b.
235.000
19
n.n.b.
n.n.b.
235.000
20
n.n.b.
n.n.b.
235.000
– De gepresenteerde leveringen van AstraZeneca bevatten in de schatting voor februari
9 miljoen doses voor de EU die nog niet 100% zijn bevestigd. De leveringen in week
12 en 13 kunnen daarmee tot 50% lager uitvallen.
– Ten opzichte van de verwachtingen die in de Kamerbrief van 2 februari zijn geschetst,
zijn de leveringen van AstraZeneca in de weken 5–8 aanzienlijk naar beneden bijgesteld.
Vanaf week 13 (Q2) zijn alleen maandleveringen gegeven van het AstraZeneca-vaccin.
Deze worden voor dit overzicht over de vier weken van de maand verdeeld. AstraZeneca
heeft aangegeven de leveringen voor het tweede kwartaal significant te willen verhogen.
Voor het BioNTech/Pfizer-vaccin en het Moderna-vaccin zijn vanaf Q2 nog slechts indicatieve
kwartaalleveringen afgegeven.
– De Moderna-levering in week 8 is gehalveerd t.o.v. de verwachting in de Kamerbrief
van 2 februari. De Moderna-leveringen voor maart bedragen 242.000. Er is nog geen
leveringsschema voor maart. In deze tabel is dit volume over de vier weken verdeeld.
Tabel 3. Indicatief leveringsoverzicht per kwartaal (in miljoenen doses)
Dec 2020
1Q2021
2Q2021
3Q2021
4Q2021
1Q2022
Totaal
BionTech/Pfizer
0,165
2,4
7,8
6,8
2,65
19,8
Moderna
0
0,4
1,4
5
7,4
-
14,2
AstraZeneca
0
1,5
4
6,2
-
-
11,7
CureVac
0
0
0,0
5,1
2,8
2,8
10,7
Janssen
0
0
3
6
2,3
-
11,3
Sanofi
0
0
0
0
5,85
5,85
11,7
Novavax
0
0
0,6
1
1,2
1
3,8
Valneva
0
0
0
0
0
1,2
1,2
Totaal
0,165
4,3
16,8
30,1
22,2
10,9
84,5
NB De verwachte levering van CureVac in Q2 is minder zeker geworden, de eerder verwachtte
aantallen voor Q2 zijn daarom opgeteld bij Q3. Ten opzichte van de Kamerbrief van
2 februari jl. is de verwachting van de levering van AstraZeneca naar beneden bijgesteld
van 6,8 naar 4 miljoen doses.
De échte versnelling kan plaatsvinden als het aanbod aan vaccins met grote stappen
gaat stijgen. In januari werden gemiddeld per week ongeveer 160 duizend doses afgeleverd
bij de opslaglocatie in Nederland. In februari en maart stijgt dit aantal volgens
de toezeggingen van fabrikanten gestaag naar gemiddeld 325 duizend respectievelijk
515 duizend doses per week. Daarmee is het te verwachten dat de ingezette versnelling
verder zal doorzetten als gevolg van toenemende hoeveelheden beschikbare vaccins.
Ik verwacht in het tweede en derde kwartaal pas echt meters te kunnen maken. Immers:
de indicatieve leveringsomvang van het tweede kwartaal is 16,8 miljoen doses, wat
neerkomt op gemiddeld zo’n 1,3 miljoen doses per week, en in het derde kwartaal is
dit aantal aanzienlijk hoger. Al geldt tot op heden natuurlijk wel dat leveringen
(te) regelmatig achterblijven bij de door de bedrijven afgegeven leveringsindicaties,
zoals afgelopen weekend ook weer bleek toen AstraZeneca aangaf dat deze en volgende
week aanzienlijk minder vaccins worden geleverd. AstraZeneca geeft aan dit te compenseren
met een extra levering op 7 maart. Ik heb u daarnaast seperaat geïnformeerd over de
aankoop van extra top-up doses BioNTech/Pfizer en Moderna. Deze aantallen zijn reeds
verwerkt in onderstaande tabel.
In onderstaande twee figuren is weergegeven hoe de wekelijks beschikbaar gekomen vaccins
en verwachte leveringen leiden tot toename in het aantal gezette en geplande prikken,
weergegeven in aantallen doses per week en cumulatief, tot aan het eind van dit kwartaal.
Figuur 1 laat daarbij zien dat het aantal gezette en geplande prikken per week (de
rechter staafjes van ieder paar) wat fluctueert maar over de tijd gestaag stijgt.
De meeste weken blijft het aantal prikken iets achter bij het aantal vaccins dat die
week beschikbaar komt (de linker staafjes). Dat betekent dat de veiligheidsvoorraad
aan vaccins, uitgedrukt in doses, toeneemt in de tijd. Dat hangt samen met de verwachte
toename in leveringsomvang, vooral van het AstraZeneca-vaccin. Uitgedrukt in prikdagen
blijft de veiligheidsvoorraad grosso modo gelijk.
Figuur 1. Per week beschikbaar gekomen (t/m week 7) en verwachte vaccins vs. uitgevoerde
(t/m week 7) en geplande vaccinaties. Een vaccin dat in week n wordt geleverd, wordt
hier geacht beschikbaar te komen in week n+1.
Figuur 2 geeft meer inzicht in totale aantallen verwachte en gezette prikken over
de tijd en de bijdrage daaraan van de verschillende vaccins. Zo kan uit deze grafiek
worden afgeleid dat de twee miljoenste prik rond 14 maart kan worden verwacht, en
de drie miljoenste eind maart / begin april. Uiteraard hangen deze verwachtingen af
van de tijdigheid en omvang van de leveringen van de verschillende vaccins.
Figuur 2. Cumulatieve uitgevoerde (t/m week 7) en geplande vaccinaties en beschikbare
vaccins. Ook hier geldt dat een vaccin dat geleverd wordt in week n beschikbaar komt
in week n+1.
Opschalen productie vaccins
In lijn met de motie van het lid Pieter Heerma (CDA) over een speciaal gezant die
de productie van vaccins kan opschalen43, heb ik de heer Hans Schikan gevraagd om als special envoy vaccins op te treden.
Zoals ik in mijn brief van 18 februari jl. heb aangegeven, heeft hij positief gereageerd
op dit verzoek. Ik heb hem gevraagd om in een kort tijdsbestek een nader beeld te
schetsen van o.a. eventueel in Nederland voorhanden zijnde (productie)capaciteit,
die benut zou kunnen worden voor de opschaling van de productie van COVID-19 vaccins.
Daarnaast verwacht ik dat het werk van de gezant ook een Europees perspectief heeft.
De Europese Commissie heeft namelijk een vergelijkbare opdracht voor het organiseren
van opschaling van productiecapaciteit gekregen van het Europees Parlement. Ook landen
als Frankrijk en Duitsland kijken op nationaal niveau naar opschalingskansen. Daarnaast
wordt nadrukkelijk ingezet op het voorhanden hebben van de juiste vaccins voor aangepaste
varianten van het virus. Over deze voorstellen onder naam HERA Incubator wordt ook gesproken binnen Europa. De Europese Commissie heeft hier op 17 februari
jl. een mededeling over uitgebracht. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd in een separate
brief. Ik heb de special envoy gevraagd de nationale inventarisatie nadrukkelijk te
koppelen aan deze Europese inspanningen. Ik houd hier natuurlijk ook zelf contact
over met de Europese Commissie.
C-Tap/Licensering en kennisdeling met vaccinproductie
De vaste commissie voor VWS heeft mij op 12 februari jl. gevraagd (kenmerk 2021Z03054) om een reactie op de brief van Stichting Wemos en Oxfam Novib, waarin aanbevelingen
worden gedaan voor het oplossen van COVID-19 vaccin-tekorten door een effectieve Nederlandse
bijdrage aan de WHO COVID-19 Technology Access Pool (C-Tap). Het is evident dat een vergroting van de productiecapaciteit voor goedgekeurde
vaccins noodzakelijk is om de beschikbaarheid van vaccins nationaal, Europees en mondiaal
te verbeteren.
In het kader van C-TAP wordt mede gesproken over het succesvol positioneren van de
patent pool. Met WHO wordt verder gesproken over de invulling van C-TAP, waarbij zowel
aandacht is voor het breder delen van de noodzakelijke informatie als het voldoende
beschermen van data van bedrijven. Nederland maakt deel uit van een kerngroep binnen
C-TAP, samen met Brazilië, Maleisië, Pakistan en Zuid-Afrika, onder leiding van Costa
Rica. Aanvullend hierop spreekt Nederland ook met Portugal om in het kader van het
Europese voorzitterschap een symposium te organiseren over C-TAP. Ook zal de WHO/C-TAP
een civil society consultation organiseren om knelpunten met betrekking tot licensing en technology transfer met betrekking tot COVID-19 gerelateerde technologie te inventariseren.
Gezien bovenstaande ontwikkelingen, is het kabinet van mening dat hiermee ook invulling
gegeven wordt aan de motie van de leden Marijnissen (SP) en Jetten (D66) over een
klemmend beroep op farmaceuten om hun rechten en kennis te delen.44
Uitvoering vaccinatiestrategie
i. Volgorde van vaccineren
In mijn eerdere brieven over de vaccinatiestrategie en de voortgangsbrieven over het
bestrijden van COVID-19 heb ik aangegeven met welke groepen reeds in aanmerking komen
voor een COVID-19 vaccinatie. Deze zijn ook uitgewerkt in de visuele weergave van
de vaccinatiestrategie (zie bijlage)45. In de groepen die als eerste aan de beurt kwamen (waaronder zorgmedewerkers in verpleeghuizen,
bewoners van verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking,
en thuiswonende 80-plussers) zijn naar schatting nu ruim 906.000vaccinaties toegediend
(NBDit aantal is exclusief de vaccinaties op de BES/CAS-eilanden, de directe COVID-zorg
in de ziekenhuizen en de huisartsen). Ruim 218.000 mensen hebben ook hun tweede vaccinatie
gehad en zijn daarmee volledig beschermd. Een groter deel van de groep heeft de afspraak
voor de tweede prik in de agenda staan. Van de thuiswonende 90-plussers heeft 57%
tenminste een eerste prik gehad, van de thuiswonende 85–89 jarigen 61% en van de thuiswonende
80–84-jarigen 27%. Hiermee zetten we belangrijke stappen richting de bescherming van
de meest kwetsbaren in onze samenleving. Het beschikbaar komen van het vaccin van
AstraZeneca geeft hier een extra impuls aan. Hieronder zet ik uiteen welke groepen
nu worden uitgenodigd voor vaccinatie met dit vaccin.
a) AstraZeneca voor 60 tot en met 64-jarigen
Op 15 februari jl. zijn de huisartsen in Zeeland begonnen met het uitnodigen van de
eerste 60 tot en met 64-jarigen. Deze groep wordt vanwege de omvang van de leveringen
gefaseerd uitgenodigd, per regio. Daarbij wordt steeds gestart met de 63- en 64-jarigen.
Naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad van 4 februari jl. zijn hier
ook de mensen met het syndroom van Down en mensen met morbide obesitas (BMI>40) aan
toegevoegd. Ook de medewerkers uit de betreffende praktijken die zorg verlenen, komen
tegelijkertijd in aanmerking voor een vaccinatie. Ook Limburg is vorige week donderdag
gestart. Deze week zal de vaccinatie van 63 tot en met 64-jarigen worden uitgebreid
naar Noord-Brabant. Daarna volgen nieuwe regio’s vanaf week 10, mits vaccin daarvoor
beschikbaar en tijdig geleverd is.
b) AstraZeneca voor diverse groepen zorgmedewerkers
Ook de nog niet eerder gevaccineerde zorgmedewerkers uit de verpleeghuizen, de zorgmedewerkers
uit de gehandicaptenzorg, wijkverpleging en Wmo-ondersteuning krijgen, zoals ik ook
in mijn brief van 5 februari jl. heb aangegeven, achtereenvolgens een uitnodiging
voor vaccinatie met AstraZeneca via de GGD. Inmiddels hebben de zorgmedewerkers van
de verpleeghuiszorg die eerder nog geen afspraak konden maken, inclusief de medewerkers
klinische revalidatiezorg, een afspraak kunnen maken. Op 12 februari is een start
gemaakt met de vaccinatie van deze groep bij de GGD-locatie in Den Haag en sinds 15 februari
kunnen de zorgmedewerkers ook bij GGD-locaties in de rest van het land terecht. De
zorgmedewerkers in de gehandicaptenzorg hebben afgelopen week via hun werkgever een
uitnodigingsbrief ontvangen. Zij kunnen sinds 16 februari contact opnemen met het
landelijk callcenter van de GGD voor het plannen van de afspraak. De zorgmedewerkers
in de wijkverpleging en Wmo-ondersteuning zullen achtereenvolgens hierna worden opgeroepen,
afhankelijk van wanneer duidelijkheid is over de leveringen van de vaccins. Graag
wil ik ook hier nogmaals benadrukken dat werkgevers wordt gevraagd alléén werknemers
uit te nodigen die volgens de prioritering daadwerkelijk aan de beurt zijn. Op dit
moment zijn de aantallen vaccins nog schaars en moet helaas geprioriteerd worden.
Ik weet dat het overgrote deel van de werkgevers zich aan deze afspraak houdt en selectief
is in het uitnodigen. Helaas blijkt het af en toe ook mis te gaan. In het belang van
bescherming van onze meest kwetsbaren vraag ik iedereen zich aan de gemaakte afspraken
te houden.
c) AstraZeneca voor cliënten en medewerkers intramurale GGZ
Tevens worden de eerste cliënten en medewerkers van de intramurale GGZ per 22 februari
gevaccineerd. In mijn brief van 4 januari jl.46 heb ik aangegeven dat deze groep met prioriteit in aanmerking komt voor vaccinatie
vanwege de kwetsbaarheid van de doelgroep. Met de levering van het vaccin van AstraZeneca
kan het vaccineren van deze doelgroep daadwerkelijk van start. De vaccinatie wordt
georganiseerd door de GGZ-instellingen zelf en wordt uitgevoerd door de instellingsarts
(of via een verlengde arm constructie waarbij de instellingsarts eindverantwoordelijkheid
draagt). Voor de medewerkers en bewoners die ouder zijn dan 65 jaar wordt het Moderna-vaccin
voorzien. Ca. 65.000 personen komen in aanmerking voor een vaccinatie. Voor de ca.
12.000 bewoners van beschermd wonen wordt nog gekeken op welke wijze zij gevaccineerd
kunnen worden en op welk moment. De 8.000 zorgmedewerkers uit deze groep zullen bij
de GGD gevaccineerd gaan worden.
ii. Vaccinatie medische risicogroepen
Er is een grote groep mensen die vanwege een kwetsbare gezondheid een verhoogd risico
loopt op ernstige ziekte als zij met het coronavirus in aanmerking komen. In afwachting
van een vaccin hebben veel van deze mensen zichzelf geïsoleerd. Ik begrijp heel goed
dat deze mensen vragen hebben over wanneer zij aan de beurt zijn. De Gezondheidsraad
heeft op 4 februari jl. een advies uitgebracht over de inzet van AstraZeneca-vaccins
en de vaccinatiestrategie voor medische risicogroepen. Dit advies vormt een aanvulling
op het eerdere advies van de Gezondheidsraad (d.d. 19 november 2020) waarin verschillende
groepen met een medische indicatie zijn benoemd, die overeenkomen met de medische
risicogroepen voor de griepvaccinatie. Uit het advies van 4 februari jl. blijkt dat
er binnen de medische risicogroepen enkele patiëntgroepen zijn met een sterk verhoogd
risico op ernstig beloop van COVID-19. Natuurlijk wil ik dat deze groepen zo snel
mogelijk kunnen worden uitgenodigd voor vaccinatie. Ik volg daarin de adviezen van
de Gezondheidsraad. In onderstaande passage licht ik toe op welke manier ik invulling
geef aan dit advies.
a) Hoogrisicogroepen
De Gezondheidsraad heeft zeven patiëntengroepen benoemd die op basis van hun medische
achtergrond, sneller in aanmerking zouden moeten komen voor een COVID-19 vaccinatie.
Het gaat om vier patiëntengroepen met een ernstig gecompromitteerd immuunsysteem,
zoals:
• Patiënten met hematologische maligniteit gediagnosticeerd in de laatste 5 jaar;
• Patiënten met ernstig nierfalen of dialyse;
• Patiënten na orgaan- of stamcel of beenmergtransplantatie;
• Patiënten met een primaire immuundeficiëntie;
Bovenstaande groepen zouden volgens de Gezondheidsraad vanwege hun medische achtergrond
een mRNA-vaccin moeten ontvangen. Daarnaast zijn er nog drie andere hoogrisicogroepen
die volgens de Gezondheidsraad met prioriteit in aanmerking komen voor vaccinatie:
• Mensen met het syndroom van Down;
• Patiënten met neurologische aandoeningen waardoor de ademhaling gecompromitteerd is;
• Mensen met morbide obesitas (body mass index (BMI) >40).
• Deze groepen kunnen volgens de Gezondheidsraad ook een AstraZeneca-vaccin ontvangen.
De patiënten, die volgens de Gezondheidsraad een sterk verhoogd risico lopen en waarbij
sprake is van een ernstig gecompromitteerd immuunsysteem krijgen conform het advies
van de Gezondheidsraad een mRNA-vaccin aangeboden via hun eigen medisch specialist.
Het RIVM overlegt met de Federatie Medische Specialisten over verdere uitwerking.
Afhankelijk van de leveringen is het streven om hiermee een start te maken in week
9. In aanvulling daarop wil ik ook patiënten met een neurologische aandoening waarbij
de ademhaling is gecompromitteerd, zoals patiënten met ALS of Duchenne, door de medisch
specialist laten uitnodigen voor vaccinatie met een mRNA-vaccin.
Zoals ik eerder in deze paragraaf heb aangegeven, worden mensen met syndroom van Down
en patiënten met morbide obesitas bij de huisarts uitgenodigd – tegelijkertijd met
de 60–64 jarigen. Zij krijgen het AstraZeneca-vaccin. Mensen met het syndroom van
Down zijn bekend bij de huisarts, mensen met morbide obesitas niet altijd. De huisarts
roept deze mensen dan ook op om zelf hun BMI uit te rekenen en met hun eigen huisarts
te bespreken of zij op dit moment in aanmerking komen voor vaccinatie. Hiermee geef
ik ook invulling aan mijn toezegging aan het lid Van Haga (FvD) tijdens het plenair
debat van 4 februari jl., waarin ik heb aangegeven na het advies van de Gezondheidsraad
te bezien wanneer risicogroepen, zoals mensen met morbide obesitas, in aanmerking
komen voor vaccinatie.
b) Andere groepen met een medische indicatie
De Gezondheidsraad adviseert andere mensen met een medische indicatie (zoals vastgesteld
in het advies van 19 november jl.) gelijktijdig met de 50–59 jarigen te vaccineren,
omdat zij ongeveer eenzelfde risico hebben op een ernstig beloop en sterfte van COVID-19.
Het gaat om de volgende groepen:
• Patiënten met afwijkingen en functiestoornissen van de luchtwegen en longen;
• Patiënten met een chronische stoornis van de hartfunctie;
• Patiënten met diabetes mellitus;
• Patiënten met chronische nierinsufficiëntie (dialyse en niertransplantatie-patiënten);
• Patiënten met een afweerstoornis of behandeld met immuunsuppressiva leidend tot verminderde
weerstand tegen luchtweginfecties;
Ik ben in overleg met de huisartsen over de uitvoering van vaccinatie van de groep
mensen met een medische indicatie (ongeveer 1.000.000 mensen). Ik wil met deze groepen
starten nadat de groep 60 tot en met 64-jarigen is afgerond en er voldoende vaccin
beschikbaar is. Deze groep omvat de mensen die normaliter voor de griepvaccinatie
worden uitgenodigd en sluit daarom heel goed aan bij de uitvoeringspraktijk van de
huisartsen, zoals zij dit jaarlijks voor de griepvaccinatie uitvoeren. Wanneer deze
groepen kunnen starten is afhankelijk van de leveringen. Op basis van de nu beschikbare
informatie verwacht ik in begin mei te kunnen starten met het uitnodigen van deze
groep.
Voorbereidingen voor meer grootschalige vaccinatie
In de voortgangsbrief van 2 februari jl.47 heb ik aangegeven dat de GGD’en en de huisartsen zich voorbereiden op grootschalige
vaccinatie in het tweede kwartaal. Ook ziekenhuizen hebben aangegeven dat zij capaciteit
kunnen inzetten.
Bij deze opschaling naar grootschalige vaccinatie hebben we te maken met een aantal
factoren waar op geanticipeerd moet worden. Zo hebben we te maken met fluctuaties
in de leveringen van de vaccins. Waar tot op heden het aantal geleverde vaccins veelal
lager uitviel dan verwacht, houden we er rekening mee dat in de loop van het tweede
kwartaal juist veel vaccins geleverd kunnen worden. Met de aankomende beoordeling
van het vaccin van onder andere Janssen, en onder andere de te verwachten toename
van leveringen van de al goedgekeurde vaccins BioNTech/Pfizer, Moderna en AstraZeneca,
bereiden wij ons voor op de mogelijkheid om snel grote groepen Nederlanders uit te
kunnen nodigen voor vaccinatie. Doordat we hiermee rekening moeten houden, ga ik in
de voorbereiding uit van een mogelijke overcapaciteit en zal eventuele kosten hiervoor
voor mijn rekening nemen.
De eigenschappen van de vaccins maken dat bij de distributie, uitvoering en zeker
bij het opschalen rekening moet worden gehouden met een aantal randvoorwaarden. Zo
moet er altijd een ruimte beschikbaar zijn waar mensen die hun vaccinatie hebben ontvangen
tot 15 minuten na de vaccinatie kunnen worden geobserveerd. Ook moet in de uitvoering
rekening worden gehouden met de vereisten voor wat betreft het vervoer, het gekoeld
bewaren, en de omvang van de verpakkingseenheden van de vaccins. Ik werk op dit moment
met de GGD’en, huisartsen en ziekenhuizen uit hoe zij gezamenlijk in staat zijn om
– de randvoorwaarden in acht nemend – de grootschalige vaccinatie met een piekbelasting
tot maximaal 2,5 miljoen per week in de loop van het tweede kwartaal van 2021 kunnen
borgen.
Ik heb de GGD GHOR Nederland gevraagd op welke wijze een grootschalige vaccinatie
tot 1,5 miljoen mensen per week per april uitgevoerd kan worden en onder welke condities
dit niveau bereikt kan worden. Onderdeel hiervan is dat GGD-locaties hun processen
binnen priklocaties verder optimaliseren door de vaccinaties en bijbehorende administratie
te scheiden. Bij de GGD West-Brabant is onder leiding van prof. dr. ir Jan Fransoo
(hoogleraar Operations and Logistics Management aan Tilburg University en de TU Eindhoven) gekeken naar het vaccinatieproces op deze
locatie en opties die een bijdrage kunnen leveren aan de verhoging van de priksnelheid.
Met een aantal kleine en grotere aanpassingen in het proces werd in West-Brabant gezien
dat het aantal prikken per uur meer dan verdubbeld kon worden. Het ging hierbij onder
andere om het scheiden van de administratieve stappen en de vaccinatie en het vereenvoudigen
van administratieve handelingen. De resultaten van dit experiment in West-Brabant
vind ik veelbelovend. Bovendien adviseert prof. dr.ir. Jan Fransoo gebruik te maken
van een klein aantal grote priklocaties. Voor de verdere opschaling binnen de GGD’en
kan deze ervaring goed worden benut.
Inmiddels zijn de huisartsen in hun praktijken begonnen met het vaccineren van de
groep 63 en 64-jarigen met het vaccin van AstraZeneca. Uit de ervaringen met de vaccinatie
van de eerste groepen, zien we dat huisartsen zeer goed in staat zijn om zowel grootschalig
als fijnmazige specifieke groepen te vaccineren, naast de werkzaamheden die zij dagelijks
uitvoeren. Ik heb – naar aanleiding van de aankondiging van het uitbreiden van de
vaccinatielocaties zoals ik in de Kamerbrief van 2 februari jl. heb gemeld – met de
Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) besproken wat de mogelijkheden zijn voor huisartsen
om het aantal vaccinaties verder op te schalen. Ik heb met de LHV afgesproken dat
huisartsen zodra er voldoende vaccins zijn de groep mensen met een medische indicatie
(circa 1 miljoen mensen) gaan vaccineren. In aanvulling daarop zullen huisartsen naar
verwachting bijvoorbeeld met enkele grootschalige prikdagen betrokken zijn bij het
vaccineren van andere groepen.
Ziekenhuizen hebben aangeboden hun capaciteit in te zetten, mocht dit nodig zijn voor
de grootschalige vaccinatie die op korte termijn georganiseerd moet worden. Ik waardeer
dit aanbod zeer. Het is belangrijk dat we alle mogelijke vaccinatieroutes voorbereiden
zodat er voldoende ruimte is om alle beschikbare vaccins te kunnen inzetten. Ziekenhuizen
hebben inmiddels ervaring met het vaccineren van het eigen personeel en zullen ook
enkele groepen met hoog medisch risico vaccineren.
In de komende weken is de beschikbare capaciteit van de uitvoerende partijen op peil.
Het is echter belangrijk om tijdig aan de slag te gaan met de voorbereidingen op een
mogelijke piekbelasting van maximaal 2,5 miljoen vaccinaties per week. Ik heb het
RIVM gevraagd om samen met de GGD, huisartsen en ziekenhuizen de verschillende mogelijkheden
uit te werken. In de volgende voortgangsbrief zal ik u nader informeren over de voorbereidingen
van de grootschalige vaccinaties.
Vaccinatielocaties
Naar aanleiding van signalen dat ouderen bij hun vaccinatie buiten de GGD-locatie
dienden te wachten, is tijdens het vorige debat op 4 februari jl. een motie van het
lid Sazias (50PLUS) aangenomen om zorg te dragen dat ouderen bij GGD-vaccinatielocaties
niet buiten op een prik hoeven te wachten48. Ik heb tijdens het debat aangegeven dat het inderdaad erg vervelend is dat hier
problemen zijn ontstaan. Van de GGD heb ik begrepen dat alle locaties zijn ingericht
met (verwarmde) wachtruimtes en looproutes. Bovendien wordt in de uitnodigingsbrief
gevraagd of mensen niet te vroeg, zo’n vijf minuten voor hun afspraak, op de GGD-locatie
verschijnen.
GGD’en leren van deze situaties en proberen zo snel mogelijk te anticiperen om vergelijkbare
situaties in de toekomst te voorkomen. Zo worden op locaties aanpassingen gedaan.
Er worden (meer) verkeersregelaars ingezet. Zoals eerder vermeld, wordt bekeken of
de snelheid van het prikproces verder geoptimaliseerd kan worden door de administratie
(registratie) en het prikken meer te scheiden. En doordat er nu ook snel meer centrale
GGD-locaties komen (oplopend naar ruim 90 in april en ruim 100 vanaf mei), kunnen
ook de te vaccineren mensen meer gespreid worden over meerdere locaties.
Inzet vaccins voor onderzoeksdoeleinden
Op 4 februari jl. heb ik via een e-mailprocedure van de Vaste Kamercommissie voor
VWS een verzoek gehad in het kader van de VOICE-studie naar de werking van COVID-19
vaccins bij mensen die worden behandeld met chemo- of immunotherapie. Ik onderken
het belang van onderzoek bij de toepassing van vaccins bij oncologie patiënten. Juist
om die reden heeft het Ministerie van VWS recent ZonMw opdracht gegeven om een onderzoeksprogramma
rondom COVID-19 vaccins uit te voeren. Hier is 25 miljoen euro voor beschikbaar besteld.
In de tweede helft januari zijn door ZonMw de eerste onderzoeken gehonoreerd. Dit
betekent dat de onderzoekers financiering krijgen toegewezen en hun studie kunnen
voorbereiden c.q. gaan uitvoeren. De onderzoeken zijn opgezet om meer inzicht te verkrijgen
in de immuunrespons bij verschillende groepen patiënten met immuunstoornissen. Zoals
ik in mijn brief van 5 februari jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 985) heb aangegeven maakt ook deze studie deel uit van de onderzoeken die zijn gehonoreerd.
Andere onderzoeken die zullen worden uitgevoerd betreft onderzoek bij transplantatie
patiënten, auto-immuun patiënten, ouderen en personen met het syndroom van Down.
De onderzoeken starten zodra hier vaccins beschikbaar voor zijn. Ik heb het RIVM gevraagd
hier uitvoering aan te geven. De eerste onderzoeken (de VOICE, RECOVAC en COVALENT
studies) zijn vorige week van start gegaan. Hier heb ik in kunnen voorzien door de
spillage van alle ziekenhuizen samen te brengen in de onderzoekscentra. Ook de andere
studies die op heden door ZonMw zijn goedgekeurd zullen zo spoedig mogelijk vaccins
ontvangen. Vanwege de beperkte leveringen kan ik helaas nog niet voorzien in voldoende
vaccins voor alle onderzoeken.
Opkomst nieuwe varianten
De opkomst van verschillende nieuwe varianten van het coronavirus maakt een snelle
vaccinatieoperatie extra belangrijk. Het kabinet heeft naar aanleiding van het bericht
dat in Zuid-Afrika is besloten het vaccin van AstraZeneca niet meer grootschalig in
te zetten, aan het OMT gevraagd de Nederlandse situatie nader te duiden. Het OMT geeft
in het 100e OMT advies (d.d. 15 februari 2021) aan dat de Zuid-Afrikaanse variant in Nederland
nog weinig circuleert, waar de variant in het gebied van het onderzoek in Zuid-Afrika
het dominante type is. Het OMT concludeert dat de gezondheidswinst die behaald kan
worden door het AstraZeneca-vaccin snel in te zetten groot is en opweegt tegen de
onzekere werkzaamheid van het vaccin bij andere varianten die momenteel weinig circuleren
in Nederland. Onderzoekers, zowel nationaal als bij ECDC en de WHO houden nauwlettend
in de gaten of de verschillende varianten die we nu kennen invloed hebben op de werkzaamheid
van de beschikbare vaccins en wat dit betekent voor de aanpak van het virus.
Versnelling vaccinatieoperatie
Ik wil de vaccinatieoperatie waar mogelijk versnellen. Ik heb het RIVM gevraagd de
nu beschikbare studies naar het slechts zetten van een eerste vaccinatie dan wel het
sterk uitstellen van de tweede vaccinatie te beoordelen. Ook vraag ik het RIVM te
onderzoeken of er mogelijkheden zijn om mensen die reeds een SARS-CoV-2 infectie hebben
doorgemaakt later te vaccineren. De reden hiervoor is dat recente studies aantonen
dat gedurende minimaal 6 maanden geen ernstige re-infecties optreden. Daarnaast vraag
ik de Gezondheidsraad of het mogelijk is om twee verschillende vaccins binnen een
vaccinatieschema te gebruiken, en daarmee dus op een later moment een ander vaccin
in te zetten als tweede vaccinatie.
Vaccinatieoperatie langere termijn
De prognoses op de langere termijn kennen grote onzekerheidsmarges. Dit wordt veroorzaakt
door factoren als de mate waarin de samenleving immuniteit opbouwt na een doorgemaakte
infectie of vaccinatie, en de beschermingsduur van vaccinatie tegen circulerende virussen.
Het is mogelijk dat het coronavirus in de toekomst zal blijven muteren en dat zou
kunnen betekenen dat het virus jarenlang in de samenleving kan blijven circuleren.
De meest gunstige prognose betreft een situatie waarbij vaccins langdurig bescherming
bieden tegen -een SARS-CoV-2-infectie en effectief blijken tegen overdacht van het
virus. De minst gunstige prognose betreft een situatie waarbij toekomstige mutaties
varianten van het SARS-CoV-2-virus voortbrengen die de beschikbare vaccins omzeilen.
Het is daarom van groot belang om vooruit te kijken en in kaart te brengen wat nodig
is om op dit soort situaties voorbereid te zijn. Ik zal met de Gezondheidsraad en
het RIVM in overleg treden over de vragen die in dit verband beantwoord moeten worden.
Ethische en juridische dilemma’s COVID-19 vaccinatie
Tijdens het debat met uw Kamer op 4 februari jl. publiceerde de Commissie Ethiek en
recht van de Gezondheidsraad haar advies over ethische dilemma’s en juridische vragen
die zich kunnen voordoen bij de COVID19-vaccinatie. Dit ethisch kader is ontwikkeld
n.a.v. de motie van 18 november jl. over een ethisch afwegingskader voor de vaccinatiestrategie.
De Gezondheidsraad gaat hierbij ook in op het instrument vaccinatiebewijzen. Op 4 februari
jl. heb ik tijdens het corona-debat met uw Kamer toegezegd binnen een maand met een
kabinetsstandpunt te komen naar aanleiding van dit advies. Ik heb aangegeven het van
belang te vinden hierover met uw Kamer zorgvuldig te besluiten.
Ik wil in deze brief nogmaals benadrukken dat vaccinatie vrijwillig is. Zoals ik in
eerdere brieven heb aangegeven, vind ik het belangrijk dat iedereen in Nederland een
goed afgewogen besluit kan maken over vaccinatie. Daarom besteed ik in de publiekcommunicatie
aandacht aan transparante, toegankelijke en begrijpelijke informatie over de beschikbare
vaccins. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over hoe de vaccins zijn ontwikkeld, of ze
veilig zijn, en over de effectiviteit. Daarmee geef ik invulling aan mijn toezegging
aan het lid Van Dijk (SGP) tijdens een plenaire vergadering van de Eerste Kamer op
26 oktober 202049, waarin ik heb aangegeven de gewetensbezwaren van niet-gevaccineerden te respecteren,
maar ook het belang van vaccinatie te zullen benadrukken.
In de volgende voortgangsbrief zal ik verder ingaan op het advies van de Gezondheidsraad
over ethische en juridische dilemma’s. Ik zal hierbij ook advies nr. 17 van de Begeleidingscommissie
Digitale Ondersteuning Bestrijding Covid-19 meenemen dat mede naar aanleiding van
het advies van de Gezondheidsraad op 9 februari jl. is uitgebracht.
Toezicht op vaccineren
De afgelopen weken heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in het kader
van haar toezicht op vaccineren, bezoeken gebracht aan GGD-locaties, instellingen,
huisartsenposten en een ROAZ-apotheek.
De IGJ heeft op 19 februari een nieuwe factsheet gepubliceerd50, waarin zij haar bevindingen weergeeft van deze bezoeken, die over het algemeen positief
zijn. Ook worden hierin breed en per sector tips en aandachtspunten gegeven met betrekking
tot o.a. de opslag, koeling, vervoer en toediening van vaccins. De inspectie wil dat
deze ervaringen worden gebruikt bij het verder verbeteren van het vaccinatieproces.
De IGJ heeft tijdens de inspectiebezoeken gezien dat bij vaccinatielocaties op basis
van ervaringen inmiddels verbeteringen zijn en worden doorgevoerd en dat incidenten
structureel worden geanalyseerd en zo nodig procedures worden aangepast. De locaties
laten hiermee zien dat zij zich op professionele wijze ontwikkelen. De IGJ moedigt
aan dat leerpunten gedeeld worden tussen verschillende locaties.
Inkoop griepvaccins 2021
Vanwege de coronacrisis was het animo voor de griepvaccinatie in 2020 hoger dan in
de voorgaande jaren.51 Door deze hoge opkomst heeft Staatssecretaris Blokhuis, op 27 oktober 2020, besloten
om gezonde mensen van 60 tot 69 jaar te vragen om niet in te gaan op de uitnodiging
voor de griepprik. Zoals op 4 december 2020 gedeeld met uw Kamer52 heeft deze groep later alsnog de mogelijkheid gekregen om zich te laten vaccineren
tegen de griep.
Om ervoor te zorgen dat er het komende griepseizoen voldoende griepvaccins zijn, heeft
de Staatssecretaris uw Kamer, in antwoord op de Kamervragen van de leden Kuik en Slootweg53, laten weten te streven naar extra inkoop van griepvaccins.
Veel mensen in de doelgroep voor de griepvaccinatie hebben ook kans om ernstiger ziek
te worden van het coronavirus. Als iemand flink ziek wordt van griep en vervolgens
COVID-19 krijgt, dan kan dit een zware aanslag op het lichaam zijn. De griepvaccinatie
helpt dus om de doelgroep van het Nationaal Programma Grieppreventie (NPG) zo gezond
mogelijk te houden.
Mijn collega Staatssecretaris Blokhuis heeft het RIVM verzocht om het maximum aantal
griepvaccins dat binnen de contracten beschikbaar is, te bestellen. En om, naast de
contractuele hoeveelheid, 840.000 extra vaccins in te kopen. Hiermee kunnen we een
opkomst van ongeveer 75% van de doelgroep van het NPG aan. Dit percentage is conform
de richtlijn van de WHO.
Innovatieve behandelingen
Zolang het coronavirus actief is en de vaccinatiecampagne nog loopt, blijf ik mij
inzetten voor uitbreiding en snelle beschikbaarheid van kansrijke innovatieve behandelingen.
Tot nu toe worden vooral bestaande geneesmiddelen ingezet tegen COVID-19 (bijvoorbeeld
dexamethason). Er komt ook steeds meer zicht op nieuwe innovatieve behandelingen die
specifiek zijn ontwikkeld tegen COVID-19. De eerste nieuwe type behandelingen zijn
vooral antilichaamtherapieën. Deze nieuwe middelen zullen volgens de leveranciers
schaars zijn, omdat de vraag groot is en de middelen complex zijn om te produceren.
Momenteel is er nog onzekerheid over de werkzaamheid en mogelijke toepassingsgebieden
(preventie, profylaxe, behandeling) van antilichaambehandelingen. In de komende maanden
worden de resultaten verwacht van grootschalige klinische studies.
Op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten en informatie van betrokken
fabrikanten, kunnen deze behandelingen mogelijk in specifieke, op zichzelf staande
gevallen als profylaxe of als behandeling ingezet worden bij personen die blootgesteld
zijn aan het virus, milde klachten hebben en een verhoogd risico hebben op een ernstig
ziekteverloop. Op deze wijze kunnen antilichaamtherapieën mogelijk een bijdrage leveren
aan de bescherming van individuele kwetsbare personen. Gelet op mogelijke schaarste,
kies ik er uit voorzorg voor om nu alvast een beperkte, doch naar verwachting afdoende
hoeveelheid antilichaambehandelingen aan te kopen – ondanks dat er op dit moment nog
onvoldoende bekend is over de werkzaamheid en inzetbaarheid van deze behandelingen.
Zodra de medisch-wetenschappelijke inzichten en behandeladviezen dat toelaten, kunnen
deze behandelingen snel ingezet worden in Nederland. Leveranciers geven aan dat de
eerste leveringen van de middelen binnen 1 á 2 maanden zouden kunnen starten.
Nederland doet mee aan de gezamenlijke inkoop van de antilichaambehandelingen via
de Europese Commissie. De formele EU-registratie en markttoelating via het Europees
Geneesmiddelenbureau (EMA) van deze middelen wordt over enkele maanden verwacht. Om
eventueel eerdere beschikbaarheid van enkele middelen mogelijk te maken, heeft het
EMA een snellere, zogenaamde artikel 5 lid 3-procedure in gang gezet. Hiermee kan
het EMA op korte termijn een wetenschappelijke verklaring afgeven over de werkzaamheid
en veiligheid van deze antilichamen, op basis van voorlopige onderzoeksgegevens. Als
de wetenschappelijke verklaring van het EMA hier aanleiding toe geeft, kan Nederland
desgewenst via een nationale noodtoelating de behandelingen snel beschikbaar maken
voor toepassing bij individuele Nederlandse patiënten. Door nu een gerichte aankoop
te doen, zorg ik ervoor dat de middelen daadwerkelijk direct beschikbaar zijn indien
deze route zich aandient.
Zorgen dat de zorg het aankan
Zorg voor patiënten in de keten
Week na week spannen professionals in de zorg zich in om samen het grote aantal COVID-patiënten
op te vangen en tegelijkertijd zorg aan non-COVID-patiënten te blijven leveren. De
gehele zorgketen van Nederland werkt zo continu samen aan goede, veilige en toegankelijke
zorg.
Actueel beeld COVID-ziekenhuiszorg
In de ziekenhuizen is de algemene situatie rond de COVID-patiënten al enige tijd vrij
onveranderlijk. Het totale aantal COVID-patiënten dat in het ziekenhuis ligt (zowel
op de IC als op de klinische verpleegafdelingen) nam de afgelopen maand per saldo
gemiddeld langzaam af. Daarentegen zien we de afgelopen twee weken weer een iets groeiende
instroom van nieuwe COVID-patiënten in de ziekenhuizen. Op basis van de beschikbare
data verwacht het Landelijk Centrum Patiëntenspreiding (LCPS) de komende week een
stijging van het aantal COVID-patiënten op de IC en een daling van het aantal COVID-patiënten
in de kliniek.
Op dit moment (stand 22 februari 2021) zijn volgens het LCPS in totaal 1.908 patiënten
met COVID-19 in de Nederlandse ziekenhuizen opgenomen, waarvan 561 COVID-patiënten
op de IC en 1.347 COVID-patiënten in de kliniek.
Actueel beeld COVID-zorg in eerstelijnsverblijf
Op dit moment zijn er (volgens de monitor zorgcontinuïteit van GGD-GHOR) 1.198 eerstelijnsverblijf
bedden beschikbaar voor COVID-patiënten die niet naar het ziekenhuis hoeven of het
ziekenhuis uit mogen, maar voor wie het niet mogelijk is om (meteen) thuis te worden
verzorgd. Van deze 1.198 bedden, zijn er 625 bezet (cijfers 18 februari 2021). Ten
opzichte van vorige week is dit een daling in het aantal beschikbare bedden (–16)
en een daling in het aantal bezette bedden (–81). Drie van de 25 veiligheidsregio’s
zijn op dit moment niet in staat om verder op te schalen. De komende week wordt er
een daling verwacht in de bedbezetting. De bezetting over een maand blijft nog onzeker.
Er zijn drie scenario’s waarbij het gemiddelde zo rond de 400 bezette bedden ligt,
met een geschatte marge die uiteenloopt van 200 tot 900 bezette bedden.
Stand van zaken reguliere zorg
Om capacitaire ruimte te creëren voor het opvangen van de voortdurende instroom van
COVID-patiënten is het helaas nog steeds onvermijdelijk dat ziekenhuizen delen van
de niet-kritieke planbare zorg afschalen en behandelingen uitstellen. Daarnaast is
er vanwege de hoge COVID-bezetting in de ziekenhuizen momenteel maar weinig ruimte
voor inhaalzorg.
De laatste rapportage van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)54 laat zien dat vanaf maart er naar schatting 1,35 miljoen minder verwijzingen vanuit
de huisartsen naar de ziekenhuizen zijn geweest. Ook hiervoor – als de betreffende
patiënten zich op een later moment alsnog met hun klachten melden bij hun huisarts –
straks een beroep op (inhaal)zorg en behandeling worden gedaan.
Op dit moment werken we samen met de NZa een plan uit voor de toegankelijkheid van
zorg na de COVID-pandemie. Dit plan is gericht op zowel de patiënten die tijdens de
COVID-pandemie met uitgestelde zorg te maken hebben gehad, als ook op de patiënten
die zich na de pandemie aandienen en zorg nodig hebben. Samen met de veldpartijen
beziet de NZa welke knelpunten er zijn en hoe oplopende wachtlijsten kunnen worden
voorkomen. Naar verwachting zal dit plan uiterlijk medio april gereed zijn, uiteraard
onder voorbehoud van de actuele ontwikkeling van de pandemie in de komende weken.
Hiermee heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie Wilders55 over een plan voor het inhalen van reguliere zorg, waar de heer Wilders mij bij commissiebrief
van 9 februari 2021 om heeft verzocht.
Voorbereid zijn op ernstige scenario’s
Zoals in de stand van zakenbrief van 2 februari 2021 is gemeld, werken we momenteel
aan een aanvullend tijdelijk beleidskader «kwaliteit en continuïteit van zorg in fase
3 van de COVID-19 pandemie». Dit aanvullend beleidskader is van belang om goed voorbereid
te zijn op scenario’s die – vanwege nieuwe virusmutanten – leiden tot grote aantallen
COVID-patiënten en waarin er ernstige, ontwrichtende gevolgen zijn voor de gehele
breedte van de Nederlandse zorg.
Het aanvullend beleidskader is een verdieping op het «tijdelijk beleidskader waarborgen
acute zorg in de COVID-19 pandemie» van 23 oktober 2020. Het kader zal met name gericht
zijn op het maximaliseren van de regionale ketensamenwerking, het up-to-date beschikbaar
hebben van concrete regionale en sectorale crisisplannen en het vastleggen van afspraken
om de toegankelijkheid van de zorg in den brede te borgen in een fase 3-situatie.
Het doel is om dit aanvullend beleidskader begin maart gereed te hebben.
In de voorbereiding op de ernstige scenario’s is het van groot belang dat in alle
geledingen van de zorg – sectoraal en regionaal – goede en actuele crisisplannen aanwezig
zijn. Het is ten behoeve van de regionale en landelijke regie in een fase 3-situatie
relevant dat deze plannen goed op elkaar aansluiten en onderling vergelijkbaar zijn.
Dit sluit aan bij een brief die de Minister voor MZS heeft ontvangen van de IGJ en
de NZa (zie bijlage brief IGJ & NZa)56. Daarom heeft de Minister voor MZS het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) de opdracht
gegeven om een vergelijkingskader voor de regionale plannen voor fase-3 op te stellen
(zie bijlage opdrachtbrief LNAZ fase 3)57. In dit vergelijkingskader moet onder andere aandacht besteed worden aan:
• de aansluiting op sectorale plannen,
• de keuzes op het gebied van kwaliteit van zorg in de hele keten bij oplopende pandemische
druk,
• hoe wordt omgegaan met personele schaarste, de rolverdeling, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden van de verschillende partijen,
• en afspraken over communicatie en informatievoorziening.
Ik verwacht dat regio’s vervolgens – waar nodig – hun eigen plannen aanpassen en verbeteren
op basis van de terugkoppeling van de LNAZ, zodat die qua inhoud en uitwerking nog
verder vergelijkbaar worden. In het aanvullend beleidskader zullen we nader op dit
punt ingaan. Uiteraard zal de Minister voor MZS hier uw Kamer over informeren.
Bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid
Kwetsbare personen
Verpleeghuiszorg
Cijfers
De huidige situatie ten aanzien van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19 sterfte
in verpleeghuizen is op dit moment als volgt:
Bewoners
• Uit de cijfers van het RIVM (peildatum 22 februari 2021) blijkt dat in de afgelopen
twee weken (week 7 en 6 58) ca. 1.600 bewoners positief getest zijn op COVID-19. Het aantal nieuwe besmettingen
neemt de laatste weken gelukkig weer enigszins af. Uit figuur 4 komt dit naar voren.
Dit patroon blijkt ook uit de cijfers van Verenso van 16 februari 2021.
• Het RIVM schat dat sinds het uitbreken van de crisis bij ca. 38.900 bewoners van verpleeghuizen
een COVID-19-besmetting is bevestigd. Van dit aantal zijn ruim 7.940 mensen als overleden
gemeld. Een groot deel van de mensen die besmet zijn, herstelt gelukkig, mede door
de goede verzorging die zij ontvangen.
• In week 7 zijn 141 bewoners overleden bij wie COVID-19 is vastgesteld. In de twee
weken daarvoor was dit aantal hoger, namelijk 181 (week 6) en 223 (week 5).
Ter vergelijking, in week 5 zijn in totaal 1.120 bewoners van verpleeghuizen overleden.
Van hen was dus bij circa 20% een besmetting vastgesteld.
In onderstaande figuur is de ontwikkeling van het aantal nieuwe besmettingen vanaf
1 juli 2020 weergegeven.
Figuur 3. Cijfers COVID-19-verpleeghuiszorg
Locaties
• Wekelijks raken nog nieuwe locaties besmet. Het gaat in totaal om 140 locaties in
de afgelopen twee weken. Dat waren er 77 in week 7 en 63 in week 6.
• Op een aantal locaties waar sprake was van een besmetting, zijn in de afgelopen 28
dagen geen nieuwe besmettingen vastgesteld zodat zij wegvallen uit deze groep. Het
gaat in totaal om 262 locaties in de afgelopen twee weken (113 in week 7 en 149 in
week 6).
• De laatste weken is het aantal locaties waar de besmetting ten einde is iets hoger
dan het aantal nieuwe locaties met een besmetting, zodat per saldo het aantal locaties
met één of meer besmettingen iets afneemt. Het aantal verpleeghuislocaties waar recentelijk
één of meerdere besmettingen zijn gemeld blijft hoog, maar neemt de laatste weken
af. Het RIVM schat dat op 20 februari 2021 bij 470 verpleeghuislocaties sprake is
van een vastgestelde COVID-19-besmetting. Dat is ca. 20% van het aantal locaties.
Het gaat om het aantal verpleeghuislocaties waar in de afgelopen 28 dagen sprake is
van ten minste één vastgestelde COVID-19 besmetting op basis van een positieve test.
• Het hoogst aantal besmette verpleeghuislocaties was op 8 januari jl. Toen waren er
besmettingen op 858 locaties.
Het bovenstaande beeld is zichtbaar in de onderstaande grafiek. De lijn in de figuur
geeft op de linker y-as het totaal aantal verpleeghuislocaties met één of meer vastgestelde
besmettingen in de tijd weer. De staven boven de horizontale as geven op de rechter
y-as het aantal nieuwe besmette locaties per week weer. De staven onder de horizontale
as geven op de y-as het aantal nieuwe besmettingsvrije locaties weer.
Het aantal locaties met besmettingen ligt nu hoger dan op het hoogste punt in de eerste
golf, waarbij geldt dat in de eerste golf veel minder werd getest.
Figuur 4. Verpleeghuislocaties met één of meer besmettingen
Signalen verpleeghuiszorg
Vanzelfsprekend was de aandacht de afgelopen periode gericht op de vaccinatie van
bewoners en zorgverleners. Er gaat veel aandacht uit naar het vragen om toestemming
van de bewoners (of hun bewoners), het bestellen van het vaccin en later het vaccineren
van de bewoners. De bereidheid tot vaccineren bij bewoners en bij zorgverleners blijkt
hoog te zijn. In de teams wordt veel over vaccinatie gesproken. Dit ook omdat de zorgaanbieders
aan de zorgverleners op vele manieren informatie verstrekken, onder meer via video’s.
Vele zorgaanbieders zijn inmiddels doende met de tweede vaccinatie van de bewoners.
Hiervoor is ingegaan op het aantal besmettingen. De signalen van de zorgaanbieders
zijn dat de situatie beheersbaar is. Vele zorgaanbieders geven daarbij ook aan dat
het aantal besmettingen daalt. Wel maakt een aantal zorgaanbieders zich zorgen om
de situatie vanwege de opkomst van de VK- variant van het virus. Op regioniveau wordt
gewerkt aan het maken van afspraken voor als de toename van de besmettingen ten gevolge
van deze variant dusdanig is dat afschaling van de zorg noodzakelijk blijkt.
Wat betreft de inzet van zorgverleners zijn er wisselende signalen. Door diverse organisaties
wordt gemeld dat het nog steeds goed lukt om «de diensten» te vullen, door andere
zorgaanbieders wordt aangegeven dat er een tekort is aan zorgverleners. De inzet van
extra handen in de zorg vanuit externe zorg- en hulporganisaties wordt op prijs gesteld.
Er zijn op dit moment geen aanvragen meer van zorgaanbieders voor ondersteuning door
Defensie.
Cijfers thuiswonende ouderen
De stand van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-overlijdens van thuiswonende
70-plussers is op dit moment als volgt:
– Het aantal nieuwe meldingen van COVID-19-besmettingen bij ouderen die ouder zijn dan
70 jaar en thuis wonen is de afgelopen weken flink gedaald. In week 7 waren wel meer
meldingen dan in week 6.
– Uit de cijfers van het RIVM blijkt dat in de afgelopen twee weken (week 7 en 6) het
aantal nieuwe besmettingen ca. 3.880 bedraagt. Dit is minder dan de ca. 4.600 nieuwe
besmettingen in de voorgaande twee weken (week 5 en 4).
– Het RIVM schat dat vanaf 1 juli 2020 bij ca. 73.300 personen van boven de 70 jaar
en die thuis wonen een COVID-19-besmetting is bevestigd, van wie ongeveer 2.910 mensen
als overleden zijn gemeld.
– Onder de groep thuiswonende 70-plussers bevinden zich ook personen met medische problematiek
die snel aan de beurt komen voor een vaccin. Hoeveel van deze 70-plussers in een kwetsbare
gezondheid verkeren of een vorm van zorg of ondersteuning thuis ontvangen, is niet
precies bekend.
In het onderstaande figuur is deze ontwikkeling weergegeven vanaf 1 juli 2021.
Figuur 5. Cijfers COVID-19 ouderen thuis (70 plus)
Mensen met een beperking in gehandicaptenzorginstellingen en thuis
Bewoners instellingen
De situatie ten aanzien van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19 sterfte in
instellingen voor gehandicaptenzorg is op dit moment als volgt:
• Uit cijfers van het RIVM blijkt dat in de afgelopen twee weken (week 7 en 6) 420 bewoners
besmet zijn geraakt. Dat is minder dan in de 2 weken daarvoor.
• Het RIVM schat dat sinds 1 juli 2020 bij 5.700 bewoners van instellingen sprake is
van een bevestigde COVID-19-besmetting, van wie 94 mensen zijn overleden.
Bij de instellingen voor gehandicaptenzorg zien we dus dat het aantal nieuwe meldingen
van COVID-19-besmettingen (linker y-as) de laatste 2 weken flink gedaald is. De sterfte
onder de bewoners is gelukkig laag (rechter y-as). In onderstaande figuur is de ontwikkeling
vanaf 1 juli 2020 weergegeven.
Figuur 6. Cijfers COVID-19 gehandicaptenzorg
Locaties
Het RIVM schat dat op 20 februari bij 104 locaties voor gehandicaptenzorg sprake was
van een vastgestelde COVID-19 besmetting. Dat is ongeveer 4% van het totaal aantal
locaties. Het aantal besmette locaties schat het RIVM in op basis van het aantal locaties
waar in de afgelopen 28 dagen sprake is geweest van ten minste één vastgestelde COVID-19
besmetting op basis van een positieve test. Het beeld is zichtbaar in onderstaande
grafiek.
De lijn in de figuur geeft op de linker y-as het totaal aantal locaties met een of
meer vastgestelde besmettingen in de tijd weer. De staven boven de horizontale as
geven (op de rechter y-as) het aantal nieuwe besmette locaties per week weer. De staven
onder de horizontale as geven (op de rechter y-as) het aantal nieuwe besmettingsvrije
locaties weer.
De laatste drie weken zijn er gelukkig iets minder nieuwe locaties besmet geraakt.
In week 7 waren dat er 16. Op ca. 36 locaties was de besmetting ten einde. Dit aantal
is dus hoger dan het aantal nieuwe locaties met een besmetting. Per saldo is het aantal
locaties met één of meer besmettingen de laatste week daarom afgenomen tot 104 locaties.
Figuur 7. Locaties gehandicaptenzorg met één of meer besmettingen
Geleverde zorg aan Wet langdurige zorg (Wlz)-cliënten – aantal opgenomen cliënten
Na de eerste golf is het aantal opgenomen cliënten in instellingen voor ouderenzorg
met circa 5.000 gedaald. Dat is een afname van 4% ten opzichte van de 127.000 opgenomen
personen voor de eerste golf. In de zomermaanden is het aantal geleidelijk weer toegenomen
door herbezetting. De laatste weken neemt de leegstand toe door hogere sterfte in
de verpleeghuizen als gevolg van COVID-19.
Deze ontwikkeling is te volgen dankzij de weekcijfers over het aantal Wlz-cliënten
naar leveringsvorm, die het CBS op mijn verzoek publiceert59. Na week 5 is er sprake van circa. 4.100 plaatsen leegstand.
Figuur 8. Opgenomen personen in de VV
Maatschappelijke ondersteuning (incl. dak- en thuislozen)
Inzet Rode Kruis
Al sinds het begin van de crisis is het Nederlandse Rode Kruis met behulp van subsidies
van onder andere het Ministerie van VWS actief met de COVID-19-hulpverlening. De afgelopen
maanden is er ontzettend veel werk verricht. Op dit moment zijn er ruim 200 projecten
door het hele land, variërend van het vervoeren van COVID-19-patiënten tot het ondersteunen
van het zorgpersoneel in verpleeg- en verzorgingshuizen. Tevens verzorgt het Nederlandse
Rode Kruis voedselhulp en ondersteunt zij bij de (nood)opvang van dak- en thuislozen.
De capaciteit en expertise van het Rode Kruis wordt ook breed ingezet bij andere activiteiten
in de bestrijding van de crisis, denk hierbij aan:
• Ondersteuning GGD bij: bron- en contactonderzoek, testen en vaccinatie;
• Ontzorgen van zorginstellingen door niet medisch vervoer voor over te nemen;
• Een bijdrage leveren aan het verlagen van de werkdruk bij de GGD- en huisartsenposten;
• Voedselhulp en andere hulpgoederen, zoals mensen voorzien van noodzakelijke beschermingsmiddelen
zoals mondkapjes;
• Programma’s voor sociale en mentale ondersteuning zoals «Skip de Coronadip» waar inmiddels
al 8000 jongeren aan meedoen;
• Telefonische hulplijn voor informatie en een luisterend oor.
Interventie
Cijfers t/m december 2020
Ondersteuning zorginstelling en groepsquarantaine
128 instellingen
Ondersteuning bij vervoer
Ruim 3700 mensen geholpen
Hulp bij BCO
Ruim 28.000 geslaagde belmomenten
Hulplijn
Ruim 25.500 telefoontjes
Voedselpakketten uitgedeeld
Ruim 29.400 pakketten
ruim 86.200 boodschappenkaarten uitgedeeld
Ondersteuning bij boodschappen
437 mensen geholpen
Onderdak/ opvang dak- en thuislozen
Ruim 1 800 mensen geholpen
Medio mei zal een uitgebreide publieke jaarrapportage van een jaar COVID-19 hulpverlening
in het Koninkrijk der Nederlanden door het Nederlandse Rode Kruis verschijnen. Deze
zal ik uiteraard ook delen met uw Kamer.
Aanvullende adviezen voor thuiswonende ouderen
Voor zelfstandig wonende ouderen is een aantal aanvullende adviezen opgesteld behorend
bij de verschillende risiconiveaus van de Corona Routekaart. Deze adviezen hebben
als doel ouderen te ondersteunen zo goed en veilig mogelijk mee te kunnen blijven
doen in de samenleving en tegelijkertijd besmetting met het coronavirus te voorkomen.
Hierbij is rekening gehouden met verschillen van vitaliteit en kwetsbaarheid binnen
de groep ouderen.
Het OMT heeft, gezien de herijking van de routekaart, nogmaals gekeken naar de aanvullende
adviezen voor thuiswonende ouderen. Uw Kamer ontvangt met deze brief de herijking
van de aanvullende adviezen voor thuiswonende ouderen (zie bijlage: «Aanvullende adviezen
zelfstandig wonende ouderen bij de Corona Routekaart»)60. Het gaat in op mogelijkheden voor bezoek, het doen van boodschappen en het deelnemen
aan het dagelijks leven, in aanvulling op algemeen geldende maatregelen. De adviezen
zijn ingeschaald naar escalatieniveau en er zijn voorbeelden opgenomen hoe de adviezen
geïnterpreteerd moeten worden.
Hulp- en luisterlijnen en platforms
In mijn vorige brief61 heb ik aangegeven dat ik u op de hoogte houd van het aantal contactverzoeken bij
de hulplijnen en de top vijf van redenen waarom contact wordt gezocht.
In vergelijking met de vorige brief is het aantal contactverzoeken bij de hulplijnen
nagenoeg gelijk gebleven. Het Rode Kruis heeft een hulplijn voor vaccinatievervoer
opgezet waarbij een stijging is gemeld van 20% in het aantal contactverzoeken voor
week 6 ten opzichte van week 5. De stijging komt omdat steeds meer mensen een uitnodigingsbrief
voor vaccinatie ontvangen, waar soms vragen uit volgen. Daarnaast is de toename te
verklaren doordat mensen die nog niet zijn uitgenodigd voor vaccinatie de hulplijn
bellen.
De vijf meest voorkomende redenen contact op te nemen met een van de hulplijnen zijn:
– Daginvulling (omhelst alle gesprekken waarbij mensen de dagelijkse zaken willen bespreken
die ze anders met een partner of naaste zouden bespreken, om even een stem te horen
of hun verhaal te doen. Deze gesprekken gaan bijvoorbeeld over het weer of het doornemen
van de dag);
– Praktische hulpvraag (vervoer naar een testlocatie/vaccinatielocatie, hulp bij boodschappen
etc.);
– Informatie over corona (o.a. de avondklok, vaccinatie en quarantaine);
– Psychische klachten (o.a. eenzaamheid, angst, stress en depressie);
– Behoefte aan sociaal contact.
MIND Korrelatie en de Landelijke Luisterlijn melden dat veel contactverzoeken bij
de hulplijnen die zij beheren gaan over frustratie over corona. De huidige situatie
drukt zwaar op mensen en de situatie wordt als uitzichtloos ervaren. Ook benoemen
deze organisaties dat relaties en liefde steeds vaker het onderwerp van gesprek zijn.
Dit laatste wordt ook met name door de Kindertelefoon gemeld. Als we naar de cijfers
van de Kindertelefoon kijken dan zien we dat meer kinderen dan tijdens de vorige lockdown
contact opnemen met de lijn om over mentale problemen als eenzaamheid, zelfdoding
en depressie te praten. Daarom zetten we samen met gemeenten en verschillende partijen
in op het organiseren van activiteiten om mentale weerbaarheid van jongeren middels
laagdrempelige ondersteuning te versterken (Kamerstuk 25 295, nr. 988). In vergelijking met de andere hulplijnen noemt de Kindertelefoon ook (huiselijk)
geweld als een van de vijf meest voorkomende redenen om contact op te nemen met de
hulplijn. De Kindertelefoon verwijst hen door naar Veilig Thuis voor verdere ondersteuning.
Bij de Mantelzorglijn komen veel vragen binnen over de avondklok en het invullen van
het avondklokformulier.
Op online platforms wordt veel vraag en aanbod van hulp geplaatst. Het landelijk online
matchingsplatform NLvoorElkaar maakt hier actieve matches tussen. Onlangs heeft NLvoorElkaar
i.s.m. prof.dr. Lucas Meijs, van de Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit,
een rapport gepubliceerd over vrijwillige inzet. NLvoorElkaar meldt dat in 2020 93.000 matches
zijn gemaakt, een stijging van 22% t.o.v. het jaar 2019. De matches zijn met name
gemaakt in de categorieën sociaal contact, activiteiten(begeleiding) en boodschappenhulp.
Ongeveer 54% van de hulpvragen op het platform gaat over eenzaamheid. De coronamaatregelen
zorgden bij 31% van de hulpvragers in het onderzoek voor meer behoefte aan hulp. Helaas
was er, ondanks de stijging in het aantal matches, minder aanbod beschikbaar. Het
aantal dagdelen vrijwillige inzet kelderde in 2020, wat met name verklaard kan worden
doordat veel activiteiten vanwege de maatregelen stopgezet moesten worden. Blijven
omzien naar elkaar heeft voortdurend onze aandacht en inzet.
Strategie thuiswonende ouderen
Het is belangrijk dat ouderen op een veilig en gelijkwaardig niveau kunnen participeren
in de maatschappij tijdens de COVID-19 epidemie. Om hierover structureel het goede
gesprek te kunnen voeren, heeft het Ministerie van VWS met alle betrokken partijen
ambities geformuleerd.62 Vervolgens is aan het RIVM gevraagd een factsheet op te stellen waarin zij de kennis
uit bestaande databronnen over de (voortgang van de) ambities integreert en ingaat
op de gevolgen van maatregelen voor ouderen in de eerste golf van de coronacrisis.
De eerste factsheet (uit de reeks van drie) is beschikbaar en treft u als bijlage
aan (Bijlage RIVM «Hoe gaat het met thuiswonende ouderen tijdens COVID-19»)63. Ook kijkt het RIVM naar de ambitie dat ouderen op een verantwoorde en veilige manier
(digitaal) contact kunnen onderhouden met belangrijke mensen in hun persoonlijk netwerk,
wat kan bijdragen aan het voorkomen van een toename van eenzaamheid.
Het RIVM concludeert dat de toename van besmettingen met COVID-19 en de invoering
van maatregelen gevolgen hebben gehad voor de zorg, ondersteuning, participatie en
sociale contacten van thuiswonende ouderen. Hoewel de gevolgen van maatregelen per
oudere verschillen, kan volgens het RIVM wel worden gesteld dat een deel van de ouderen
niet geheel naar wens en vermogen deel kon nemen aan het maatschappelijke leven. Vanwege
de coronamaatregelen is soms door zorgverleners, soms door ouderen ervoor gekozen
de zorg en ondersteuning af te schalen of zelfs tijdelijk te stoppen. Dit geldt ook
voor thuiswonende ouderen met dementie. Er zijn waar mogelijk andere vormen van zorg
en ondersteuning geboden, maar deze alternatieven waren niet altijd naar tevredenheid.
Ouderen hadden het gevoel dat zij tijdens de versoepelingen minder makkelijk het «normale»
leven weer konden oppakken dan jongeren en minder kwetsbaren.
De beschikbare cijfers en interviews laten zien dat een ruime meerderheid van de ouderen
tijdens de eerste golf op een veilige manier sociale contacten kon onderhouden. De
meeste ouderen ervaarden digitale of telefonische contacten als positief, al werd
digitaal en telefonisch contact door één op de vijf ouderen als volwaardige vervanging
van fysiek contact beschouwd. Sommige ouderen gaven aan drempels te ervaren contact
op afstand te onderhouden of zijn digitaal niet vaardig (genoeg). Eenzaamheid onder
ouderen is iets toegenomen ten opzichte van de situatie van vóór de COVID-19-epidemie.
Sociaal contact (digitaal of op afstand) is slechts een van de vele factoren die invloed
heeft op het ontstaan van gevoelens van eenzaamheid. Het is onduidelijk of thuiswonenden
ouderen meer last hebben van de maatregelen dan andere leeftijdsgroepen.
Het is van belang om bij de inschatting van de gevolgen van de COVID-19-epidemie voor
thuiswonende ouderen en bij het volgen van de ambities, oog te blijven houden voor
de grote diversiteit in deze bevolkingsgroep; voor de ene subgroep is de invloed van
de maatregelen groter dan voor de andere subgroep. In de volgende factsheet schenkt
RIVM waar mogelijk aandacht aan deze diversiteit.
Sociaal steunpakket
Op 12 februari jl. heeft het kabinet een steunpakket gepresenteerd dat zich richt
op het sociaal en mentaal welzijn van mensen en een gezonde leefstijl.64 Hiervoor is 200 miljoen euro door het kabinet beschikbaar gesteld. De maatregelen
zijn deels gericht op kwetsbare groepen, waaronder thuiswonende ouderen, jongeren,
mensen met psychische problematiek, dak- en thuisloze mensen en met een (verstandelijke)
beperking. Het pakket bevat ook maatregelen om de leefstijl van alle Nederlanders
positief te stimuleren. Het Ministerie van VWS is in gesprek met betrokken partijen
om de maatregelen verder uit te werken en zal de uitkomsten van de factsheet van het
RIVM zal hier ook bij worden betrokken.
Zoals op 12 februari jongstleden gemeld aan uw Kamer65 hebben jeugdigen behoefte aan laagdrempelige ondersteuning voor mentaal welzijn.
Daarom zetten we samen met jongeren, gemeenten en verschillende partijen in op het
organiseren van lokale en landelijke activiteiten om mentale weerbaarheid van jongeren
te versterken. De Staatssecretaris van VWS informeert uw Kamer uiterlijk eind maart
over het flankerend beleid t.a.v. de welzijn jeugd. Het initiatief Niet Alleen heeft
een voorstel bij ons ingediend dat we financieel deels gaan ondersteunen. Hiermee
doe ik de toezegging aan het lid Van der Staaij uit het debat van 4 februari 2021
af.
Andere onderwerpen
Communicatie
In de stand van zakenbrief COVID-19 van 2 februari jl., heb ik uw Kamer uitgebreid
geïnformeerd over de inrichting van de communicatie rondom het coronabeleid en alle
actuele communicatieactiviteiten. Deze inzet zetten wij onverminderd voort. Daarnaast
is een aantal nieuwe ontwikkelingen te melden.
Vaccinatie
De communicatie over de vaccins, vaccinaties en aanpak is geïntensiveerd en uitgebreid.
Via verschillende kanalen zetten we in op het verhogen van de vaccinatiebereidheid.
Daarnaast werken we aan het vertrouwen in- en draagvlak voor de vaccinatiestrategie.
Dit doen we zoveel mogelijk in afstemming met partners, koepelorganisaties en (gedrags)experts.
Publiekscampagne
De publiekscampagne richt zich op het informeren van het publiek over de vaccinaties
en over de plekken waar ze terecht kunnen met vragen. We roepen hen op om zich goed
te informeren via coronavaccinatie.nl of via het informatienummer 0800 1351. Dit doen
we op televisie en radio, online en in dagbladadvertenties. In filmpjes leggen experts
onder andere uit hoe vaccins werken en waarom vaccinatie belangrijk is. Ook op de
overheidskanalen op sociale media delen we veel relevante informatie over de vaccins
en de aanpak. Daarnaast laten we steeds meer zien hoe een en ander achter de schermen
is georganiseerd. Bijvoorbeeld via video’s van een priklocatie of de logistieke operatie
van het vaccineren op de Waddeneilanden.
Moeilijk te bereiken doelgroepen
De doelgroepen die doorgaans moeilijker via traditionele media te bereiken zijn, informeren
we met behulp van gerichte communicatiemiddelen zoals het beschikbaar maken van belangrijke
informatie in verschillende talen en visuele middelen zoals een praatplaat, infographics
en binnenkort ook animaties. Op dit gebied wordt samengewerkt met Pharos, Stichting
Lezen en Schrijven en andere partijen die goed bekend zijn met deze doelgroepen. Zij
ontwikkelen zelf ook middelen en verspreiden deze binnen hun netwerk. Ook is er bijvoorbeeld
recent een webinar georganiseerd voor mensen met een islamitische achtergrond en zijn
er gesprekken met jongeren en jongerenwerkers over welke informatie voor hen op dit
moment relevant is. Op andere vlakken stemmen we onze communicatie af met koepelorganisaties
uit de zorg, GGD en RIVM, zodat we een eenduidige boodschap communiceren en we via
zoveel mogelijk kanalen mensen kunnen informeren of verwijzen naar plaatsen waar de
informatie te vinden is.
#IkStroopMijnMouwOp
In de landelijke #IkStroopMijnMouwOp-campagne laten bekende en onbekende Nederlanders
zien dat zij zich laten vaccineren tegen corona. Erica Terpstra, Foppe de Haan, Noraly
Beyer, Bennie Jolink, Eugènie Herlaar en tv-dokter Ted van Essen zetten zich in als
ambassadeur om mensen te motiveren om zich te laten vaccineren tegen corona. Iedereen
die wil laten zien dat hij of zij zich wil laten vaccineren, kan met de postergenerator een eigen poster maken om te delen op sociale media. De postercampagne wordt samen
met alle andere communicatiemiddelen ter beschikking gesteld via een online toolkit.
Betrouwbare informatie
Een belangrijk onderdeel in de communicatie betreft het ontkrachten van desinformatie.
Daarbij is het belangrijk om mensen bijvoorbeeld op social mediakanalen regelmatig
te verwijzen naar de juiste informatie en betrouwbare bronnen. Op coronavaccinatie.nl
bespreken we de actuele vaccinatievragen en kwesties die spelen op (social) mediakanalen,
daarbij leiden we de lezer naar de betrouwbare informatiebronnen. De pagina’s worden
continu uitgebreid met nieuwe content over actuele thema’s. Ook wordt opgeroepen om
desinformatie op het gebied van vaccinatie, zoals documenten of links, met ons te
delen. We bundelen deze informatie en gebruiken deze om (eventueel gezamenlijk) content
over deze onderwerpen te ontwikkelen.
Quarantaine en testen
De online campagne «Coronaconflict» voor jongeren is live. Via social media-uitingen
en de website coronaconflict.nl richten we ons op het erkennen van twijfelachtige
gevoelens en moeilijke beslissingen wanneer een jongere in quarantaine moet. Op de
website bieden we handelingsperspectief om door de quarantaineperiode heen te komen.
Ook de campagne «Nog ff volhouden» is online. Hiermee werken we samen met de koepelorganisatie
BV jong en jongerenwerkers en richten we ons op moeilijke bereikbare jongeren. Informatie
over deze campagne staat op bvjong.nl/nogffvolhouden. De clip die is ontwikkeld voor de campagne is hier te vinden.
Daarnaast heeft Soufiane Touzani toegezegd als sportambassadeur mee te werken aan
de campagne die we ontwikkelen met TeamNL/NOC*NSF.
Om de Quarantaine Reischeck onder de aandacht te brengen van reizigers worden social media advertenties ingezet
bij internationale vliegvelden en ferry terminals.
Om de test- en quarantainebereidheid te verhogen bereiden we een massamediale tv-
radio- en online campagne voor.
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om kort terug te komen op de toezegging van
de Minister voor MZS om uw Kamer te informeren over de uitkomst van haar gesprekken
met de vakbonden, koepels en beroepsverenigingen om te komen tot eenduidige uitgangspunten
voor het gebruik van mondneusmaskers en met name de praktische doorvertaling op de
werkvloer. In het laatste gesprek op 10 februari hebben V&VN, FMS, NVAVG en Verenso
aangegeven dat zij constructief overleg hebben gehad. Met als conclusie dat het OMT-advies
ruimte biedt om een professionele afweging te maken en FFP2-maskers te gebruiken als
de situatie erom vraagt. Binnen de lokale situatie moet daarover het gesprek worden
gevoerd: wat is passend binnen de lokale context /arbeidsomstandigheden. FMS roept
met een brief haar achterban op dat gesprek op de werkvloer te voeren. Vanuit de NVZ
is aan alle ziekenhuizen gecommuniceerd dat de leidraad ruim moet worden geïnterpreteerd
en is opgeroepen daarover het gesprek met de VAR te voeren; de NFU heeft zich op hetzelfde
standpunt gesteld. Ook vanuit Actiz is een brief gestuurd aan haar leden waarin gewezen
wordt op de ruimte om FFP2-maskers te gebruiken.
Ik wil in dit kader nogmaals expliciet benoemen dat de beschikbaarheid en de kosten
van FFP2-maskers voor werkgevers geen belemmering kunnen zijn. Deze producten zijn
voor de zorg goed beschikbaar en leverbaar via de reguliere leveranciers en er is
productie van mondmaskers in Nederland. Bovendien zijn er ruim voldoende beschermingsmiddelen
beschikbaar via de noodvoorraad van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen. Daarnaast
zijn er meerkostenregelingen COVID-19 waar werkgevers een beroep op kunnen doen.
Arbeidsmarkt
Nieuwe sturingsinformatie Extra Handen voor de Zorg
Vanaf deze voortgangsrapportage presenteren wij een nieuwe set cijfers die de voortgang
van Extra Handen voor de Zorg weergeven. Deze informatie is gedetailleerder als gevolg
van een verbeterd IT-systeem.
Aantal aanmeldingen
In de afgelopen twee weken zijn er ca. 700 aanmeldingen bijgekomen. Voor een belangrijk
deel zijn dit mensen die de training bij de Nationale Zorgklas hebben doorlopen. In
totaal staat de teller op 8231 aanmeldingen (stand 19-02-2021). Dit is iets lager
dan opgenomen in de vorige brief (ca. 8500). Dat komt omdat nu ook de mensen die zich
uitschrijven kunnen worden meegenomen.
Figuur 9. Nieuwe aanmeldingen Extra Handen voor de Zorg
Inzetbaarheid
Nieuw inzicht is het aantal inzetbare mensen. Dit geeft een beeld van het potentieel
van mensen dat aangeeft beschikbaar te zijn om ingezet te worden en nu nog niet is
voorgesteld aan of geaccepteerd door een zorgorganisatie. Bij de categorie coronabanen
wordt daarnaast ook het criterium «minimaal 20 uur per week beschikbaar» gehanteerd,
overeenkomstig de eis in de subsidieregeling.
Figuur 10. Inzetbare mensen in de zorg
Matching
Onderstaande figuur geeft weer hoeveel mensen zijn voorgesteld en hoeveel daarvan
zijn geaccepteerd door de zorgorganisatie. In totaal is er 8231 keer iemand voorgesteld
aan organisaties. 2382 maal zijn er mensen geaccepteerd, waarvan 2213 unieke personen.
Naast de drie door de Commissie Werken in de Zorg genoemde fricties (mismatch in beschikbaarheid
in tijd, plaats en diploma’s) speelt mogelijk ook mee dat organisaties bij dalende
besmettingscijfers en onzekerheid over een eventuele derde golf, even pas op de plaats
maken. Dit zien we ook terug in het aantal mensen dat is voorgesteld maar nog wacht
op een reactie vanuit de zorginstelling.
Figuur 11. Voorgestelde en geaccepteerde mensen door zorgorganisaties
Het aantal keren dat mensen zijn voorgesteld verschilt per week en is afhankelijk
van het aantal aanvragen dat binnenkomt bij Extra Handen voor de Zorg. Eind januari
nam het aantal mensen die worden voorgesteld sterk toe, vanwege een aantal grote aanvragen
voor mensen die op een coronabaan aan de slag kunnen.
Figuur 12. Matchingsaantallen per week vanaf Q3 2020
De nieuwe rapportagestructuur biedt nu ook inzicht in het aantal matches per branche.
Vanuit de VVT komen de meeste aanvragen binnen, maar ook organisaties uit andere branches
maken gebruik van Extra Handen voor de Zorg.
Subsidieregeling coronabanen in de zorg
De Subsidieregeling Coronabanen in de Zorg (COZO) is op 19 februari jl. gepubliceerd.
Vanaf 1 maart 2021 is het voor zorgorganisaties mogelijk om subsidie aan te vragen
voor coronabanen in de zorg. Vanaf 1 maart 9:00 uur tot en met 31 maart 2021 17:00
uur kunnen zorgaanbieders de subsidie aanvragen. Voor werknemers die een opleiding
volgen van zes maanden op mbo-niveau 3, wordt de subsidieperiode verlengd tot 1 september
2021. Via het platform de Nationale Zorgklas, waarbij diverse mbo’s en private aanbieders
zijn aangesloten, kunnen zorgaanbieders werknemers kosteloos deelcertificaten laten
behalen.
Er lijkt grote interesse in deze subsidieregeling. Tot en met 19 februari 2021 is
er belangstelling getoond vanuit de sector voor 2208 coronabanen vanuit 119 zorgorganisaties.
Oproepen voor Extra Handen voor de Zorg via JenV
Op mijn verzoek heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid meegedacht over hoe
zorginstellingen die kampen met personeelstekorten, geholpen kunnen worden.
De Minister van JenV onderhoudt in zijn rol van Minister van eredienst contact met
kerkgenootschappen en religieuze stromingen. Ik verwacht dat bij de achterban van
deze organisaties nog oud-zorgpersoneel te vinden is dat wil bijspringen in de zorg.
De Minister van JenV heeft een oproep gedaan aan organisaties om hun achterban te
attenderen op Extra Handen voor de Zorg. Deze oproep is op 3 februari 2021 gedaan
bij de volgende organisaties:
• Interkerkelijk Contact in Overheidszaken;
• Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO);
• Centraal Joods Overleg (CJO);
• Hindoeraad Nederland;
• Boeddhistische Unie Nederland (BUN).
Oproep voor Extra Handen voor de Zorg onder medisch studenten, studenten verpleegkunde
en studenten verzorgende.
Op 18 februari jl. is een social media campagne van start gegaan vanuit Extra Handen
voor de Zorg. Deze campagne is specifiek gericht op medische studenten (hbo en wo)
en studenten in opleiding tot verpleegkundige en verzorgende (mbo en hbo). Ook is
een communicatiepakket ontwikkeld dat onderwijsinstellingen verspreiden onder studenten.
Deze campagne komt voort uit het initiatief «COVID-19 vrijwilligers» van het UMCG.
De medisch studenten en studenten verpleegkunde worden hierin opgeroepen om – als
hun stage is stopgezet – zich te melden om bij te springen in de zorg. Ze verrichten
taken behorende bij hun leerjaar. Het koppelen van studenten aan zorgorganisaties
gebeurt door Extra Handen voor de Zorg. Deze aanpak wordt door Extra Handen voor de
Zorg landelijk uitgerold. Dit biedt kansen voor een maatschappelijk relevante bijbaan
tijdens de studie, maar ook een mooi alternatief voor studenten van wie hun stage
onverhoopt is stopgezet. Het verschilt per opleidingsinstantie in hoeverre deze werkzaamheden
kunnen leiden tot studiepunten/vrijstellingen en derhalve tot verkorting van de opleidingsduur.
Volledigheidshalve merk ik op dat we ernaar streven om zoveel mogelijk stages door
te laten gaan.
Het VOG portaal van Extra Handen voor de Zorg is live
Extra Handen voor de Zorg maakt het voor zowel de werknemer als werkgever zo makkelijk
mogelijk om extra handen in te zetten. Zo verzorgt Extra Handen voor de Zorg het aanvragen
van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor mensen die zijn voorgesteld én geaccepteerd
bij een zorginstelling.
Verantwoording subsidies bonusregeling van € 125.000 en hoger
De Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 (hierna: bonusregeling) bood
zorgaanbieders in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 de mogelijkheid
subsidie aan te vragen voor het uitkeren van een bonus van netto € 1.000 aan zorgprofessionals
die naar het oordeel van de zorgaanbieder een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd
in de strijd tegen COVID-19 in de periode maart–september 2020.
Subsidie die op basis van de bonusregeling door de zorgaanbieder is ontvangen, dient
achteraf door de zorgaanbieder te worden verantwoord. De zorgaanbieder doet dit door
binnen 22 weken na afloop van het kalenderjaar waarin de bonus is uitgekeerd aan de
zorgprofessionals, een verantwoording in te dienen bij de uitvoeringsinstantie DUS-I.
Aan de hand van de verantwoording kan worden gecontroleerd of de zorgaanbieder heeft
voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen van de ontvangen subsidie. De wijze van
verantwoording is conform het Uniform Subsidie Kader vormgegeven en daardoor afhankelijk
van de hoogte van het subsidiebedrag dat aan de zorgaanbieder is toegekend.
– Bij subsidies verleend tot € 25.000 vindt controle plaats door middel van steekproeven.
– Bij subsidies verleend van € 25.000 tot € 125.000 vindt controle plaats aan de hand
van een verklaring inzake werkelijke kosten. Controle vindt daarnaast tevens plaats
door middel van steekproeven.
– Bij subsidies verleend vanaf € 125.000 vindt controle vindt plaats via de jaarrekening
met een verslag van de accountant, conform het door VWS hiervoor opgestelde protocol.
Protocol subsidies vanaf € 125.000
Het streven was om het protocol in januari 2021 te publiceren op de website van de
rijksoverheid. Het protocol is echter nog niet gereed. Op dit moment wordt nog gewerkt
aan de afronding van het protocol en bijbehorende documenten. Het is bij het opstellen
van het protocol belangrijk om de balans te vinden tussen een beperkte regeldruk voor
zorgaanbieders enerzijds en voldoende informatie anderzijds, opdat kan worden nagegaan
of de subsidie daadwerkelijk terecht is gekomen bij de zorgprofessionals waarvoor
de subsidie is bedoeld. Voor deze afweging is meer tijd nodig dan in eerste instantie
voorzien. Het is de verwachting dat het protocol in maart alsnog kan worden gepubliceerd.
Zorgaanbieders hoeven in de tussentijd niet te wachten met het betalen van de bonus
aan hun medewerkers. Hoe de verantwoording plaatsvindt, is namelijk niet van invloed op de toekenning van
de subsidie, maar alleen op de wijze waarop achteraf inzichtelijk moet worden gemaakt
dat aan de criteria van de regeling is voldaan.
Wat zorgaanbieders moeten verantwoorden staat in de bonusregeling en is sinds de publicatie
van de bonusregeling in september 2020 terug te lezen. Vanuit zorgaanbieders wordt
aangegeven dat de criteria helder zijn, op één punt na, namelijk dat de «uitzonderlijke
prestatie» ruim is gedefinieerd. Deze definitie werd gekozen om zorgaanbieders ruimte
te bieden zelf te bepalen wie in aanmerking komt voor een bonus. Alleen de zorgaanbieder
kan dit beoordelen. Het protocol dat nu wordt voorbereid, gaat dan ook niet in op
dit criterium.
Om vooruitlopend op de publicatie van het protocol extra duidelijkheid te bieden aan
zorgaanbieders zijn op de websites van de rijksoverheid en van DUS-I in een nieuwsbericht
de voorwaarden en verplichtingen uitgelicht die rechtstreeks voortvloeien uit de bonusregeling.
Herregistratie artikel 3-Wet BIG-beroepsbeoefenaren
Sinds 17 maart 2020 is de herregistratieverplichting voor alle artikel 3-beroepsbeoefenaren
tot nader order opgeschort. Reden daarvoor is om onze zorgverleners in deze tijd niet
te belasten met uitstelbare administratieve taken. Op enig moment, wanneer COVID-19
dat toelaat, zal de herregistratie weer worden opgestart, ook met het oog op de borging
van de kwaliteit van zorg. Om dat op termijn mogelijk te maken, is alvast een wijziging
van het Besluit periodieke registratie Wet BIG voorbereid. Deze wijziging, vervat
in een algemene maatregel van bestuur, zal naar verwachting in de loop van maart 2021
in het Staatsblad worden gepubliceerd. Relevant hierbij is dat dit nog niet betekent
dat de herregistratieverplichting dan ook daadwerkelijk weer ingaat. De algemene maatregel
van bestuur regelt namelijk alleen de kaders hoe de opstart van de herregistratieverplichting
vorm gegeven zal worden, maar de feitelijke inwerkingtredingsdatum zal bij separaat
koninklijk besluit worden geregeld. Uw Kamer wordt geïnformeerd op het moment dat
de herregistratieverplichting weer zal gaan gelden.
Caribisch Nederland
De laatste gegevens van 21 februari 2021 van het Caribisch deel van het Koninkrijk
laten het volgende besmettingsbeeld zien:
Tabel 4. Besmettingsbeeld Caribisch deel van het Koninkrijk
Bonaire
Sint Eustatius
Saba
Curaçao
Aruba
Sint Maarten
Aantal actieve COVID-19- patiënten
(cumulatief)
29
(402)
0
(20)
0
(6)
59
(4.687)
280
(7.461)
51
(2.033)
Aantal actuele ziekenhuisopnamen
(op de IC)
0
(0)
0
0
2
(1)
17
(5)
1
(0)
Aantal patiënten overleden
4
0
0
22
71
27
Het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames op Aruba kennen een lichte daling, maar
het aantal besmettingen blijft zorgwekkend hoog. Naast de in totaal 10 geconstateerde
gevallen van de Britse COVID-variant is ook de California West Coast variant aangetroffen
op Aruba. Er zijn nog geen nieuwe maatregelen afgekondigd, de huidige maatregelen
blijven tot nader order gelden. Ook op Curaçao en de Franse zijde van Sint Maarten
zijn inmiddels de Britse COVID-variant aangetroffen. Het aantal besmettingen blijft
daar tot op heden stabiel. Op Bonaire is het aantal actieve besmettingen in de afgelopen
tien dagen gestegen van 3 naar 29. De autoriteiten, Dienst Publieke Gezondheid en
het RIVM monitoren de situatie nauwlettend. Op Saba en Sint Eustatius zijn op dit
moment geen actieve casussen.
Ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk is een start gemaakt met vaccineren.
De CAS-landen en Bonaire vaccineren eerst 60-plussers en zorgpersoneel, op Saba en
Sint Eustatius worden alle vaccinatiedoelgroepen in één keer gevaccineerd. Het is
de inzet dat alle volwassenen van alle (ei)landen gevaccineerd zijn voor het begin
van het orkaanseizoen.
Fieldlabs evenementenindustrie
Inmiddels hebben drie praktijktesten in het kader van de Fieldlabs evenementen industrie
plaatsgevonden. Op 15 februari was er een zakelijk congres voor 500 personen in het
Beatrix Theater in Utrecht en op 20 februari een cabaret voorstelling op dezelfde
locatie. Op 21 februari is er voor 1500 toeschouwers een voetbalwedstrijd georganiseerd
in Nijmegen. Later deze maand staat nog een voetbalwedstrijd gepland.
Tijdens de eerste twee weekenden van maart vinden nog een viertal praktijktesten plaats.
Dit zijn praktijktesten waarbij de deelnemers niet geplaceerd zijn en actief bewegen.
Het gaat om een concert/dance event voor 1300 bezoekers en twee festivals voor 1500
bezoekers.
Bij alle praktijktesten staat het onderzoek naar het gedrag van bezoekers centraal.
Het doel is om te onderzoeken in een verantwoorde (wetenschappelijk getoetste) setting
of en hoe de basismaatregelen, zoals de 1,5 meter afstand, losgelaten kunnen worden.
De lessen uit de praktijktesten leren ons hoe we weer veilig en verantwoord ruimte
kunnen bieden aan grotere groepen in bijvoorbeeld bioscopen, theaters en bij voetbalwedstrijden.
De onderzoeksresultaten worden betrokken bij de periodieke herijking van de Routekaart.
Samen met het testen voor toegang en het garantieregeling voor evenementen bieden
de praktijktesten perspectief voor de evenementensector.
Sport
Het kabinet erkent de waarde van sporten en bewegen. Sporten draagt niet alleen bij
aan een gezonde leefstijl, maar ook de sociale kracht van sport is onmiskenbaar. Hoewel
het nog steeds mogelijk is om op een beperkte manier buiten te sporten, ziet het kabinet
dat mensen minder sporten dan normaal vanwege de maatregelen die gelden. Ook lijdt
de sociale waarde van sport onder de maatregelen, omdat veel mensen de wedstrijdspanning
met hun team of het napraten na de fitness-les missen. Zodra de gezondheidssituatie
het toelaat wil het kabinet de mogelijkheden om te sporten verruimen. Mijn collega
de Minister van MZS heeft veelvuldig overleg met vertegenwoordigers van de sportsector
over een verantwoorde en praktisch haalbare route voor zulke verruimingen. Daarmee
beschouwen wij hiermee de motie van het lid Marijnissen die het kabinet hiertoe oproept
als afgedaan.
Het kabinet wil jong volwassenen binnen de beperkte mogelijkheden meer ruimte te geven.
Daarom wordt de leeftijdsgrens om buiten in georganiseerd verband te sporten opgehoogd
van 17 tot 27 jaar. Het kabinet vraagt de sportsector en gemeenten bij het faciliteren
en organiseren van sportactiviteiten om zoveel mogelijk jong volwassenen de kans te
geven om mee te doen, dus ook voor de niet-leden van een vereniging.
Voor sportverenigingen die tussen 1 oktober en 31 december 2020 financiële schade
hebben geleden als gevolg van de coronacrisis, is afgelopen vrijdag een nieuwe aanvraagronde
gestart voor de TASO-regeling. Verenigingen kunnen een tegemoetkoming aanvragen tussen
de € 1.500 en € 12.500. Ik roep verenigingen bij dezen graag op om, als zij steun
nodig hebben om gezond uit de coronacrisis te komen, van deze regeling gebruik te
maken. Over de steunmaatregelen voor de schade in de huidige periode en de maatschappelijke-
gezondheids- en sociale waarde van bewegen informeer ik uw Kamer binnenkort.
Schimmels
Resistente schimmels en azolen
De PvdD heeft in het debat van 4 februari jl. de Minister van MZS verzocht om de aangenomen
motie van het lid Ouwehand66 uit 2014, die het kabinet verzoekt om vijf azolen van de markt te halen, uit te voeren.
De aanleiding daarvoor is gelegen in het feit dat COVID-19-patiënten op de IC die
besmet zijn met een schimmelinfectie een grote kans hebben om te overlijden. Ik heb
toegezegd om mijn collega’s van MZS en LNV te vragen u hierover te informeren.
Alvorens hierop in te gaan wil ik graag een mogelijk misverstand ophelderen. Uit voorlopige
analyses blijken Aspergillus infecties voor te komen bij 10 tot 20% van de COVID-19-patiënten
op de IC, en blijkt dat patiënten mét Aspergillus meer kans hebben om te overlijden
dan COVID-19-patiënten zonder Aspergillus (51% vs. 33%). Echter, waarschijnlijk is
slechts een klein deel van deze patiënten besmet met een resistente Aspergillus. Ook
niet-resistente Aspergillus is voor patiënten met een verzwakt immuunsysteem, ernstige
griep, of met bestaande longafwijkingen een groot probleem.
Reactie op aangenomen motie Ouwehand
Op 2 februari heeft de Minister voor MZS, mede namens de Minister van LNV, een brief
gestuurd over de stand van zaken rondom resistente schimmels67. Daarin zijn zij ook ingegaan op de manier waarop uitvoering gegeven wordt aan de
aangenomen motie Ouwehand uit 2014. De motie van het lid Ouwehand verzoekt het kabinet
duidelijk te maken op welke termijn en wijze tebuconazool, epoxiconazool, difenoconazool,
bromuconazool en propiconazool van de markt gehaald zullen worden.
Inmiddels is de goedkeuring van de werkzame stoffen propiconazool en epoxiconazool
vervallen. De werkzame stof bromuconazool heeft een goedkeuring tot en met 31 januari
2024. Conform de verordening worden werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen
periodiek opnieuw beoordeeld. Het is de verwachting dat in de tweede helft van dit
jaar besluitvorming zal voorliggen over de werkzame stoffen tebuconazool en difenoconazool.
Op grond van de Gewasbeschermingsverordening (EG 1107/2009) worden werkzame stoffen
en gewasbeschermingsmiddelen alleen goedgekeurd respectievelijk toegelaten als uit
een wetenschappelijke beoordeling blijkt dat deze veilig voor mens, dier en milieu
kunnen worden toegepast. Nederland zal bij de herbeoordeling van tebuconazool, difenoconazool
en bromuconazool, zoals altijd bij de goedkeuring van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen,
zich baseren op de wetenschappelijke lijn en het advies van het College voor de toelating
van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en EFSA.
Testen van chronische effecten
In reactie op de aangehouden motie van het lid Van Esch68 kan ik u mededelen dat het kabinet in reactie op de motie van het lid Dik Faber van
december 2019 over risico’s op neurologische aandoeningen69 schriftelijk al bij de Europese Commissie heeft aangedrongen op het standaard toetsen
op neurotoxiciteit70. Verder worden als onderdeel van de EU-goedkeuringsprocedures werkzame stoffen al
getest en beoordeeld op hormoonontregelende eigenschappen.
Intravacc
In reactie op de motie van de leden Van Gerven en Hijink71 waarin wordt verzocht om niet over te gaan tot privatisering van Intravacc informeer
ik bij dezen uw Kamer dat het verkoopproces sinds voorjaar 2020 on-hold staat. Omdat
positionering als onderdeel van het Ministerie van VWS niet houdbaar is voor een bedrijf
als Intravacc, is na een verkenning samen met het Ministerie van Financiën Intravacc
per 1 januari 2021 een beleidsdeelneming72. Dit geeft Intravacc de mogelijkheid om haar activiteiten met betrekking tot de ontwikkeling
van vaccins verder te kunnen professionaliseren en eenvoudiger samen te werken met
private partijen. Besluitvorming over de toekomst van Intravacc zal plaatsvinden door
het volgende kabinet, waarbij de intentie blijft om Intravacc op afstand te plaatsen
met borging van de publieke belangen.
Wob besluiten
Op dit moment zijn er bij mijn ministerie 150 Wob-verzoeken in behandeling over COVID-19,
en in het kader hiervan zijn 1,6 mln. documenten verzameld. Doordat er nog steeds
nieuwe documenten worden aangemaakt en er ook oude documenten worden gearchiveerd,
neemt de hoeveelheid documenten nog toe.
De besluiten tot openbaarmaking van de documenten uit de categorieën «medische hulpmiddelen»
en «scenario’s en maatregelen» uit februari 2020 zijn genomen. De documenten uit deze
periode zullen openbaar worden gemaakt zodra de termijn is verlopen waarbinnen derden
belanghebbenden de mogelijkheid hebben om openbaarmaking te voorkomen. De documenten
zullen worden gepubliceerd op de nieuwe website waar alle Wob-besluiten over COVID-19
zullen worden gepubliceerd: WOBCovid19.Rijksoverheid.nl.
Op de overige categorieën uit de maand februari 2020 zal zo snel mogelijk een besluit
volgen. Hierna volgen de documenten over de maand maart 2020. Zoals ik eerder aan
uw Kamer heb gemeld, zijn er voor deze maand 60.000 documenten gevonden binnen mijn
ministerie die klaar staan voor een beoordeling. Deze documenten zijn verdeeld over
verschillende categorieën en de documenten zullen openbaar gemaakt worden zodra de
volledige categorie beoordeeld is. Hierbij zal erop worden ingezet dat de categorieën
waarvoor het vaakst om informatie is verzocht, met voorrang openbaar worden gemaakt.
Op dit moment is de verwachting dat de openbaarmaking van deze documenten in de komende
maanden zal plaatsvinden.
Op mijn ministerie wordt erop ingezet om zoveel mogelijk documenten zo spoedig mogelijk
openbaar te maken. Zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld, is het beoordelingsproces
op dit moment zo ingericht dat de bijdrage van de beleidsmedewerkers in verhouding
tot de normale werkwijze zeer beperkt is. Aangezien de bestrijding van de coronacrisis
op dit moment de volle aandacht en tijd van deze medewerkers vraagt, is het daarom
niet uitgesloten dat – ondanks alle inspanningen – de beoordeling van de documenten
onverhoopt meer tijd kost dan verwacht.
Catshuisstukken
In mijn de brief van 9 december jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 771) heeft het kabinet aangegeven de presentaties die voorliggen in de informele overleggen
over de coronacrisis in het Catshuis openbaar te maken. De stukken worden op de website
van rijksoverheid gedeeld voor zover daar geen zwaarwegende belangen in de weg staan.
Hier zijn vanaf heden ook de stukken die besproken zijn in het Catshuis dd. 21 februari
2021 raadpleegbaar
Slot
We gaan een spannende fase in waarin we, ondanks de onzekere epidemiologische situatie,
mensen meer ruimte bieden. Bij deze ruimte hoort een grote verantwoordelijkheid om
ons aan de maatregelen te houden. Het gedrag van ons allemaal is daarbij cruciaal.
We hebben daarmee invloed op de stappen die hierna worden genomen.
De Minister van H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.