Brief regering : Informatie over zoönosenbeleid en instelling expertgroep
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 990 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR MEDISCHE ZORG EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2021
De impact van COVID-19 is enorm en treft onze samenleving in volle breedte. Het kabinet
wil vooruitblikken en breder bezien wat nodig is om infectieziektenuitbraken zoals
deze in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. Daar hoort een adequaat zoönosebeleid
bij. Zoönosen1 zijn infectieziekten die van dieren op mensen kunnen worden overgedragen. We bouwen
hiermee voort op eerder ingezet beleid zoals beschreven in eerdere brieven in 2011
(Kamerstuk 28 286, nr. 505) en 2015 (Kamerstuk 28 286, nr. 844).
Allereerst nemen we u mee in wat wij in Nederland doen om zoönosen te voorkomen, snel
te ontdekken en verdere verspreiding te voorkomen of af te remmen. Hierbij komt onze
internationale inzet ook ter sprake. Daarnaast informeren wij u over het staande beleid
en de aanvulling die we hierop gaan doen. Tevens informeren wij u conform toezegging
aan uw Kamer nader over de opdracht en samenstelling van de expertgroep zoönosen waarover
u eerder bent geïnformeerd per brief op 31 december 2020 (Kamerstukken 28 286 en 25 295, nr. 1166) en 12 januari 2021 (Kamerstuk 25 295, nr. 874).
Reguliere aanpak zoönosen
Reguliere activiteiten vormen de basis voor de aanpak van zoönosen
De huidige Nederlandse geïntegreerde humaan-veterinaire risicostructuur, kortweg de
zoönosenstructuur, functioneert sinds 2011. De structuur richt zich op signalering,
beoordeling en bestrijding van zoönosen en is voortdurend actief, juist ook wanneer
er geen sprake is van een dreiging.
De zoönosenstructuur borgt goede samenwerking tussen de humane en veterinaire gezondheidsorganisaties,
waaronder de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Bij zoönosen ligt de bestuurlijke verantwoordelijkheid
bij de Minister van VWS.
De voorzitters van alle gremia in de zoönosestructuur komen uit de volksgezondheidshoek.
Beide ministeries besluiten gezamenlijk over maatregelen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid
voor het beleidsterrein en de vigerende wetgeving. Bij VWS is dit de Wet publieke
gezondheid (Wpg) en voor LNV de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). Ook
bij de recente uitbraak van SARS-CoV-2 bij nertsen is langs deze lijn gewerkt, waarbij
volksgezondheid in de aanpak altijd voorop heeft gestaan.
Binnen de zoönosenstructuur is het zogenaamde Signaleringsoverleg Zoönosen (SO-Z)
ingericht. In dit maandelijkse overleg onder voorzitterschap van het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) beoordelen deskundigen uit de humane en de veterinaire
sector op gestructureerde wijze regionale, landelijke en internationale signalen van
mogelijk zoönotische aard. De samenstelling van het SO-Z bestaat uit RIVM, Gemeentelijke
Gezondheidsdienst (GGD), Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), Wageningen Bioveterinary
Research (WBVR), Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht (FD), Dutch
Wildlife Health Center (DWHC) en Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Vervolgstappen
in de beoordeling vinden afhankelijk van de ernst van het signaal plaats in het responsteam
zoönosen (RT-Z), het Outbreak Management Team Zoönosen (OMT-Z) of het deskundigenberaad
zoönosen (DB-Z).
Monitoring en early warning is de basis van onze zoönosenstructuur. De humane gegevens worden verzameld door
GGD’en en RIVM. Gegevens vanuit de veehouderij worden verzameld door onder andere
NVWA en GD. De gegevens vanuit wilde dieren komen van het DWHC en die van vectoren
van het Centrum Monitoring Vectoren (CMV, van het NVWA). Gezelschapsdieren worden
door de Faculteit Diergeneeskunde gevolgd in het project monitoring zoönosen gezelschapsdieren
en AMR en ook voor paarden is een systeem opgezet. Een overzicht van de in Nederland
voorkomende zoönosen en de ontwikkeling hiervan worden jaarlijks door het RIVM gepubliceerd
in de «Staat van Zoönosen»2. Naar aanleiding hiervan organiseert het RIVM ook jaarlijks een symposium over het
thema dat in dat jaar centraal staat.
Samen met de veehouderijsectoren is een monitoringssystematiek ingericht, om dierziekten,
waaronder zoönosen, in de veehouderij snel te ontdekken. Zo kunnen indien nodig snel
de benodigde bestrijdingsmaatregelen genomen worden. Dit doen we onder andere om te
voorkomen dat dierziekten verspreiden naar andere dieren of naar mensen als dat een
mogelijkheid is. We hebben een professionele veehouderij in Nederland, waar bioveiligheid
op en rond het bedrijf goed geregeld is en daarmee een preventieve werking heeft.
Daarnaast zorgt de zoönosenstructuur in Nederland voor een One Health samenwerking.
«One Health» staat voor een interdisciplinaire samenwerking om de gezondheid van mensen,
dieren en omgeving te verbeteren.
Sinds 2016 is het Netherlands Centre for One Health (NCOH) actief. Dit is een consortium
van diverse universitaire instituten die zich inspannen op het gebied van One Health
door hun onderzoek naar infectieziekten te bundelen.
De Nederlandse manier van werken in de zoönosenstructuur wordt internationaal actief
uitgedragen, bijvoorbeeld via het One Health-project (COHESIVE) en de Global Health
Security Agenda (GHSA), om andere landen te ondersteunen zich voor te bereiden op
opkomende zoönosen.
Europees perspectief
Ook in Europees verband wordt op verschillende manieren samengewerkt op het gebied
van zoönosen.
De Europese Unie (EU) stelt in regelgeving eisen aan de import van dieren en producten
van dieren om te voorkomen dat met deze dieren of producten dierziekten, waaronder
zoönosen, worden geïmporteerd. Deze eisen zijn gebaseerd op de standaarden van de
Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE). Zo is bijvoorbeeld de import van siervogels
uit de meeste landen van de wereld verboden, om te voorkomen dat het voor de mens
gevaarlijke vogelgriepvirus H5N1 in de EU terecht komt. Op deze manier wordt de verspreiding
van zoönosen voorkomen.
Het RIVM en WBVR nemen namens Nederland deel aan het Horizon 2020 European Joint Programme-project
«One health, zoönoses – opkomende bedreigingen». Het doel van dit programma is dat
er wordt gebouwd aan een consortium van veterinaire en public health kennispartners
uit diverse Europese landen. Inmiddels zijn 15 EU-lidstaten aangesloten. Het RIVM
en WBVR maken deel uit van het consortium en zijn verantwoordelijk voor de strategische
onderzoeksagenda.
Op infectieziekten wordt in Europees verband samengewerkt door uitvoering te geven
aan Besluit 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013
over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid. Genoemd Besluit
is een doorvertaling van de Internationale Gezondheidsregeling van de WHO naar het
niveau de Europese Unie. Het besluit bevat voorschriften over surveillance, beoogt
de samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten te ondersteunen teneinde de preventie
en beheersing van de verspreiding van ernstige ziekten bij de mens over de grenzen
van de lidstaten heen te verbeteren en andere ernstige grensoverschrijdende bedreigingen
van de gezondheid te bestrijden. Ook schept het duidelijkheid over methoden van samenwerking
en coördinatie tussen de verschillende actoren op het niveau van de Unie. Met dit
Besluit worden het European Centre for Disease Control (ECDC) en het Health Security
Committee (HSC) in positie gebracht. Ook bevat het de grondslag voor de gezamenlijke
aankoop van medische tegenmaatregelen, zoals vaccins. Hiervan is gebruik gemaakt voor
de inkoop van pandemische griepvaccins3 en ook tijdens de huidige coronapandemie. In Europa zijn voorstellen gedaan om te
komen tot een EU Health Union, waarbij het doel is om het mandaat van ECDC en de HSC
te versterken.
Internationaal perspectief
De Covid-19 pandemie laat ook de relevantie van constante aandacht voor zoönosen op
internationaal niveau zien.
Nederland heeft in vergelijking met andere landen veel kennis en ervaring met het
voorkomen en bestrijden van zoönosen. Onze kennis en ervaring met goed werkende monitoringssystemen
en een zoönosenstructuur delen we dan ook zoals aangegeven in internationaal verband.
Nederland neemt actief deel aan de tripartite (OIE/FAO/WHO) en de Global Health Security
Agenda (GHSA). Nederlandse kennisinstituten werken al nauw samen met internationale
partners om onderzoeksinitiatieven te stroomlijnen. Nederland investeert hiermee in
de internationale samenwerking op het gebied van One Health.
Versterking zoönosebeleid
Gelet op de ontwikkelingen en de impact van zoönosen wil het kabinet vooruitblikken
en breder bezien wat nodig is om zoönosen in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.
Daarbij staat de volksgezondheid, zoals in de hele zoönosenstructuur, altijd voorop.
Parallel aan de analyse die de expertgroep uitvoert (zie hieronder) verkennen we extra
inzet op de volgende gebieden:
• Het intensiever uitdragen van onze kennis en ervaring in Europees en mondiaal verband,
bijvoorbeeld door de Nederlandse inzet bij de tripartite (OIE / FAO / WHO) uit te
breiden.
• Het intensiever inzetten van het twinning instrument waarbij het ene land het andere
directe hulp biedt. Op het gebied van bijvoorbeeld antimicrobiële resistentie lopen
al diverse (plannen voor) twinning-projecten.
• De mogelijkheden tot het financieren van onderzoek en actieve Nederlandse inzet voor
capacity development internationaal op gebied van monitoring, early warning
en zoönosenstructuur.
• Het aansturen op de organisatie van een internationale conferentie in Europa ter aanvulling
op de One Health conferenties van het «One Health Platform».4
Onderzoek naar risicofactoren ontstaan onbekende zoönosen
We zetten in op extra onderzoek naar het ontstaan van onbekende zoönosen in Nederland.
Ik noem een paar voorbeelden. De komende vier jaar doet het RIVM, in nauwe samenwerking
met de Wildlife Ecology en Conservation groep van Wageningen University & Research
(WUR), onderzoek om te bepalen onder welke ecologische omstandigheden in Nederland
de oversprong van wilde dieren op de mens kan worden veroorzaakt, waarbij vervolgens
mens-tot-mens transmissie mogelijk is. Daarbij wordt aansluiting en samenwerking gezocht
bij en met nationale partners en lopende (Europese) projecten. Een belangrijke vraag
in dit onderzoek is onder andere: onder welke omstandigheden kunnen we in Nederland/Europa
een (nog) onbekende zoönose verwachten?
Ook heeft de WUR een one health onderzoeksagenda opgesteld met betrekking tot opkomende
zoönosen (ERRAZE@WUR) in afstemming met soortgelijke internationale intiatieven5. De WUR zal deze onderzoeksagenda, gericht op het voorkomen van toekomstige pandemieën
en het mitigeren van de impact ervan, de komende jaren uitvoeren.
Expertgroep zoönosen
Eerder hebben wij u laten weten een expertgroep bijeen te brengen die aanbevelingen
gaat doen om de risico’s op toekomstige zoönotische uitbraken te verkleinen. De experts
brengen in beeld wat hiervoor nodig is in de breedte van volksgezondheid, diergezondheid
en milieu. Op deze manier wordt ook uitvoering gegeven aan moties van het lid Ouwehand
(Kamerstukken 25 295, nr. 452 en 25 295 nr. 888). Hierbij informeren wij u over de samenstelling van de expertgroep en hun opdracht.
In januari is de heer drs. H.J. (Henk) Bekedam aangesteld als voorzitter. Henk Bekedam
is arts en heeft jarenlange internationale ervaring bij de WHO, onder andere in China,
Egypte en India, op het gebied van One Health en zoönosen. Hij heeft daarmee nuttige
distantie tot de Nederlandse situatie en beschikt over brede internationale kennis
op het terrein van zoönosen.
Inmiddels heeft de voorzitter een voltallige expertgroep gevormd en start de expertgroep
met hun analyse. In de expertgroep worden de wetenschappelijke disciplines volksgezondheid,
diergezondheid, natuur, milieu, biodiversiteit, en gedragswetenschappen vertegenwoordigd
door: dhr. dr. W.F. (Fred) de Boer, dhr. prof. dr. ing. R.A.M. (Ron) Fouchier, dhr.
prof. dr. J.A.J.W. (Jan) Kluytmans, dhr. prof. dr. T. (Thijs) Kuiken, dhr. prof. dr.
W.H.M. (Wim) van der Poel, mw. prof. dr. R. (Ria) Reis, mw. prof. dr. ir. G. (Gerdien)
van Schaik, dhr. prof. dr. J.A. (Arjan) Stegeman en dhr. prof. dr. L.G. (Leo) Visser.
De expertgroep wordt bijgestaan door een onafhankelijk secretariaat dat is belegd
bij ZonMw. De expertgroep is gevraagd voor de zomer haar eindrapport op te leveren.
In het kader hieronder zijn de vragen opgenomen die als opdracht aan de expertgroep
zijn meegegeven.
Vragen aan expertgroep:
• Welke factoren beïnvloeden het ontstaan, de verspreiding en de ernst van zoönosen,
zowel binnen Nederland als in de rest van de wereld en zowel met betrekking tot gehouden
als wilde dieren?
• Maak een kwalitatieve weging van de bijdrage van deze factoren.
• Welke strategieën/instrumenten verkleinen de kans op het ontstaan, verspreiden of
verminderen de ernst van zoönosen?
• Maak een kwalitatieve weging van de bijdrage van deze instrumenten aan het verkleinen
van de kans op het ontstaan en verspreiden van zoönosen. De focus hierbij ligt op
zoönosen, we verwachten van deze expertgroep geen gedetailleerde maatschappelijke
en economische weging.
• Geef aan op welke manier deze instrumenten in Nederland en wereldwijd worden ingezet
en welke mogelijke verbeterpunten er zijn.
• Voor de beantwoording van deze vragen kunt u de volgende onderwerpen aanhouden:
1.belangrijkste bestaande en potentiele opkomende zoönosen, 2. ontstaan van zoönotische
eigenschappen van ziektekiemen, 3. verspreiding zoönotische ziektekiemen binnen een
diersoort, 4. spillover van zoönotische ziektekiemen naar andere diersoorten, 5. spillover
van zoönotische ziektekiemen naar mensen en 6. mogelijke strategieën/instrumenten
om bovengenoemde risico’s van zoönosen in Nederland en wereldwijd te verkleinen.
• Bij de opdracht hoeft de werking van de gezamenlijke crisisstructuur van VWS en LNV
(onderdeel van de zoönosestructuur) niet te worden betrokken. Deze wordt separaat
beoordeeld in de evaluatie van de bestrijding van SARS-CoV-2 bij nertsen.
• In verband met de lopende evaluaties van de International Health Regulations van de
Wereldgezondheidsorganisatie, waar zoönosen een element van zijn, is het zinvol dat
de expertgroep de aanbevelingen van deze evaluaties meeneemt in de beantwoording van
huidige opdracht.
• De scope van de expertgroep beperkt zich tot de zogenaamde «contact zoönosen» (zoönosen
die zich verspreiden en kunnen worden overgedragen via direct of indirect contact
met dieren). Alimentaire (voedseloverdraagbare) zoönosen zijn geen onderdeel van deze
opdracht.
• De expertgroep kan bij het uitvoeren van deze opdracht diverse (overheid)organisaties
die betrokken zijn bij dit onderwerp voor de beantwoording van bovenstaande vragen
consulteren, evenals betrokken internationale organisaties, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO), de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE) en de Voedsel- en Landbouworganisatie
van de Verenigde Naties (FAO).
Evaluatie zoönosenstructuur naar aanleiding van SARS-CoV-2 onder nertsen
In 2020 heeft zich een uitbraak van SARS-CoV-2 onder nertsen voorgedaan. In de zoönosestructuur
heeft besluitvorming plaatsgevonden over de bestrijding van deze uitbraak. Het kabinet
vindt het belangrijk dat uit elke crisis lessen worden getrokken. Daarom wordt gestart
met een externe evaluatie van deze uitbraak. De werking van de zoönosestructuur is
ook onderdeel van deze evaluatie. Voor het zomerreces moet deze evaluatie zijn afgerond.
De inzet is dat de uitkomst van de evaluatie van de zoönosenstructuur tijdig gereed
is, zodat deze door de expertgroep bij hun analyse kan worden betrokken. Het kabinet
zal de reactie op de uitkomsten van de evaluatie van de zoönosenstructuur en de expertgroep
in gezamenlijkheid bezien.
Tenslotte
We zijn er van overtuigd dat we in Nederland een goede basis hebben met onze huidige
zoönosestructuur, maar willen deze graag verbeteren waar dit kan. Ook willen we ons
inzetten voor het beheersen van wereldwijde risico’s. We kennen nu immers allemaal
de gevolgen van een uitbraak die klein begint, maar een potentie heeft tot internationale
verspreiding en de impact die dit vervolgens heeft op ons dagelijks leven. Daarom
zien we uit naar de resultaten van de expertgroep en de evaluatie van de SARS-CoV-2
uitbraak bij nertsen, zodat we een beeld hebben waar we onze beleidsinzet verder op
moeten richten. Zodra de resultaten er zijn zullen we uw Kamer hierover informeren.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit