Brief regering : Beleidsreactie op het advies – en de onderliggende deelrapportages - van de commissie implementatie nieuw Wetboek van Strafvordering (Commissie Letschert)
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 637
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2021
Hierbij bieden wij u het advies – en de onderliggende deelrapportages – aan van de
commissie implementatie nieuw Wetboek van Strafvordering die onderzoek heeft gedaan
naar de benodigde inspanningen en kosten, die gepaard gaan met invoering van het nieuwe
Wetboek van Strafvordering1. Wij bedanken de commissie voor haar inspanningen, die hebben geleid tot het advies
en de onderliggende rapportages.
Belang van het Wetboek van Strafvordering én van modernisering
De commissie onderstreept dat het huidige wetboek geen luxeartikel is. Dat onderschrijven
wij van harte. Het Wetboek van Strafvordering is de juridische ruggengraat van de
strafrechtpleging, voor de hele keten van opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoerlegging.
Het regelt onder welke omstandigheden de overheid mag ingrijpen in de rechten en vrijheden
van burgers bij opsporing, strafvervolging en berechting. Tegelijkertijd kan de overheid
met een ingreep rechten en vrijheden van andere burgers en de maatschappij als zodanig
beschermen tegen inbreuken door misdrijven en overtredingen. Het wetboek is dan ook
de noodzakelijke basis voor zowel criminaliteitsbestrijding, als voor rechtsbescherming
van burgers. Daarom is het Wetboek van Strafvordering van wezenlijk belang voor het
goed functioneren van de rechtstaat.
Ook onderschrijven wij de constatering van de Commissie dat de houdbaarheidsdatum
van het huidige wetboek in zicht is en hard aan vernieuwing toe is. Het huidige wetboek
vertoont onvoldoende samenhang door een veelvoud aan incidentele wettelijke voorzieningen
die zijn ingepast in een verouderd wetboek, is deels achterhaald door jurisprudentie
en is niet toekomstbestendig, omdat het niet is toegerust op (toekomstige) ontwikkelingen
op het gebied van techniek en digitalisering. Een nieuw wetboek, dat de huidige lappendeken
vervangt, vergroot de toegankelijkheid voor burgers en professionals en draagt bij
aan een evenwichtig stelsel van rechtswaarborgen. Bovendien kan door de techniekonafhankelijke
formuleringen beter worden ingespeeld op technologische ontwikkelingen in een samenleving
die steeds verder digitaliseert.
De commissie merkt op dat het voor een goed werkend stelsel van belang is dat de «checks
and balances» in orde zijn. Daarom moet de rol die in het nieuwe wetboek is voorzien
voor de advocaat adequaat vervuld kunnen worden. De NOvA heeft mij gevraagd de effecten
van invoering van het nieuwe wetboek op het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand
te onderzoeken. Dat onderzoek is inmiddels gestart.
Beheersbaar proces
Indien het wetboek wordt ingevoerd, dan is dit waarschijnlijk de grootste implementatie-opgave
die de keten te verwerken zal krijgen in de komende 6 jaar. Het advies en de onderliggende
rapportages van de commissie zijn uitvoerig en grondig. De commissie is er overtuigend
in geslaagd om in haar werk zowel inzicht te bieden in de inspanningen, kosten en
voorwaarden, als te wijzen op de risico’s en onzekerheden die gepaard gaan met deze
«historische operatie». Gezien de raming van de kosten door de commissie, gaan wij
uit van incidentele kosten voor de implementatie van € 458 miljoen, gespreid over
5 tot 6 jaar. Gezien de lange looptijd, eventuele wijzigingen in het parlementaire
proces en risico’s en onzekerheden die de commissie schetst, zal een periodieke herijking
van de kosten moeten plaatsvinden.
Een adequate financiering van de kosten achten wij een belangrijke voorwaarde voor
de beheersbaarheid van het implementatietraject. De commissie noemt de mogelijkheid
om de kosten te beperken door productieverliezen te accepteren. Hierbij gaat het om
bijvoorbeeld het minder opnemen van aangiftes, minder zaken voor een rechter kunnen
brengen of langere doorlooptijden bij de berechting, waardoor ruimte ontstaat voor
implementatie van het nieuwe wetboek. De commissie acht dit echter onwenselijk, vanwege
de negatieve maatschappelijke effecten die dit heeft. Ook benoemt de commissie dat
reguliere opleidingsbudgetten ingezet kunnen worden om de implementatiekosten gedeeltelijk
te dekken. Of dit daadwerkelijk gerealiseerd kan worden zal in aanloop naar de daadwerkelijke
implementatie duidelijk zijn. Dit is onder meer afhankelijk van de daadwerkelijke
beleidsluwheid ten tijde van de implementatie.
De commissie geeft immers als kernpunt mee dat, om te komen tot een beheersbaar implementatietraject,
het van cruciaal belang is dat twee jaar voorafgaand aan implementatie én het jaar
van de implementatie er zo min mogelijk ander beleid door de ketenorganisaties zal
moeten worden geïmplementeerd. Deze notie willen wij hier nog eens extra onderstrepen
met verwijzing naar het absorptievermogen van de taakorganisaties. Op dit moment is
nog niet te overzien welke andere implementatieverplichtingen zich zullen voordoen.
Externe implementatieverplichtingen kunnen onder andere voortkomen uit het nieuwe
regeerakkoord, overige politieke wensen in de loop der jaren, de Europese Unie, aanbevelingen
van de rijksinspecties en wetenschap, evaluaties, en jurisprudentie. Ook zijn er altijd
interne verplichtingen en verbeter programma’s. Wij verwachten van alle partijen dat
ze, wanneer het volgende kabinet de implementatie definitief doorzet, dit tot hun
belangrijkste implementatieopdracht zullen maken.
Het zorgvuldig plannen van interne verbeteringen en vernieuwingen is dus noodzakelijk,
maar niet voldoende. De commissie wijst er nadrukkelijk op dat een ketenbrede implementatie
strategie randvoorwaardelijk is. Terecht wijst de commissie erop dat deze opgave alleen
kan slagen als alle lagen van de keten, bestuurders en professionals, samenwerken
aan de implementatie. Een omvattend implementatieplan is gevraagd. Maar, zo adviseert
de commissie, niet eenmalig. Het regelmatig herijken van de implementatieplanning
is noodzakelijk.
Beslissing aan volgend kabinet
Een beslissing over het verder brengen, de wijze van implementeren van het nieuwe
Wetboek van Strafvordering en het al dan niet overnemen van de overige aanbevelingen
van de commissie is aan het nieuwe kabinet. Op de meerjarenbegroting van het Ministerie
van JenV zijn die voor de implementatie benodigde middelen op dit moment niet voorhanden.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming