Brief regering : Moties en toezeggingen Langdurige zorg
34 104 Langdurige zorg
Nr. 321
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2021
In deze brief informeer ik, mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport en
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, uw Kamer over een aantal
onderwerpen op het terrein van de langdurige zorg naar aanleiding van daarover gedane
toezeggingen. Daarbij reageer ik ook op door uw Kamer ingediende moties, voor zover
aan de orde.
De belangrijkste punten uit deze brief zijn:
– GGZ in de Wlz: Er zijn maatregelen genomen om de grotere hoeveelheid (laat) ingediende
GGZ-aanvragen zo snel mogelijk te verwerken en tegelijkertijd de zorg voor cliënten
voort te zetten.
– Actualisatie zorgprofiel VG7: Omdat de probleemanalyse (nog) niet helder is, is besloten
deze door middel van een onderzoek preciezer in kaart te laten brengen, zodat gewerkt
kan worden aan gerichte oplossingen.
– Wlz-indiceerbaren en Fokuswonen: Er zijn maatregelen genomen om de omvang en continuïteit
van de zorg te waarborgen van de ongeveer 30 Wlz-indiceerbaren die wonen in een Fokuswoning.
– De motie van het lid Hijink (SP) over een onderzoek naar lichamelijk en geestelijk
geweld in de gehandicaptenzorg (Kamerstuk 31 015, nr. 214) wordt als volgt uitgevoerd: omdat de signalen in beeld zijn en er reeds gerichte
stappen in gang zijn gezet, zal ik een verdiepend kwalitatief onderzoek vanuit het
cliëntperspectief laten doen naar het bestaande instrumentarium.
– Parc Spelderholt: In het bijgevoegde onderzoeksrapport van Parc Spelderholt1 wordt ingegaan op de groeimogelijkheden, werkzame bestanddelen en toegevoegde waarde
van het door hen aan jonge mensen met verstandelijke beperking en een Wlz-indicatie
aangeboden ontwikkelingstraject. Met Parc Spelderholt zal worden bezien hoe hieraan
een vervolg gegeven kan worden.
– Palliatieve zorg: Ik schets de stand van zaken van de projecten «Palliatieve sedatie;
hoe nu verder» en «TrAnsmurale PAlliatieve zorg met passende beko$tiging (TAPA$)».
Ook worden de eerste monitor palliatieve zorg van de NZa en het rapport Evaluatie
Regeling palliatieve terminale zorg aan u aangeboden2.
GGZ in de Wlz
De Staatssecretaris van VWS heeft op 16 december 2020 in zijn brief aan uw Kamer3 aangegeven, dat er veel meer GGZ-aanvragen zijn ingediend dan verwacht. Tot en met
december zijn nog aanvragen bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) binnengekomen.
Er zijn inmiddels bijna 13.000 nieuwe Wlz-GGZ-indicaties afgegeven en er komen er
nog ongeveer 3.000 bij. Het totaal aantal zal uitkomen op circa 16.000 nieuwe Wlz-cliënten,
waar er oorspronkelijk 9.250 werden verwacht.
Door de grote toename van het aantal aanvragen is vertraging in de afhandeling van
de aanvragen voor Wlz-indicaties en de zorgtoewijzing door de zorgkantoren ontstaan.
Met het CIZ heeft de Staatssecretaris van VWS afspraken gemaakt om de afhandeling
van deze aanvragen zo snel mogelijk te laten verlopen, via een apart beoordelingsteam
bij het CIZ. Cliënten zijn over de vertraging geïnformeerd via het CIZ en zorgkantoren.
Om ervoor te zorgen dat de zorg voor cliënten voortgezet wordt, waar sommigen uiterlijk
tot in april moeten wachten op de uitslag van hun aanvraag door het CIZ, zijn overgangswerkwijzen
afgesproken tussen VWS, Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG), het CIZ en de Sociale verzekeringsbank (SVB).
Voor de cliënten is een aanvullend informatiebericht gepubliceerd met contactgegevens
van de organisaties (zoals de zorgkantoren, de SVB en het CAK) waar zij terecht kunnen
met vragen over de overgang naar de Wlz.
Actualisatie zorgprofiel VG7
In het Notaoverleg van 26 november 2020 (Kamerstuk 31 765, nr. 539) heeft de Minister voor Medische Zorg toegezegd uw Kamer in het voorjaar te informeren
over de stand van zaken van de actualisatie van zorgprofiel VG7. Gezien de complexiteit
van het vraagstuk is de probleemanalyse nog onvoldoende inzichtelijk te maken, ook
na diverse overleggen met betrokken partijen. Op dit moment wordt gewerkt aan een
verduidelijking van het knelpunt, voor wie dit een knelpunt is en of actualisatie
van zorgprofiel VG7 daar de oplossing voor is. Pas als de probleemanalyse helder is
kan er gericht worden gekeken naar de best passende oplossing. Daarom heb ik besloten
de probleemanalyse via een onderzoek in kaart te laten brengen. Aan de hand van de
uitkomsten van dit onderzoek zullen verschillende oplossingsscenario’s worden uitgewerkt.
Zodra de probleemanalyse en de daaruit volgende scenario’s gereed zijn, zal ik uw
Kamer verder informeren.
Wlz-indiceerbaren en Fokuswonen
Naar aanleiding van de motie van de leden Peters (CDA) en Van den Berge (GL)4 over het waarborgen van continuïteit van de zorg voor de ongeveer 30 Wlz-indiceerbaren
die wonen in een Fokuswoning, heb ik contact opgenomen met Zorgverzekeraars Nederland
(ZN).
Er waren signalen dat de Wlz-indiceerbaren die via Platform VMZ (het door ZN ingeschakelde
bureau voor de Zvw-indicatie) waren geïndiceerd nog geen beschikking van hun verzekeraar
hadden ontvangen. Met ZN en de verzekeraars heb ik afgesproken dat zij de aanvragen
van de betreffende cliënten met voorrang zouden behandelen. Voor zover de verzekeraars
nog geen beslissing hadden genomen, is daarbij tevens de afspraak gemaakt dat voor
cliënten – tot het moment dat de verzekeraars de aanvraag hebben beoordeeld – de hoogte
van de indicatie leidend zou zijn voor de hoogte van het aantal uren zorg in de Zvw.
Cliënten kregen daarmee duidelijkheid over de omvang van de zorg in de Zvw.
Uit een navraag medio januari 2021 bij de cliëntenraad van Fokus, ZN en de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten bleek dat er bij deze partijen geen signalen waren over
knelpunten in de continuïteit van zorg voor de cliënten waarvan de zorg en ondersteuning
per 1 januari 2021 is overgegaan naar Zvw en Wmo.
Reactie op motie Hijink (SP) over onderzoek naar lichamelijk en geestelijk geweld
in de gehandicaptenzorg
Tijdens het debat over het eindrapport van de commissie-De Winter over het onderzoek
naar geweld in de jeugdzorg van 16 december 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 38,
debat over onderzoek naar geweld in de jeugdzorg) is een motie ingediend door het
lid Hijink (SP)5. De Staatssecretaris van VWS heeft in reactie hierop toegezegd dat hij deze motie
aan de Minister voor Medische Zorg zal doorgeleiden aangezien de motie haar beleidsterrein
betreft. Met de motie wordt de regering verzocht in navolging van het onderzoek van
de commissie De Winter een onderzoek in te stellen naar lichamelijk en geestelijk
geweld in de gehandicaptenzorg.
De Minister voor Medische Zorg hecht eraan te benadrukken dat dit thema permanent
aandacht verdient. In het kader van haar toezicht houdt de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) het aantal meldingen van lichamelijk en geestelijk geweld in de gehandicaptenzorg
bij. De meldingen worden geanalyseerd en hierover wordt periodiek gerapporteerd. Er
is dus een actueel beeld van de ontwikkelingen rond dit thema. De gehandicaptensector
kiest op basis hiervan voor een aanpak waarbij bewustwording, preventie en het bespreekbaar
maken centraal staan. Gezien het actuele beeld en de huidige aanpak, vindt de Minister
het aanvullend hierop van belang in samenspraak met aanbieders, cliënten en naasten
een vooral kwalitatief onderzoek vanuit het cliëntperspectief te laten verrichten
naar de effectiviteit van het huidige instrumentarium (het kwaliteitskader, de meldingsplicht,
het gebruik van de leidraad) en de mogelijkheden om die effectiviteit te vergroten.
Bij geweld moet gedacht worden aan alle vormen van grensoverschrijdend gedrag. Het
omvat dus zowel lichamelijke als geestelijke agressie en mishandeling zoals bedreiging,
intimidatie en seksueel misbruik. Dit kan zijn met of jegens een cliënt door iemand
in dienst van een instelling, dan wel door cliënten onderling, of door derden. Uit
recente rapportages van de IGJ, blijkt de grootste categorie meldingen over geweld
in de zorgrelatie in de gehandicaptenzorg te gaan over seksueel grensoverschrijdend
gedrag (SGOG). In 2020 ging het om 68 van de 120 meldingen, waarvan 43 SGOG-meldingen
tussen cliënten, 23 tussen zorgverlener en cliënt en 2 overig. Die aantallen blijven
relatief hoog. Het aantal meldingen SGOG maakt de afgelopen jaren steeds 50 tot 60%
van het totaal aantal meldingen geweld uit. De overige meldingen geweld in de zorgrelatie
gaan voornamelijk over agressie en mishandeling. Op grond van het in 2020 afgeronde
onderzoek wil de inspectie komen tot effectiever toezicht op zorg die een zorgaanbieder
gehandicaptenzorg biedt om SGOG te voorkomen (zie de factsheet in de bijlage)6. Parallel aan het onderzoek in de gehandicaptenzorg loopt er een inspectiebreed project
SGOG door zorgverleners. Dit project ontwikkelt een nieuwe visie op toezicht door
de inspectie op SGOG door zorgverleners. Namelijk meer nadruk op preventief toezicht
met gebruikmaking van de Leidraad Veilige Zorgrelatie.
Binnen de gehandicaptensector zijn de individuele instellingen verantwoordelijk voor
de veiligheid van hun cliënten (dit vloeit voort uit de Wkkgz). Werkgevers in de zorg
moeten dus zorgen voor een veilige zorgrelatie om zo de kans dat lichamelijk en geestelijk
geweld zich voordoet zo klein mogelijk te maken. Daartoe hebben zij de beschikking
over een aantal instrumenten, zoals de vergewisplicht, de Verklaring Omtrent het Gedrag
en de Leidraad Veilige Zorgrelatie. In de leidraad staat welke beleidsmaatregelen
zij kunnen nemen in het kader van bewustwording en preventie van grensoverschrijdend
gedrag. Ook bevat de leidraad een stappenplan hoe te handelen als er toch grensoverschrijdend
gedrag gesignaleerd wordt.
Daarnaast is de gehandicaptensector actief in het bespreekbaar maken en het voorkómen
van geweld en grensoverschrijdend gedrag bij cliënten. Seksualiteit is bijvoorbeeld
een van de onderwerpen van gesprek bij de periodieke bespreking van het zorgplan.
Het gaat dan zowel om het bevorderen van weerbaarheid, als om het voorkomen van grensoverschrijdend
gedrag. Ook wordt in het kwaliteitskader (in de uitvraag kerngegevens zorgaanbieders)
gevraagd of er per cliënt een risico-inventarisatie in het kader van veiligheid is
gedaan. Zowel door de brancheorganisatie, de individuele instellingen als het platform
van ouderorganisaties is en wordt hiervoor materiaal ontwikkeld7.
Overigens is er ook sprake van escalaties in de relatie tussen cliënt en zorgverlener
die zich uiten in ongewenst gedrag richting de zorgverlener. In dat kader intensiveert
VWS de komende periode de ondersteuning aan zorgverleners en werkgevers met een branchegerichte
aanpak. Deze aanpak is gericht op het bevorderen van veilig en weerbaar werken en
op ondersteuning bij de gevolgen van ongewenst gedrag. In februari start daartoe een
onderzoek onder medewerkers (o.a. in de gehandicaptenzorg) over hun ondersteuningsbehoefte.
Sociale partners steunen deze aanpak en worden betrokken bij de verdere uitwerking.
Aanvullend zal op basis van het actuele beeld van de meldingen van lichamelijk en
geestelijk geweld in de gehandicaptenzorg en de huidige aanpak, een meer verdiepend
kwalitatief onderzoek vanuit het cliëntperspectief worden gedaan naar de effectiviteit
van het bestaande instrumentarium en de mogelijkheden deze te vergroten.
Parc Spelderholt
Parc Spelderholt biedt een driejarig ontwikkelingstraject aan jonge mensen met verstandelijke
beperking en een Wlz-indicatie aan, dat bestaat uit een woontraject binnen een van
de woonhuizen en het volgen van een van de leergangen op basis van arbeidsmatige dagbesteding.
Met dit ontwikkelingstraject wil Parc Spelderholt jongeren met licht tot matig verstandelijke
beperkingen kansen bieden om na het verlaten van het voortgezet onderwijs nog verder
te groeien in zelfstandigheid. Parc Spelderholt heeft de effectiviteit van haar aanpak
onderzocht. Bijgevoegd treft u het onderzoeksrapport aan. Het onderzoek gaat in op
de groeimogelijkheden, de werkzame bestanddelen en de toegevoegde waarde van deze
aanpak.
Bij de representatieve onderzoeksgroep van 29 oud-studenten zien we in de resultaten
veelal een sterke groei in zelfstandigheid, over de volle breedte. Uit het onderzoek
blijkt een sterke aanwijzing dat de groei in zelfstandigheid zoals gerealiseerd binnen
het ontwikkelingstraject van Parc Spelderholt bijgedragen heeft aan de huidige kwaliteit
van leven van de oud-studenten. Deze groei in zelfstandigheid gaat samen met betekenisvolle
participatie en tevredenheid met het eigen leven in het heden. Daarbij zijn veel oud-studenten
zelf, ouders, broers en zussen ervan overtuigd dat het ontwikkelingstraject van Parc
Spelderholt hier in positieve zin aan bijgedragen heeft. Zo geven verschillende oud-studenten
en familieleden aan dat het op zichzelf wonen in belangrijke mate mogelijk geworden
is door de groei in zelfstandigheid tijdens het ontwikkelingstraject van Parc Spelderholt.
Het uitgebreide onderzoeksrapport bevat elementen om beleidsmatig op te pakken. Met
Parc Spelderholt zal ik bezien hoe hieraan een vervolg gegeven kan worden.
Palliatieve zorg
Tijdens het AO Wijkverpleging van 4 maart 2020 (Kamerstuk 23 235, nr. 202) zei ik toe u een stand van zaken brief over palliatieve zorg te sturen voor de zomer
van 2020. Vanwege de coronacrisis is dit helaas nog niet gebeurd. Wel informeer ik
u hieronder over enkele onderwerpen, waarop ik eerder specifieke toezeggingen deed.
Palliatieve sedatie
Zoals toegezegd in mijn brief van 24 juni 2019 (Kamerstuk 29 509, nr. 72) informeer ik u over de voortgang van het project «Palliatieve sedatie; hoe nu verder8» dat loopt van 1 juni 2018 tot 1 september 2021 binnen het ZonMw-programma Palliantie.
In het eerste jaar is het literatuuronderzoek afgerond en zijn de gegevens van sterfgevallen-onderzoeken
uit 2005, 2010 en 2015 geanalyseerd. De resultaten daarvan heb ik vorig jaar met uw
Kamer gedeeld. In het tweede jaar stond het kwalitatieve onderzoek centraal. Dat was
begin dit jaar goed op stoom en toen brak de COVID-19 pandemie uit. Daardoor werd
het houden van interviews sterk bemoeilijkt. Inmiddels zijn de interviews met patiënten
en naasten hervat. Er is momenteel een paar maanden vertraging in de uitvoering van
het onderzoek.
Bekostiging transmurale palliatieve zorg
Tijdens het AO Wijkverpleging van 4 maart 2020 zei ik u toe u nader te informeren
over het advies over transmurale bekostiging. Ik ben met partijen aan de slag om lopende
transmurale samenwerkingsprojecten verder te brengen. Op basis van regionale initiatieven
zijn tijdelijke experimentele zorgprestaties ontwikkeld. De NZa heeft het gebruik
van deze prestaties goedgekeurd en zij kunnen ook door geïnteresseerde partijen buiten
TAPA$ ingezet worden. Bij een positieve evaluatie zal de structurele bekostiging zo
nodig toekomstbestendig worden aangepast. De NZa is nauw betrokken voor een soepele
overgang.
Palliatieve zorg in cijfers
In de Kamerbrief «Cijfers palliatieve zorg» van 16 december 20199 heb ik u geïnformeerd over de ontwikkeling van verschillende informatieproducten
om meer inzicht in de palliatieve zorg te krijgen. Ik ben verheugd dat ik u de eerste
monitor palliatieve zorg van de NZa, gepubliceerd op 8 december 2020, kan sturen10. Dit geeft ons en de sector een eerste landelijke 0-meting en daarnaast biedt het
spiegelinformatie voor lokale projecten. De NZa is voornemens de monitor in 2023 te
herhalen, zodat veranderingen in zorggebruik zichtbaar worden. Mogelijk geeft dit
ook inzicht in de effecten van de implementatie van het kwaliteitskader palliatieve
zorg. Daarnaast heeft het Nivel, als onderdeel van het programma Palliantie van ZonMw,
een informatiesysteem palliatieve zorg ontwikkeld door bestaande databronnen aan elkaar
te koppelen. In 2020 heeft Nivel beschikbare data in vier factsheets gebundeld11.
Evaluatierapport Regeling Palliatieve Terminale Zorg
Sinds 2007 wordt door middel van de Regeling palliatieve terminale zorg (Rptz) de
vrijwillige palliatieve zorg thuis ondersteund via een tegemoetkoming voor de coördinatie-kosten
van vrijwilligers en voor exploitatie en huisvestingskosten van hospices/bijna-thuis
huizen en het coördineren van de netwerken palliatieve zorg. Omdat de Rptz 1 januari
2022 afloopt, heeft Bureau HHM de opdracht gekregen de Regeling te evalueren en te
beoordelen of de Rptz heeft voldaan aan de doelstellingen en om te komen tot aanbevelingen
hoe de financiering van de vrijwillige palliatieve zorg thuis in de toekomst kan worden
geborgd. Bijgaand stuur ik u het rapport Evaluatie Regeling palliatieve terminale
zorg. Aan de hand van het advies van Bureau HHM zal ik de komende maanden in goed
overleg met de meest betrokken veldorganisaties de financiering vanaf 2022 vorm geven.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport