Brief regering : Toezeggingen en moties tijdens het debat over de uitbreiding van het economische steun- en herstelpakket
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 235
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN DE STAATSSECRETARIS
VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2021
Op 28 januari jl. heeft uw Kamer gedebatteerd over de uitbreiding van het economische
steun- en herstelpakket1. Tijdens dit debat is een aantal moties ingediend door uw Kamer. Ook heeft de Minister
van Economische Zaken en Klimaat (EZK) in het debat een aantal toezeggingen gedaan.
Uw Kamer is voor diverse verruimingen van het steunpakket reeds om budgettaire autorisatie
gevraagd in de derde incidentele suppletoire begroting van 20212. In deze brief zullen wij op deze moties en toezeggingen ingaan:
– Toezegging aan het lid Tony van Dijk over de systematiek rondom de referentieperiode
van starters.
– Aangehouden motie van het lid Gijs van Dijk over steun voor kleine ondernemers (verlaging
vaste lasten drempel)3.
– Toezegging aan het lid Stoffers over overleg met vertegenwoordigers van de detailhandel.
– Aangenomen motie van het lid Aartsen c.s. over de groep ondernemers in kaart brengen
die buiten de TVL valt4.
– Aangenomen motie van het lid Aartsen c.s. over ondernemers die buiten de boot vallen
onder de startersregeling laten vallen5.
– Aangenomen motie van het lid van Brenk over het eerder inzetten van de startersregeling6.
– Aangenomen motie van het lid Bruins c.s. over de opslag van de TVL niet beperken tot
het eerste kwartaal van 2021 (land- en tuinbouw)7.
– Aangenomen motie van het lid Amhaouch c.s. over een tegemoetkoming voor de reisbranche8.
– Aangehouden motie van de leden Smeulders en Aartsen over huurverlaging voor bedrijven
die zijn gesloten vanwege coronamaatregelen9.
– Aangenomen motie van het lid Azarkan over huurverlaging voor getroffen ondernemers10.
Referentieperiode
Zoals in het debat toegezegd richting het lid Tony van Dijk komen wij terug op de
systematiek rondom de referentieperiode van starters. Het lid Tony van Dijk vroeg
zich af of een bedrijf dat gestart is in het tweede kwartaal van 2019 wel in aanmerking
komt voor de TVL Q1, gezien het ontbreken van een referentieomzet in het eerste kwartaal
van 2019. De regeling houdt hier rekening mee. Indien de ondernemer in de referentieperiode
nog niet bestond, dan is de referentieperiode die voor deze ondernemer geldt het eerste
volledige kwartaal na de startdatum (inschrijfdatum in het Handelsregister). Dus voor
de betreffende ondernemer is dat het derde kwartaal van 2019. Het is altijd het eerstvolgende
volledige kwartaal, omdat daarmee aansluiting wordt gevonden op de systematiek van
de btw-aangifte, die voor verreweg de meeste ondernemers per kwartaal plaatsvindt.
Verlaging vaste lasten drempel
In het debat heeft het lid Gijs van Dijk aandacht gevraagd voor de positie van kleine
ondernemers en een motie ingediend om de vastelastendrempel verder te verlagen naar
€ 1.500 euro per maand, in aanvulling op de verlaging van € 3.000 naar € 2.000 waar
het kabinet op 21 januari jl. toe heeft besloten. De Minister van EZK heeft toegezegd
te onderzoeken of deze verlaging mogelijk is, waarop het lid Gijs van Dijk de motie
heeft aangehouden. Wij hebben dat inmiddels onderzocht en het blijkt dat deze verlaging
voor RVO.nl uitvoerbaar is. Daarom geven wij de motie «oordeel Kamer».
Overleg detailhandel
Zoals toegezegd aan het lid Stoffers is het Ministerie van EZK in overleg getreden
met vertegenwoordigers van de detailhandel over de vraag waarom er geen gebruik wordt
gemaakt van de ruimere mogelijkheden die andere onderdelen van het steunkader bieden
ten opzichte van het onderdeel waar de TVL onder valt. De vertegenwoordigers van brancheorganisaties
van de detailhandel begrijpen de reden waarom we niet overstappen naar een ander onderdeel
van het steunkader. Dat zou tot vertraging leiden doordat een nieuwe regeling moet
worden opgezet, die in de uitvoering bovendien veel complexer is voor zowel RVO.nl
als voor de aanvragers. Dit neemt niet weg dat de vertegenwoordigers blijven aandringen
op het zo veel mogelijk gebruik maken van de mogelijkheden die het steunkader biedt.
Het Ministerie van EZK is in overleg met werkgeversvertegenwoordigers over deze onderwerpen
en is altijd bereid tot nader overleg met vertegenwoordigers van de detailhandel.
Onderzoek problematiek starters
Uw Kamer heeft de motie van het lid Aartsen c.s. aangenomen die vraagt om de problematiek
van starters die gestart zijn op of voor 30 september 2019 samen met de brancheverenigingen
en de VNG in kaart te brengen. Het Ministerie van EZK is gestart met dit onderzoek
en heeft daar deze week overleg over met de branches en de VNG. Wij zullen u, zoals
de Minister van EZK in het debat als reactie op de motie heeft aangegeven, uiterlijk
31 maart a.s. informeren over de uitkomsten van dit onderzoek.
Uitbreiden startersregeling
De motie van het lid Aartsen c.s., over het toevoegen van starters gestart na 30 september
2019, wordt verwerkt in de aparte startersregeling. Deze wordt ook apart aan de Europese
Commissie voorgelegd ter goedkeuring. De motie van het lid Van Brenk vraagt om de
startersregeling zo snel mogelijk open stellen. Wij doen ons uiterste best deze zo
snel mogelijk op te stellen en voor te leggen aan de Europese Commissie en in te regelen
bij RVO.nl. Echter moeten we de verwachting temperen dat openstelling eerder dan april
gaat plaatsvinden.
Subsidie speciale kosten land- en tuinbouw
De motie van het lid Bruins c.s., die vraagt om de subsidie voor de speciale kosten
voor de land- en tuinbouw ook in het tweede kwartaal te laten gelden, wordt meegenomen
bij de opzet van de TVL Q2 die in de loop van maart 2021 wordt voorgelegd aan de Europese
Commissie.
Openstelling TVL Q1 en opstellen wijzigingsregeling TVL Q1
We verwachten elk moment de goedkeuring van de Europese Commissie op de regeling voor
de TVL Q1 en de wijzigingen die aangebracht zijn in de TVL Q4 2020. Deze goedkeuring
is gebaseerd op de besluitvorming ten aanzien van de TVL van december 2020. De openstelling
van de TVL Q1 volgt zo snel mogelijk na goedkeuring, maar houdt nog geen rekening
met de recente intensiveringen waartoe het kabinet op 21 januari jl. heeft besloten.
Deze intensiveringen worden op dit moment in een wijzigingsregeling doorgevoerd. Daarbij
wordt ook de motie Amhaouch c.s. over de reisbranche meegenomen. Hiervoor wordt in
de TVL een eenmalige opslag opgenomen voor een tegemoetkoming van de annuleringskosten
waar reisondernemers geen terugbetaling van hebben gehad. Deze zal hetzelfde werken
als de voorraadregeling voor detailhandel, met een percentage dat aansluit bij het
aandeel van deze annuleringskosten in de omzet. Deze opslag zal 3,4% bovenop het vastelastenpercentage
bedragen met een maximum van € 130.000.
Deze regeling zullen wij zo snel mogelijk aan de Europese Commissie voorleggen ter
goedkeuring. Wij verwachten echter dat goedkeuring niet eerder dan medio maart a.s.
volgt. Vervolgens zal RVO.nl zo snel mogelijk de intensiveringen vertalen in aanvullende
voorschotten. Ook geldt dat de niet-mkb-bedrijven en bedrijven met minder vaste lasten
dan € 3.000 per kwartaal pas na goedkeuring van de Europese Commissie een subsidieaanvraag
in kunnen dienen.
Situatie ten aanzien van de huren
De aangehouden motie van de leden Smeulders en Aartsen roept de regering op om het
initiatief te nemen voor een nieuw huurakkoord, samen met huurders, verhuurders en
banken, en daarbij werd ook verwezen naar de situatie in Duitsland. De Minister van
EZK heeft de Kamer naar aanleiding van deze aangehouden motie toegezegd juridische
overwegingen met de Kamer te delen.
Tijdens het debat over de steunmaatregelen heeft de Minister van EZK aangegeven dat
zich jurisprudentie opstapelt van uitspraken van de kortgedingrechter en dat daarmee
de situatie vergelijkbaar is met die in Duitsland. Ook in Duitsland moeten huurder
en verhuurder er samen zien uit te komen. Wanneer dat niet lukt, dan staat de weg
naar de rechter open.
De jurisprudentielijn van kortgedingrechters komt er, kort gezegd, op neer dat huurders
van bedrijfsruimte in aanmerking komen voor een huurverlaging indien zij aantoonbaar
als gevolg van de COVID-19-maatregelen een fors omzetverlies lijden dat in redelijkheid
niet geheel ten laste van de huurder dient te komen. Deze jurisprudentielijn wordt
bevestigd in twee bodemprocedures waarin onlangs uitspraak is gedaan. De rechter komt
daarbij vaak uit op 50% voor de periode waarin maatregelen van kracht waren, maar
in de precieze korting wordt gedifferentieerd. Soms wijst de rechter een proportionele
kwijtschelding toe die in lijn is met het omzetverlies en soms wordt de korting afgestemd
op de gestrengheid van de maatregelen die van kracht zijn geweest in de periode waar
de huurverlaging op ziet.
De rechter oordeelt weliswaar op basis van een individueel geval en houdt daarbij
rekening met de aard van de huurrelatie en alle overige omstandigheden van het geval,
maar vanwege voortschrijdende jurisprudentie ontstaat nu een beeld van een nieuwe
standaard. Hierdoor ontstaat een duidelijker vertrekpunt voor onderhandelingen, wat
naar verwachting maakt dat partijen minder snel een gang naar de rechter hoeven te
maken. Signalen uit de markt geven aan dat de meeste kleine huurders van winkelvastgoed
afspraken hebben kunnen maken met hun verhuurders. Verhuurders zijn terughoudender
met het toekennen van kwijtschelding voor grote ketens, maar ook daar is het beeld
nu aan het schuiven, mede als gevolg van de eerdergenoemde rechterlijke uitspraken.
Wetgeving die verder ingrijpt in de maatwerkafspraken tussen huurder en verhuurder
dan de zojuist beschreven jurisprudentie, zou een generiek en ingrijpend instrument
zijn dat geen rekening houdt met de specifieke omstandigheden in de relatie tussen
huurder en verhuurder. De wetgevingsoperatie die ervoor noodzakelijk zou zijn, zou,
wanneer beoogd wordt om zo veel mogelijk recht te doen aan de diversiteit van gevallen,
complex van aard zijn en in de uitwerking de nodige tijd vergen. Eventueel tot stand
te brengen wetgeving zou, mede door het ermee gemoeide tijdverloop en de eraan te
verlenen terugwerkende kracht, tot de nodige onzekerheid leiden bij partijen omdat
tot aan het einde van het wetgevingsproces onduidelijk zal zijn waarop ze precies
moeten anticiperen. Dit zal lopende onderhandelingen kunnen frustreren.
Gelet op de inmiddels bestendige jurisprudentie, de lopende onderhandelingen en de
problemen die gepaard gaan met vergaand ingrijpen in lopende contractverhoudingen,
geniet het de voorkeur om af te zien van overheidsingrijpen.
De motie van het lid Azarkan verzoekt het kabinet om met de decentrale overheden in
overleg te gaan, teneinde een substantiële huurverlaging te bewerkstelligen ten behoeve
van getroffen ondernemers. De Minister van EZK heeft de Kamer naar aanleiding van
deze aangenomen motie toegezegd in overleg te zullen treden met VNG. Dit gesprek wordt
nu voorbereid.
Stand van zaken misbruik en oneigenlijk gebruik
Op 14 januari jl. is uw Kamer geïnformeerd over misbruik en oneigenlijk gebruik bij
de TVL (Kamerstuk 35 420, nr. 210). In deze brief stond dat u op de hoogte wordt gehouden van de wijze waarop de uitvoering
van de TVL verloopt en hoe we trachten misbruik te voorkomen. Wij staan in nauw contact
met bevoegde instanties, en onderzoek naar misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) is
geïntensiveerd. In het geval van misbruik zijn wij overgegaan tot het intrekken van
subsidies en wij doen aangifte bij het Openbaar Ministerie. Ook hebben aangiftes geresulteerd
in diverse opsporingsactiviteiten van de FIOD. Met het oog op de intensivering van
TVL Q1 en de voorgenomen introductie van de Startersregeling, blijven we de werking
van het huidige risicomodel monitoren en verscherpen indien nodig. Over een aantal
weken wordt u nader geïnformeerd over de stand van zaken omtrent misbruik en oneigenlijk
gebruik bij de TVL.
Afsluitend
Met de TVL zijn we in staat grote aantallen ondernemers financieel te ondersteunen
zodat deze hun vaste laten kunnen blijven betalen. Afgelopen week sloot de TVL voor
het vierde kwartaal van 2020. Daar zijn meer dan 90.000 aanvragen voor ingediend.
We verwachten dat het aantal aanvragen voor de TVL voor het eerste kwartaal van 2021
nog hoger zal liggen. Met de intensivering waartoe het kabinet op 21 januari jl. heeft
besloten, en de aanvullingen naar aanleiding van de aangenomen moties, wordt de steun
voor de ondernemers fors uitgebreid. We doen ons uiterste best deze uitbreiding zo
snel mogelijk door te voeren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
B. van ’t Wout
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat