Brief regering : Reactie op de uitvoering van de motie van de leden Sienot en Dik-Faber om additionele voorstellen op te halen die bijdragen aan 55% CO2-reductie in 2030
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 668 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2021
In juni 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de ambtelijke Studiegroep Invulling
Klimaatopgave Green Deal (Kamerstuk 32 813, nr. 534), die onder onafhankelijk voorzitterschap van de voorzitter van de Autoriteit Financiële
Markten (AFM), mevrouw Laura van Geest, als opdracht heeft om beleidsopties te verkennen
om invulling te geven aan de aangescherpte Europese klimaatambitie van ten minste
55% CO2-reductie in 2030.
Middels de motie van de leden Sienot en Dik-Faber (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 37) heeft een brede vertegenwoordiging van de Kamer het kabinet verzocht om de studiegroep
te vragen om voorstellen op te halen bij alle partners van het Klimaatakkoord die
bijdragen aan 55% CO2-reductie in 2030. Hiernaast verzoekt de motie om na afronding van het rapport input
op te halen uit de brede samenleving en deze uit te werken tot concrete maatregelen,
zodat deze ook beschikbaar zijn bij de kabinetsformatie. In deze brief zet ik uiteen
op welke wijze ik uitvoering zal geven aan de motie.
In gesprek met de samenleving
De ambtelijke Studiegroep Invulling Klimaatopgave Green Deal is ten behoeve van de
kabinetsformatie gevraagd om opties in kaart te brengen om invulling te geven aan
een opgehoogd Europees 2030-broeikasgasreductiedoel van ten minste 55%. Aangezien de partijen van het Klimaatakkoord een
grote rol zullen spelen bij de invulling van een opgehoogd doel, zijn zij via het
Voortgangsoverleg reeds in een vroege fase benaderd door de studiegroep om voorstellen
aan te dragen. Hier is door verschillende partijen gebruik van gemaakt.
Het kabinet vindt het van belang om ook na afronding van het studiegroeprapport het
gesprek over de mogelijke invulling van de additionele nationale opgave voort te zetten.
Het opgehoogde Europese reductiedoel zal leiden tot extra inspanningen in alle sectoren.
Het is daarom van belang om de geïdentificeerde opties breed te bespreken, mogelijke
alternatieve additionele maatregelen te identificeren en daarmee ook het draagvlak
voor de mogelijke beleidsopties te verkennen. Hier kan het volgende kabinet vervolgens
voortvarend mee aan de slag.
Een belangrijke doelgroep hierbij zijn de jongeren. De motie van het lid Moorlag (Kamerstuk
32 813, nr. 507) verzoekt de regering om periodiek overleg te voeren met de Jonge Klimaatbeweging
en andere geïnteresseerde representatieve groeperingen van jongeren en de Kamer hierover
periodiek te informeren. Ik geef invulling aan deze motie door, als coördinerend bewindspersoon,
twee keer per jaar in gesprek te gaan met de jongeren, in principe in het eerste en
derde kwartaal. De klimaatnota, die jaarlijks als onderdeel van de cyclus van de klimaatwet
aan de Kamer wordt gestuurd, zal in een terugkoppeling voorzien van deze gesprekken.
Uitvoering van de motie van de leden Sienot en Dik-Faber
Voor de uitvoering van deze motie maakt het kabinet gebruik van de platformfunctie
van het Voortgangsoverleg. Samen met het Voortgangsoverleg is er een plan van aanpak
opgesteld dat een aantal doelgroepen identificeert. Hieronder wordt deze aanpak verder
toegelicht.
Brede samenleving
De brede samenleving als doelgroep bestaat uit zowel organisaties als individuele
burgers. Hiervoor organiseert het Voortgangsoverleg twee debatten over het rapport
die toegankelijk zijn voor alle geïnteresseerde partijen en burgers. Daarnaast start
het Voortgangsoverleg met een Participatieve Waarde Evaluatie (PWE) 55%1. In dit onderzoek naar de mening van burgers, zal aan de hand van het adviesrapport
van de studiegroep, informatie worden opgehaald over hoe burgers denken dat Nederland
de beoogde verhoogde doelstelling van 49% naar 55% CO2-reductie zou kunnen behalen. De resultaten van de PWE worden rond mei 2021 verwacht
en zullen dan aan uw Kamer worden aangeboden.
Klimaatakkoord-partijen
Het studiegroeprapport zal worden geagendeerd bij alle relevante uitvoeringsoverleggen
en -structuren. Hierbij zal, conform de motie, expliciet gevraagd worden om additionele
maatregelen te identificeren die niet zijn opgenomen in het studiegroeprapport maar
wel een significante bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van het opgehoogde
nationale doel. Hierover zal het kabinet de Kamer informeren. Het Voortgangsoverleg
heeft in haar brief van 19 november jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 642) aangekondigd om een advies te sturen ten behoeve van het volgende kabinet over hoe
de verhoging naar 55% CO2-reductie kan worden ingevuld. De uitkomsten van de bovengenoemde inventarisatie en
bespreking zullen in dit advies worden verwerkt en het advies zal naar uw Kamer worden
verzonden.
Maatschappelijke middenveld
Met meerdere toonaangevende organisaties die geen zitting hebben bij de Uitvoeringsoverleggen
worden multilaterale consultaties ingepland. Middels een aantal gesprekken worden
mogelijke additionele maatregelen geïnventariseerd, zoals met mkb-organisaties, jongerenvertegenwoordigers,
bewonersorganisaties, en met organisaties die alternatieve technologieën zoals kernenergie
vertegenwoordigen en werknemersorganisaties.
De potentiële maatregelen die uit bovenstaande aanpak naar voren komen moeten additioneel
zijn, (technisch en juridisch) uitvoerbaar en een significante bijdrage kunnen leveren
aan het realiseren van het opgehoogde nationale doel. Ik streef ernaar de Kamer hierover
voor 17 maart a.s. te informeren. Hierbij houd ik echter wel rekening met het doorlopen
van een zorgvuldig proces waarin de doelgroepen voldoende tijd krijgen om te reageren
op het studiegroeprapport.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, B. van ‘t Wout
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat