Brief regering : Voortgang opvang in de regio
35 570 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021
Nr. 52
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 2021
Op 8 september 2015 zette het kabinet een stip op de horizon om de nijpende situatie
van vluchtelingen te verbeteren1. Waar het merendeel van de vluchtelingen wordt opgevangen in hun regio van herkomst
zou een solidaire, geïntegreerde EU-aanpak gericht op onder andere opvang in de regio
en hervestiging moeten bijdragen aan een duurzaam eindpunt. Op 29 maart 2018 heeft
het kabinet in een brief over de Integrale Migratie Agenda2 tevens meer concrete plannen gepresenteerd om perspectief te bieden aan vluchtelingen,
intern ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen in regio’s van herkomst, zoals ook
benoemd in mijn nota van 18 mei 2018 getiteld «Investeren in Perspectief»3. Eind 2018 heeft Nederland het Global Compact on Refugees4
ondertekend waarin onder meer wordt erkend dat duurzame oplossingen voor vluchtelingensituaties
gepaard gaan met internationale samenwerking. Hiermee zetten we, als internationale
gemeenschap, perspectief en een menswaardig bestaan voor deze zeer kwetsbare groep
mensen centraal. Met een brief van 14 oktober 20195 is uw Kamer beknopt geïnformeerd over dit beleidsterrein en in juni jl. (Kamerstuk
19 637, nr. 2634) zijn de jaarlijks behaalde resultaten gepubliceerd op Externe link:www.osresultaten.nl. Meer dan vijf jaar na het identificeren van deze stip op de horizon, informeer ik
u hierbij meer uitvoerig over de voortgang op opvang in de regio, mede naar aanleiding
van een recente vraag van de ChristenUnie-fractie naar het Prospects partnerschap.
Tevens deel ik op basis van de ervaringen met de uitvoering van het opvang in de regio
beleid graag ook enkele uitdagingen en nieuwe accenten met u, mede ingegeven door
de verregaande gevolgen van de huidige COVID-19 crisis.
Huidige context van wereldwijde ontheemding
Gedwongen ontheemding6 blijft een grote uitdaging waar de wereld, en daarmee ook Nederland, voor staat.
Wereldwijd zijn er momenteel bijna 80 miljoen mensen ontheemd, waarvan 26 miljoen
vluchtelingen en 46 miljoen intern ontheemden7. Dit is ongeveer 1% van de wereldbevolking; een percentage dat de afgelopen decennia
significant is toegenomen. In vergelijking tot 2015 zijn er 15 miljoen ontheemden
bijgekomen. Veruit het merendeel vlucht binnen de regio van herkomst en verblijft
in lage- en middeninkomenslanden. Van de Syrische intern ontheemden en vluchtelingen
in de regio van herkomst valt inmiddels meer dan de helft onder de armoedegrens8. In 2019 werd aan slechts 57% van de financieringsbehoefte van het Regional Refugee and Resilience Plan9 voldaan, waardoor noodzakelijke hulp voor velen uitbleef. Alhoewel aantallen en noden
enkel toenemen, is dit financieringspercentage sinds 2013 significant afgenomen. Ook
in andere regio’s, zoals de Hoorn van Afrika waar meer dan acht miljoen mensen op
de vlucht zijn, blijven de noden het lokale en internationale hulpaanbod overstijgen.
De situatie voor vluchtelingenkinderen en -jongeren is daardoor uiterst zorgwekkend.
Van de meer dan zeven miljoen vluchtelingenkinderen gaat meer dan de helft niet naar
school10.
Covid-19 heeft de situatie substantieel verergerd. Ontheemde mensen zijn extra kwetsbaar
door de risicovolle omgevingen waarin zij leven. Toegang tot gezondheidszorg is beperkt
en restricties die zijn ingesteld om het virus te bestrijden, hebben grote sociaaleconomische
gevolgen. Zelfredzaamheid raakt hiermee verder uit beeld.
Gemiddeld zijn vluchtelingen tussen 1011 en 26 jaar12 van huis. Voor het overgrote deel van alle vluchtelingen geldt dat zij in regio’s
van herkomst verblijven met beperkt perspectief op een duurzame oplossing: terugkeer,
lokale integratie of hervestiging. Als gevolg hiervan bevinden veel ontheemde mensen
zich in a state of limbo. De huidige onzekere situatie vraagt om blijvende integrale aanpak van lokale, regionale
en internationale actoren, zoals dat ook in het Global Compact on Refugees is afgesproken13. De Nederlandse inzet m.b.t. opvang in de regio draagt daaraan bij en is daarmee
onverminderd relevant. Ook de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken stelt in haar
toekomstverkenning 2030 dat het bijdragen aan hoogwaardige en toekomstgerichte opvang
in de regio zonder uitzondering in alle beleidsmaatregelen centraal moet staan14.
Graag licht ik hierbij toe welke vooruitgang Nederland de afgelopen jaren heeft geboekt
op het gebied van opvang in de regio. Daarnaast schijn ik licht op een aantal van
de voornaamste uitdagingen: duurzame oplossingen, de relatie met opvanglanden en de
lokalisering van hulp.
Nederlandse bilaterale inzet op opvang in de regio
Het opvang in de regio budget bedraagt 128 miljoen euro per jaar, waarmee Nederland
momenteel voornamelijk in acht landen programma’s financiert, te weten Egypte, Ethiopië,
Irak, Jordanië, Kenia, Libanon, Oeganda en Soedan15. Gezamenlijk vangen deze landen een significant deel van ’s werelds vluchtelingen
op. Om de resultaten te behalen wordt voornamelijk met twee instrumenten gewerkt:
het Prospects partnerschap met vijf internationale partners en het subsidiekader Migratie
en Ontwikkeling voor met name non-gouvernementele organisaties (ngo’s). Van de totale
opvang in de regio programmering in 2020 gaat 17% direct naar ngo’s, 70% naar VN-agentschappen
en 13% naar internationale financiële instellingen, zoals de Wereldbank. Voor de uitvoering
van programma’s werken VN-agentschapen – ook door financiering – op hun beurt ook
met ngo’s.
De opvang in de regio inzet is ingebed in het bredere OS-beleid. Nederland draagt
vanuit andere invalshoeken ook bij aan betere levensomstandigheden voor ontheemden,
zoals bijvoorbeeld via de substantiële steun in het kader van humanitaire hulp en
diplomatie16. Deze steun is meerjarig en «ongeoormerkt» en dus flexibel in te zetten. Een deel
komt ten goede aan de opvang van vluchtelingen en ontheemden in bovengenoemde landen.
Ook steunt Nederland bijvoorbeeld het partnerschap Education Cannot Wait dat gericht is op onderwijs aan vluchtelingenkinderen. Zo versterken dergelijke beleidsterreinen
elkaar.
Prospects partnerschap
In 2018 heeft Nederland het Prospects partnerschap gelanceerd: een vijfjarig innovatief
samenwerkingsmodel met UNICEF, UNHCR, ILO, IFC en de Wereldbank om perspectief te
bieden aan vluchtelingen, intern ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen. De meerwaarde
van Prospects is dat deze vijf partners gezamenlijk een grotere bijdrage kunnen leveren
aan het overbruggen van het gat tussen humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking,
in lijn met de Global Compact on Refugees, de nexus agenda17 en het Grand Bargain18 gedachtegoed. Nederland en de vijf Prospects partners beogen samen een ontwikkelingsgerichte
benadering van langdurige ontheemding te bevorderen, waarbij (lokale) overheden, de
private sector en verschillende andere partijen de handen ineen slaan. Het totale
budget voor dit partnerschap is 500 miljoen euro (2018–2023).
Het Prospects Partnerschap onderscheidt zich op twee belangrijke manieren van soortgelijke
initiatieven van andere donoren. Ten eerste biedt het lange termijn financiering voor
gezamenlijke interventies op basis van een gedeelde analyse. Dit is uniek in het huidige
donorlandschap en in overeenstemming met de terugkomende aanbevelingen rond het operationaliseren
van de nexus. Daarnaast biedt Prospects de flexibiliteit tot verschillende vormen van samenwerking
tussen de partners, van strategische afstemming tot gezamenlijke operationele programmering,
waardoor zij beter in staat zijn hun interventies op verschillende contexten af te
stemmen. In het Prospects resultatenraamwerk is voor deze nieuwe manier van werken
een apart resultaatgebied opgenomen, inclusief indicatoren die meten in hoeverre de
samenwerking tussen de multilaterale instellingen daadwerkelijk tot meerwaarde leidt.
Hierbij wordt gekeken naar zowel de effectiviteit van de programmering als ook de
bijdrage aan de internationale beleidsdialoog over gedwongen ontheemding. Aan de hand
van een intensieve leeragenda wordt deze aanpak de komende jaren gemonitord en geëvalueerd.
Samenwerking met non-gouvernementele partners
Prospects partners verlenen financiering en werken intensief samen met vele non-gouvernementele
en lokale organisaties. Daarnaast is het van belang internationale en lokale ngo’s
direct te blijven steunen om te investeren in lokale capaciteit, om innovatie te bevorderen
en om ruimte te scheppen voor hun kritische geluid. Daarom is in 2018 het subsidiekader
Migratie en Ontwikkeling gepubliceerd. Het biedt partners (onder andere ook Nederlandse
ngo’s zoals SPARK en Warchild) de mogelijkheid om bij te dragen aan perspectief voor
ontheemden in de regio. De projecten die door middel van deze subsidietender worden
gefinancierd, hebben dezelfde inhoudelijke en geografische focus als het Prospects
Partnerschap. Resultaten laten de meerwaarde zien van ngo’s. Een voorbeeld hiervan
is een project met Abaad, een lokale organisatie die met behulp van Nederlandse financiering
werkt aan het verbeteren van bescherming van vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen
in Libanon, specifiek gericht op slachtoffers van seksueel en gender gerelateerd geweld.
Doordat de organisatie goed is ingebed in de lokale context, kan zij op een cultuur-sensitieve
manier de doelgroep effectief ondersteunen. In tijden van COVID-19, waar dergelijke
noden toenemen en internationale actoren niet altijd toegang krijgen, is dit extra
belangrijk gebleken.
Thema’s
Binnen het opvang in de regio beleid richt Nederland zich op drie thema’s, namelijk
onderwijs, werkgelegenheid en bescherming, met gendergelijkheid en psychosociale steun
als dwarsdoorsnijdende thema’s. In veel van de programmering staan jongeren centraal.
Onderwijs
Nederland draagt in bovengenoemde landen bij aan verschillende vormen van onderwijs,
waaronder primair en secondair onderwijs, inhaallessen, training op maat, life-skills training en beroepsonderwijs. Met Nederlandse steun hebben in de periode mid-2017
tot mid-2020 meer dan 575.000 kinderen en jongeren toegang tot onderwijs of training
gekregen. Momenteel wordt een deel van de programmering omgebogen naar virtuele methoden
gezien de nieuwe COVID-19 realiteit. Dit brengt uitdagingen met zich mee en resulteert
voor vele kwetsbare kinderen, met name meisjes, in additionele achterstanden19.
Het samenbrengen van de Prospects partners draagt er aan bij dat de overgang van scholing
naar werk soepeler verloopt. De partners zetten er onder andere op in dat het curriculum
beter aansluit op de vraag van de arbeidsmarkt, zodat jongeren een grotere kans op
een baan hebben. ILO, UNHCR en UNICEF zijn bijvoorbeeld gezamenlijk bezig met een
project om de vaardigheden van jongeren in kaart te brengen in twee vluchtelingenkampen
in Jordanië. Dergelijke informatie voedt vervolgens direct de werkgelegenheidsprogrammering
van partners als IFC en de Wereldbank. Ook draagt Prospects bij aan verbeterde data
uitwisseling. Door nauwere samenwerking in bijvoorbeeld Egypte krijgen vluchtelingenkinderen
die geregistreerd staan bij UNHCR nu sneller toegang tot onderwijs via UNICEF. Dergelijke
samenwerking en data-uitwisseling draagt bij aan de beoogde transformatie.
Werkgelegenheid
Binnen het thema werkgelegenheid financiert Nederland programma’s gericht op het ontwikkelen
van inkomsten-genererende activiteiten. Voorbeelden van deze activiteiten zijn ondersteuning
bij het opzetten van een eigen bedrijf, facilitering van toegang tot financiering
en begeleiding bij het vinden van werk. Sinds mid-2017 zijn er middels deze programmering
meer dan 45.000 mensen geholpen bij het ontwikkelen van inkomsten-genererende activiteiten.
De daadwerkelijke reikwijdte is nog veel groter aangezien het ook de gezinnen van
de werknemers raakt. COVID-19 heeft echter een significante negatieve impact op het
genereren van inkomen. Veel kwetsbare werknemers in opvanglanden in de regio geven
aan dat zij sinds de crisis hun gehele inkomen hebben verloren20.
De samenwerking tussen de Prospects partners draagt bij aan de juiste randvoorwaarden
voor werkgelegenheid onder vluchtelingen en gastgemeenschappen. In Kenia bijvoorbeeld
richt Prospects zich in het bijzonder op jonge moeders. IFC werkt in samenwerking
met regionale overheden aan betere toegang voor vluchtelingen tot gebieden buiten
vluchtelingenkampen. UNHCR en ILO bieden gezamenlijk trainingsmodules aan jonge moeders
aan op het gebied van ondernemerschap en gerelateerde vaardigheden, waarbij UNICEF
kinderopvang verzorgt. Hierdoor krijgen jonge moeders – zowel vluchtelingen als Keniaanse
– de mogelijkheid om te werken.
Bescherming
Nederland zet in op het versterken van de rechtspositie van ontheemde mensen en de
bescherming van kwetsbare groepen. In Ethiopië bijvoorbeeld werden vluchtelingen voorheen
geregistreerd bij UNHCR en niet bij de Ethiopische overheid, met als gevolg dat zo’n
70.000 in Ethiopië geboren kinderen geen geboortebewijs hebben gekregen. Met behulp
van Nederlandse financiering is het registratiesysteem van UNHCR verbonden aan dat
van de nationale overheid, waardoor vluchtelingen nu rechtstreeks bij de overheid
geregistreerd worden en een geboortecertificaat ontvangen. Dit is cruciaal voor vluchtelingen,
als voorwaarde tot dienstverlening in het land waar zij verblijven.
Tevens hebben door Nederlandse inzet in de periode mid-2018 tot mid-2020 meer dan
35.000 personen toegang tot geestelijke gezondheidszorg en psychosociale ondersteuning
(MHPSS21) gekregen. De samenwerking tussen Prospects partners leidt ertoe dat MHPSS de meest
kwetsbare mensen bereikt en breed wordt geïntegreerd in gemeenschapsstructuren, onderwijsinstellingen
en gezondheidssystemen. Dit draagt bij aan de zelfredzaamheid van individuen en gemeenschappen.
De COVID-19 crisis heeft dergelijke noden doen vergroten. In veel opvanglanden in
de regio zien we een toename van seksueel en gender gerelateerd geweld22 alsook psychosociale noden23.
Multilaterale (EU) inzet
Uit bovengenoemde bilaterale inzet blijkt dat we als Nederland resultaten behalen
en voortgang boeken. Tegelijkertijd vragen de (toenemende) noden ook om een Europese
aanpak: de EU heeft een grotere slagkracht en een breder instrumentarium ter beschikking.
De EU faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRiT) is een belangrijk voorbeeld
van langdurige steun aan het land dat het hoogst aantal vluchtelingen opvangt. Via
het FRiT ontvangen maandelijks 1.7 miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije directe
steun. Ook heeft het EU Noodfonds voor de Syrië regio, met een totale omvang van meer
dan 2 miljard euro, sinds de oprichting in december 2014 al meer dan 6,7 miljoen kwetsbare
mensen bereikt24. Het EU noodfonds voor Afrika heeft voor wat betreft opvang in de regio ook goede
resultaten behaald: bijna 5 miljoen mensen hebben nu betere toegang tot basisvoorzieningen
als onderwijs en gezondheidszorg25.
De EU is in het kader van onder meer het nieuwe pact voor migratie en asiel gecommitteerd
aan opvang in de regio26. Hiervoor zal ook onder het nieuwe Meerjarige Financiële Kader (2021–2027) van de
Europese Unie financiering beschikbaar zijn. Nederland staat voor de continuering
van een gezamenlijke donorinzet op opvang in de regio in de regio’s van herkomst.
Duurzame, grootschalige financiering voor deze regio’s draagt bij aan het vergroten
van stabiliteit van de gastlanden, het bieden van perspectief aan vluchtelingen en
het voorkomen van doorreis. Dit is met name relevant gezien het feit dat de hoge noden
het hulpaanbod blijven overstijgen. Dit mag overigens als geen verassing komen gezien
het toenemende aantal ontheemden, de desastreuze vooral economische gevolgen van COVID-19
en het feit dat duurzame oplossingen veelal uitblijven.
Duurzame oplossingen
Voor vluchtelingen bestaan er drie duurzame oplossingen, namelijk terugkeer naar de
plek van herkomst, lokale integratie of hervestiging naar een derde land. Het uiteindelijke
doel van de Nederlandse inzet is het bijdragen aan dergelijke oplossingen, wetende
dat langdurig en uitzichtloos verblijf in tijdelijke opvanglocaties kan leiden tot
meer armoede, instabiliteit, doorreis en radicalisering27. Het perspectief op deze oplossingen is echter beperkt. Veilige en waardige terugkeer
is in gebieden met aanhoudende instabiliteit, zoals in Syrië, geen optie28. Lokale integratie stuit op weerstand van opvanglanden wiens economieën tevens onder
druk staan. En in 2019 werd enkel 4.5% van de vluchtelingen die hervestiging behoeven
ge-hervestigd gezien het beperkt aantal plekken29.
Zoals hierboven beschreven maakt de Nederlandse bijdrage aan opvang in de regio een
wezenlijk verschil voor veel mensen. Op sommige plekken krijgen vluchtelingen in toenemende
mate toegang tot lokale diensten en integreren zij in de lokale samenleving. De noden
blijven echter het hulpaanbod overstijgen en COVID-19 maakt sommige positieve ontwikkeling
van de afgelopen jaren weer ongedaan. Daarnaast moeten wij concluderen dat in realiteit
lokale integratie voor het merendeel van de vluchtelingen een enorme uitdaging en
een onzeker proces blijkt, gezien sociaaleconomische en culturele spanningen, politieke
barrières en de moeilijke situatie in verschillende opvanglanden die tevens worstelen
met de impact van COVID-19 en klimaatverandering. Het is daarmee van belang om naast
het opvang in de regio beleid ook te blijven inzetten op de andere twee duurzame oplossingen,
zoals in 2015 al benoemd, te weten terugkeer en hervestiging. Inzet op deze terreinen
heeft een wisselwerking en daarom dienen de drie oplossingen in samenhang te worden
bekeken. Voor terugkeer betekent dat een stevige inzet op stabilisatie, conflictresolutie
en, zodra mogelijk, wederopbouw en re-integratie.
Relatie met opvanglanden
Voor wat betreft lokale integratie, de voornaamste inzet van opvang in de regio, speelt
een brede, solidaire relatie met opvanglanden een belangrijke rol. Grootschalige opvang
heeft significante impact op de sociale voorzieningen in opvanglanden. Voor daadwerkelijk
perspectief voor ontheemden, en al helemaal voor lokale integratie, is meer nodig
dan langdurig verblijf in kampen en geïmproviseerde onderkomens. Er moet worden getracht
om hen waardig en betekenisvol te laten deelnemen aan de lokale samenleving. Bereidheid
en mogelijkheid tot het bijdragen aan dergelijke inclusie en zelfredzaamheid verschilt
aanzienlijk onder opvanglanden en vraagt om solidariteit. Het kabinet doet ook daarom
structurele investeringen in politieke en economische samenwerking met naast vluchtelingen
ook kwetsbare gastgemeenschappen als doelgroep, tevens met het oog op het risico dat
opvanglanden (verder) destabiliseren en daarmee veranderen in doorreis- of zelfs herkomstlanden.
De huidige situatie in Libanon en reisbewegingen richting Cyprus baart het kabinet
ook vanuit dat oogpunt zorgen.
In recente evaluatiestudies van verschillende opvang in de regio programmering wordt
de discrepantie tussen de belangen van het opvangland en hun gemeenschappen en die
van de donoren regelmatig als een belangrijke uitdaging geïdentificeerd30. Voorts wordt opgemerkt dat de uitvoerende partners de soms sterke bedenkingen van
de regeringen van het opvangland en de gastgemeenschappen bij de integratie van vluchtelingen
in bijvoorbeeld de formele arbeidsmarkten onderschatten. Deze uitdagingen kunnen we
alleen overbruggen als donoren en uitvoerende partners in de eerste plaats ook de
belangen van de opvanglanden onderkennen. Dit vraagt om een context-specifieke aanpak.
Evaluaties tonen tevens aan dat donoren slechts een beperkt effect hebben op het beleid
van de opvanglanden. Er bestaan nog steeds weinig voorbeelden van gevallen waarin
het beleid van de gastregering ten aanzien van de toestroom van vluchtelingen met
succes is veranderd31. Hoewel het mogelijk is dat het perspectief van de regeringen van het opvangland
verandert, is het belangrijk om te blijven erkennen dat hun nationale beleid is gebaseerd
op nationale overwegingen en belangen. Het kan niet worden genegeerd dat het grote
aantal vluchtelingen een aanzienlijke sociale en economische impact heeft op de gastgemeenschappen.
Sommige evaluaties zijn echter optimistisch over de mogelijkheden32, als de doelstellingen van de autoriteiten van het gastland en de donoren beter op
elkaar worden afgestemd. Een constructieve samenwerking met de lokale autoriteiten
op basis van gemeenschappelijke doelstellingen zal dan ook een eerste vereiste zijn.
Dit vraagt om een blijvende inzet en op sommige plekken een verdere versterking van
onze diplomatieke inspanningen.
Om in deze context een constructieve dialoog aan te gaan over perspectief voor vluchtelingen,
is het tevens van belang dat Nederland zich niet alleen als donorland opstelt. Het
aanbieden van een – relatief geringe – bijdrage zal immers nooit doorslaggevend zijn
om een stap te zetten als openstelling van de arbeidsmarkt in het opvangland. Om deze
reden zetten we in op een gelijkwaardige dialoog en samenwerking, waarbij we eerlijk
aangeven dat ook Nederland worstelt met bijvoorbeeld het verhogen van de arbeidsparticipatie
van vluchtelingen. Ook proberen we bij te dragen aan de uitwisseling van ervaringen
en geleerde lessen tussen organisaties in Nederland en in regio’s van herkomst. In
dat kader is recent een onderzoeksproject gestart met een Nederlands instituut om
geleerde lessen in Nederland op het gebied van toegang tot werkgelegenheid en MHPSS
voor vluchtelingen inzichtelijk te maken en uit te wisselen tussen partners in Nederland,
Jordanië en Ethiopië.
Lokalisatie en de stem van ontheemden
Lokale organisaties spelen een belangrijke rol bij het bieden van opvang in de regio.
De COVID-19 crisis heeft het belang hiervan onderstreept. Waar internationale organisaties
soms tekort schoten omdat zij vanwege grensrestricties niet overal aanwezig konden
zijn, stonden lokale organisaties klaar33. Lokale organisaties beschikken over betere toegang, contextueel begrip en draagvlak
binnen de gemeenschap, en kunnen cultureel gevoelige onderwerpen beter bespreekbaar
maken. De nauwe verbinding met de lokale gemeenschap vergroot de effectiviteit en
duurzaamheid van de inzet van lokale partners. Dit is onder andere gebleken uit een
door Nederland gefinancierd project van de lokale ngo Refugee Law Project in Oeganda.
Zij nemen naast Oegandese werknemers ook Zuid-Sudanese vluchtelingen in dienst om
vluchtelingengemeenschappen te versterken en recht te doen aan de stem van ontheemden.
Zo werken vluchtelingen bijvoorbeeld als vertalers in de rechtbank, zodat mede-vluchtelingen
zich kunnen verdedigen in hun eigen taal en processen snel en eerlijk verlopen.
Tot dusver is Nederlandse samenwerking met lokale partners beperkt en ligt de focus
voornamelijk op internationale – inclusief Nederlandse – organisaties. Dit heeft ook
invloed op de relatie met lokale autoriteiten en ons begrip van lokale belangen. Het
versterken van lokale veerkracht zal de komende periode prioriteit zijn. Ook zal binnen
de samenwerking met internationale organisaties, waaronder Prospects, aandacht worden
gevraagd voor lokalisatie. Nederland acht het tevens van belang om meer ruimte te
maken voor de stemmen van ontheemden zelf, zowel bij het vormen als het evalueren
van beleid.
Conclusie en vooruitblik
In 2015 sprak het kabinet over een nijpende situatie voor vluchtelingen wereldwijd.
Sindsdien is ontheemding enkel toegenomen en de situatie van vluchtelingen, intern
ontheemden en ook de gastgemeenschappen blijft uiterst precair. COVID-19 verergert
deze situatie. Er is, meer dan ooit, noodzaak om duurzame oplossingen te bieden om
o.a. toenemende armoede, doorreis en destabilisatie van opvanglanden te voorkomen.
Nederlandse steun aan opvang in de regio maakt daarin een wezenlijk verschil o.a.
via het Prospects partnerschap dat bijdraagt aan de beoogde transformatie naar een
meer ontwikkelingsgerichte aanpak van ontheemding. Er is echter nog een lange weg
te gaan en het duurzame eindpunt dat we in 2015 vaststelden is nog niet in zicht.
Mede omdat vluchtelingen gemiddeld meer dan tien jaar van huis zijn vraagt onze stip
op de horizon om een lange adem. Nederland zal de huidige inzet intensief blijven
evalueren om zo effectief mogelijk bij te dragen aan opvang in de regio. Succesvolle
resultaten van de samenwerking in het kader van het Prospects partnerschap zullen
internationaal worden uitgedragen.
«Oneindige tijdelijkheid» voor ontheemden is een risico en de geschiedenis leert ons
dat dit een ontwrichtende werking kan hebben op opvanglanden. Duurzame oplossingen
moeten daarom centraal blijven staan. Lokale integratie blijft echter een uitdaging
en daarom hangt de uiteindelijke effectiviteit van het opvang in de regio beleid deels
samen met onze bijdrage aan andere duurzame oplossingen. Dit vraagt om blijvende solidariteit
en een intensieve inzet op conflictpreventie en -resolutie. Daarnaast zullen een intensievere
samenwerking met lokale overheden en het investeren in lokale voorzieningen en partners,
ook via het Prospects partnerschap, de komende jaren onze aandacht vragen. Dit biedt
kansen tot verdere versterking van de Nederlandse inzet op perspectief voor vluchtelingen
en intern ontheemden in hun regio’s van herkomst.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking