Brief regering : Reactie op verzoek commissie naar aanleiding van de wetenschappelijke toets over het Wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof (Kamerstuk 35613)
35 613 Wijziging van de Wet arbeid en zorg, de Wet flexibel werken en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof)
Nr. 11
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 januari 2021
Op 13 januari 2021 heb ik vragen ontvangen van de leden van de vaste commissie voor
                  Sociale zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de wetenschappelijke toets over
                  het Wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof. In de bijlage van deze brief treft u de
                  beantwoording aan. Op 19 januari 2021 is een wetgevingsoverleg over dit wetsvoorstel
                  gepland.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  W. Koolmees
Reactie op wetenschappelijke toets over wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof (35 613)
               
Doeltreffendheid
1.
Vanwege het ontbreken van SMART doelen kan de doeltreffendheid moeilijk vastgesteld
                     worden. Wat zijn de SMART doelen?
                  
2.
Waarom worden de verwachte percentages gebruik, die bij de berekening van de kosten
                     in het wetsvoorstel worden genoemd (p.20), niet als SMART doel genomen?
                  
3.
Is er voor de doeltreffendheid rekening gehouden met (1) gebruik, (2) voorlichting
                     over de wet, en (3) gevolgen van het gebruik?
                  
Antwoord vraag 1, 2 en 3
Met het wetsvoorstel wordt richtlijn (EU) 2019/1158 geïmplementeerd. Het beoogde effect
                     («outcome») dat door de EU met de richtlijn wordt beoogd is om het beleid inzake het
                     evenwicht tussen werk en privéleven en de gelijke behandeling van vrouwen en mannen
                     te helpen verwezenlijken door de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen en
                     door het verschil tussen vrouwen en mannen met betrekking tot inkomsten en loon weg
                     te nemen. De regering ondersteunt de doelen van de richtlijn.
                  
Een meer concreet beoogde prestatie («output») is de toename in het gebruik van ouderschapsverlof.
                     Voor de raming van de uitkeringslasten is verondersteld dat ruim 80% van de vrouwen
                     en circa 60% van de mannen die recht op verlof hebben, verlof opnemen. Aangenomen
                     is dat vrouwen van de 9 weken betaald verlof gemiddeld bijna 8 weken verlof opnemen;
                     voor mannen is dit 4 weken. In deze veronderstelling is onder meer rekening gehouden
                     met de invloed van voorlichting op de opname van ouderschapsverlof.
                  
Op basis van de literatuur wordt verondersteld dat de opname van ouderschapsverlof
                     bijdraagt aan een evenwichtiger verdeling van taken tussen mannen en vrouwen en de
                     verbetering van de arbeidsmarktpositie van vrouwen. De eerste periode na de geboorte
                     is vaak een bepalend moment voor de verdeling van arbeid en zorgtaken tussen mannen
                     en vrouwen.1 Uit het IBO Deeltijdwerk2 blijkt dat de opname van ouderschapsverlof kort na de geboorte zorgt voor een gelijkere
                     verdeling van arbeid en zorgtaken tussen beide ouders en op lange termijn een positief
                     effect kan hebben op de arbeidsparticipatie van vrouwen. Daarnaast laat onderzoek
                     zien dat langer verlof in het eerste jaar bevorderlijk kan zijn voor de ontwikkeling
                     van het kind.3 Op basis van de literatuur is niet te bepalen hoe groot het effect van de opname
                     van ouderschapsverlof is omdat dit afhangt van de specifieke omstandigheden per land.
                  
Doelmatigheid
4.
Doelmatigheid van keuze voor duur, hoogte en periode van betaald ouderschapsverlof
                     worden niet onderbouwd, omdat een expliciete kosten-baten analyse ontbreekt. Is bijvoorbeeld
                     overwogen om de hoogte van de regeling inkomensafhankelijk te maken of te koppelen
                     aan een minimumbedrag?
                  
Antwoord vraag 4
Het wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof beoogt de implementatie van richtlijn EU
                     2019/1158. Een deel van de invulling van betaald ouderschapsverlof, zoals duur van
                     verlof, wordt voorgeschreven door richtlijn EU 2019/1158. Ten aanzien van de uitkeringshoogte
                     heeft de regering gekozen voor een inkomensafhankelijk systeem waarbij wordt uitgegaan
                     van 50 procent van het dagloon. Hiermee wordt aangesloten bij de berekening van andere
                     verlofregelingen op basis van de dagloonsystematiek die worden uitgevoerd door UWV.
                     Het instellen van een ondergrens is niet mogelijk omdat betrouwbare gegevens over
                     de arbeidsduur niet beschikbaar zijn. Het is immers niet de bedoeling om werknemers
                     die zeer weinig uren per week werken een vergoeding voor ouderschapsverlof te verschaffen
                     die hun gebruikelijke uurloon overtreft.
                  
De keuze voor de opnameperiode van een jaar voor betaald ouderschapsverlof jaar is
                     toegelicht in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel. In lijn met het eerder
                     genoemde IBO Deeltijdwerk en het SER-advies Optimalisering van verlof na geboorte kind
                     4 wordt gestimuleerd om het ouderschapsverlof op te nemen in de eerste periode na de
                     geboorte omdat de eerste periode na de geboorte vaak een bepalend moment is voor de
                     verdeling van arbeid en zorgtaken tussen mannen en vrouwen.
                  
5.
Ouderschapsverlof door partners na elkaar opnemen is doelmatiger dan tegelijkertijd
                     opnemen. Onderzoek laat zien dat wanneer de vader alleen is met het kind zijn participatie
                     in zorg en huishoudelijke taken extra vergroot wordt.5 Kosten blijven naar verwachting gelijk. Heeft u dit overwogen?
                  
Antwoord vraag 5
Hoewel de regering van mening is dat solozorg – door volgtijdelijke opname van verlof
                  door de ouders – de doelstellingen van het wetsvoorstel verder kan ondersteunen, laat
                  het de keuze aan de ouders. Ouders moeten zelf vrij kunnen beslissen of en wanneer
                  betaald ouderschapsverlof wordt opgenomen, zodat dit zo goed mogelijk aansluit bij
                  hun persoonlijke situatie. Er zijn dan ook situaties voor te stellen waarbij gelijktijdige
                  opname van ouderschapsverlof zinvol is, bijvoorbeeld in huishoudens met meer dan één
                  kind. Om te stimuleren dat ouders hun verlof na elkaar opnemen heeft het Nederlandse
                  kenniscentrum Rutgers, met bijdrage van de Ministeries van SZW en OCW, een verlofplanner
                  ontwikkeld om ouders te wijzen op de voordelen van solozorg. Overigens zou moeilijk
                  te controleren zijn of sprake is van solozorg en ouders niet toch geheel of gedeeltelijk
                  gelijktijdig verlof genieten.
               
Financiële gevolgen voor het rijk
6.
De berekening veronderstelt een hoog ambitieniveau: binnen 2 jaar neemt 80% van de
                     moeders gemiddeld 9 weken betaald verlof op en 60% van de vaders 4 weken betaald verlof.
                     Let wel: in 2019 namen slechts 41% van de moeders en 24% van de vaders ouderschapsverlof
                     op. Waarom wordt de verwachte toename niet onderbouwd, terwijl dit wel nodig is voor
                     geloofwaardigheid van de kosten?
                  
Antwoord vraag 6
Zoals is toegelicht in de nota naar aanleiding van verslag is de inschatting van het
                  gebruik van betaald ouderschapsverlof door vrouwen en mannen onzeker. Dat hangt samen
                  met het feit dat er geen ervaringsgegevens zijn in Nederland. Ter onderbouwing van
                  de aangenomen percentages is er gekeken naar het gebruik van het huidige (onbetaalde)
                  ouderschapsverlof. De recente monitor arbeid, zorg en kinderopvang van het CBS met
                  cijfers van 2019 laat zien dat 41 procent van de moeders met kinderen onder de 8 jaar
                  ouderschapsverlof heeft opgenomen. Dit is waarschijnlijk een onderschatting omdat
                  ouders die hun recht op ouderschapsverlof bewaren tot latere leeftijd van het kind
                  hier vaak nog niet in zijn meegenomen. De verwachting dat dit een onderschatting is,
                  volgt ook uit cijfers uit 2013, waarbij is gecorrigeerd voor mensen die op latere
                  leeftijd van het kind het verlof opnemen. Deze laten zien dat een kleine 60 procent
                  van de vrouwen met recht op ouderschapsverlof hier gebruik van maakt (bron: CBS, informatie
                  stopt na 2013). Bij betaling van het verlof zal het aandeel vrouwen dat verlof opneemt,
                  gezien de CBS-cijfers, minimaal 60 procent zijn. Het SCP geeft daarnaast aan dat 1
                  jaar na de geboorte van het kind 80 procent van de vrouwen in deeltijd werkt. De behoefte
                  aan verlof / vrije tijd lijkt dus groot. Per saldo is daarom aangenomen dat ruim 80
                  procent van de vrouwen verlof zal opnemen.
               
De monitor arbeid, zorg en kinderopvang laat zien dat 24 procent van de mannen met
                  kinderen onder de 8 jaar ouderschapsverlof heeft opgenomen. Dit is opnieuw waarschijnlijk
                  een onderschatting. Uit de Emancipatiemonitor van het CBS en SCP blijkt dat mannen
                  sterk vasthouden aan de voltijdse werkweek. Daarbij hebben mannen naast ouderschapsverlof
                  ook recht op 6 weken geboorteverlof, de eerste week met volledige loondoorbetaling
                  en de laatste 5 weken tegen 70 procent van het (maximum)dagloon. Bij die maatregel
                  is verondersteld dat bijna driekwart van de mannen verlof opneemt. Aangezien het ouderschapsverlof
                  een lagere vergoeding kent en uit onderzoek blijkt dat betalingsniveau voor mannen
                  zwaarder meeweegt, is de deelname naar verwachting lager dan bij het geboorteverlof.
                  Alles afwegende is aangenomen dat circa 60 procent van de mannen verlof opneemt.
               
Bij de duur van het verlof is gekeken naar meerdere factoren. Op dit moment hebben
                  vrouwen in het eerste jaar na de geboorte recht op 10 weken bevallingsverlof en hebben
                  partners recht op 6 weken geboorteverlof. Daar bovenop komen voor elke ouder 9 weken
                  betaald ouderschapsverlof. Het lijkt daarbij onwaarschijnlijk dat in veel gezinnen
                  beide ouders het gehele verlof opnemen. Het CBS geeft aan dat de vrouwen die in 2013
                  verlof opnamen dit voor circa 10 uur per werkweek deden. Aansluitend bij deze bevinding
                  is de aanname dat vrouwen die betaald ouderschapsverlof opnemen dat voor circa 8 keer
                  hun gebruikelijke arbeidsduur per week doen. De verlofopname van mannen zal, aangezien
                  het betalingsniveau voor mannen zwaarder meeweegt, lager zijn dan van vrouwen. Bij
                  het geboorteverlof is aangenomen dat mannen gemiddeld 70 procent van de 5 weken aanvullend
                  geboorteverlof opnemen (= 3,5 week, tegen 70 procent van het loon). Aangezien het
                  bij ouderschapsverlof gaat om een lager vergoedingspercentage en dit verlof bovenop
                  de 6 weken geboorteverlof komt, is aangenomen dat mannen gemiddeld minder dan de helft
                  van het verlof opnemen (4 weken).
               
7.
Een deel van de kosten wordt gefinancierd uit taakstellende ombuiging van de IACK
                     (fiscale regeling gericht op werkende ouders <12 jaar). Zou dit niet contraproductief
                     kunnen werken voor verdeling tussen partners en arbeidsparticipatie van vrouwen?
                  
Antwoord vraag 7
In het eerder genoemde IBO Deeltijdwerk wordt gesteld dat de IACK vooral effectief
                  is in de eerste levensjaren van het kind omdat de eerste periode na de geboorte een
                  belangrijk moment is in de arbeidsdeelnamebeslissing van vrouwen, terwijl de arbeidsduur
                  later niet of nauwelijks wordt bijgesteld. Door het inkorten van de duur van de IACK
                  komen er middelen beschikbaar voor gedeeltelijke dekking van ouderschapsverlof voor
                  werkende ouders, waarmee intensivering en ombuiging bij elkaar aansluiten. Daarnaast
                  is het zo dat de opname van betaald ouderschapsverlof bijdraag aan een evenwichtiger
                  verdeling van arbeid en zorg tussen mannen en vrouwen en daardoor ook positief is
                  voor de arbeidsparticipatie van vrouwen.
               
Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren en derden
8.
Administratieve lasten voor het bedrijfsleven worden begroot op basis van 20 minuten
                     per aanvraag. Is deze inschatting reëel voor kleine werkgevers met weinig ervaring
                     met aanvragen voor deze regelingen?
                  
Antwoord vraag 8
Het wetsvoorstel is op regeldruk getoetst door de ATR. De ATR komt tot het oordeel
                  dat de regeldrukparagraaf met de berekening van de administratieve lasten zeer gedetailleerd
                  en toereikend is.
               
9.
In hoeverre is er rekening gehouden met additionele kosten voor werkgevers bij vervanging
                     tijdens ouderschapsverlof?
                  
Antwoord vraag 9
Gedurende de opname van ouderschapsverlof hoeft de werkgever geen loon door te betalen
                  waarmee deze middelen kunnen worden ingezet voor het regelen van vervanging. Het wetsvoorstel
                  voorziet niet in aanvullende compensatie van kosten voor het zoeken van vervanging.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid