Brief regering : Politiek akkoord over de Europese Vredesfaciliteit (EPF)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2262
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2021
Op 18 december jl. bereikten de lidstaten, in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers
bij de EU (Coreper), een politiek akkoord over de Europese Vredesfaciliteit (EPF).
Uw Kamer is eerder over de EPF geïnformeerd, onder meer door middel van een BNC-fiche1, geannoteerde agenda’s en verslagen van de Raad Buitenlandse Zaken, en de Nederlandse
inzet daarbij2. Hierbij ontvangt u een overzicht van het akkoord en de appreciatie daarvan door
het kabinet.
Inhoud politiek akkoord
Zoals ook in het BNC-fiche toegelicht, is de EPF een nieuw financieel instrument dat
de financiering van de gemeenschappelijke kosten van EU-missies en operaties (nu via
het Athena-mechanisme) en de steun voor vredesoperaties van derde landen en organisaties
zoals de Afrikaanse Unie (nu via de African Peace Facility, APF) hervormt en uitbreidt. De EPF maakt daarnaast ook capaciteitsopbouw van statelijke
actoren inzake veiligheid en defensie mogelijk. Anders dan de APF kent de EPF geen
geografische beperking.
De EPF krijgt een tweepijlerstructuur. De eerste pijler omvat de financiering van
de gemeenschappelijke kosten van EU-missies en operaties; de tweede pijler omvat de
financiering van steunmaatregelen, zowel voor vredesoperaties van derde landen en
organisaties, als voor capaciteitsopbouw inzake veiligheid en defensie. Beide pijlers
krijgen onder meer een aparte beheerder en boekhouding. Het geïntegreerd karakter
van de EPF wordt geborgd door de aansturing onder autoriteit van de Hoge Vertegenwoordiger/viceVoorzitter
van de Europese Commissie. De besluitvorming binnen de Raad over de EPF-activiteiten
vindt plaats op basis van unanimiteit. Daartoe wordt een EPF-comité ingesteld, waarin
alle lidstaten vertegenwoordigd zijn.
In het Raadsbesluit zijn onder meer het respecteren van het internationaal (humanitair)
recht en mensenrechten, het belang van een conflict-sensitieve benadering, de bescherming
van de burgerbevolking, de geïntegreerde benadering inzake conflicten en crises, en
het belang van de women, peace and security-agenda verankerd.
Voor de eerste pijler (EU missies en operaties) voorziet de EPF in een uitbreiding
van het type kosten dat voor gemeenschappelijke financiering in aanmerking komt ten
opzichte van het Athena-mechanisme, onder meer in het kader van het transport van
de EU Battle Groups. Daarnaast krijgen ook operaties de mogelijkheid steunmaatregelen uit te voeren,
bijvoorbeeld in het kader van een geïntegreerd trainings-, adviserings- en uitrustingsprogramma.
Voor de tweede pijler (steunmaatregelen) geldt dat het Politiek en Veiligheidscomité
(PSC) de strategische richtsnoeren (zowel geografisch als inhoudelijk) en het methodologisch
kader (waaronder waarborgen voor het leveren van militair materiaal) vastlegt en regelmatig
herziet. Reeds in de voorbereidende fase van een steunmaatregel dient de Hoge Vertegenwoordiger
onder meer de context, impact en risico’s te wegen, en waarborgen en mitigerende maatregelen
aan te geven.
De Raad besluit unaniem over inzet van de EPF op basis van voorstellen van de Hoge
Vertegenwoordiger of een of meerdere lidstaten. Een lidstaat kan zich, op basis van
artikel 31 van het Verdrag betreffende de Europese Unie onthouden van deelname. Specifiek
voor de tweede pijler is voorzien dat een lidstaat zich kan onthouden ten aanzien
van een steunmaatregel voor het leveren van letaal militair materiaal, en daarbij
ook vrijgesteld wordt van de financiering ervan. Deze lidstaat dient dan wel evenredig
meer bij te dragen aan andere steunmaatregelen. Dit moet blokkeringen in de besluitvorming
helpen voorkomen, terwijl de evenredige financiering gerespecteerd blijft. Onthouding
van deelname wordt hierdoor niet financieel aangemoedigd, en leidt niet tot een verhoogde
bijdrage van de andere lidstaten.
De EPF staat buiten de reguliere EU-begroting. De lidstaten financieren de EPF proportioneel
aan hun Bruto Nationaal Inkomen (BNI) op basis van de daadwerkelijke financieringsbehoefte.
Het door EDEO en de Commissie voorgestelde plafond (€ 10,5 miljard) werd in samenhang
met de besluitvorming rond het Meerjarig Financieel Kader door de Europese Raad teruggebracht
tot een plafond van € 5 miljard voor de periode 2021–2027 (vaste prijzen 2018; € 5,7
miljard in lopende prijzen). Dit is een beperkte stijging in vergelijking met de middelen
voor het Athena-mechanisme en de African Peace Facility onder het vorige MFK (samen ongeveer € 3,2 miljard). Het Raadsbesluit bevat de budgettaire
bepalingen, en voorziet in interne en externe auditing van de EPF.
Appreciatie kabinet
Het kabinet is tevreden met het bereikte onderhandelingsresultaat. De EPF zal het
geïntegreerd extern optreden van de EU inzake veiligheid en defensie versterken. De
EPF zal ook de rol van de EU als geloofwaardige en betrouwbare veiligheidsactor vergroten,
onder meer door de mogelijkheid om tijdige en effectieve steun te verlenen aan partners.
Steunmaatregelen zullen onze partners beter in staat stellen de veiligheid van de
eigen bevolking te verzekeren en de stabiliteit in hun regio te vergroten. Dat is
ook in het belang van de EU.
Het uitbreiden van financiering van de gemeenschappelijke kosten van EU-missies en
operaties past goed in de kabinetsinzet om het operationeel optreden van de EU te
vergroten.
Daarbij heeft Nederland met succes ingezet op het verankeren van een aantal fundamentele
uitgangspunten en principes, waaronder het respecteren van het internationaal (humanitair)
recht en de mensenrechten, het belang van een conflict-sensitieve benadering, de bescherming
van de burgerbevolking, en de geïntegreerde benadering van conflicten en crises.
Om de risico’s die gepaard gaan met capaciteitsopbouw en materiële steun aan derde
landen in te perken, heeft Nederland consequent ingezet op een coherente strategie
en een geïntegreerd methodologisch raamwerk voor de EPF, gebaseerd op conflict- en
risicoanalyses, flankeringsmaatregelen, rapporteringsverplichtingen, en waarborgen
voor het verlenen van materiële, inclusief letale, steun. Op deze wijze draagt het
methodologisch kader bij aan het identificeren, mitigeren en evalueren van potentiële
risico’s. Zowel het EPF-Raadsbesluit, de strategische richtsnoeren, als het geïntegreerd
methodologisch kader komen in grote mate tegemoet aan de Nederlandse onderhandelingsinzet.
Zoals ook aangegeven in het BNC-fiche, was Nederland kritisch over de beperkte onderbouwing
van het voorgestelde EPF-budget, dat een forse stijging inhield van de gezamenlijke
uitgaven voor Athena en de APF. Het kabinet is dan ook tevreden met de verlaging van
het voorziene plafond, dat evenwel nog steeds een verhoging van het bestaande ambitieniveau
inhoudt. Daarnaast is in het Raadsbesluit, conform de Nederlandse inzet, verankerd
dat de EPF geen zaken zal financieren die door de reguliere EU-begroting worden gefinancierd.
Op basis van een BNI-percentage van naar schatting 5,7% bedraagt de Nederlandse bijdrage
aan de EPF gemiddeld € 40,7 miljoen EUR per jaar, wanneer de budgetplatfonds worden
bereikt. Het gaat om non-ODA middelen. De Nederlandse bijdrage aan de EPF wordt deels
via de begroting Defensie (eerste pijler), en deels via de begroting Buitenlandse
Zaken (tweede pijler) betaald.
Conclusie
Het kabinet is van oordeel dat dit onderhandelingsresultaat past binnen, en in grote
mate beantwoordt aan, de Nederlandse inzet. Met de Europese Vredesfaciliteit worden
de mogelijkheden van de EU om, in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands-
en Veiligheidsbeleid (GBVB), op te treden inzake veiligheid en defensie vergroot.
De EPF kan een belangrijk instrument worden om de rol van de EU inzake conflictpreventie,
vredeshandhaving en het versterken van de internationale veiligheid mede vorm te geven.
Het kabinet zal hierbij inzetten op een zorgvuldige afweging en monitoring van de
activiteiten die via de EPF gefinancierd worden.
De formele goedkeuring van de EPF door de Raad zal plaatsvinden zodra de vertalingen
zijn voltooid. Inwerkingtreding van de EPF is voorzien voor uiterlijk 1 juli 2021.
Het bestaande Athena-mechanisme blijft tot die tijd operationeel. Voor de lopende
verplichtingen in het kader van de African Peace Facility is een tijdelijke financiering voorzien tot aan de inwerkingtreding van de EPF.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Medeindiener
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.