Brief regering : Appreciatie Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK
35 393 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk
Nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 december 2020
Hierbij ontvangt u een appreciatie van het op 24 december jl. tussen de onderhandelaars
van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk bereikte akkoord over de toekomstige
relatie tussen de EU en het VK. Tevens ontvangt u hierbij een eerste appreciatie van
het gelijktijdig gepresenteerde voorstel voor de Brexit Adjustment Reserve (BAR).
In de bijlagen vindt u een overzicht van de laatste stand van zaken van de readiness voorbereidingen en van de implementatie van het terugtrekkingsakkoord1.
Appreciatie bereikte akkoord EU-VK
Het kabinet verwelkomt het door de onderhandelaars bereikte akkoord over de toekomstige
relatie tussen de EU en het VK. Na de terugtrekking van het VK uit de EU per 1 februari
2020 hebben de onderhandelingsteams hard gewerkt om het nu voorliggende akkoord te
bereiken. De laatste weken zijn de onderhandelingen verder geïntensiveerd om ook over
de laatste openstaande punten overeenstemming te kunnen bereiken. Het kabinet en de
EU hebben steeds ingezet op een breed akkoord over de toekomstige relatie omdat het
VK een belangrijke strategische partner blijft en een dergelijk akkoord de beste basis
biedt om in de toekomst onze intensieve samenwerking voort te zetten.
Het kabinet betreurt het dat dit akkoord pas zo laat is bereikt. Dat het is gelukt
om in een zeer korte tijd een akkoord van deze omvang te bereiken is een verdienste
van de onderhandelaars, maar liever had het kabinet gezien dat het akkoord ruim voor
het einde van de overgangsperiode was bereikt. Dan was er meer tijd geweest voor alle
belanghebbenden om zich op basis van het akkoord voor te bereiden en voor het goedkeuringsproces
van het akkoord.
Het kabinet is van oordeel dat het nu voorliggende akkoord de Nederlandse belangen
in voldoende mate afdekt. Hoewel NL een meer ambitieuze inzet had is dit de hoogst
haalbare uitkomst, mede gezien de opstelling van het VK in de onderhandelingen.
Het met het VK bereikte resultaat omvat drie overeenkomsten: een Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
met daarbij een aanvullende Informatiebeveiligingsovereenkomst en een aparte Civiel
Nucleaire overeenkomst. Voor de leesbaarheid wordt in deze appreciatie gesproken over
de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK.
Uw Kamer ontving op 25 december jl. een brief met een processchets en appreciatie
van de juridische aard van het bereikte akkoord.2 De deadline van de in die brief genoemde schriftelijke procedure tot vaststelling
van het Raadsbesluit tot ondertekening van het akkoord is nu voorzien in de vroege
ochtend van dinsdag 29 december. Nederland zet in op het laten doorlopen van deze
schriftelijke procedure tot dinsdag 29 december 15:00. Dit is het uiterste tijdstip
gezien de benodigde handelingen na de vaststelling van het Raadsbesluit om het akkoord
vanaf 1 januari voorlopig te kunnen toepassen.
De juridische tekst van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst bestaat uit 7 delen.
Hieronder volgt per deel een appreciatie, gevolgd door een appreciatie van de Informatiebeveiligingsovereenkomst
en de Civiel Nucleaire overeenkomst.
Deel 1: Algemene en institutionele voorzieningen en de basis voor samenwerking
De uitkomst van de onderhandelingen is een breed partnerschap dat bijna alle onderdelen
van de gezamenlijke Politieke Verklaring over de toekomstige betrekkingen tussen de
EU en het VK en de onderwerpen van het EU onderhandelingsmandaat beslaat met uitzondering
van buitenlands beleid, externe veiligheid en defensie. Hierover wilde het VK geen
afspraken maken.
In de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst committeren de beide partijen zich aan
een aantal onderliggende beginselen, waaronder de herbevestiging van de Universele
verklaring van de Rechten van de Mens en de internationale mensenrechtenverdragen
waar de partijen lid van zijn, het belang van democratie en de rechtsstaat, hoge arbeids-
en milieustandaarden, consumentenbescherming en de strijd tegen klimaatverandering
zoals o.a. vastgelegd in het akkoord van Parijs.3
Het akkoord is daarmee gebaseerd op gedeelde waarden en wederzijdse verplichtingen
conform de vijf bindende onderliggende politieke clausules die de EU doorgaans toevoegt
in akkoorden met derde landen. Hieraan is de strijd tegen klimaatverandering als zesde
clausule toegevoegd.4 Ook verzekeren de partijen een hoog niveau van de bescherming van persoonsgegevens
te handhaven.
Deel 2: Handel, transport, visserij en andere arrangementen
Het economisch partnerschap legt vast dat beide partijen beleidsvrijheid behouden
om legitieme overheidsdoelen na te streven bijvoorbeeld op het gebied van volksgezondheid,
dier- en plantgezondheid en -welzijn, sociale dienstverlening, openbaar onderwijs,
veiligheid, het milieu, gegevensbescherming, consumentenbescherming, culturele diversiteit
en de strijd tegen witwassen («right to regulate»).
Goederen
In het akkoord wordt vastgelegd dat de handel in goederen tussen de EU en het VK in
beginsel plaatsvindt zonder tarieven en/of quota. Daarmee zijn de afspraken over markttoegang
voor goederen zonder precedent. Markttoegangsafspraken met een dergelijke ambitie
gekoppeld aan ambitieuze gelijkspeelveldafspraken waren een belangrijk onderdeel van
de inzet van het kabinet omdat beide van groot belang zijn voor Nederland.
Om voor de tarieven en quotavrijstelling in aanmerking te komen zullen bedrijven moeten
aantonen dat hun goederen aan de voorwaarden hiervoor voldoen. Gezien de korte aanlooptijd
en de onbekendheid hiermee zullen er, indien het akkoord per 1 januari 2021 voorlopig
toegepast wordt, bedrijven zijn die nog niet meteen aanspraak op het preferentiële
tarief kunnen maken. Bedrijven zullen moeten bekijken welke van hun goederen aan de
voorwaarden voldoen en vervolgens de administratieve handelingen moeten verrichten
om aanspraak te maken op het preferentiële tarief.
De oorsprongsregels in het akkoord zijn vastgelegd op basis van bilaterale cumulatie,
waarbij input vanuit zowel de EU als het VK mag worden meegeteld om de benodigde drempels
voor tarief- en quotavrije markttoegang te behalen. Input vanuit derde landen telt
hiervoor dus niet mee. De specifieke regels per product(groep) zijn opgenomen in een
annex.
Ook zijn er afspraken gemaakt over technische handelsbelemmeringen (technical barriers to trade, TBT) die voorzien in overleg over en het versoepelen van procedures rondom productveiligheid
en marktconformiteit. In lijn met afspraken in andere handelsakkoorden is echter geen
wederzijdse erkenning van certificaten voor industriële producten overeengekomen.
Het is voor de leverancier wel mogelijk om een eigen verklaring («self declaration») over conformiteit af te geven van een afgebakende categorie producten die weinig
risico met zich meebrengen. Daarnaast zijn ook afspraken gemaakt over het onder voorwaarden
erkennen van Good Manufacturing inspecties voor geneesmiddelen en werkzame bestanddelen.
Voor sanitaire en fytosanitaire controles (SPS) behouden partijen zich het recht voor
om zelf de voedselveiligheidsstandaarden vast te stellen met betrekking tot producten
van plantaardige en dierlijke oorsprong. Ook wordt het voorzorgsbeginsel vastgelegd.
Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om in de toekomst gezamenlijk op te trekken
en gezamenlijke standaarden te ontwikkelen in internationale context. Het VK wordt
niet equivalent verklaard en goederen uit het VK dienen daarom volledig aan de EU-SPS
eisen te voldoen om ze te kunnen exporteren naar de EU. Omgekeerd moeten EU-exporteurs
zich aan de SPS-eisen van het VK houden. Op het gebied van dierenwelzijn is vastgelegd
dat de EU en het VK informatie uitwisselen voor wat betreft expertise en ervaringen,
samen bijdragen aan het ontwikkelen van dierenwelzijnsstandaarden in OIE-verband en
de samenwerking voor onderzoek naar dierenwelzijn versterken. Ook zijn er afspraken
gemaakt om samen te werken op het gebied van antimicrobacteriële resistentie.
Het akkoord bevat tevens afspraken over douane- en handelsfacilitatie die modaliteiten
voor douanesamenwerking vastleggen om zo de verplichte grensformaliteiten te verlichten
en te versoepelen. Het akkoord neemt deze grensformaliteiten echter niet weg. Er is
onder andere vastgelegd dat beide partijen een systeem moeten hanteren voor zogenaamde
authorised economic operators (AEO) voor partijen die bij het voldoen aan bepaalde eisen lichtere controles kunnen
genieten. Hierbij is afgesproken dat de EU en het VK elkaars AEO-vergunningen zullen
erkennen, hoewel dit vooralsnog alleen vereenvoudigingen voor productveiligheid betreft
en daarmee minder ver gaat dan bij eerdere akkoorden van de EU. Ook bevat het akkoord
de basis voor de uitvoering van administratieve bijstand voor douane die het mogelijk
maakt informatie te delen tussen EU Lidstaten en VK. Partijen kunnen elkaar zowel
bevragen als spontaan informatie met elkaar delen ten behoeve van handelsfacilitatie
en handhaving.
Alle goederen die vanuit het VK in de EU in de handel worden gebracht moeten blijven
voldoen aan de nu geldende EU-wet- en regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van
product- en voedselveiligheid en consumentenbescherming. Hiervoor zullen de toezichts-
en controleprocedures voor landen buiten de Europese Unie gaan gelden. Ook met dit
akkoord zal nog steeds aan alle douaneformaliteiten moeten worden voldaan.
Diensten, investeringen en beroepskwalificaties
De afspraken over markttoegang voor diensten zijn ambitieus en komen in grote lijnen
overeen met de afspraken zoals gemaakt in het handelsakkoord tussen de EU en Japan
om op onderdelen diepere samenwerking overeen te komen dan in de Wereldhandelsorganisatie.
Ambitieuze afspraken over diensten zijn voor Nederland van groot belang omdat veertig
procent van de export van Nederland naar het VK bestaat uit diensten.
Beide partijen committeren zich aan nationale behandeling van dienstverleners. Er
is een vooruitkijkende meestbegunstigdeclausule opgenomen in het akkoord die beide
landen verplicht elkaars dienstverleners aanvullende toegang te geven wanneer dergelijke
toegang in een akkoord met een derde land wordt overeengekomen. Audiovisuele en publieke
diensten zijn conform de standaard EU-inzet uitgezonderd van het markttoegangsaanbod.
Over de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen in het kader van dienstverlening
zijn afspraken gemaakt die voldoen aan de Nederlandse inzet, die is gericht op het
faciliteren van dienstverlening door hoogopgeleide dienstverleners in hoogwaardige
dienstensectoren en van dienstverlening die gekoppeld is aan de geografische nabijheid
van het VK. Het hoofdstuk bevat voor een aantal sectoren specifieke afspraken en regels.
Het betreft bezorgdiensten, telecommunicatie, financiële diensten, internationale
maritieme transportdiensten en juridische diensten. Specifiek voor telecommunicatie
spreken de partijen af om samen te werken aan redelijke en transparante roaming-tarieven, die vanaf 1 januari 2021 opnieuw van toepassing kunnen worden als gevolg
van het aflopen van de overgangsperiode.
Ook ten aanzien van de markttoegang en non-discriminatoire behandeling van investeringen
zijn de afspraken in lijn met die in het handelsakkoord tussen de EU en Japan. Beide
partijen committeren zich aan nationale behandeling van investeerders en zeggen toe
het meestbegunstigdebeginsel toe te passen ten aanzien van de vestiging en activiteiten
van elkaars investeerders. In lijn met het handelsakkoord tussen de EU en Japan zijn
er geen afspraken over investeringsbescherming overeengekomen.
Voor de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties is een raamwerk voor toekomstige
erkenning voorzien in lijn met hetgeen is voorgesteld door de Europese Commissie en
eerdere afspraken met Canada en Japan. Dit zal inhouden dat per beroep waarvoor een
kwalificatie vereist is overeenstemming tussen EU en VK bereikt zal moeten worden
over de voorwaarden die gelden voor en eisen die gesteld worden aan de erkenning van
de kwalificatie, voordat van deze mogelijkheid gebruik gemaakt kan worden. Het proces
van nadere afspraken over beroepskwalificaties zal gemonitord worden door de Partnerschapsraad.
Financiële diensten
Op het gebied van financiële diensten zijn in lijn met eerdere afspraken met Japan
horizontale afspraken overeengekomen over onder meer samenwerking en bilaterale gesprekken
over (veranderingen in) regels ten behoeve van equivalentie. Het sleutelinstrument
binnen financiële diensten wordt namelijk gevormd door de zowel in de EU als het VK
bestaande equivalentieraamwerken. Beide partijen kunnen op verschillende deelterreinen
elkaars financiële regelgeving en toezicht als equivalent bestempelen, waardoor op
bepaalde terreinen markttoegang mogelijk is. Deze equivalentiebepalingen zijn daarmee
geen onderdeel van het akkoord over het toekomstig partnerschap en de EU behoudt de
unilaterale vrijheid om maatregelen te nemen, onder andere ten behoeve van financiële
stabiliteit. Partijen hebben afgesproken om voor maart 2021 een Memorandum of Understanding te sluiten waarin de basis zal worden gelegd voor de verdere samenwerking op dit
terrein.
Zeescheepvaart
De in het akkoord gemaakte afspraken over zeescheepvaart die voldoen aan de Nederlandse
belangen. Deze zijn in lijn met andere handelsakkoorden, waarmee onder meer de toegang
tot havens en havendienstverlening is geborgd en bijvoorbeeld ook de mogelijkheid
tot het aanbieden van maritieme feederdiensten tussen havens in het VK blijft behouden.
Ondanks deze afspraken betekent het aflopen van de overgangsperiode dat er per 1 januari
2021 douaneformaliteiten gaan gelden die mogelijk leiden tot het minder soepel verlopen
van handels- en goederenstromen, wat tevens van invloed kan zijn op zeehavens. De
in het hoofdstuk over gelijk speelveld opgenomen bepalingen zijn tevens van belang
om oneerlijke concurrentie tussen zeehavens en in de zeevaart-sector te voorkomen.
Digitaal
In het hoofdstuk over digitale handel spreken de partijen af dat zij gegevensstromen
zullen faciliteren en geen maatregelen zullen nemen die de vrije stroom van gegevens
hinderen, zoals onrechtmatige gegevenslocalisatievereisten. Het hoofdstuk legt voorts
vast dat de bescherming van persoonsgegevens en privacy een individueel recht is en
dat de partijen vrij zijn om wetten en regels op dit gebied aan te nemen. Ook legt
het akkoord onder andere vast dat beide partijen geen openbaarheid van broncode mogen
eisen als voorwaarde voor markttoegang. Deze afspraken zijn ambitieus en worden door
het kabinet verwelkomd.
Beweging van kapitaal, betalingen, overdrachten en tijdelijke safeguard maatregelen
Overeenkomstig eerdere akkoorden met Japan en Canada zijn algemene maatregelen ter
ondersteuning van het vrije kapitaalverkeer overeengekomen. Deze zijn in lijn met
het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie.
Intellectueel eigendom en Beschermde oorsprongsbenamingen
Het hoofdstuk over intellectueel eigendom bevat onder andere afspraken op het gebied
van kwekersrecht waarin is vastgelegd dat beide partijen het internationale verdrag
voor het beschermen van kwekersrechten (UPOV 1991) onderschrijven en zich voornemen
samen te werken. Dit is een vooral voor Nederland belangrijk onderwerp, reden waarom
Nederland zich vanaf het begin van de onderhandelingen heeft ingespannen dit in het
akkoord op te nemen.
Het akkoord bevat ten opzichte van het terugtrekkingsakkoord geen aanvullende afspraken
over te beschermen oorsprongsbenamingen (geographical indications). In het terugtrekkingsakkoord zijn de bestaande Europese oorsprongsbenamingen in
het VK en de Britse oorsprongsbenamingen in de EU al beschermd.
Openbare aanbestedingen
De afspraken in het akkoord zijn een aanvulling op de afspraken die gelden sinds de
toetreding van het VK tot het WTO Government Procurement Agreement (GPA). Zo is de drempel voor nationale behandeling verlaagd. De afspraken leggen
procedures vast om voorspelbare en transparante aanbesteding te garanderen. De sectoren
waarvoor deze afspraken gelden zijn gebaseerd op sectoren waarvoor het GPA geldt en
zijn opgenomen in een specifieke annex over openbare aanbestedingen.
Midden- en kleinbedrijf (mkb)
De afspraken in het akkoord zijn erop gericht dat het mkb kan profiteren van de gemaakte
afspraken. De voorzieningen in dit hoofdstuk bevatten daartoe onder andere verplichtingen
op het gebied van transparantie en heldere informatievoorziening voor het mkb.
Energie
Het akkoord bevat tevens afspraken over energiehandel, interconnectiviteit en energiesamenwerking
waarbij transparantie en eerlijke voorwaarden voor zowel de EU als het VK gegarandeerd
moeten blijven. Samenwerking binnen de North Sea Energy Cooperation blijft mogelijk.
Ook is afgesproken samen te werken op het gebied van hernieuwbare energie, onder meer
via wind-op-zee. Technische afspraken die relevant zijn voor de energiehandel, met
name over interconnectoren, moeten nog nader worden uitgewerkt door het nog op te
richten gespecialiseerde comité voor energie en de netbeheerders. Vanaf 1 januari
dienen beide partijen een emissiehandelssysteem (ETS) te hebben, dat industrie, elektriciteits-
en warmteproductie dekt; luchtvaart zal uiterlijk binnen twee jaar worden opgenomen
in dit systeem. Er wordt nog bekeken of beide ETS-systemen gekoppeld kunnen worden,
waarbij de integriteit in stand moet worden gehouden en de effectiviteit versterkt.
De afspraken op het gebied van energie zijn net als een aantal afspraken op het gebied
van visserij geldig tot 1 juni 2026, hierna kunnen ze jaarlijks met een jaar verlengd
worden door de Partnerschapsraad.
Transparantie
De bepalingen in dit hoofdstuk komen overeen met het mandaat en leggen algemene vereisten
vast voor publicatie van informatie ter bevordering van voorspelbare processen en
efficiënte procedures ter ondersteuning van het handelsverkeer, in het bijzonder het
midden- en kleinbedrijf.
Regelgevende maatregelen
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn in lijn met het mandaat en leggen expliciet het
voorzorgsbeginsel vast als grondslag voor de EU om eigenstandig maatregelen te kunnen
nemen. De bepalingen creëren een kader waarmee de EU en het VK op vrijwillige basis
samen kunnen werken op regelgevend gebied, waaronder door middel van informatie-uitwisseling.
Ook bevat het hoofdstuk enkele uitgangspunten op het gebied van transparantie bij
het opstellen van regelgevende maatregelen, zoals het houden van publieksconsultaties.
Waarborgen voor een gelijk speelveld
Het akkoord bevestigt, zoals te doen gebruikelijk in handelsakkoorden, dat beide partijen
het recht hebben en houden om eigen wet- en regelgeving op te stellen, het right to regulate. Dit recht kan worden uitgeoefend binnen de effectieve waarborgen voor een gelijk
speelveld waar Nederland en de EU steeds op hebben ingezet. Ook uw Kamer heeft hier
meermaals toe opgeroepen. Afdwingbare waarborgen voor een gelijk speelveld zijn essentieel
gezien de verregaande markttoegangsafspraken, de geografische nabijheid van het VK
en de verregaande economische integratie tussen de EU en het VK.
De gelijkspeelveldafspraken zien op de onderwerpen mededinging, subsidies, staatsbedrijven,
belastingen, arbeids- en sociale standaarden en milieu en klimaat, alsmede horizontale
en institutionele bepalingen.
Het kabinet is van mening dat er in het hoofdstuk over gelijk speelveld en de handhaving
daarvan een goede balans is gevonden tussen de belangen en inzet van de EU enerzijds
en de rode lijnen van het VK anderzijds. De afspraken in dit akkoord zijn zonder precedent
en bieden een goede basis om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Daarbij is het
van groot belang dat er voldoende toezicht wordt gehouden op de naleving van de afspraken,
onder andere via de gespecialiseerde comités en de Partnerschapsraad. Het kabinet
zal zich hiervoor blijven inzetten en hier ook in EU-verband voor blijven pleiten.
Algemene uitgangspunten mededinging
Het akkoord legt een aantal principes vast waaraan het mededingingskader van de verdragspartijen
dient te voldoen, alsmede de verplichting om passende maatregelen te nemen om dit
mededingingskader te handhaven.5 Ook committeren de verdragspartijen zich aan samenwerking op het gebied van mededinging.
De afspraken op het gebied van mededinging voldoen aan de inzet van het kabinet. Het
is daarbij van belang om te noteren dat het EU-mededingingskader in alle gevallen
van toepassing is op ondernemingen die op de EU markt actief zijn.
Subsidie controle
De afspraken over subsidieverlening en staatssteun zijn gestoeld op een aantal gezamenlijk
vastgestelde algemene beginselen aangevuld met regels voor specifieke sectoren en
onderwerpen. De relevante annex beslaat staatsgaranties, nood- en herstructureringssteun,
banken, kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen, exportsubsidies, subsidies
afhankelijk van domestic content, grote internationale projecten, energie en milieu en luchtvaartmaatschappijen. De
landbouw-, visserij- en audiovisuele sector zijn uitgezonderd van dit hoofdstuk.
Het akkoord legt afspraken vast over transparantie en het publiek beschikbaar maken
van informatie over subsidies. Een onafhankelijke autoriteit dient in beide partijen
toezicht te houden op het verstrekken van staatssteun. In de EU is dit de Europese
Commissie, die dit nu ook al doet onder toezicht van het EU Hof van Justitie. In het
VK dient een dergelijke autoriteit nog te worden opgericht hangende lopende consultaties
van de Britse regering over de nadere invulling. Welke precieze bevoegdheden deze
autoriteit zal krijgen is dan ook nog onduidelijk. Ook kan de vraag naar de verenigbaarheid
van verstrekte staatssteun met de beginselen neergelegd in dit verdrag worden voorgelegd
aan de relevante bevoegde rechter in de verdragspartij die de steun verstrekt. De
verdragspartijen dienen een effectief mechanisme te hebben om onrechtmatig verleende
subsidies terug te vorderen. Deze elementen zijn een belangrijke manier om nationale
handhaving en toezicht van de gemaakte afspraken op het gebied van staatssteun te
garanderen.
Indien een partij oordeelt dat de andere partij de regels onder dit hoofdstuk heeft
geschonden, kan de desbetreffende partij daarover overleg starten in het gespecialiseerd
comité gelijk speelveld om een oplossing te vinden. Indien dit overleg niet leidt
tot een gezamenlijk acceptabel resultaat kan de partij unilateraal remediërende maatregelen
nemen om het risico voor de verstoring van handel en eerlijke concurrentie te mitigeren.
De andere partij heeft de mogelijkheid om een arbitrageprocedure te starten over de
genomen remediërende maatregelen, maar niet over de oorspronkelijke steun waar de
remediërende maatregel op zag. Het arbitragetribunaal toetst daarbij de noodzakelijkheid
en proportionaliteit van de remediërende maatregelen. Indien de remediërende maatregelen
niet noodzakelijk of proportioneel worden bevonden, kan de klagende partij het arbitragetribunaal
verzoeken om opschorting van de verplichtingen onder (delen van) het akkoord voor
te stellen evenredig aan de schade geleden door de remediërende maatregel.
Het kabinet is van oordeel dat de gemaakte afspraken over staatssteun de meest vergaande
zijn die de EU ooit heeft gemaakt in het kader van een vrijhandelsakkoord. Daarmee
kan ook worden geconstateerd dat de effectiviteit ervan nog in de praktijk aangetoond
moet worden. Het kabinet zal daarom nauwlettend toezien op negatieve effecten van
eventuele Britse staatssteun aan ook voor Nederland belangrijke sectoren en zal er
daarnaast bij de Europese Commissie op aandringen versneld werk te maken van de uitwerking
van mitigerende maatregelen in het kader van het Witboek buitenlandse subsidies op
de interne markt.
Staatsbedrijven, bedrijven met speciale rechten of privileges en aangewezen monopolies
Het akkoord staat het creëren van onder dit hoofdstuk gedekte entiteiten toe. Daarbij
dienen dergelijke entiteiten bij de in- en verkoop van goederen en diensten wel te
voldoen aan het principe van non-discriminatie tussen ondernemingen van de verdragspartijen.
Bij het opstellen van hun regelgevend kader voor onder dit hoofdstuk genoemde entiteiten
zullen de verdragspartijen de relevante internationale afspraken in acht nemen en
de partijen committeren zich aan de mogelijkheid om informatie op te vragen en uit
te wisselen.
Belastingen
Het akkoord legt vast dat beide partijen zich blijven binden aan de relevante richtlijnen
van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Daarnaast
wordt vastgelegd dat beide partijen op het gebied van informatie-uitwisseling, belastingontduiking
en country-by-country reporting geen maatregelen zullen nemen die het OESO beschermingsniveau dat geldt aan het einde
van de overgangsperiode verzwakken of verlagen (non-regressie). Verder worden belastingen
expliciet genoemd als onderdeel van de afspraken over subsidies.
Daarnaast is er als onderdeel van het akkoord een uitgebreid protocol op het terrein
van het tegengaan van btw-fraude overeengekomen. De afspraken hebben onder meer betrekking
op informatie-uitwisseling en fraudebestrijding. Deze afspraken zullen worden geïmplementeerd
door de Belastingdienst.
Arbeids- en sociale standaarden
Het akkoord legt vast dat beide partijen het beschermingsniveau op het gebied van
arbeids- en sociale standaarden niet zullen verlagen op een manier die de handel of
investeringen beïnvloedt ten opzichte van het niveau aan het eind van de overgangsperiode
(non-regressie), ook niet door geldende wet- en regelgeving gebrekkig te handhaven.
Het betreft fundamentele arbeidsrechten, standaarden op het gebied van gezond en veilig
werken, eerlijke arbeidsvoorwaarden, recht op informatie en consultatie en werknemersrechten
bij de herstructurering van bedrijven. Beide partijen dienen een adequaat systeem
van nationaal toezicht en handhaving te hanteren inclusief arbeidsinspecties en waarbij
de betrokkenheid van sociale partners dient te worden gegarandeerd. De specifieke
geschillenbeslechting voorzien voor de non-regressie hoofdstukken is van toepassing
op dit hoofdstuk.
Milieu en klimaat
Het akkoord legt vast dat beide partijen het beschermingsniveau op het gebied van
milieu- en klimaatstandaarden niet zullen verlagen op een manier die de handel of
investeringen beïnvloedt ten opzichte van het niveau aan het eind van de overgangsperiode
(non-regressie), ook niet door geldende wet- en regelgeving gebrekkig te handhaven.
Deze afspraken gelden ook voor reeds overeengekomen doelen waarvoor de richtdatum
na het einde van de overgangsperiode valt, waaronder de klimaatdoelen van beide partijen
voor 2030. Het akkoord legt ook vast dat beide partijen een systeem van betaalde carbon pricing moeten hanteren. De specifieke geschillenbeslechting voorzien voor de non-regressie
hoofdstukken is van toepassing op dit hoofdstuk.
Andere instrumenten voor handel en duurzame ontwikkeling
Het akkoord herbevestigt het lidmaatschap van beide verdragspartijen van verschillende
internationale organisaties, verdragen en conventies op het gebied van arbeid, milieu
en klimaat, alsmede het gezamenlijk streven naar de doelen van deze organisaties,
verdragen en conventies (zoals het CITES-verdrag en de Convention on Biological Diversity).
De verdragspartijen spreken tevens af om in de relevante internationale fora samen
te blijven werken.
Horizontale en institutionele voorzieningen
Indien een partij van oordeel is dat de andere partij de afspraken uit onder andere
de delen arbeids- en sociale standaarden of milieu en klimaat niet nakomt, kan hij
overleg hierover starten. Indien dit overleg niet leidt tot een gezamenlijk acceptabele
uitkomst kan een panel van experts bijeen worden geroepen om een oordeel te vellen.
Voor de non-regressie afspraken in de hoofdstukken arbeids- en sociale standaarden
en milieu en klimaat geldt dat indien de aangeklaagde partij geen actie onderneemt
om zijn regelgeving in lijn te brengen met de uitspraak van het panel, de klagende
partij tijdelijke maatregelen kan nemen zoals voorzien in de algemene geschillenbeslechting.
Indien er materiële effecten ontstaan op handel en investeringen als gevolg van het
uit elkaar lopen van de regelgevende systemen op het gebied van arbeids- en sociale
standaarden, milieu & klimaat of de controle op subsidies, kan een verdragspartij
na overleg evenwichtsherstellende maatregelen (rebalancing measures) aankondigen om de geconstateerde verstoring te remediëren. Dergelijke maatregelen
dienen noodzakelijk en proportioneel te zijn alsmede gebaseerd op betrouwbaar bewijs.
Voordat de maatregelen in werking treden heeft de andere partij de mogelijkheid deze
te laten toetsen door een arbitragetribunaal. Verdragspartijen kunnen vanaf vier jaar
na inwerkingtreding een evaluatie van de afspraken aanvragen om te bezien of de in
het akkoord vastgelegde rechten en verplichtingen nog met elkaar in balans zijn. Indien
één van de partijen constateert dat een herziening van het akkoord nodig is, hebben
de partijen een jaar de tijd om hier afspraken over te maken. Als dit niet lukt, kan
een partij gebruik maken van de mogelijkheid om het gehele handelsdeel van het akkoord
op te zeggen. Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, wordt in principe
ook het luchtvaart- en wegvervoerdeel van het akkoord opgezegd. Dit dient wel te worden
gezien als een uiterste mogelijkheid.
Luchtvaart
Luchttransport
Om de luchtvaartverbindingen tussen de EU en het VK te continueren omvat het akkoord
een aantal verkeersrechten op basis van wederkerigheid (1e t/m 4e vrijheden). Daarnaast wordt het voor lidstaten mogelijk om met het VK bilaterale
afspraken te maken met het VK over 5e vrijheidsrechten voor vrachtvervoer. Uitgangspunt hierbij is dat het VK als niet-lid
van de EU niet dezelfde rechten en voordelen kan genieten als een lidstaat. Lidstaten
kunnen op grond van het akkoord geen afspraken met het VK maken over het toekennen
van overige verkeersrechten anders dan die rechten vastgelegd in het akkoord. Het
akkoord bevat bepalingen voor snelle procedures voor het toekennen van exploitatievergunningen
voor luchtvaartmaatschappijen van de partijen. Het weigeren, opschorten of tijdelijk
intrekken van een vergunning is altijd mogelijk wanneer niet aan de voorwaarden voor
het toekennen van een vergunning is voldaan of op grond van bescherming van de volksgezondheid.
Het akkoord legt vast dat luchtvervoer moet plaatsvinden op basis van een gelijk speelveld
onder voorwaarden van open en eerlijke concurrentie en non-discriminatie. Afspraken
over onder andere code-sharing, leasing en grondafhandeling blijven onder het akkoord mogelijk.
In het akkoord benadrukken partijen het belang van nauwe samenwerking op het gebied
van luchtvaartveiligheid. Consultaties over de veiligheidsstandaarden kunnen op elk
moment door één van de partijen worden aangevraagd. Het akkoord bevat bepalingen over
het intrekken of opschorten van een vergunning wanneer niet aan de veiligheidseisen
is voldaan. Samenwerking op het gebied van luchtvaartbeveiliging en luchtvaartverkeerbeheer
wordt ook in het akkoord gewaarborgd. Het akkoord moet ook een hoog niveau van consumentenbescherming
en samenwerking op dit terrein garanderen. Het akkoord voorziet in de instelling van
een gespecialiseerd comité bestaande uit vertegenwoordigers van beide partijen op
het gebied van luchtvervoer.
Luchtvaartveiligheid
Het akkoord regelt de samenwerking op het gebied van luchtvaartveiligheid. De wederkerige
aanvaarding van bevindingen en certificaten op het gebeid van luchtvaartveiligheid
afgegeven door de bevoegde instanties van de partijen moet door deze samenwerking
worden vergemakkelijkt. Dit geldt ook voor de handel in luchtvaartonderdelen en -producten.
Het akkoord voorziet in de instelling van een gespecialiseerd comité bestaande uit
vertegenwoordigers van beide partijen op het gebied van luchtvaartveiligheid.
Volgens het kabinet komt het akkoord in grote lijnen overeen met de EU-onderhandelingsrichtsnoeren
van februari 2020. Zoals aangegeven in de brief over het goedkeuringsproces van het
bereikte akkoord die uw Kamer reeds heeft ontvangen6 dient ten aanzien van de bevoegdheidsverdeling bij het bijbehorende Raadsbesluit
duidelijk gemaakt te worden dat uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond
van het akkoord de bevoegdheid van de lidstaten over verkeersrechten bij eventuele
toekomstige onderhandelingen over internationale overeenkomsten met derde landen onverlet
laat. Daarnaast dient betrokkenheid van de lidstaten bij de twee gespecialiseerde
comités gewaarborgd te zijn.
Wegtransport en passagiersvervoer over de weg
Het akkoord zorgt conform het mandaat voor een open markt voor bilateraal wegtransport,
waardoor wegtransport van, naar en in het VK mogelijk blijft. Dit is voor Nederland
positief. Het onderhandelingsmandaat gaf aan dat het VK gezien moest worden als derde
land en daarom niet dezelfde rechten zou moeten krijgen als EU landen. Dit wordt vormgegeven
door de volgende beperkingen. Ten eerste wordt het aantal cabotagerechten teruggebracht,
maar niet (geheel) uitgesloten. Dit is voor de Nederlandse wegvervoersector van belang.
Tussen EU-lidstaten zijn drie cabotageritten toegestaan. In de nieuwe overeenkomst
wordt dit aantal teruggebracht naar één cabotagerit voor Britse vervoerders en twee
voor EU-vervoerders. Verder wordt het vervoer van Britse vervoerders van de ene naar
de andere lidstaat («cross trade») beperkt tot twee ritten binnen de EU voordat zij terug moeten keren naar VK, in
tegenstelling tot EU-vervoerders die dit onbeperkt binnen de EU mogen uitvoeren. Daarnaast
bepaalt het akkoord dat Britse vervoerders moeten voldoen aan sociale regelgeving
inzake arbeidstijden en rij- en rusttijden en de eisen die gesteld worden aan de tachograaf.
De teksten in het akkoord omtrent personenvervoer (touringcarvervoer) zijn in overeenstemming
met de afspraken in Europees verband en met derde landen (Interbus Agreement).
Spoorvervoer
Het akkoord bevat geen specifiek onderdeel over spoorvervoer hoewel in de EU-onderhandelingsrichtsnoeren
wel is opgenomen dat het beoogde partnerschap indien nodig de specifieke situatie
van de Kanaaltunnel moet regelen. Het waarborgen van de spoorveiligheid in de Kanaaltunnel
wordt inmiddels geregeld op basis van de verordening over de spoorveiligheid in de
Kanaaltunnel van juli jl. Over deze verordening is in september jl. een appreciatie
naar de Kamer gestuurd.7 In het akkoord is daarom geen passage over spoorvervoer en de Kanaaltunnel meer nodig.
Mobiliteit van natuurlijk personen, coördinatie sociale zekerheid en visa kort verblijf
Het akkoord bevat slechts beperkte afspraken op het gebied van mobiliteit van natuurlijke
personen. In lijn met eerdere afspraken met Canada en Japan worden kortdurende zakenreizen
en tijdelijke detacheringen van hoogopgeleide medewerkers gefaciliteerd, zoals ook
benoemd in de passage in deze brief over diensten. Het akkoord legt vast dat op het
moment dat het akkoord van toepassing wordt de EU noch het VK visumvereisten voor
kort verblijf kennen voor de onderdanen van de andere partij. Mocht een van beide
partijen toch een visum willen gaan eisen voor kort verblijf dan moet de andere partij
daar, indien mogelijk, drie maanden van te voren over worden geïnformeerd. Hierbij
is afgesproken dat het VK de EU als één blok zal behandelen. Dit heeft tot gevolg
dat wanneer het VK een visum voor kort verblijf eist voor de onderdanen van één van
de huidige EU lidstaten, ook een visum moet worden gevraagd voor de onderdanen uit
alle andere huidige lidstaten. Dit om een verschillende behandeling door het VK tussen
lidstaten op dit gebied te voorkomen.
Het akkoord bevat geen mobiliteitsarrangementen voor een langer verblijf van EU burgers
in het VK en vice versa voor de verblijfsdoeleinden studie, onderzoek en jeugduitwisseling.
Dit zal na de overgangsperiode geschieden op basis van nationale regelgeving van EU
lidstaten en van het VK.
Het akkoord bevat tevens een protocol met afspraken over de coördinatie van sociale
zekerheid voor burgers die na de overgangsperiode in een grensoverschrijdende situatie
tussen de EU en het VK terechtkomen. Er zijn onder meer afspraken gemaakt over de
toegang tot gezondheidszorg voor kort verblijf (bijvoorbeeld toeristen, studenten
en zakenreizigers), de brede bescherming van socialezekerheidsaanspraken en het aanwijzen
van één bevoegde staat voor de sociale zekerheid en premieheffing voor personen vanuit
de EU die in het VK verblijven of werken en vice versa. Deze afspraken dekken de voornaamste
groepen die in deze situatie terecht kunnen komen. De afspraken dekken tevens de voornaamste
uitkeringen. Gezinsbijslagen maken geen onderdeel uit van het protocol. Wel bevat
het protocol afspraken over de samentelling van tijdvakken voor bepaalde uitkeringen,
wederkerige gezondheidszorg voor grenswerkers en gepensioneerden, de export van onder
andere ouderdomspensioenen en de mogelijkheid om geplande zorg te ontvangen door EU-burgers
in het VK of VK-burgers in de EU. De export van invaliditeitsuitkeringen en werkloosheidsuitkeringen
maakt geen onderdeel uit van het akkoord. Tevens biedt het protocol een keuzemogelijkheid
voor lidstaten betreffende de sociale zekerheid van gedetacheerden: de lidstaat kan
kiezen of gedetacheerden in het werkland of het zendende land sociaal verzekerd zijn.
Ten slotte kunnen individuele lidstaten en het VK desgewenst onder voorwaarden aanvullende
afspraken maken op het terrein van sociale zekerheid.
Het kabinet verwelkomt de afspraken op het gebied van mobiliteit van personen, met
name de brede afspraken over de coördinatie van sociale zekerheid. De gemaakte afspraken
op het terrein van de coördinatie van sociale zekerheid zijn inhoudelijk in lijn met
de actieve Nederlandse inzet gedurende de onderhandelingen over het toekomstig partnerschap.
Ook zijn de afspraken over de mobiliteit van natuurlijke personen in lijn met het
Nederlandse migratiebeleid dat gericht is op het versterken van de Nederlandse (kennis)economie
door onder andere het aantrekken van hoogopgeleiden. Wel hadden de EU en Nederland
een meer ambitieuze inzet ten aanzien van mobiliteitsarrangementen op het gebied van
studie, onderzoek en jeugduitwisseling. Het bleek echter niet mogelijk om met het
VK tot nadere afspraken op deze gebieden te komen.
Visserij
Pas op het allerlaatste moment is het mogelijk gebleken om afspraken te maken over
visserij met het VK. De afspraken in het akkoord ten aanzien van visserij vormen nu
een integraal onderdeel van het handelsakkoord, wat een zeer belangrijk punt was voor
de EU. De EU had als vragende partij baat bij een koppeling tussen de visserijafspraken
en die over het bredere economisch partnerschap omdat dit de naleving van de afspraken
over visserij ten goede komt. Nederland heeft dat ook steeds benadrukt. Een eventueel
opzeggen van het visserijonderdeel van het akkoord is formeel toegestaan, maar in
dat geval vervallen ook het handels-, luchtvaart- en wegtransportdeel van het akkoord
na 9 maanden, tegelijk met het visserijdeel. Hiermee zal geen sprake zijn van een
lichtvoetig opzeggen van de afspraken die gemaakt zijn over visserij en blijft de
koppeling tussen visserij en handel geborgd.
Voor wat betreft visserij is afgesproken dat de EU-vissersschepen de komende 5,5 jaar
toegang blijven houden tot de Britse wateren. Daarna kan het VK elk jaar een besluit
nemen over toegang voor de EU-vissers zoals dit ook voor andere kuststaten zoals Noorwegen
het geval is. In het akkoord is echter opgenomen dat indien het VK de toegang voor
de EU geheel of gedeeltelijk zou beperken de EU daarop mag reageren door compenserende
maatregelen te treffen tegen het VK, bijvoorbeeld door tarieven op te leggen die de
gehele breedte van de goederenhandel kunnen beslaan. Zowel het besluit de toegang
te beperken als het besluit tot compenserende maatregelen kunnen voorgelegd worden
voor arbitrage. Ongehinderde toegang verkrijgen en behouden was het uitgangspunt voor
de EU in de onderhandelingen. Dat is nu in dit akkoord zo goed mogelijk geregeld,
gegeven de positie van het VK. Weliswaar kan het VK na de overgangsperiode elk jaar
opnieuw besluiten of EU-vissers toegang krijgen, maar juist het feit dat de EU daar
gevolgen aan kan verbinden zal er in de praktijk voor zorgen dat dit niet zomaar gebeurt.
Het VK houdt uiteraard wel het recht om zijn visserijbeleid vanaf 2021 op eigen wijze
vorm te geven. Het VK kan dus wel bijvoorbeeld natuurgebieden aanwijzen en sluiten
voor (bepaalde vormen van) visserij. Belangrijk is dat het ongefundeerd weigeren van
toegang niet zomaar kan.
Deze toegang tot de Britse wateren heeft echter wel een prijs. Het is niet mogelijk
gebleken de onderlinge verdeling van quota zoals deze sinds de jaren zeventig gold
te behouden. Afgesproken is om de komende vijf jaar gefaseerd 25% van de door de EU
momenteel geviste waarde in Britse wateren aan het VK over te dragen. Dit komt vanaf
2026 EU-breed neer op een bedrag van circa € 150 miljoen per jaar. Dit bedrag is opgebouwd
uit een percentuele opslag van het Britse aandeel in ruim 60 visbestanden. Het aandeel
van het VK in deze visbestanden verschilt, waardoor ook de opslag per soort verschilt.
Daarbij heeft de Europese Commissie zo veel mogelijk rekening gehouden met de verschillende
belangen van de lidstaten in Britse wateren. Nederland vangt ongeveer een vijfde van
de EU-waarde in Britse wateren. Op basis van een eerste analyse lijkt het erop dat
Nederland circa 24–25% aan het akkoord bijdraagt. De precieze impact hiervan vergt
nadere analyse, ook omdat een deel van de bestanden waarop Nederland inlevert, bijvoorbeeld
tong en tarbot, niet volledig benut worden. Een andere voorwaarde van Nederland was
dat daarnaast de betaling rechtvaardig verdeeld zou worden over de verschillende vormen
van visserij, te weten de pelagische visserij (rondvis zoals haring en makreel) en
de demersale bodemvisserij (zoals schol en tong). De demersale sector heeft afgelopen
jaren circa 60% van de EU-waarde uit de VK EEZ gevist, de pelagische sector circa
40%. Deze verdeling lijkt voor Nederland, op basis van de eerste analyse, proportioneel
te zijn toegepast op de bestanden waarvan het VK een groter aandeel krijgt.
Belangrijk is dat er nog nader gekeken moet worden naar het effect van het akkoord
op bepaalde soorten die door Nederland gewenst of ongewenst worden bijgevangen. Indien
voor bijvangst te weinig quotum is omdat een groter aandeel nu van het VK is zal moeten
worden bijgeruild. Dit moet ofwel met andere EU-lidstaten of met het VK. Als dit niet
mogelijk is, kan het zijn dat de visserij alsnog niet kan vissen (de zogenoemde verstikkingsproblematiek).
De verwachting is dat ook andere landen met deze problematiek te maken krijgen. Er
zal met de Europese Commissie nader overleg gevoerd worden over deze en mogelijke
andere vragen die nog volgen uit de afspraken die met het VK zijn gemaakt.
De visserijsector is teleurgesteld over deze uitkomst en dat is begrijpelijk. Het
overhevelen van quota raakt bedrijven. Helaas is dit onvermijdelijk geweest om tot
een akkoord te kunnen komen. Het VK heeft heel lang vastgehouden aan de eis om zelfs
80% van alle quota van gedeelde bestanden over te hevelen. Ook voor de visserij is
het van belang dat een no deal is afgewend, omdat zij daarbij gedwongen zou zijn te vissen op een aanzienlijk kleiner
oppervlak in enkel de EU-wateren. Dit in combinatie met grote onduidelijkheid voor
de toekomst, ook over de hoeveelheid quota die zij tot haar beschikking zou hebben.
Dit akkoord geeft meer zekerheid voor de toekomst. Zeker is dat de visserij zich zal
moeten aanpassen aan de nieuwe situatie. Mede op verzoek van Nederland wordt dan ook
een deel van de Brexit Adjustment Reserve (BAR) specifiek ingezet voor de visserij.
De Europese Commissie heeft afgelopen weekend een voorstel neergelegd om € 600 miljoen
te alloceren uit de BAR specifiek voor visserij. De precieze omvang van de nationale
enveloppes zal nog vastgesteld worden. Nederland zet in op een bijdrage in een omvang
die recht doet aan de bijdrage van Nederland op visserij aan het akkoord. De Europese
Commissie geeft daarbij aan dat het geld binnen de huidige wetgevende en financiële
kaders uitgegeven moet worden. Nederland zal met de sector zodra meer duidelijk is
in gesprek gaan over de besteding van deze middelen.
Deel 3: Rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken
Op het gebied van interne veiligheid voorziet het akkoord grotendeels in de brede
en gebalanceerde samenwerking met het VK waar Nederland steeds op heeft ingezet, binnen
de kaders die mogelijk zijn voor de samenwerking op dit terrein met een derde land
dat geen partij is bij de Schengenovereenkomst. Deze samenwerking is gebaseerd op
essentiële waarborgen zoals respect voor fundamentele rechten en de bescherming van
persoonsgegevens en privacy en omvat een balans van rechten en verplichtingen. Dit
deel van de overeenkomst is bovendien gekoppeld aan de eerbiediging van het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en gebaseerd op de waarborgen voor de bescherming
van persoonsgegevens. Beide partijen hebben de mogelijkheid het veiligheidspartnerschap
op te schorten indien er ernstige en systemische zorgen bestaan over gegevensbescherming
en zij kunnen de overeenkomst beëindigen zodra een van beide partijen zich niet langer
schaart achter het EVRM.
Hoewel geen absolute voorwaarde, is het voor de samenwerking onder dit deel van het
akkoord van groot belang dat de Europese Commissie komt tot de unilaterale afgifte
van adequaatheidsbesluiten ten aanzien van het niveau van gegevensbescherming in het
VK. Het betreft adequaatheidsbesluiten onder zowel de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(Verordening 2016/679) als de Richtlijn politie- en justitiegegevens (Richtlijn 2016/680).
De Commissie heeft aangegeven dat zij de besluitvormingsprocedures voor het vaststellen
van deze adequaatheidsbesluiten spoedig zal opstarten, maar dat deze niet voor 1 januari
afgerond zullen zijn. Het akkoord voorziet daarom in overbruggingsmaatregelen om te
voorkomen dat per 1 januari onduidelijkheid zou bestaan over het niveau van gegevensbescherming.
Op de overbruggingsmaatregelen wordt in deel 7 «slotbepalingen» van deze brief nader
ingegaan.
Hieronder wordt nader ingegaan op de belangrijkste elementen uit het akkoord.
Informatie-uitwisseling
Het akkoord voorziet in afspraken om de bestaande informatie-uitwisseling met het
VK zoveel mogelijk te bestendigen met oog voor de status van het VK als niet-Schengen
derde land. Zo verzekert het akkoord de mogelijkheid van automatische vergelijking
van elkaars nationale databanken voor vingerafdrukken, DNA-profielen en voertuighoudergegevens
op een hit/no hit basis via het Prüm-raamwerk. Daarbij is conform de EU inzet voorzien
in de wederkerige uitwisseling van gegevens van zowel verdachte als veroordeelde criminelen.
Ook zijn er conform de onderhandelingsrichtsnoeren afspraken gemaakt over de uitwisseling
van Passenger Name Records (PNR) tussen de partijen ten behoeve van het voorkomen, opsporen, onderzoeken en
vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit. In combinatie met
een eventueel adequaatheidsbesluit (en in de eerste periode na het aflopen van de
overgangsperiode d.m.v. de overbruggingsmaatregel voor de doorgifte van persoonsgegevens)
wordt hiermee tevens voorzien in de rechtsgrondslag voor het verstrekken van PNR-gegevens
door EU-luchtvaartmaatschappijen aan het VK. Conform de uitspraak van het EU Hof van
Justitie over de EU-Canada PNR overeenkomst (Opinie 1/15) zijn de afspraken asymmetrisch
waarbij hogere eisen worden gesteld aan de waarborgen in het VK.
Binnen de kaders van het onderhandelingsmandaat heeft het kabinet ingezet op de mogelijkheid
tot «real-time» en actiegerichte uitwisseling van gegevens met betrekking tot vermiste en verdachte
personen en objecten, zoals nu nog plaatsvindt via het Schengen Informatiesysteem
(SIS). Het primaire alternatief hiervoor dat beschikbaar is voor een derde land dat
geen partij is bij de Schengenovereenkomst ligt in het Interpolkanaal. Aanvullend
daarop voorziet het akkoord in afspraken voor het faciliteren van de uitwisseling
van operationele informatie tussen nationale autoriteiten, inclusief over vermiste
en verdachte personen en objecten. Gecombineerd bieden deze mogelijkheden een basisvoorziening
tot samenwerking op voornoemde zaken waarbij nationale wetgeving doorslaggevend is.
In dit akkoord zijn geen harde afspraken gemaakt inzake o.a. de opvolging van beschikbaar
gestelde informatie en werkprocessen die in SIS verband van toepassing zijn. De tekst
laat wel de mogelijkheid open om hier in de toekomst met het VK verdergaande afspraken
over te maken, inclusief via een bilateraal akkoord.
Het akkoord voorziet tevens in de uitwisseling van justitiële documentatie in het
kader van een strafrechtelijke procedure die nu met het VK via het European Criminal Records Information System (ECRIS) plaatsvindt. Gezien het wederzijdse belang van effectieve uitwisseling is
grotendeels aangesloten bij de bestaande structuren voor uitwisseling tussen de lidstaten.
Mede als resultaat van de Nederlandse inzet is hierbij ook voorzien in een verdragsrechtelijke
grondslag voor de uitwisseling van justitiële documentatie voor andere dan strafrechtelijke
doeleinden, zoals voor de VOG-screening van mensen die werken met kinderen. Het kabinet
verwelkomt deze toevoeging, waar anders geen alternatief juridisch kader beschikbaar
was geweest.
Rechtshulpsamenwerking
Het akkoord bevat ook ambitieuze afspraken over rechtshulpsamenwerking. Zo wordt voorzien
in afspraken met betrekking tot de overlevering van verdachten en veroordeelden die
in materieel opzicht vergelijkbaar zijn met de overleveringsovereenkomst die de EU
met Noorwegen en IJsland heeft gesloten. Er wordt daarbij expliciet een uitzondering
gemaakt voor het uitleveren van eigen burgers conform de inzet geformuleerd in de
onderhandelingsrichtsnoeren. Daarnaast wordt de mogelijkheid opengehouden om te verzoeken
om aanvullende waarborgen en kunnen er tijdslimieten worden gesteld. Ook zijn er afspraken
gemaakt over wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Deze zien onder andere op tijdslimieten
en Joint Investigation Teams en vormen een aanvulling op het reeds bestaande Raad van Europa Verdrag aangaande
de wederzijdse rechtshulp in strafzaken uit 1959 en aanvullende protocollen. Op deze
manier wordt effectieve samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten bevorderd
en vereenvoudigd. Hoewel bevriezing en confiscatie geen onderdeel uitmaakte van de
EU onderhandelingsrichtsnoeren zijn er op initiatief van het VK ook afspraken gemaakt
over dit onderwerp.
Europol en Eurojust
Het akkoord voorziet op hoofdlijnen in samenwerking van het VK met Europol en Eurojust,
gemodelleerd op basis van overeenkomsten met andere derde landen. Het betreft onder
andere afspraken over het delen van persoonsgegevens en andere informatie en analyses
van criminele fenomenen waartoe Europol bevoegd is, het aanstellen van een centraal
contactpunt voor de informatiedeling tussen het VK en Europol, gebruik van het beveiligde
informatiekanaal SIENA en de aanstelling van een of meerdere liaisons in het kader
van Europol en de plaatsing van een liaison magistraat in het kader van Eurojust.
Ook kan het VK op basis van instemming van de lidstaten en specifieke procedures deelnemen
aan specifieke operationele analyseprojecten, beraadslagingen en trainingen. De details
worden verder uitgewerkt in werk- en administratieve arrangementen tussen Europol
en Eurojust enerzijds en het VK anderzijds. Het kabinet acht het positief dat wordt
ingezet op toekomstbestendige snelle informatiedeling tussen het VK en Europol.
Tot slot bevat het akkoord afspraken op de gebieden anti-witwaspraktijken en de aanpak
van terrorismefinanciering conform de onderhandelingsrichtsnoeren.
Geschillenbeslechting
Het veiligheidsdeel van het akkoord valt onder de horizontale governance van het akkoord, maar heeft een eigenstandig geschillenbeslechtingsmechanisme. Er
is geen sprake van bindende geschillenbeslechting middels arbitrage onder het veiligheidspartnerschap
en ook geen rol voor het EU Hof voorzien conform de rode lijn van het VK op dit punt.
Dit is in afwijking van de EU onderhandelingsrichtsnoeren maar conform eerdere overeenkomsten
van de EU met derde landen op het terrein van politie- en justitiesamenwerking. Indien
een geschil zich voordoet over de passages in het veiligheidsdeel wordt hiervoor een
oplossing gezocht middels politieke consultaties tussen de partijen in de Partnerschapsraad
of het gespecialiseerd comité rechtshandhaving en justitiële samenwerking zoals opgericht
onder de overeenkomst. Als er binnen drie maanden geen gezamenlijk acceptabele oplossing
is gevonden, kan de klagende partij overgaan tot opschorting van het hoofdstuk waarover
het geschil bestaat. Indien hiervoor wordt gekozen dan heeft de andere partij de mogelijkheid
de gehele veiligheidssamenwerking op te schorten als deze partij van mening is dat
door de voornoemde opschorting de balans in de samenwerking is verstoord.
Al met al zijn de afspraken in het deel over rechtshandhaving en justitiële samenwerking
breed, gebalanceerd en gebaseerd op fundamentele rechten. Hiermee zijn de afspraken
grotendeels in lijn met de inzet van het kabinet op dit onderwerp. Tegelijkertijd
is duidelijk dat de werkwijze op verschillende vormen van samenwerking verandert en
zeker de eerste periode na het van toepassing worden van het akkoord gepaard zal gaan
met nieuwe en aanvullende handelingen. Deze nieuwe werkwijzen vragen tevens tijd en
inspanning van de uitvoeringsorganisaties. Om zich zo goed mogelijk hierop voor te
bereiden hebben zij enkele maatregelen genomen die nader worden toegelicht in bijlage
1 bij deze brief.
Deel 4: Thematische samenwerking
Gezien het grensoverschrijdende karakter van het cyberdomein is het positief dat het
akkoord tevens aandacht besteedt aan samenwerking op het gebied van cybersecurity.
Daarbij wordt voorzien in de mogelijkheid van deelname door het VK aan EU expertcomités.
Ook op het gebied van contraterrorisme wordt nauwe samenwerking beoogd en ingezet
op een reguliere dialoog.
Op het gebied van asiel, gezinshereniging voor niet-begeleide minderjarigen en (irreguliere)
migratie zijn ondanks de wens van het VK daartoe geen formele afspraken tot stand
gekomen. Wel zijn beide partijen tot een gezamenlijke politieke verklaring gekomen
waarin het belang van goed beheer van migratiestromen wordt benadrukt en de mogelijkheid
van bilaterale afspraken tussen het VK en de Lidstaten wordt opengehouden. Het kabinet
erkent het belang van goed migratiebeheer en goede monitoring van de effecten van
Brexit op de (irreguliere) migratiestromen, zodat op basis van feiten bezien kan worden
welke eventuele vervolgstappen nodig zijn.
Tot slot bevat het akkoord afspraken over thematische samenwerking op het gebied van
gezondheidsveiligheid («health security») – dit betreft de samenwerking en uitwisseling van informatie omtrent grensoverschrijdende
gezondheidsbedreigingen, zoals COVID-19 – conform de onderhandelingsrichtsnoeren.
Deel 5: Deelname aan Unieprogramma’s
Het akkoord legt de modaliteiten vast voor deelname van het VK aan Unieprogramma’s.
Er zijn onder andere afspraken gemaakt over hoe Britse vertegenwoordigers en experts
worden betrokken bij de besluitvorming over programma’s en hoe de financiële bijdrage
van het VK voor programma’s waaraan het deelneemt wordt berekend. Daarnaast bevat
het akkoord de voorwaarden voor het beëindigen van deelname door het VK aan Unieprogramma’s
en regels over (financieel) toezicht. De Unieprogramma’s waar het VK aan deelneemt
zijn opgenomen in een apart protocol. Het gaat hierbij om een concept dat formeel
wordt vastgesteld zodra alle deelverordeningen van het Meerjarig Financieel Kader
zijn aangenomen. Het kabinet is positief dat het VK naar verwachting zal deelnemen
aan het onderzoek- en innovatieprogramma Horizon Europe, alsook het Euratom onderzoeks-
en trainingsprogramma, de fusie testfaciliteit ITER, het ruimtevaartprogramma Copernicus
en toegang houdt tot de Satellite Surveillance & Tracking (SST) diensten van de EU. De modaliteiten in het akkoord zijn in lijn met de Nederlandse
inzet dat het VK moet kunnen deelnemen aan Unieprogramma’s onder de voorwaarden voor
derde landen die voor de betreffende programma’s gelden. Verder is het kabinet met
name positief over de verwachte deelname van het VK aan Horizon Europe, aangezien
het VK een belangrijke onderzoekspartner is. Het kabinet betreurt net als verschillende
andere lidstaten dat het VK ervoor gekozen heeft niet deel te nemen aan Erasmus+.
Deel 6: Governance
Met betrekking tot de governance voorziet de overeenkomst in de robuuste, effectieve
en efficiënte mechanismen voor implementatie, toezicht, geschillenbeslechting en handhaving
waar het kabinet steeds op in heeft gezet.
Zoals in de inleiding ook aangegeven omvat het met het VK bereikte onderhandelingsresultaat
drie overeenkomsten: een aanvullende Handels- en Samenwerkingsovereenkomst met daarbij
een Informatiebeveiligingsovereenkomst en een aparte Civiel Nucleaire overeenkomst.
De eerste twee overeenkomsten vallen onder één horizontale governance structuur.
Geschillenbeslechting
Net als in diverse andere akkoorden met derde landen en analoog aan het Gemengd Comité
onder het terugtrekkingsakkoord wordt er een Partnerschapsraad opgericht waar beide
partijen in vertegenwoordigd zijn. Deze Partnerschapsraad zal toezien op de correcte
implementatie, toepassing en interpretatie van de afspraken in de overeenkomst. In
de Partnerschapsraad wordt in onderlinge overeenstemming besloten en besluiten zijn
bindend voor de partijen. Geschillen tussen de verdragspartijen over afspraken in
het akkoord dienen in de eerste plaats in de Partnerschapsraad te worden besproken.
Indien overleg niet leidt tot een gezamenlijk acceptabele uitkomst, kan een partij
in de meeste gevallen besluiten over te gaan tot geschillenbeslechting via arbitrage.
Het geschil wordt dan voorgelegd aan een arbitragetribunaal dat uit 3 leden bestaat.
De EU en het VK besluiten gezamenlijk over de samenstelling van het tribunaal. Waar
nodig wordt overgegaan tot loting. Een arbitragetribunaal moet proberen bij consensus
te besluiten. Indien dat niet mogelijk is, besluit het arbitragetribunaal met meerderheid
van stemmen. Een uitspraak van het arbitragetribunaal is bindend voor de partijen.
Niet naleving van een uitspraak van een arbitragetribunaal kan leiden tot oplegging
van gezamenlijk overeengekomen financiële compensatie of tot tijdelijke opschorting
van verplichtingen onder de betrokken delen van het partnerschap. Bij aanhoudende
niet-naleving van een uitspraak van een arbitragetribunaal kan in de meeste gevallen
worden overgegaan tot het opschorten van andere delen van het akkoord (cross retaliation) of een aanvullend akkoord. Dit zijn belangrijke elementen om correcte naleving te
garanderen van de afspraken in het akkoord en uitspraken van een arbitragetribunaal.
Niet alle delen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen onder deze bindende
geschillenbeslechtingsvorm. Uitgezonderd zijn onder andere de delen met betrekking
tot rechtshandhaving en justitiële samenwerking, thematische samenwerking, het akkoord
over informatieveiligheid en de titels met betrekking tot o.a. het MKB en de tijdelijke
regeling voor de doorstroom van persoonsgegevens aan het VK in afwachting van een
adequaatheidsbesluit. Ook bij die onderdelen is het van groot belang dat er voldoende
toezicht wordt gehouden op de naleving van de afspraken, onder andere via de gespecialiseerde
comités en de Partnerschapsraad. Het kabinet zal zich hiervoor blijven inzetten en
hier ook in EU-verband voor blijven pleiten.
Onder de Partnerschapsraad wordt een aantal gespecialiseerde comités opgericht die
zullen toezien op de toepassing, implementatie en naleving van de afspraken op deelterreinen.
Op diverse terreinen zullen deze gespecialiseerde comités afspraken nog verder uitwerken,
zoals bijvoorbeeld op het gebied van sanitaire en fytosanitaire standaarden. Op het
terrein van economische samenwerking is voorzien in nog een extra laag tussen de Partnerschapsraad
en de gespecialiseerde comités, het Trade Partnership Committee.
Gezien de rode lijnen van het VK is bij bindende geschillenbeslechting in deze overeenkomst
geen rol voorzien voor het EU Hof van Justitie. Geschillen tussen de partijen bij
het akkoord over de toepassing en uitlegging van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
worden beslecht via de geschillenbeslechtingsmechanismen als voorzien in de overeenkomst
en niet door de rechters van een van beide partijen (de EU of het VK). Ondanks het
ontbreken van een rol van het EU Hof van Justitie wordt de autonomie van de EU rechtsorde
in de overeenkomst gewaarborgd omdat de overeenkomst voldoet aan de randvoorwaarden
die het Hof van Justitie heeft gesteld in o.a. Advies 1/17 (CETA). Van belang is daarbij
dat de exclusieve bevoegdheid van het Hof van Justitie om het Unierecht uit te leggen
niet wordt aangetast, aangezien de geschillenbeslechtingsmechanismen enkel betrekking
hebben op de uitleg van de bepalingen van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst
met het VK en niet op andere bepalingen van het Unierecht. De overeenkomst bepaalt
ook dat een eventuele uitleg gegeven door de VK-rechter niet bindend is voor het EU
Hof van Justitie (of andersom). Daarnaast bevestigt de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
uitdrukkelijk het recht van partijen om op hun respectieve grondgebied regelgeving
vast te stellen ter verwezenlijking van legitieme beleidsdoelstellingen («right to regulate»).
Verder voorziet het akkoord in de mogelijkheid om bij het niet naleven van onderdelen
van het terugtrekkingsakkoord door een van beide partijen maatregelen te nemen die
uiteindelijk tot opschorting kunnen leiden van onderdelen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.
Andersom is dat niet mogelijk. Het kabinet verwelkomt dit, aangezien door dit mechanisme
de afspraken in het terugtrekkingsakkoord, waaronder het burgerrechtengedeelte en
het protocol inzake Ierland/ Noord-Ierland, nog steviger verankerd worden.
Het kabinet verwelkomt het tussen de onderhandelaars bereikte compromis. Hiermee is
overeenstemming bereikt over een effectief mechanisme voor toezicht en geschillenbeslechting.
Met het akkoord zijn de belangen van de EU en van Nederland gewaarborgd.
Deel 7: Slotbepalingen
Overbruggingsmaatregel voor de doorgifte van persoonsgegevens
De Commissie heeft aangegeven dat de procedures voor de eenzijdige adequaatheidsbesluiten
met betrekking tot het niveau van gegevensbescherming in het VK door de Commissie
snel zullen worden gestart, maar niet voor 1 januari afgerond kunnen worden. Het gaat
daarbij om twee adequaatheidsbesluiten: onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(Verordening 2016/679, hierna AVG) en onder de Richtlijn politie- en justitiegegevens
(Richtlijn 2016/680). Om ervoor te zorgen dat de doorgifte van persoonsgegevens tussen
de EU en het VK direct na afloop van de overgangsperiode toch goed kan blijven verlopen,
wordt in de overeenkomst voorzien in een tijdelijk regime dat ter overbrugging dient
in de periode tussen het van toepassing worden van deze overeenkomst en het afronden
van de procedures rondom de adequaatheidsbesluiten. De overbruggingsmaatregel houdt
in dat tot de hierboven genomen adequaatheidsbesluiten genomen zijn of voor een periode
van vier maanden (maximaal met nog twee maanden te verlengen) de doorgifte van persoonsgegevens
aan het VK niet wordt beschouwd als de doorgifte van persoonsgegevens aan een derde
land. Dit geldt onder de belangrijke voorwaarde dat het VK de relevante wet- en regelgeving
met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens zoals deze bestaat op 31 december
2020 niet wijzigt.
Inwerkingtreding en voorlopige toepassing
De overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand nadat Partijen elkaar
hebben geïnformeerd dat zij de interne goedkeuringsprocedures hebben afgerond. De
partijen komen overeen het akkoord voorlopig toe te passen vanaf 1 januari 2021 op
voorwaarde dat zij elkaar daarvoor kennisgeven dat zij de benodigde interne procedures
daartoe hebben afgerond.
De voorlopige toepassing geldt a) tot en met 28 februari 2021 of een andere datum
vastgesteld door de Partnerschapsraad, of b) tot het moment van inwerkingtreding,
afhankelijk van welk moment zich het eerste voordoet.
Informatiebeveiligingsovereenkomst
De onderhandelaars van de EU en het VK zijn een aanvullend akkoord overeengekomen
over de uitwisseling en beveiliging van vertrouwelijke of geheime informatie. In dit
akkoord staan afspraken die het mogelijk maken om dergelijke informatie uit te wisselen
met als leidend basisprincipe dat elke partij zorg draagt voor de bescherming van
zulke informatie die van de ander is ontvangen en maatregelen van technische of organisatorische
aard treft om deze bescherming te garanderen. Zo reguleert het akkoord de equivalentie
van de nationale (VK) rubriceringsniveaus met de EU rubriceringsniveaus en dient personeel
dat toegang heeft tot de informatie over het juiste screeningsniveau te beschikken.
Akkoord Civiel Nucleaire samenwerking
De Europese gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en het VK hebben een apart akkoord
gesloten over de samenwerking op het gebied van kernenergie. In dit akkoord staan
afspraken die de handel in nucleaire producten mogelijk blijven maken. Voor deze handel
zijn strenge voorwaarden op het gebied van veiligheid en vreedzaam gebruik van toepassing.
Het akkoord geeft aan dat het Verdrag van Cardiff inzake samenwerking op het gebied
van ultracentrifugetechnologieën en het Verdrag van Almelo inzake samenwerking bij
de ontwikkeling en exploitatie van het gas-ultracentrifugeprocédé voor de productie
van verrijkt uranium kunnen blijven functioneren. Dit is in lijn met de kabinetsinzet.
Eerste appreciatie Verordening Brexit Adjustment Reserve (BAR)
De Commissie publiceerde op 25 december tevens het voorstel voor de nieuwe Brexit
Adjustment Reserve (BAR) met een totale omvang van 5 miljard euro (2018 prijzen) onder
het nieuwe MFK (2021–2027). Regeringsleiders besloten tijdens de Europese Raad van
17–21 juli 2020 tot het instellen van de BAR als instrument buiten het plafond van
het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) om de onvoorziene en negatieve economische
effecten in de hardst geraakte lidstaten en sectoren als gevolg van het aflopen van
de overgangsperiode te mitigeren. Het kabinet vindt het positief dat de Commissie
met dit voorstel de negatieve economische gevolgen van het aflopen van de transitieperiode
in de hardst geraakte lidstaten en sectoren erkent.
De Commissie stelt dat de BAR een snel en flexibel instrument is dat direct Brexit-gerelateerde
publieke uitgaven in lidstaten dekt in de periode tussen 1 juli 2020 en 31 december
2022. Lidstaten kunnen een aanvraag indienen voor financiering uit de BAR tot 30 september
2023. In het voorstel worden middelen uitgekeerd in twee rondes. Een eerste ronde
vindt plaats in 2021 op basis van voorfinanciering, waarbij de verdeling van de middelen
over de lidstaten wordt berekend aan de hand van de verwachte economische impact in
elke lidstaat. Daarbij houdt de Commissie rekening met de relatieve economische verwevenheid
met het Verenigd Koninkrijk (ter verdeling van 3,4 miljard euro) en de negatieve gevolgen
voor de visserijsector (ter verdeling van 0,6 miljard euro). De tweede ronde volgt
in 2024 en is kleiner in omvang, waarbij lidstaten die in aanmerking willen komen
voor deze middelen dienen aan te tonen meer uitgaven gehad te hebben dan ze in de
eerste ronde toegewezen hebben gekregen. De Commissie heeft in het voorstel nog geen
lidstaatallocaties van de middelen opgenomen, zodat nog onbekend is hoeveel middelen
Nederland volgens het voorstel uit de BAR zou ontvangen.
De Commissie stelt voor dat de middelen ingezet kunnen worden voor onder andere de
ondersteuning van sectoren, bedrijven en lokale gemeenschappen, inclusief die afhankelijk
zijn van visserij in de wateren van het VK; de ondersteuning van werkgelegenheid,
training en omscholing; en het functioneren van diensten betrokken bij de douaneformaliteiten,
communicatie, informatievoorziening en bewustwording voor burgers en bedrijfsleven.
U ontvangt deze appreciatie zeer kort nadat de Commissie de voorstellen heeft gepubliceerd.
De formele besluitvorming over de BAR zal aanvangen zodra de Commissie het voorstel
heeft verstuurd aan de Raad en het Europees Parlement. U wordt op een later moment
uitgebreider geïnformeerd over de kabinetsappreciatie van het voorstel middels een
BNC-fiche.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken