Brief regering : Stand van zaken moties en toezeggingen VWS kerst 2020
35 570 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021
Nr. 180
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 december 2020
Mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, stuur ik u de stand van zaken van de moties en toezeggingen die
zijn gedaan aan de Tweede Kamer, waarover is toegezegd uw Kamer nog dit jaar te informeren.
In deze brief wordt aan een aantal moties en toezeggingen voldaan en wordt u geïnformeerd
over de stand van zaken van een aantal moties en toezeggingen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Minister van VWS
Rapportage uitkomsten overleg met collega bewindslieden over aanbevelingen commissie
Toekomst zorg thuiswonende ouderen
Bij de toezending van het definitieve advies van de commissie Toekomst zorg thuiswonende
ouderen op 2 juli jl. kondigde de Minister van VWS aan over de aanbevelingen van de
commissie die raken aan beleidsterreinen buiten VWS in overleg te zullen treden met
collega-bewindslieden. Dat heeft de Minister inmiddels gedaan.
Een aantal aanbevelingen gaat over het wonen van ouderen. Daarover heeft de Minister
overlegd met zijn collega van BZK. De uitkomsten daarvan zijn verwerkt in de tweede
voortgangsrapportage van het programma Langer thuis, die aan uw Kamer is gezonden
op 9 november jl. In een bijlage bij deze rapportage vindt u een overzicht van alle
aanbevelingen van de commissie die raken aan het programma Langer Thuis, alsmede een
kabinetsreactie daarop.
Ook in de Dialoognota Ouderenzorg die begin volgend jaar in consultatie zal gaan zal
een aantal aanbevelingen aan de orde komen, waaronder aanbevelingen die op het werkterrein
van BZK en SZW liggen.
Tenslotte is er de aanbeveling van de commissie om te voorzien in «snelle en betrouwbare
internetverbindingen in landelijke regio’s en in alle gebouwen». Mede namens mijn
collega’s van EZK en BZK kan de Minister van VWS uw Kamer laten weten dat in alle
regio’s van Nederland al internet aanwezig is en in bijna alle regio’s inmiddels ook
snel internet. Alle gebouwen in Nederland hebben een internetaansluiting of kunnen
deze krijgen; in het Bouwbesluit is opgenomen dat het aanleggen van een internetaansluiting
voor nieuwbouwwoningen verplicht is. Er wordt naar toegewerkt dat in 2023 overal in
Nederland snel internet via een vaste verbinding (100mbit) beschikbaar is.
Dialoognota visie op de ouderenzorg
In de brief inzake aanbieding advies Commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen
(Kamerstuk 31 765, nr. 511) van 2 juli jl. is aan uw Kamer toegezegd de integrale visie op de ouderenzorg eind
van dit jaar te ontvangen. De dialoognota visie op de ouderenzorg wordt op dit moment
opgesteld. Dit loopt tot einde van het jaar. Begin 2021 zal de dialoognota breed in
consultatie gaan in het veld en ook naar de Kamer gestuurd worden ter informatie.
Dit consultatieproces loopt tot maart. Na de verkiezingen zal het definitieve versie
naar uw Kamer worden gezonden en gepubliceerd als input voor een nieuw kabinet.
Minister voor MZS
Communicatie over de afwegingen bij kwaliteitsdefecten van geneesmiddelen
Hierbij informeert de Minister voor MZS uw Kamer over de gesprekken die de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft gehad met vertegenwoordigers van patiënten- en
beroepsgroepen over de manier waarop de afwegingen bij kwaliteitsdefecten van geneesmiddelen
in de toekomst gecommuniceerd kunnen worden.
De beroepsorganisaties gaven aan naast dat ze geïnformeerd worden door de IGJ op procesniveau
bij een terugroepactie van een geneesmiddel, ook behoefte hebben aan meer achtergrondinformatie
om hun patiënten te informeren. Daarnaast zijn zij bereid om mee te denken bij de
inhoud van de boodschap. De inspectie vindt dit positief en heeft de intentie om hen
waar mogelijk hierbij te betrekken.
Het kan in uitzonderlijke gevallen voorkomen, dat de inspectie bij een geneesmiddel
waarbij een kwaliteitsdefect aangetroffen is, vanwege de beschikbaarheid ervan besluit
geen terugroepactie van de registratiehouder te vragen. Het besluit tot wel of geen
recall is altijd het resultaat van een zorgvuldige afweging, waarbij het patiënten
belang voorop staan
De overwegingen van het besluit deelt de inspectie met patiënten- en beroepsorganisaties.
De vorm waarin de inspectie dat doen, wordt in overleg met hen nader uitgewerkt.
Subsidie aan Brancheorganisatie Geboortezorg t.b.v. pilot
Zoals toegezegd tijdens het AO geboortezorg van 18 december 2019 en als reactie op
de motie van de leden Regterschot en Bergkamp over aanbevelingen over duurzaam oplossen
van problemen in de kraamzorgsector (Kamerstuk 32 279, nr. 191) ingediend tijdens het VAO geboortezorg op 20 februari 2020 heeft de Minister voor
MZS subsidie verleend aan Brancheorganisatie Geboortezorg om door middel van een pilot
in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn om wachtdiensten in de kraamzorg binnen
verschillende organisaties te bundelen. Deze pilot wordt uitgevoerd in 2021 en de
eerste helft van 2022. De uitkomsten van deze pilot kunnen worden benut om de wachtdiensten
in de kraamzorg in de toekomst op een effectieve manier te organiseren. Om dit te
bewerkstelligen worden de resultaten van de pilot door middel van een toolkit, inclusief
«the lessons learned» en concrete handvatten, aangereikt aan de kraamzorgorganisaties.
De moties en toezeggingen over dit thema worden hiermee afgedaan.
Het borgen van de ondersteuning van patiënten met Q-koorts
Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd uw Kamer een uitgewerkte plan aan te bieden over
het borgen van de ondersteuning van patiënten met Q-koorts. Bij deze doet de Minister
voor MZS u daartoe het document «Toekomstvisie Q-support» toekomen. De gewenste ondersteuning
wordt geborgd via de voortzetting van het nazorg en expertise centrum Q-support 2.0.
Q-support 2.0 heeft als kerntaak om patiënten met Q-koorts, (medische) professionals
en gemeenten te ondersteunen en adviseren rondom de gevolgen van Q-koorts. Het meerjarenbeleid
2021–2025 wordt vormgegeven met aandacht voor persoonsgerichte integrale zorg voor
Q-koorts patiënten. Verder streeft Q-support 2.0 naar een netwerk van professionals
waarin optimale zorg met kennis van de Q-koorts centraal staat. Daarnaast zal Q-support
2.0 de rol blijven vervullen van de pleitbezorger voor erkenning en herkenning van
de Q-koorts.
Advies over de gezondheidsrisico´s van voedingssupplementen die zilverkaars bevatten
Op 10 juli 2020 heeft Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (Buro) van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit een advies over de gezondheidsrisico´s van voedingssupplementen
die zilverkaars bevatten uitgebracht1. Buro adviseert voedingssupplementen met de plant zilverkaars te etiketteren en voorzien
van waarschuwingen voor overdosering bij gebruik, vooral voor hoog risicogroepen.
Daarnaast adviseert Buro kwaliteitseisen te stellen aan voedingssupplementen met zilverkaars.
De Minister voor MZS zal de mogelijkheden om conform het Buro-advies voor voedingssupplementen
die zilverkaars bevatten aanvullende maatregelen te nemen, onderzoeken.
Advies over de gezondheidsrisico´s van borstvoedingsthee
Op 16 november 2020 heeft Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (Buro) van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit een advies over de gezondheidsrisico´s van borstvoedingsthee
uitgebracht2. Buro adviseert zwangere en lacterende vrouwen om uit voorzorg tijdens de zwangerschap
en de lactatieperiode geen thee van venkel en anijs te drinken. In borstvoedingsthee
zit vaak venkel en anijs. In venkel- en anijsthee zit estragol, een stof die mogelijk
onveilig is voor de gezondheid van een baby, en die via de moedermelk door de baby
wordt geconsumeerd. De Minister voor MZS neemt het Buro-advies over. De Minister voor
MZS heeft naar aanleiding van dit advies het Voedingscentrum gevraagd het Buro-advies
te communiceren aan zwangere en lacterende vrouwen en de bij deze vrouwen betrokken
zorgprofessionals. Daarnaast is de Minister voor MZS in afwachting van een veiligheidsbeoordeling
van estragol in venkelthee door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA).
Op basis van deze beoordeling kunnen mogelijk aanvullende maatregelen op Europees
niveau worden verplicht, bijvoorbeeld een verplichte waarschuwing op het etiket.
Motie van het lid Peters over een pilot voor het sterk reduceren van de regeldruk
en administratieve lasten
In reactie op de aangenomen motie van het lid Peters over een pilot voor het sterk
reduceren van de regeldruk en administratieve lasten (Kamerstuk 34 104, nr. 289) informeert de Minister voor MZS uw kamer dat zij met het veld in overleg is over
alle maatregelen die de Minister momenteel neemt op het terrein van het terugdringen
van regeldruk en administratieve lasten. In dit overleg bespreekt de Minister wat
goed gaat en waar mogelijk nieuwe maatregelen moeten worden genomen. Hierbij wordt
ook het nu lopende experiment rondom vernieuwend verantwoorden betrokken. De Minister
is nu met het veld aan het verkennen of er behoefte is aan een nieuw experiment en
op welke manier dit kan worden vormgegeven. Mede als gevolg van de Corona-crisis duurt
dit langer dan aanvankelijk gepland. Over de uitkomst van dit overleg en het vormgeven
van een pilot wordt uw kamer dit voorjaar geïnformeerd.
Zorg die niet in de Zorgverzekeringswet past, onder meer omdat voor die zorg een medische
indicatie ontbreekt
In het AO Zwangerschap en Geboorte van 18 december 2019 (Kamerstuk 32 379, nr. 192) heeft de Minister voor MZS met uw Kamer gesproken over zorg die niet in de Zorgverzekeringswet
past, onder meer omdat voor die zorg een medische indicatie ontbreekt. Voorts heeft
de Minister in het AO Pakket van 17 juni 2020 (Kamerstuk 29 689, nr. 1073) toegezegd in een brief in te gaan op leefstijlgeneeskunde waarvan de effectiviteit
nog niet voldoende is aangetoond. Verzending van deze brief is toegezegd voor het
einde van het jaar 2020. Dit wordt voorjaar 2021.
De eerste inzichten uit de lerende evaluatie van de beweging De Juiste Zorg Op De
Juiste Plek.
In juni heeft het RIVM het plan van aanpak gepubliceerd voor de lerende evaluatie
van de beweging De Juiste Zorg Op De Juiste Plek. In de Voortgangsbrief «De Juiste
Zorg op de Juiste Plek» van 26 juni 2020 (Kamerstuk 29 689, nr. 1070) is toegezegd dat uw Kamer in het najaar wordt geïnformeerd over de eerste inzichten
uit de lerende evaluatie. Op dit moment is het RIVM met de uitvoering hiervan bezig.
Door de gevolgen van de Covid-19 crisis is er enige vertraging ontstaan in het opleveren
van de eerste resultaten. Naar verwachting komen deze in het eerste kwartaal van 2021.
Uiteraard wordt uw Kamer hier vervolgens over geïnformeerd.
Experimenten huisartsenzorg in de ANW-uren
Tijdens het AO acute zorg van 29 nov 2017 (Kamerstuk 29 247, nr. 250) is toegezegd de Kamer op de hoogte te brengen van de uitkomsten van de experimenten
die de huisartsenverenigingen (LHV, InEen, VPH) houden om de druk op de huisartsenposten
te verminderen. Een belangrijk deel van de patiënten met een acute zorgvraag komt
tijdens kantooruren bij de huisarts terecht, en in de avond, nacht en weekenden (ANW)
bij de huisartsenpost. Het is voor de hele acutezorgketen van groot belang dat deze
acute huisartsenzorg beschikbaar is. Om de huisartsenspoedzorg in de ANW toegankelijk
te houden, werken de huisartsenkoepels (LHV, VPH, InEen, NHG) voortdurend aan verschillende
pilots. Deze pilots richten zich onder andere op de instroom van patiënten, de inzet
van personeel en de samenwerking in de zorgketen. De pilots zijn beschreven op de
website http://praktijkvoorbeeldenanw.lhv.nl. Hier is te zien wat de resultaten zijn van de pilots die zijn afgerond, welke pilots
nu lopen en welke pilots in de toekomst zullen starten. Zo blijkt dat met succes een
eerstelijnsverpleegkundige kan worden ingezet, beeldbellen helpt om het aantal consulten
op de huisartsenpost te verminderen en er goede ervaringen zijn door een verbeterde
samenwerking met de SEH. De huisartsenkoepels blijven zich ook in de toekomst inzetten
voor oplossingen op de korte en langere termijn. Hiermee wordt de toezegging beschouwd
als afgedaan.
Agenda acute zorg
Naar aanleiding van de Hoofdlijnenakkoorden voor medisch-specialistische zorg, wijkverpleging
en huisartsenzorg voor de jaren 2019–2022 en het Actieplan Ambulancezorg, waarin de
druk op de acute zorgketen een belangrijk thema is, hebben de bij deze akkoorden en
actieplan betrokken partijen besloten een nieuwe agenda acute zorg tot stand te brengen
met als doel om te kijken hoe domeinoverstijgend kan worden samengewerkt om de toegankelijkheid
en toereikendheid van het aanbod van acute zorg te verbeteren. Op 7 november 2019
heeft de toenmalig Minister voor Medische Zorg uw Kamer een brief over deze agenda
acute zorg gestuurd (Kamerstuk, 29 247, nr. 295), met de eerste fase van deze agenda: de onderwerpen waarvan partijen vonden dat
deze de komende jaren centraal moeten staan bij de aanpak van de druk op de acute
zorgketen. Daarbij is aangegeven dat de partijen de periode daarna nader zouden concretiseren
hoe, door wie en wanneer invulling zou worden gegeven aan de onderwerpen van deze
agenda (fase 2) en wat de benodigde randvoorwaarden waren. In die brief is aangegeven,
zoals ook tijdens het AO over spoedzorg LUMC/Bronovo op 26 juni 2019 toegezegd (Kamerstuk
31 016, nr. 248), dat was beoogd om de agenda met concrete acties in het voorjaar van 2020 bestuurlijk
vast te stellen.
Ten gevolge van de Covid-crisis, die het afgelopen jaar veel van de betrokken partijen
heeft gevraagd, heeft het gesprek over de agenda acute zorg sinds begin dit jaar stilgelegen.
In oktober hebben partijen het overleg hierover weer opgepakt. De Covid-crisis vraagt
echter nog altijd veel van de betrokken partijen, en verschillende onderwerpen die
op de agenda staan zijn door de Covid-crisis in een wat ander licht komen te staan.
Ik kan dan ook niet zeggen wanneer de tweede fase van de agenda acute zorg kan worden
afgerond. Dat betekent echter niet dat de ontwikkelingen stil staan. Verschillende
onderwerpen hebben ook juist door de Covid-crisis een impuls gekregen, zoals het verkrijgen
van inzicht in de beschikbare capaciteit van spoedzorg en in de beschikbaarheid van
vervolgzorg. Partijen hebben hier de afgelopen periode ook buiten het overleg over
de agenda acute zorg om aan doorgewerkt. De komende periode zullen partijen (indien
de ontwikkelingen rondom Covid dit toelaten) met elkaar verder spreken over de onderwerpen
die op de agenda staan, mede in het licht van de nieuwe inzichten die de covid-crisis
heeft opgeleverd. De Minister voor MZS zal uw Kamer uiteraard op de hoogte houden
van de ontwikkelingen.
De inkoopvoorwaarden die zorgverzekeraars stellen aan zorg die specialisten ouderengeneeskunde
leveren
Voor de zomer heeft mijn ambtsvoorganger in beantwoording van Kamervragen van het
lid Hijink (Aanhangsel Handeling II 2019/20, nr. 3117) aangegeven in gesprek te gaan met Zorgverzekeraars Nederland en Verenso over de
inkoopvoorwaarden die zorgverzekeraars stellen aan zorg die specialisten ouderengeneeskunde
leveren. De gesprekken met beide partijen lopen nog steeds en de Minister voor MZS
hoopt u begin 2021 meer duidelijkheid te kunnen geven over concrete acties.
Meerjarige analyse Spoedeisende Hulp-bezoeken in het kader van een (poging) tot suïcide
Hierbij wordt aan uw Kamer de rapportage «Zelf toegebracht letsel 2015–2019» aangeboden3. Deze rapportage is opgesteld door het instituut Veiligheid.nl en heeft tot doel
om een goed beeld te geven van het aantal Spoedeisende Hulp (SEH)-bezoeken in verband
met een (poging tot) suïcide of zelf toegebracht letsel met een andere aanleiding
over de periode 2015–2019. Hiermee wordt voldaan aan de toezegging uit de Kamerbrief
van 14 oktober 2019 die zag op het laten uitbreiden van de eerdere analyse van Veiligheid.nl,
omdat deze analyse was uitgevoerd over één jaar en daarmee een te beperkt beeld gaf
(Kamerstuk 32 793, nr. 451).
De resultaten van de meerjarige analyse laten zien dat er in de periode 2015–2019
bij bijna vier op de tien SEH-bezoeken binnen zelf toegebracht letsel sprake was van
een poging tot zelfdoding. Trendanalyses geven geen aanwijzingen dat er sprake was
van een stijging of daling in het aantal pogingen tot zelfdoding over de afgelopen
vijf jaar.
Hoewel de resultaten laten zien dat het aantal pogingen tot zelfdoding bij de SEH-bezoeken
de afgelopen jaren stabiel is gebleven, blijft het belangrijk om in te blijven zetten
op het voorkomen van suïcide(pogingen) en het zorgen van goede nazorg na een suïcidepoging.
Hier wordt de komende jaren stevig op ingezet vanuit de derde landelijke agenda suïcidepreventie
(2021–2025), die recentelijk aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstuk 32 793, nr. 502).
Beschikbaarheid van de crisisopvang en de aanrijtijden en beschikbaarheid van plekken
bij crisisdiensten in de regio’s
Het lid Diertens (D66) heeft verzocht geïnformeerd te worden over de beschikbaarheid
van de crisisopvang en het regionale aanbod van crisisopvang en de Kamer te informeren
over aanrijtijden en beschikbaarheid van plekken bij crisisdiensten in de regio’s.
Er zijn op dit moment 28 regionaal georganiseerde crisisdiensten die beschikbaar zijn
om in acute situaties mensen te beoordelen, zo nodig te stabiliseren en door te verwijzen
naar vervolgzorg of ondersteuning. Met de inwerkingtreding van de Generieke module
Acute psychiatrie wordt de beschikbaarheidsfunctie van de crisisdienst gefinancierd.
De nieuwe financiering en de aangescherpte normen die in de genoemde zorgstandaard
opgenomen zijn, zijn sinds 1 januari van dit jaar van kracht. De implementatie van
deze zorgstandaard wordt nauwgezet gevolgd; de eerste evaluatie wordt in 2022 verwacht.
De Minister voor MZS zal vooruitlopend daarop, zorgverzekeraars vragen om inzicht
te verschaffen in de concrete investeringen in de acute ggz (2020–2021), zodat de
Minister uw Kamer daarover begin 2021 kan informeren.
Onderzoeken van de effecten van de handreiking over de opstart van poliklinische non-COVID
zorg
In het kader van het doorgang laten vinden van non-COVID zorg heeft de Federatie Medisch
Specialisten in gezamenlijk gesprek met de verschillende wetenschappelijke verenigingen,
de Landelijke Huisartsen Vereniging, het Nederlands Huisartsen genootschap, en de
Patiëntenfederatie Nederland richtlijnen en handreikingen opgesteld. De motie van
de leden Ploumen en Veldman richt zich op het onderzoeken van de effecten van de handreiking
over de opstart van poliklinische non-COVID zorg (Kamerstuk 31 765, nr. 507).
Inmiddels is deze handreiking medio oktober omgevormd, waarin zowel handvatten voor
de opschaling als ook voor de afschaling van poliklinische non-COVID zorg worden aangereikt.
De Minister voor MZS verkent daarom nog de mogelijkheden tot uitvoering van deze motie,
maar zal in ieder geval met de verschillende belanghebbende partijen in gesprek treden
over de effecten van de handreiking, bijvoorbeeld op de samenwerking tussen de eerste
en tweede lijn. Over de verdere uitvoering, welke op kwalitatieve wijze plaats zal
vinden zoals toegezegd in het Notaoverleg cure voor de zomer, verwacht de Minister
uw Kamer in het eerste kwartaal van 2021 te informeren.
Patiëntenvertegenwoordiging ten aanzien van de nazorg van mesh
Ten aanzien van de nazorg van mesh heeft de Minister voor MZS uw Kamer in het Notaoverleg
genees- en medische hulpmiddelen van 15 oktober toegezegd de Minister bereid is om
indien nodig met partijen aan tafel te gaan om patiënten vertegenwoordiging te borgen
en hierover uw Kamer einde van het jaar te informeren. Uw Kamer is recent per brief
van 27 november 2020 (Kamerstuk 32 805, nr. 111) geïnformeerd hoe de patientenvertegenwoordiging aan de ronde tafel is geborgd. Daarmee
is invulling gegeven aan deze toezegging.
Het onderzoek First Do No Harm betrekken bij het lopende RIVM-onderzoek over mesh
De Minister voor MZS heeft uw Kamer in het notaoverleg genees- en hulpmiddelen van
15 oktober (Kamerstuk 29 477, nr. 685) toegezegd om het Britse onderzoek First Do No Harm te betrekken bij het lopende
RIVM-onderzoek over mesh en uw Kamer daarover voor het einde van het jaar hierover
te informeren. Op 2 november heeft hierover overleg plaatsgevonden tussen VWS, IGJ
en RIVM om het First Do No Harm rapport te evalueren. Voornoemde overleg was constructief
en er is een volgend overleg gepland om te kijken of er lessen zijn te leren voor
Nederland. De Minister informeert uw Kamer begin volgend jaar over wat de belangrijkste
leerpunten van dit Britse onderzoek voor Nederland zijn.
Motie van het lid Dik-Faber over een additionele subsidie voor het Opleidingsinstituut
Internationale Gezondheidszorg en Tropengeneeskunde
Als reactie op de motie van het lid Dik-Faber over een additionele subsidie voor het
Opleidingsinstituut Internationale Gezondheidszorg en Tropengeneeskunde (Kamerstuk
35 300 XVI, nr. 72) meldt de Minister voor MZS als volgt. De subsidie voor de opleidingsactiviteiten
van het opleidingsinstituut is verhoogd. Voor de kennisoverdracht zal aan de stichting
Kenniscentrum Global Health subsidie worden verstrekt. Voor de bijdrage aan individuele
artsen in opleiding is een financieringsregeling in de maak, die door Covid-19 vertraging
heeft opgelopen. De regeling zal evenwel met terugwerkende kracht vanaf 2020 gelden.
Aanpassing van het faillissementsrecht
De Minister voor MZS verkent samen met de Minister voor Rechtsbescherming een aanpassing
van het faillissementsrecht waarmee de curator het maatschappelijke belang kan laten
prevaleren bij bepaalde faillissementen in de zorgsector. Dit wordt betrokken in een
novelle op het wetsvoorstel WCO I, die naar verwachting in het eerste kwartaal van
2021 in consultatie zal worden gebracht.
Financiële middelen voor bewustwordingscampagnes voor patiënten in het kader van het
delen van gezondheidsgegevens
In het AO gegevensuitwisseling in de zorg en gegevensbescherming van 9 oktober 2019
(Kamerstuk 27 529, nr. 195) is toegezegd dat de Minister voor MZS uw Kamer zal informeren over de financiële
middelen voor bewustwordingscampagnes voor patiënten in het kader van het delen van
gezondheidsgegevens en over een gesprek met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over
de mogelijkheden voor een medisch loket bij de AP. Bij dat loket zouden burgers terecht
moeten kunnen met specifieke vragen over het delen van gezondheidsgegevens. Met de
AP heeft alweer geruime tijd geleden hierover een gesprek plaats gevonden.
Tijdens dat gesprek heeft de AP benadrukt dat zij al een Informatie- en Meldpunt Privacy
heeft, waar burgers terecht kunnen met vragen en signalen over de verwerking van hun
persoonsgegevens, waaronder ook gezondheidsgegevens. Daar komt bij dat burgers met
hun vragen ook terecht kunnen bij de interne toezichthouder op gegevensbescherming
binnen een organisatie (de functionaris voor de gegevensbescherming), indien die door
de organisatie is aangesteld. Gelet hierop ziet de AP weinig toegevoegde waarde in
een extra meldloket voor specifieke vragen over medische persoonsgegevens. De AP heeft
verder benadrukt dat het verhogen van het bewustzijn van een zorgvuldige en veilige
omgang met gezondheidsgegevens effectiever zal zijn.
Met de Patiëntenfederatie vindt op dit moment overleg plaats wat er meer nodig is
aan gerichte acties bovenop de bewustwordingscampagnes die al lopen om patiënten beter
te informeren over wat wel en niet van ze gevraagd mag worden in het kader van de
uitwisseling van gezondheidsgegevens. We sluiten zoveel mogelijk aan bij de trajecten
die hiermee een relatie hebben.
Verzoek Zorginstituut tot nieuw advies over opname van explantatie borstimplantaten
in het basispakket
Op dit moment wordt de explantatie van borstimplantaten vanuit het basispakket vergoed
als er sprake is van medische noodzaak. Dit is in lijn met het standpunt dat het Zorginstituut
in 2018 hierover heeft uitgebracht. De Minister voor MSZ hoort de signalen dat vrouwen
zich zorgen maken om hun borstimplantaten. Daarom vindt zij het ontzettend belangrijk
dat het Zorginstituut de ontwikkelingen rondom wetenschappelijke inzichten van borstimplantaten
nauwlettend in de gaten houdt. Tijdens het notaoverleg genees- en hulpmiddelenbeleid
op 15 oktober 2020 en in de beantwoording van Kamervragen van het lid Ploumen (Aanhangsel
Handelingen II 2019/20, nr. 3465) heeft de Minister toegezegd dat zij het Zorginstituut zal vragen of zij opnieuw
willen kijken naar het standpunt, en indien er zich nieuwe wetenschappelijke inzichten
hebben voordoen, te bezien of dit aanleiding geeft hun standpunt te herzien. Verder
heeft de Minister toegezegd, gezien de medische en maatschappelijke relevantie van
een protocol met betrekking tot de explantatie van borstimplantaten, dat zij op korte
termijn Zorgverzekeraars Nederland, de NVPC en de patiëntenvereniging nogmaals wijzen
op dit aanbod, omdat dit in mijn ogen kan bijdragen aan de benodigde versnelling voor
de totstandkoming van dit protocol.
De Minister van MSZ onderstreept het belang van de motie van het lid Ploumen. Inmiddels
is er contact geweest met het Zorginstituut waarbij hen nadrukkelijk is verzocht indien
er zich nieuwe relevante wetenschappelijke inzichten met betrekking tot borstimplantaten
hebben voorgedaan, te bezien of deze inzichten leiden tot een herzien standpunt over
de explantatie van siliconen borstimplantaten bij aanhoudende systemische klachten.
Het Zorginstituut heeft daarop aangegeven dat zich op dit moment geen nieuwe wetenschappelijke
inzichten hebben voorgedaan die aanleiding geven om het standpunt te herzien maar
geven aan dit nauwlettend in de gaten te houden. Verder, met betrekking tot de totstandkoming
van het protocol, heeft het Zorginstituut de urgentie van de snelle totstandkoming
van een protocol benadrukt bij de beroepsgroep (Nederlandse Vereniging Plastische
Chirurgie). De totstandkoming van dit protocol is een verantwoordelijkheid van de
beroepsgroep in overleg met patiënten en zorgverzekeraars. De beroepsgroep heeft bevestigd
dat er stappen genomen zullen worden om de totstandkoming van het protocol te versnellen.
Het protocol draagt bij aan consensus over de beoordeling van de medische noodzaak
om over te gaan tot explantatie van borstimplantaten onder de behandelende specialisten.
Dit protocol zal worden opgenomen in de werkwijzer van de zorgverzekeraar en het Zorginstituut
zal er naar verwijzen op de website bij het eerder ingenomen standpunt. Hiermee beschouwt
de Minister voor MZS deze toezeggingen en de motie van het lid Ploumen (Kamerstuk
29 477, nr. 665) als afgedaan.
Advies Zorginstituut inzake vergoeding ten laste van het basispakket in de situatie
dat er sprake is van een medisch vruchtbaarheidsprobleem
Op 21 juni 2019 is uw Kamer in de beantwoording van Kamervragen over de vergoeding
van vruchtbaarheidsbehandelingen (Aanhangsel Handelingen 2018/19, nr. 3140) toegezegd om het Zorginstituut om advies te vragen over vergoeding ten laste van
het basispakket in de situatie dat er sprake is van een medisch vruchtbaarheidsprobleem
bij de verzekerde, waarbij voor het vervullen van de kinderwens ook een deel van de
vruchtbaarheidsbehandeling bij een ander nodig is. Vraag daarbij is of en zo ja wanneer
het – in de situatie dat er sprake is van een medische indicatie bij een vruchtbaarheidsprobleem
bij de wensmoeder – wenselijk is om de vergoeding van de medische kosten voor de vruchtbaarheidsbehandeling
bij die «derde» ten laste van de zorgverzekering van de wensmoeder te laten komen.
Dit advies is inmiddels uitgevraagd. Het zal in twee delen verschijnen: deel 1 gaat
over de situatie draagmoederschap en wordt vóór de zomer van 2021 verwacht. Deel 2
gaat over de situatie eiceldonatie en wordt eind 2021 verwacht. Eventuele pakketuitbreidingen
zullen dus pas per 2023 geëffectueerd kunnen worden. De Minister voor MZS beschouwt
de toezegging, om het Zorginstituut om advies te vragen, hiermee als afgedaan.
Advies Zorginstituut over vaccinaties voor medische risicogroepen
Het Zorginstituut is bezig met het opstellen van een advies over vaccinaties voor
medische risicogroepen. Dit advies loopt gelijktijdig met de brede verkenning door
de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving, maar het advies van het Zorginstituut
is gericht op vaccinaties die vanuit het basispakket worden vergoed. Op 28 januari
2020 is in antwoord op Kamervragen van lid Van Gerven (Aanhangsel Handelingen 2019/20,
nr. 1497) aan uw Kamer toegezegd dat dit advies in het najaar van 2020 werd verwacht. Op dit
moment is de verwachting dat het onderzoek rondom de verkiezingen in het voorjaar
van 2021 wordt opgeleverd. De Minister voor MZS verwacht u rond die tijd te kunnen
informeren over de inhoud van het advies.
Motie van het lid Heerma c.s. over een plan voor het uitbreiden van beddencapaciteit
in bijvoorbeeld zorghotels
In de breed onderschreven motie van Kamerlid Pieter Heerma c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 724) wordt de regering verzocht op korte termijn met betrokken organisaties van ziekenhuizen,
thuiszorg en huisartsen een plan op te stellen voor het uitbreiden van beddencapaciteit
in bijvoorbeeld zorghotels en andere beddencapaciteit buiten het ziekenhuis. Dit verzoek
is ingegeven vanuit het knelpunt van tekorten aan personeel en dat deze mogelijk opgevangen
kunnen worden via crisisbanen, het initiatief Extra handen in de zorg, en zorgreservisten.
Voorop wordt gesteld dat er geen tekort is aan beddencapaciteit voor COVID-patiënten
buiten het ziekenhuis. De DPG-en hebben daarvoor een landelijk ramingsmodel ontwikkeld,
bestaande uit minimaal 300 plekken direct beschikbaar (niveau «basis»), 550 extra
plekken die binnen 72 uur in gebruik genomen moeten kunnen worden (niveau «midden»)
en 1150 plekken die binnen 2 weken kunnen worden gerealiseerd (niveau «hoog»). Het
ramingsmodel is uitgewerkt in regionale opschalingsplannen. Uit de wekelijkse monitorgegevens
blijkt dat er voldoende beschikbaarheid is ten opzichte van de bezetting. De opschalingsplannen
kunnen ook (in aangepaste vorm) gebruikt worden in volgende crisis.
Dat laat onverlet dat ook hier het grootste knelpunt personele capaciteit is, waardoor
in sommige regio’s tijdelijk reguliere ziekenhuiszorg (sterk) afgeschaald moet worden.
In de crisisregio is ook de reguliere instellingszorg buiten het ziekenhuis tijdelijk
afgeschaald. En natuurlijk wordt in alle regio’s, zeker in die waar de opschaling
al maximaal is, gezocht naar creatieve oplossingen ter ondersteuning en uitbreiding
van personeel.
Los van de regionale inspanningen organiseert de Minister voor MZS daarnaast via «Extra
handen voor de zorg» een Nationale Zorgklas. In deze klas worden mensen zonder zorgachtergrond
in een week tijd opgeleid worden voor verzorgende taken op niveau 2 (opleiding ondersteunend
niveau) of binnen een week voor taken zonder direct contact met cliënten. Denk bij
de eerste groep aan opleiding voor gastheer/gastvrouw, crisishulp, ziekenhuisbuddy’s
niet-medisch en bij de tweede groep aan ondersteuning bij bron- en contactonderzoek
en testen. Er is wekelijks plek voor ongeveer 400 cursisten gedurende 12 weken.
Gesprek met de beroepsgroep en het expertisecentrum over vrouwelijke genitale verminking
Tijdens het AO Pakketbeheer op 17 juni 2020 (Kamerstuk 29 689, nr. 1073) heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd een terugkoppeling te geven over het gesprek
met de beroepsgroep en het expertisecentrum over vrouwelijke genitale verminking.
Het Zorginstituut Nederland voert onder andere overleg met de NVOG over op welke wijze
patiënten zo goed mogelijk gevolgd kunnen worden om meer kennis, ervaring en een multidisciplinaire
aanpak te borgen en daarmee de kwaliteit van zorg te bevorderen. Dit wordt door het
expertisecentrum gedaan waar tevens gezorgd wordt voor goed prospectief follow-up
onderzoek en evaluatie van de zorg.
Het ligt voor de hand dat dit expertisecentrum een richtinggevende rol krijgt bij
het bepalen welk type onderzoek(en) nodig is om de effectiviteit en veiligheid van
hersteloperaties verder te onderzoeken. Zo nodig wordt ook gebruik gemaakt van de
ervaring van ZonMw met het opzetten, uitzetten en begeleiden van onderzoek. ZonMw
wordt derhalve betrokken bij deze verkenning en inmiddels zijn hierover gesprekken
gaande.
Staatssecretaris van VWS
Uitkomst gesprek met branchevereniging van zorgorganisaties, ActiZ, en de Vereniging
Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) over de tekorten aan gz-psychologen en uitkomsten
van de evaluatie van Top Opleidingsplaatsen over de indeling voor volgend jaar
In antwoord op de vragen van het lid Hijink over het bericht dat zorgsectoren bakkeleien
over opleidingsplaatsen gz-psychologen (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 554) heeft de Staatssecretaris van VWS toegezegd uw Kamer op de hoogte te houden van
zowel het gesprek dat met de branchevereniging van zorgorganisaties, ActiZ, en de
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) gaat plaatsvinden over de tekorten aan
gz-psychologen, als van de uitkomsten van de evaluatie van Top Opleidingsplaatsen
over de indeling voor volgend jaar.
Uit de evaluatie van de toewijzing voor 2021 is gebleken, dat alle beschikbaar gestelde
instroomplaatsen voor de opleidingen gz-psycholoog en psychotherapeut zijn toegewezen.
Voor de opleidingen klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog en verpleegkundig
specialist GGZ zijn minder aanvragen ontvangen dan dat er opleidingsplaatsen beschikbaar
waren. De evaluatie heeft daarnaast voor Top Opleidingsplaatsen enkele aandachtspunten
opgeleverd voor haar uitvoerende werkzaamheden.
Het overleg met ActiZ en VGN over de tekorten aan gz-psychologen zal naar verwachting
in januari plaatsvinden.
Motie van het lid Sazias c.s. over beter inzetten op preventie van dementie
Op maandag 21 september jl. is de Nationale Dementiestrategie (2021–2030) aan uw Kamer
gestuurd (Kamerstuk 25 424, nr. 553). Onderdeel van deze strategie is risicoreductie van dementie. Dat gebeurt door in
een nieuw onderzoeksprogramma onder meer in te zetten op risicoreductie in de vorm
van meer kennis over de invloed van leefstijlfactoren op dementie. Maar ook door in
te zetten op onderzoek naar mogelijkheden om op andere manieren dan leefstijl dementie
te voorkomen of in een vroeg stadium, voordat er klinische symptomen zijn, te behandelen.
Naast onderzoek zal met gerichte activiteiten kennis over de mogelijkheden om het
risico op dementie te verminderen, waarover een brede wetenschappelijke consensus
is, worden verspreid onder het algemeen publiek. Er wordt begonnen bij risicogroepen,
zoals mensen met diabetes, overgewicht en hart- en vaatziekten. Hierbij wordt samengewerkt
met onder meer gezondheidsfondsen, zorgprofessionals, zorgverzekeraars en gemeenten
en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij brede leefstijlcampagnes. Onderdeel van de
dementiestrategie is de implementatie van de zorgstandaard dementie. Gecombineerd
met inzet op meer zinvolle activiteiten voor mensen met dementie vloeien hier ook
preventieve effecten voor mensen met dementie uit voort, in die zin dat de verergering
van symptomen kan worden vertraagd.
Ook wordt er, zoals bekend, met de ruim 70 partijen gewerkt aan de acties die zijn
afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord.
Ondersteuning bij borstvoeding
Medio 2020 heeft is naar aanleiding van het onderzoek door Kantar over inzichten in
de factoren die ervoor zorgen dat vrouwen eerder stoppen met borstvoeding geven, (Kamerstuk
35 300 XVI, nr. 150) en de door ActiZ en GGD GHOR NL uitgevoerde enquête onder haar leden, overleg geweest
met vertegenwoordigers van ActiZ, GGD GHOR NL, NCJ, Voedingscentrum en de Nederlandse
Vereniging van Lactatiekundigen. Partijen hebben in dit overleg aangegeven eerst met
elkaar te willen komen tot een duidelijke taakafbakening tussen de lactatiekundige
en de JGZ-professional ten aanzien van het geven van ondersteuning op het gebied van
borstvoeding. Vervolgens willen partijen met elkaar verkennen of en welke ondersteuning
JGZ-professionals behoeven bij de uitoefening van hun taak ten aanzien van borstvoeding.
Motie van de leden Bruins en Van der Graaf over maatwerk voor mensen die de prostitutie
verlaten
Op 2 juli heeft de Kamer een motie aangenomen van de leden Bruins en Van der Graaf
(Kamerstuk 24 515, nr. 543) over maatwerk voor mensen die de prostitutie willen of moeten verlaten. In deze
motie wordt de regering verzocht in gesprek te gaan met VNG, Divosa en Valente om
een werkwijze voor en kennisdeling tussen (centrum)gemeenten te ontwikkelen over maatwerk
voor huisvesting, begeleiding, inkomen en arbeidsmarkttoeleiding voor mensen die noodgedwongen
of vrijwillig de prostitutie verlaten. Op 5 oktober heeft een gesprek plaatsgevonden
met de VNG, Valente, Divosa, en de Ministeries van BZK, SZW en JenV. Uit dit gesprek
kwam het volgende:
– Er bestaat geen volledig beeld van de specifieke ondersteuningsbehoeften van verschillende
groepen prostituees die (willen) uitstappen uit de prostitutie.
– We weten daardoor niet in hoeverre de bestaande uitstapprogramma’s hier voldoende
in tegemoet komen en in hoeverre regulier aanbod hier mogelijk in kan voorzien.
– Ook moet meer duidelijk worden of de behoeften en mogelijkheden van deze prostituees
afwijken van die van andere specifieke groepen die al wel in beeld zijn (zoals dak-
en thuisloze mensen, mensen die uitstromen uit detentie etc.).
Om vraag en aanbod scherper te krijgen wordt onder regie van VWS onderzoek uitgevoerd.
De resultaten van het onderzoek worden halverwege maart verwacht. Bestaande uitstapprogramma’s
zullen uiteraard betrokken worden bij dit onderzoek.
Een belangrijke ontwikkeling in relatie tot de motie die de Staatssecretaris van VWS
wil vermelden is dat de tijdelijke middelen die vanuit JenV beschikbaar worden gesteld
voor het ontwikkelen van uitstapprogramma’s met het huidige regeerakkoord structureel
zijn gemaakt. Vanaf 2021 krijgt het de vorm van een decentralisatie-uitkering aan
achttien centrumgemeenten. Voor de uitstapprogramma’s stelt JenV jaarlijks 3 miljoen
euro beschikbaar. In de jaren 2019, 2020 en 2021 is dit bedrag tijdelijk opgehoogd
naar 4 miljoen euro per jaar voor het realiseren van een landelijk dekkend netwerk
aan uitstapprogramma’s. De gemeenten en uitvoeringsorganisaties die hierbij betrokken
zijn, wisselen tijdens halfjaarlijkse bijeenkomsten kennis en ervaring uit. Dit netwerk
wordt gecontinueerd en de VNG wordt hier aan toegevoegd. Het netwerk investeert in
het verder opbouwen en delen van kennis en ervaring en verkent of het opzetten van
een kennisbank hierbij ondersteunend kan zijn. Als uit het onderzoek blijkt dat aanpassing
of aanvulling van de uitstapondersteuning nodig is, dan zal met het netwerk van uitstapprogramma’s
en centrumgemeenten worden besproken hoe hier invulling aan gegeven kan worden.
Motie van het lid Van der Graaf c.s. over specifiek inzetten op bewustwording en training
van zorgverleners, ouders en patiënten
Aan de motie van het lid Van der Graaf c.s. over specifiek inzetten op bewustwording
en training van zorgverleners, ouders en patiënten (Kamerstuk 31 015, nr. 198) wordt invulling gegeven met een actieagenda gericht op zorg en preventie voor jongeren
met een eetstoornis en risico lopen om in aanraking te komen met pro-ana websites
en coaches. In deze agenda komen acties zoals het vergroten van bewustwording en training
van zorgverleners, ouders en patiënten. Deze agenda wordt op dit moment gerealiseerd
met alle betrokken partijen. In het voorjaar zal de Staatssecretaris van VWS uw Kamer
hier verder over informeren.
Rapportage over het toezicht op locaties voor beschermd wonen
De Minister van VWS heeft in zijn brief van 10 februari 2020 aangegeven dat de inspectie
een compacte rapportage zal verzorgen over het toezicht op locaties voor beschermd
wonen. Daartoe gaan IGJ en Wmo-toezichthouders samen op toezichtbezoek bij zorgaanbieders
en voorzieningen van beschermd wonen.
De bezoeken zijn inmiddels gestart maar lopen vertraging op vanwege de invloed van
Covid-19. In de eerste helft van 2021 wordt de geaggregeerde rapportage verwacht.
De Staatssecretaris van VWS informeert uw Kamer over de uitkomsten van dit toezichtstraject.
Beleidsreactie op het Gezondheidsraad advies over MRI in bevolkingsonderzoek borstkanker
De Staatssecretaris van VWS buigt zich momenteel over het advies van de Gezondheidsraad
over MRI in bevolkingsonderzoek borstkanker dat hij heeft gevraagd naar aanleiding
van de zogeheten DENSE-studie. De complexiteit van het onderwerp maakt dat er langer
dan drie maanden voor nodig is om een zorgvuldige afweging te maken over het vervolg.
Het streven is de beleidsreactie aan uw Kamer aan te bieden voor het notaoverleg preventie
dat op 1 februari 2021 staat gepland.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport