Brief regering : Kabinetsreactie op verzoek commissie over de initiatiefnota van de leden Klaver en Kröger over tijdelijke testsamenleving (Kamerstuk 35653-2)
35 653 Initiatiefnota van de leden Klaver en Kröger over de tijdelijke testsamenleving
Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 december 2020
Op 4 december heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport mij
verzocht om een reactie op de initiatiefnota van de leden Klaver en Kröger [35 653, nr. 2] over de tijdelijke testsamenleving. Ik dank de initiatiefnemers voor hun uitgebreide
notitie en kom met deze brief tegemoet aan dit verzoek.
In de initiatiefnota geven de indieners aan vooral meer ambitie en urgentie te willen
zien om het virus onder controle te krijgen. De indieners van het voorstel stellen
voor dat moet worden overgegaan van het oorspronkelijke testbeleid (waarbij in eerste
instantie alleen mensen met klachten werden getest met een PCR-test) naar frequent
testen op grote schaal.
Voor een deel liggen de voorstellen in lijn met mijn beleid en zijn bepaalde onderdelen
al in gang gezet. De initiatiefnota bevat echter ook elementen die minder kansrijk
en wenselijk zijn en niet overeenkomen met de plannen van het kabinet.
Hetzelfde doel, andere aanpak
Een eerste belangrijke constatering is dat de initiatiefnemers hetzelfde doel nastreven
als het kabinet, namelijk het virus onder controle krijgen en op een zo veilige mogelijke
manier de maatschappij weer zo snel mogelijk (her)openen.
Dit doel sluit aan bij het beleid van het kabinet dat hier vorm aan geeft met haar
testbeleid, vaccinatiebeleid en maatregelen.
Een tweede constatering is dat ook het kabinet werkt aan het op grotere schaal gaan
testen, zodat meer mensen, sneller en vaker kunnen worden getest en bijbehorende maatregelen
getroffen kunnen worden.
De aanpak van het kabinet wijkt op een aantal onderdelen af van die van de indieners.
Hier ga ik uitvoeriger op in bij de bespreking van de voorstellen uit de initiatiefnota.
Opvolgen van maatregelen cruciaal
Om het virus terug te dringen is het essentieel dat de gedragsregels worden opgevolgd.
In het licht van deze initiatiefnota gaat het dan in het bijzonder om de quarantaine
bij klachten, bij een positieve testuitslag en wanneer men is geïdentificeerd als
nauw contact via BCO of de Coronamelder. Als de maatregelen onvoldoende worden nageleefd
kan de R-waarde ver boven de 1 komen. Zoals de initiatiefnemers ook aangeven ligt
er een grote verantwoordelijkheid bij burgers zelf voor het zich houden aan maatregelen.
Eerdere ervaringen, inclusief gedragsonderzoek, omtrent het opvolgen van quarantaine-
en isolatie adviezen leiden tot de conclusie dat isolatie na een positieve test hoogst
onzeker is. Er kan dus niet zonder meer vanuit worden uitgegaan dat mensen de maatregelen
opvolgen. Ook valt of staat het testbeleid met de bereidheid van burgers om zich te
laten testen. Laagdrempeligheid van testafname en doorloopsnelheid dragen hiertoe
bij, reden waarom de GGD’en er inmiddels voor gezorgd hebben dat 90% van de Nederlanders
binnen 30–45 minuten rijafstand van een testlocatie wonen. Een andere belangrijke
randvoorwaarde is adequate en duidelijke communicatie, zodat mensen een goed begrip
hebben van de testuitslag en schijnveiligheid wordt voorkomen. Om onder andere het
opvolgen van de quarantaine adviezen minder belastend te maken heeft het kabinet mogelijk
gemaakt dat sinds 1 december klachtenvrije personen die uit bron- en contactonderzoek
komen of een melding via de Corona melder krijgen, zich op dag vijf kunnen laten testen.
Voor wie dan een negatieve testuitslag krijgt, eindigt de quarantaine. Dit verkort
de quarantaineperiode aanzienlijk en stimuleert de opvolging van de adviezen. Daarnaast
kunnen mensen die in quarantaine moeten en daarbij problemen ondervinden in het gesprek
met de GGD vanaf januari 2021 steun aangeboden in de vorm van een quarantaine coach.
Deze coach helpt met regelen van praktische zaken zoals boodschappen doen, geeft een
luisterend oor bij eenzaamheid en wijst de weg naar financiële en sociale steun in
de buurt. De communicatie rond het belang van quarantaine opvolging is geïntensiveerd,
zowel via de landelijke campagne als via aparte kanalen voor specifieke doelgroepen.
Voor de volledige informatie over steun bij quarantaine verwijs ik u naar het Plan
van Aanpak Quarantaine bij de stand van zakenbrief van 8 december (bijlage 3)1.
Inzet op meerdere pijlers belangrijk
Het streven van de initiatiefnemers naar meer grootschalig en frequent testen onderschrijf
ik en is onderdeel van het testbeleid, zoals ik in de voortgangsbrieven aan Uw Kamer
heb aangekondigd. Ik constateer echter dat daar waar de initiatiefnemers vooral focussen
op het vormgeven van een testsamenleving om het virus onder controle te krijgen, het
kabinet werkt vanuit het uitgangspunt dat de drie pijlers -testen, vaccineren en maatregelen-
in onderlinge samenhang dienen te worden ingezet.
In het vervolg van deze reactie zal ik in gaan op de verschillende onderdelen van
de initiatiefnota.
Fase 1 van de initiatiefnotie: Populatietest
De initiatiefnemers stellen voor om in fase één in twee rondes een populatietest voor
heel Nederland uit te voeren als alternatief voor de «hamer» van de lockdown. Dit
naar voorbeeld van bijvoorbeeld Slowakije en Oostenrijk. Dit zou tot doel hebben dat
de lockdown verkort kan worden. Volgens de initiatiefnemers is het opschalen van de
testcapaciteit in combinatie met naleving van de basisregels om het coronavirus in
te dammen een alternatief om het reproductiegetal sneller omlaag te brengen dan nu
het geval is.
In een aantal landen is inmiddels ervaring opgedaan met het grootschalig testen, zoals
voorgesteld in de initiatiefnota. In Slowakije werd grootschalig testen in twee rondes van de populatie gecombineerd met ingrijpende
maatregelen. Deze combinatie resulteerde in een daling van de prevalentie. Zowel voor,
tijdens als na het grootschalig testen golden strenge maatregelen. Dit maakt het moeilijk
om de dalende besmettingsgraad enkel toe te schrijven aan het grootschalig testen.
Dit is, zo stellen wetenschappers, de belangrijkste beperking aan het onderzoek2. In Slowakije was sprake van een testbereidheid van 90%. Degenen die deelnamen ontvingen
een medische verklaring met hun infectiestatus. Een negatieve verklaring was vereist
om toegang te krijgen tot werkplekken. Deze vereisten, gecombineerd met het feit dat
als men zich niet liet testen men verplicht tien dagen in quarantaine moest op straffe
van een boete van 1.650 euro, kan hebben bijgedragen aan de hoge testbereidheid.
De gegevens die voorhanden zijn over het effect van een populatietest om het virus
in te dammen zijn niet heel gunstig. Het verloop van de besmettingen in Slowakije
laat zien dat het effect verwaarloosbaar is. De daling die werd bereikt in Slowakije
wijkt nauwelijks af van die in Nederland en ook Slowakije beleefde weer een heropleving
van het virus na enkele weken, zie grafiek 1.
Figuur 1. Bevestigde COVID-19 gevallen in Nederland en Slowakije in de periode maart
tot december 2020 (Bron: John Hopkins University CSEE COVID-19 data).
De intensiteit waarmee landen de afgelopen maanden op het coronavirus hebben getest,
heeft geen doorslaggevende invloed gehad in het voorkomen van een tweede golf, zoals
zichtbaar in onderstaande grafieken 2 en 3.
Grafiek 2. Aantal Covid-19 testen uitgevoerd per 100.000 inwoners (Bron: ECDC)1
1 Deze grafiek is gebaseerd op cijfers vanuit de TESSy database zoals deze door de
ECDC worden gepubliceerd. Er
bestaat voor een aantal weken (week 40 t/m 43) een significant verschil tussen de
cijfers die in deze database zijn
opgenomen en die bij Dienst Testen i.o. bekend zijn, er wordt nog uitgezocht wat dit
verschil kan verklaren. Volgen
we de cijfers van Dienst Testen i.o. cijfers, dan valt de testing rate voor de deze
periode hoger uit voor Nederland.
Grafiek 3. Aantal nieuwe besmettingen per 100.000 inwoners (bron: ECDC)
Buurlanden waar aanzienlijk meer werd getest dan in Nederland, zoals Luxemburg en
België, kregen zelfs te maken met een veel hogere tweede golf. In Denemarken, waar
ook veel getest wordt leek lange tijd de tweede golf bescheidener te zijn, maar ook
daar zijn de aantallen besmettingen flink toegenomen. Per 9 december werden landelijke
maatregelen ingevoerd en voor 38 van de 98 gemeentes een lock-down af te konden. Sinds
17 december zijn voor het hele land deze strenge maatregelen afgekondigd die tot 3 januari 2021 gelden.
Het OMT is in haar 89e advies ingegaan op grootschalig testen om de maatschappij te
openen (testen als vervanging van beperkende maatregelen met isolatie van positieve
personen). Met betrekking tot deze toepassing is het OMT terughoudend. Deze toepassing
brengt grotere risico’s met zich mee, terwijl de toegevoegde waarde nog aangetoond
moet worden.
Zoals de initiatiefnemers ook aangeven vraagt het testen van de hele Nederlandse bevolking,
in twee achtereenvolgende rondes, enorm veel energie en capaciteit van de uitvoering.
Om de gehele Nederlandse bevolking twee keer te laten testen is een enorme getrainde
personele inzet nodig, wat een grote belasting voor de uitvoering betekent. Deze wijze
van grootschalig testen lijkt daarom niet proportioneel. De testcapaciteit kan volgens
het kabinet op een meer effectieve manier ingezet worden die gericht en grootschalig
is.
Gezien de eerste resultaten in enkele Europese landen, het advies van het OMT en de
grote inspanning die het vraagt, kiest het kabinet nu niet voor het testen van de
hele bevolking.
Fase 2 van de initiatiefnota: Frequent testen voor het openen van sectoren
In hun initiatiefnota benoemen de schrijvers ook een fase 2: «frequent testen als
aanvulling op de dans». Dit omdat grootschalige populatietesten mogelijk een alternatief
bieden voor de spreekwoordelijke hamer, maar geen garantie bieden dat het virus niet
weer snel oplaait. Frequent testen wordt door de initiatiefnemers gezien als noodzakelijk
om dit te voorkomen. Tegelijkertijd zien zij een negatieve uitslag bij frequent testen
als een criterium dat onder voorwaarden mag gelden om toegang tot een ruimte te krijgen.
Zij stellen frequent testen voor in het hoger, middelbaar beroeps- en voorgezet onderwijs
en zijn van mening dat een negatieve testuitslag voldoende waarborg biedt om collegezalen
en praktijkleslokalen weer te openen. Daarnaast stellen de indieners van de initiatiefnota
voor om de sportsector, cultuur en horeca weer langzaam te openen op voorwaarde dat
men een negatieve testuitslag in de hand heeft. Waarbij zij aangeven dat in de culturele
sector en horeca het van belang is de alsnog de basismaatregelen zo goed mogelijk
worden nageleefd.
Kabinetsbeleid inzake grootschalig, frequent en risicogericht testen
Het kabinet ontwikkelt zoals aangegeven een teststrategie, waarin grootschalig, frequent
en risicogericht testen een belangrijke plek heeft. Om die reden heeft het kabinet
het OMT om advies gevraagd over grootschalig en frequent testen (89e advies). Op grond hiervan ziet het kabinet meerwaarde in grootschalig testen gericht
op het opsporen en bestrijden van het virus door een grote groep mensen eenmalig te testen om besmettingen in kaart te brengen.
Ook meent het kabinet dat grootschalig testen voorafgaand aan specifieke bijeenkomsten/evenementen
perspectief kan bieden voor het stapsgewijs heropenen van de samenleving. Het doel
is hier om te testen voor veilige toegang.
In het kader van het opsporen en bestrijden volgt het kabinet met interesse de meer gerichte populatietesten waarmee bijvoorbeeld
het Verenigd Koninkrijk momenteel ervaring opdoet. Daar is gekozen om in de stad Liverpool, met een hoge besmettingsgraad, te experimenteren met massaal testen. Hiervoor werden
PCR en antigeentesten gebruikt en werd deels gewerkt met begeleide zelfafname. Vooralsnog
geldt ook hiervoor dat de resultaten van de populatietest helaas lastig te interpreteren
zijn. Allereerst is het grootschalig testen gestart terwijl al een daling van het
aantal besmettingen zichtbaar was. Uit een eerste analyse blijkt dat slechts de helft
van de positieve asymptomaten werd gevonden3. Met andere woorden, de helft van de besmette mensen, onder andere mensen met hoge
viral loads, werden gemist. Dit bleek uit controle analyses met PCR testen. Onduidelijk
is of dit ligt aan de gevoeligheid van de antigeentest of dat de begeleide zelfafnames
niet goed zijn uitgevoerd. Het effect van de populatietest zelf is daarom moeilijk
vast te stellen. Het Nationaal Screening Committee en de National Institute for Health
research hebben zich bovendien uitgesproken tegen deze manier van populatietesten.
Volgens hen was er geen duidelijke doelstelling en er is sprake van een verspilling
van middelen4. Toch leert het Verenigd Koninkrijk van deze ervaringen en wil men nu vaker gaan
testen in gebieden waar de prevalentie bovengemiddeld hoog is.
Het testen in gebieden met hoge prevalentie sluit aan bij de strategie van het kabinet.
Het Kabinet wil, zoals eerder gemeld5 aan uw Kamer, bezien hoe grootschalig én risicogericht testen in een gebied met een
hoge incidentie kan bijdragen om meer grip te krijgen op het virus. Door bij brandhaarden
sneller besmette personen op te sporen kan transmissie van het virus door specifieke
maatregelen worden bestreden. Het opvolgen met gerichte maatregelen is cruciaal: testen
alleen heeft immers geen impact.
De eerste stap hiervoor is een proef in twee gebieden met een hoge incidentie en een
relatief lage testbereidheid, zoals ook aangekondigd in mijn brief van 9 december.
In Rotterdam wordt inmiddels hard gewerkt aan het uitvoeren van een pilot in een aantal
fases. Bij de selectie van wijken is gebruik gemaakt van de data uit de rioolwatersurveillance.
Men is al gestart met het laagdrempelig aanbieden van testen aan mensen met en zonder
klachten in een aantal buurten met onder andere mobiele testbussen. Deze aanpak zal
worden opgeschaald naar het testen in heel Rotterdam-Charlois. In deze opschaling
zal gebruik worden gemaakt van de huidige teststraten en de XL-locatie bij Ahoy en
een fijnmazig testnetwerk in de wijk (bijvoorbeeld met mobiele testbussen). Hierbij
worden sneltesten (antigeentesten) ingezet, maar ook de PCR-testen en mogelijk de
LAMP-test en de ademtest. Deze testen zullen gedegen klinisch gevalideerd zijn voordat
ze ingezet worden.
De pilot zal naar verwachting inzichten opleveren met betrekking tot de testbereidheid,
de naleving van de vervolgmaatregelen en het effect van grootschalig gericht testen
op de virusverspreiding in een gebied. De inzichten met betrekking tot de praktische
uitvoerbaarheid worden ook gedeeld met andere gemeenten en GGD’en, zodat de uitrol
naar andere gemeenten mogelijk wordt. Ik verken momenteel nog de mogelijkheden van
een pilot in een tweede gebied met hoge incidentie en lage testbereidheid. Ik zal
uw Kamer, zoals toegezegd, hierover informeren.
Verder zijn het Ministerie van VWS en OCW aan het verkennen hoe intensiever kan worden
getest in het onderwijs om sneller uitbraken op te sporen en te bestrijden (doel 1
zoals beschreven door het OMT). Een pilot wordt hiervoor opgezet in het voortgezet
onderwijs waarin een aantal scholen deelneemt en besmettingen in een klas meldt. Een
ring van leerlingen en docenten rondom de besmette persoon worden vervolgens getest
met als doel om presymptomatische en asymptomatische besmettingen te identificeren.
Het tweede doel van het grootschalig, frequent en risicogericht testbeleid -testen voor veilige toegang- sluit deels aan bij de voorstellen van de initiatiefnemers om sport en cultuur (en
mogelijkerwijs de horecasector) weer te openen met behulp van negatieve testuitslagen
en het naleven van de basismaatregelen. Het kabinet verkent de mogelijkheden om de
samenleving te kunnen heropenen, ook met de inzet van gericht grootschalig testen voor veilige toegang. Daarom start het kabinet in januari 2021 met experimenten
en pilots om hiermee ervaring op te doen. In januari worden er Fieldlabs georganiseerd
door de evenementensector. Zie hiervoor de stand van zakenbrief COVID-19 van 8 december
2020.
Frequent testen gericht op veilig werken en studeren
Het frequent testen van personeel bij werkgevers en docenten en studenten in het hoger
en wetenschappelijk onderwijs maakt op dit moment nog geen onderdeel uit van het kabinetsbeleid.
Het OMT is in zijn advies terughoudend over deze aanpak en wijst op de risico’s van
schijnveiligheid en hoge besmettingsratio’s wanneer maatregelen op de werkvloer zouden
worden losgelaten.
Binnen de topsport is ervaring opgedaan met het frequent testen van sporters die in zogenaamde «bubbels» zitten waarmee ze als team afgesloten
zijn van de buitenwereld (lees: isolatie). Binnen de bubbel konden teamleden iets
nauwer met elkaar optrekken, maar wel moest te allen tijde een mondmasker gedragen
worden. Het doel van deze frequente vorm van testen en het leven in bubbels is het
mogelijk maken van sportactiviteiten, zoals de Tour de France, voetbalwedstrijden
(zonder publiek) en Formule-1 races (zonder publiek).
De spelers en de staf werden voorafgaand aan het toernooi getest en daarna gedurende
de het toernooi (Formule-1) en/of bepaalde periode (voetballers).
De Tour de France en Formule-1 hebben op deze manier kunnen plaatsvinden, met relatief
weinig besmettingen. Ook kon men door het frequente testen vroegtijdig positief geteste
sporters in isolatie plaatsen.
Deze ervaringen leren dat een dergelijke aanpak een hoge compliance vereist ten aanzien
van het testen en treffen van maatregelen. In Nederland bleek de bubbel van PSV uiteindelijk
niet 100% coronaproof. Hierdoor was sprake van meerdere coronabesmettingen. Dergelijke
ervaringen leren ons dat alleen als mensen zich volledig houden aan alle beperkingen
die komen kijken bij het leven in een «bubbel» het gewenste resultaat gerealiseerd
kan worden. De vraag is of dit model kan worden overgenomen in andere delen van de
samenleving.
Het voorstel van de initiatiefnemers is studenten en docenten frequent te testen om collegezalen en praktijkleslokalen weer te kunnen openen. Een dergelijke
manier van het inrichten van delen van de samenleving roept veel vragen op over de
haalbaarheid en effectiviteit ervan, welke niet is gegarandeerd. Ook is de uitvoerbaarheid
een belangrijk aandachtspunt: de hoeveelheid benodigde testcapaciteit is zoals de
initiatiefnemers zelf ook schetsen, enorm. De initiatiefnemers geven in hun rapport
niet aan op welke wijze zij de uitvoering voor zich zien, zowel wat betreft de logistieke
aspecten als de personele, materiële en financiële consequenties. Bij het voorstellen
van een testsamenleving op een dermate grote schaal als de initiatiefnemers doen,
kan hierover geen onduidelijkheid blijven bestaan. Om meer te leren over de mogelijkheden
denkt het kabinet na over pilots in het hoger onderwijs om fysiek onderwijs meer mogelijk
te maken. Testen van studenten en docenten in het hoger onderwijs zou ook hier een
mogelijke bijdrage aan kunnen leveren, zoals de motie van de leden Klaver en Jetten
verzoekt6.
Onderdeel van het voorstel van de indieners is dat een negatief testresultaat een
voorwaarde tot deelname aan het middelbaar, hoger en wetenschappelijk onderwijs wordt.
Dit roept ook verschillende sociale, juridische en ethische vragen op welke nader
onderzocht dienen te worden. Ik heb eerder op verzoek van het lid van der Staaij de
Gezondheidsraad verzocht om mij te adviseren onder welke voorwaarden een testbewijs
ethisch en juridisch verantwoord kan worden ingezet bij het verstrekken van toegang
tot onder andere onderwijsinstellingen. Ik verwacht dit advies in januari 2021.
Toekomst van antigeen (thuis)testen
In hun initiatiefnota stippen de initiatiefnemers de toekomst van testen en de productie
aan. De initiatiefnemers zijn erg positief over de toekomst van (antigeen) thuistesten
als volgende stap in het testbeleid. Ze roepen het kabinet op om te thuistesten snel
te valideren en breed beschikbaar te stellen.
Het is mij bekend dat afgelopen week twee zelftesten zijn goedgekeurd door de FDA7. Ik kan u mededelen dat via spoor 3 momenteel onderzocht wordt in hoeverre deze testen
beschikbaar zijn voor de Europese markt. Indien dit het geval is zullen we deze testen
inkopen voor twee pilotstudies die gestart worden gericht op zelftesten. Met deze
pilots wordt o.a. inzicht verkregen in hoe betrouwbaar de testen zijn bij zelfafname.
Verder stellen de initiatiefnemers voor om industriepolitiek te voeren om de productie
van goedkope antigeentesten aan te jagen. Ik kan u mededelen dat Dienst Testen i.o.
recent een aanbestedingsronde heeft afgesloten om de voorraad en aanlevering van antigeentesten
op te schalen. Deze aanbesteding heeft laten zien dat er voldoende aanbieders van
antigeentesten zijn die ook voldoen aan onze kwaliteitseisen. Deze antigeentesten
variëren in prijs, wat ook te maken heeft met productspecificaties.
Ik zie dus op dit momenteel geen noodzaak om een eigen productie op te starten van
antigeentesten.
Samenstelling OMT
De initiatiefnemers doen aanbeveling om nieuwe wetenschappelijke bevindingen van alle
relevante vakgebieden te betrekken bij het beleid, en stellen voor de samenstelling
van het OMT te verbreden. Het OMT richt zich primair op infectieziekte bestrijding
en gezondheidszorg. Ik ben van mening dat het evalueren en implementeren van nieuwe
wetenschappelijke bevindingen van alle relevante vakgebieden op een andere manier
georganiseerd kan worden dan via de samenstelling van het OMT. Het is aan het kabinet
om te zorgen dat adviezen vanuit verschillende oogpunten op de juiste manier gewogen
worden in het beleid.
Bij het vaststellen van het beleid worden daarom naast het advies van het OMT ook
andere adviezen betrokken. De WHO geeft gedragswetenschappen een belangrijke plaats
in de bestrijding van pandemieën. In lijn daarmee zet het RIVM wetenschappelijke kennis
en expertise over gedrag op gecoördineerde wijze in bij de bestrijding van de coronapandemie.
Een speciale coronagedragsunit bundelt, kanaliseert en maakt expertise direct beschikbaar
om beleid en overheidscommunicatie (landelijk en regionaal) te informeren en te ondersteunen.
Op deze manier benut het RIVM de kennis en expertise rondom gedrag, psychologie en
gezondheid die Nederland rijk is.
Ook het kabinet is ervan overtuigd dat er behoefte is aan verbreding van de kennisbasis
bij het vormgeven van het Covid-19 beleid. Het kabinet heeft daarom de planbureaus
advies gevraagd over economische en sociaal factoren. Het SCP brengt kennis in over
de maatschappelijke, sociale en culturele gevolgen van de coronacrisis en over de
getroffen maatregelen voor de kwaliteit van leven en de kwaliteit van de samenleving.
Het CPB kijkt naar de gevolgen voor de economie op korte, middellange en lange termijn.
Het PBL kijkt naar de gevolgen van de coronacrisis en het herstelbeleid voor klimaat
en energie, natuur en landbouw, wonen en mobiliteit, evenals grondstoffengebruik.
Het RIVM kijkt in deze context naar de gevolgen van de crisis en de ingezette beleidsmaatregelen
op het gebied van ziekte en gezondheid, gezondheidsdeterminanten, preventie, gezondheidszorg
en gezondheid gerelateerd gedrag. Deze advisering vindt zoveel mogelijk plaats vanuit
een breed welvaartsperspectief.
Overigens is het zo dat om de juiste scheiding tussen wetenschappelijk advies en de
beleidsmatige afweging te garanderen het kabinet geen invloed op de samenstelling
van het OMT heeft. De samenstelling van het OMT is aan het RIVM. Het uitgangspunt
is ook dat alle deelnemers op persoonlijke titel in het OMT zitten. Het is namelijk
belangrijk dat zij vrijuit met elkaar kunnen discussiëren, zonder zich daarbij geremd
te voelen door een achterban. De opdracht aan het OMT is om te komen tot het best
mogelijke volksgezondheidsadvies op dat moment. Vaste leden van het OMT worden standaard
uitgenodigd omdat zij een functie hebben binnen een organisatie of vereniging die
een belangrijke rol speelt in de infectieziektebestrijding in Nederland. Dat zijn
vertegenwoordigers van het Huisartsen Genootschap, het Centrum voor Beroepsziekten,
de Vereniging van Medische Microbiologie, de Vereniging voor Infectieziekten en het
Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding. Andere deelnemers aan het OMT worden
uitgenodigd op basis van hun expertise met COVID-19 of ervaring met de bestrijding
ervan. Voor COVID-19 zijn er experts op het gebied van Intensive Care, Klinische Geriatrie,
Ouderengeneeskunde, Kindergeneeskunde, internist-infectioloog, viroloog, epidemioloog,
artsen-microbioloog, regionaal arts-consulent, ouderengeneeskundige, artsen maatschappij
en gezondheid, vertegenwoordigers van de referentielaboratoria en vertegenwoordigers
van diverse centra van het RIVM aanwezig. Afhankelijk van de agendapunten kunnen naast
deze vaste groep ook andere experts worden toegevoegd.
Tot slot
De initiatiefnota laat zien dat Uw Kamer de doelstellingen van het kabinet onderschrijft.
Ik beschouw het testen, maar wel risicogericht, als een effectieve strategie om zowel
zicht te houden op de verspreiding en haarden van het virus en als ook om evenementen
mogelijk te maken. Over de inzet van frequent testen om bepaalde sectoren open te
houden is het kabinet -mede op advies van het OMT- vooralsnog terughoudend. Dat neemt
niet weg dat ik open blijf staan voor nieuwe inzichten en wij ook de ontwikkelingen
in het buitenland blijven volgen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport