Brief regering : Beleidsagenda tegen segregatie in het funderend onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 571 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
De manier waarop we het onderwijs vormgeven, heeft invloed op de samenleving van de
toekomst. Op school worden kinderen mede gevormd tot volwassenen. Ze maken er vrienden,
verbreden hun blik en ontwikkelen hun talenten. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP)
en de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) concludeerden dat de sociaal-culturele
tegenstellingen in de samenleving groter worden.1 Logischerwijs is deze toenemende maatschappelijke segregatie ook terug te zien in
het onderwijs. De Onderwijsraad constateerde dat de segregatie tussen leerlingen op
scholen op basis van de sociaaleconomische status (hierna: SES) van ouders toeneemt.2 Uit cijfers van de Staat van het Onderwijs (2020) (Bijlage bij Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 160) blijkt dat met name in de grote en middelgrote steden de segregatie op basis van
SES hoog is, ook wanneer gecorrigeerd wordt voor woonsegregatie.3 Zowel in het primair onderwijs (hierna: po) als in het voortgezet onderwijs (hierna:
vo) is de SES van ouders van grote invloed op naar welke school een kind toegaat.
Ik vind dit een zorgelijke ontwikkeling. Het sterkt mij dat uw Kamer dit urgentiebesef
met mij deelt, gezien uw oproep om segregatie in het onderwijs te bestrijden. Ik constateer
een grote bereidheid, zowel in de politiek als in de samenleving, om de handen ineen
te slaan en het tij te keren.
Vooraf
De gevolgen van segregatie in het onderwijs kunnen zijn dat de kansenongelijkheid
in het onderwijs wordt vergroot en het geven van goed burgerschapsonderwijs wordt
bemoeilijkt. Op scholen die sterk gesegregeerd zijn en waar voornamelijk kinderen
in de klas zitten met ouders met een lage SES, zien we met regelmaat een opeenstapeling
van problemen bij leerlingen op het gebied van leren, armoede, gezondheid en sociaal
kapitaal. Ook zorgt segregatie in het onderwijs ervoor dat kinderen elkaar minder
tegenkomen in het onderwijs. Via het burgerschapsonderwijs krijgen kinderen vooral
kennis over verschillende culturen en achtergronden maar kinderen maken er niet daadwerkelijk
kennis mee. Dit vergroot de scheidslijnen in het onderwijs. Het onderwijs kan en moet
daarom vanuit haar eigen verantwoordelijkheid een bijdrage leveren aan het tegengaan
van segregatie.
Voor een breed en complex maatschappelijk probleem als segregatie is inzet nodig van
alle betrokken partijen en over een langere periode. De aanpak van segregatie in het
algemeen, en in het onderwijs in het bijzonder, vraagt om debat en om nieuwe samenwerkingen.
De maatregelen die ik hieronder beschrijf, zijn een begin en zijn bedoeld om te worden
aangevuld, geëvalueerd, verbonden en versterkt. We staan met deze beleidsagenda aan
de start van een meerjarig traject, om tot een omvattende aanpak van segregatie te
komen.
We hebben in Nederland een uniek onderwijsbestel, dat ruimte biedt aan ouders om voor
een school te kiezen die past bij hun overtuiging. Deze beleidsagenda is ingegeven
vanuit de overtuiging dat iedereen moet kunnen profiteren van de kracht van het pluriforme
scholenaanbod dat daardoor is ontstaan. De kern van een succesvolle aanpak tegen segregatie
is de bereidheid van alle scholen, van openbaar tot bijzonder onderwijs, om verantwoordelijkheid
te nemen voor een gezamenlijk gedragen agenda en om ieder kind de kans te geven zijn
of haar gaven en talenten tot bloei te brengen.
In deze brief presenteer ik een beleidsagenda om segregatie in het funderend onderwijs
tegen te gaan, met betrokken partijen door het hele land. Er gebeurt al veel en deze
initiatieven ga ik ondersteunen. Daarnaast kondig ik nieuwe maatregelen aan, die landelijk
een effect hebben: een aanscherping van het toezicht op het Lokale Educatieve Agenda
(hierna: LEA), een goede monitor om in beeld te brengen hoe segregatie zich landelijk
en regionaal ontwikkelt en aanscherping van het toelatingsbeleid.
1. Oorzaken van onderwijssegregatie
In gesegregeerde wijken bestaan ook vaak sterk gesegregeerde scholen. Deze scholen
zijn dan een goede afspiegeling van de bewoners van de wijk, maar niet van de regio
of samenleving. Bovendien bepaalt woonsegregatie lang niet alle segregatie in het onderwijs. Preferenties en daarmee samenvallende
keuzes van ouders en leerlingen hebben ook effect. De kracht hiervan is dat ouders
een school kunnen kiezen die aansluit bij hun levensvisie, opvoedingsidealen of de
leerbehoeftes van hun kind. Echter, binnen dit systeem is het van belang dat scholen
zich realiseren wat hun bijdrage kan zijn aan het voorkomen van segregatie. Keuzes
die scholen maken ten aanzien van hun profilering of hun wervingsbeleid kunnen bijvoorbeeld
een groot verschil maken.
Bovenal is van belang dat alle ouders dezelfde kans hebben op vrije schoolkeuze. Onderzoek
laat zien dat dit nu in de praktijk anders uitpakt: vooral ouders met een hoge SES
hebben volledige keuzevrijheid.4 Zij zijn beter bekend met de regels omtrent toelating tot scholen en laten zich minder
snel afschrikken door loting of wachtlijsten. Scholen weigeren vaker kinderen van
ouders met lage SES op oneigenlijke gronden of adviseren hen «weg». Door een gebrek
aan transparantie bij scholen en kennis bij ouders hebben kinderen van ouders met
lage SES in de praktijk maar een beperkte keuzevrijheid.
Met name in het vo zien we dat de segregatie ook een gevolg is van de keuzes die leerlingen
en ouders maken. Leerlingen die naar het vo gaan hebben een voorkeur voor een school
met een groot aandeel leerlingen die tot dezelfde groep in de samenleving behoren.
Daarnaast kijken ze allemaal naar de examenresultaten van een school, maar leerlingen
met ouders met een hoge SES laten dit sterker meespelen in hun afweging. Bij leerlingen
van ouders met een lagere SES is de bereidheid om verder te reizen naar school gemiddeld
ook lager.5 Ten slotte spelen financiële motieven een rol bij schoolkeuze. De vrijwillige ouderbijdrage
is een belangrijke factor. Ouders zien die niet altijd als vrijwillig en scholen communiceren
hier niet altijd goed over.6
2. Wat doen we al
Het probleem van segregatie hangt sterk samen met de thema’s kansengelijkheid en burgerschap.
De maatregelen die we nemen om het burgerschapsonderwijs te versterken en om kansengelijkheid
te bevorderen, helpen om de ongewenste gevolgen van segregatie tegen te gaan. Mede
in het kader van kansengelijkheid werk ik verder aan een betere overgang tussen het
po en vo, juist voor leerlingen uit gezinnen met een lagere SES. Denk hierbij aan
de nieuwe regels rondom de advisering en toetsing aan het eind van het po en een betere
doorgaande leerlijn door de curriculumvernieuwing.7 In het vo wordt de kans op verschillen in doorstroom tussen leerlingen van lage en
hoge SES kleiner door de wet Gelijke kans op doorstroom naar havo en vwo. En hoewel
leerlingen van verschillende onderwijssoorten elkaar niet vanzelfsprekend tegenkomen
binnen brede scholengemeenschappen, kunnen deze scholen wel een bijdrage leveren aan
het verminderen van segregatie. Daarom ontvangen vo-scholen die alle onderwijsniveaus
aanbieden op één vestiging bij de invoering van de vereenvoudigde bekostiging aanvullende
bekostiging. Tot slot voorkomt de initiatiefwet over de vrijwillige ouderbijdrage
scheidslijnen tussen leerlingen doordat leerlingen per 1 augustus 2021 niet meer mogen
worden uitgesloten van extra activiteiten of programma’s als hun ouders geen bijdrage
betalen. Scholen moeten hier expliciet over communiceren richting ouders. Dit kan
ook een effect hebben op schoolkeuze.
Tot op dit moment hadden we geen extra maatregelen die zijn gericht op het verkleinen
van de segregatie in het onderwijs. Dat wil ik nu veranderen zodat we de scheidslijnen
tussen mensen en groepen in de samenleving verkleinen.
Een zijstapje: de rol van categorale gymnasia
In het debat over de vereenvoudiging bekostiging voortgezet onderwijs op 1 juli jl.
(Kamerstuk 35 354, nr. 17) is gesproken over een artikel van Science Guide.8 Uw Kamer stelde vragen bij de wenselijkheid van het bestaan van categorale gymnasia,
omdat die alleen voor een select publiek toegankelijk zouden zijn. Ik heb toegezegd
terug te komen op de vraag op welke manier de toegankelijkheid van categorale gymnasia
kan worden verbeterd. Dat zal ik in deze context doen.
Categorale gymnasia voldoen aan een vraag van ouders en leerlingen. Dit vind ik waardevol
mits ieder kind dat er baat bij heeft eenzelfde kans krijgt tot toegang tot deze vorm
van onderwijs. Categorale gymnasia zijn formeel toegankelijk voor elke leerling met
een vwo-advies. Niettemin kunnen diverse factoren zorgen voor een bepaalde mate van
zelfselectie, bijvoorbeeld doordat een school aantrekkelijk is voor kinderen met bepaalde
leervoorkeuren of omdat een school een bepaalde doelgroep niet weet te behouden. Deze
effecten zien we ook bij andere scholen met een sterk profiel. Informele selectie
komt diversiteit en kansengelijkheid niet ten goede. De Stichting Het Zelfstandig
Gymnasium (SHGZ) en de scholen die hierbij zijn aangesloten zetten zich op diverse
manieren in om dit te voorkomen. Zij zetten zich in om verborgen gewoontes en normen
in het curriculum aan te pakken en om kinderen met taalachterstanden of minder culturele
bagage te helpen om in te stromen in het gymnasium. Ze bieden thuiswerkhulp aan of
een talentenklas voor leerlingen met een achterstand, waarbij ook de ouders worden
betrokken. Inmiddels is op een aantal gymnasia in Rotterdam en op andere plaatsen
in Nederland een diverse populatie aanwezig. Zo heeft op het Baken Trinitas Gymnasium
in Almere 33 procent van de leerlingen een niet-Westerse achtergrond en 44 procent
van de ouders een lager inkomen. Dat geldt nog niet voor alle gymnasia, maar het laat
goed zien dat scholen zelf initiatieven kunnen ontplooien om segregatie te bestrijden.
Het laat ook zien dat de situatie van plaats tot plaats en van school tot school kan
verschillen.
3. De beleidsagenda
Om segregatie in het onderwijs effectief te bestrijden is een structurele aanpak noodzakelijk,
met maatregelen voor de korte en de lange termijn, in samenwerking met scholen, gemeenten
en andere betrokken organisaties. Het is ook van belang om de kennis over (effectieve
bestrijding van) segregatie te vergroten.
Mijn ministerie heeft de laatste maanden intensief contact gehad met diverse betrokkenen:
leraren, schoolleiders, schoolbestuurders, gemeenten, wetenschappers, organisaties
die zich bezighouden met kansengelijkheid, leerlingen, ouderorganisaties en de sectorraden
(PO-Raad en VO-raad).
Overal wordt de urgentie gevoeld om onderwijssegregatie aan te pakken en bestaat er
bereidheid om hier een bijdrage aan te leveren. De gesprekken boden een mooi inzicht
in de verschillende wensen, problemen en initiatieven op lokaal niveau. Ik neem een
aantal landelijke maatregelen die betere randvoorwaarden voor ouders, scholen en gemeenten
creëren om te werken aan de bestrijding van onderwijssegregatie. Bovenal wil ik lokale
initiatieven – nieuw of bestaand – stimuleren. Ik ga mogelijk maken dat zij groeien,
kennis opbouwen over wat werkt en deze kennis delen. Ik streef ernaar dat alle scholen
en gemeenten de mogelijkheden aanpakken die er liggen om segregatie te bestrijden.9
3.1 Landelijke maatregelen
Segregatie en effectieve interventies in beeld brengen
Er zijn grote verschillen per gemeente en per school(bestuur) in de mate waarin en
de manier waarop segregatie zich voordoet. Er zijn ook nog veel vragen over wat het
meest effectief is om segregatie tegen te gaan. Eerder is een begin gemaakt met onderzoek
hiernaar. In de periode 2008 tot 2011 zijn twaalf pilots uitgevoerd in verschillende
gemeenten, met steun van mijn ministerie.10 De pilots waren bedoeld om te onderzoeken wat werkt om segregatie in het onderwijs
tegen te gaan. Zo is ervaring opgedaan met een centraal aanmeldsysteem, betere informatievoorziening
richting ouders en het stimuleren van ouderinitiatieven. De looptijd van dit project
bleek echter te kort om echt conclusies te kunnen trekken over de effecten van de
pilots. Daarom ga ik nu op verschillende manieren onderzoek doen naar segregatie.
Mijn wens is om vanaf komend jaar via het dashboard van de Gelijke Kansen Alliantie
(hierna: GKA) informatie te ontsluiten over de segregatie in het onderwijs op lokaal
niveau. Ik verken nu hoe dit het beste vorm kan krijgen. Daarnaast wil ik beleidssimulaties
uit laten voeren met behulp van wetenschappelijke modellen om in beeld te brengen
welke effecten verschillende beleidsmaatregelen zullen hebben. Over de effectiviteit
van interventies wil ik ook meer kennis opdoen door bestaande kansrijke initiatieven
uit de praktijk te volgen.
Sterker toezicht
Om segregatie effectief te bestrijden is het van belang dat op lokaal niveau goed
wordt samengewerkt en segregatie in samenhang wordt gezien met onderwijsachterstanden,
toelatingsbeleid, integratie en kansengelijkheid. Dit gebeurt in de Lokale Educatieve
Agenda (hierna: LEA), waar gemeenten, kinderopvang en schoolbesturen concrete afspraken
proberen te maken over de doelen die zij willen bereiken.
In 2019 heeft de Inspectie van het Onderwijs, mede op verzoek van uw Kamer, onderzoek
gedaan naar het functioneren van de LEA.11 Zij heeft geconstateerd dat de kwaliteitsdialoog, met bijbehorende afspraken en meetbare
doelen, niet in alle gemeenten goed functioneert. Onderwerpen komen niet of gefragmenteerd
aan bod en de samenwerking tussen de verschillende domeinen komt niet vanzelfsprekend
tot stand. De inspectie heeft op basis van dit onderzoek en een pilot naar toezicht
voor- en vroegschoolse educatie (vve) een aantal aanbevelingen gedaan voor verbetering,
waaronder de noodzaak tot een meer integrale benadering van de LEA, vve, en toezicht
en handhaving hierop. Ik ben in gesprek gegaan met de inspectie en de Staatssecretaris
van SZW over de wijze waarop wij de aanbevelingen gaan implementeren. Deze gesprekken
hebben geleid tot het volgende.
Ten eerste stimuleer ik partijen om de LEA op samenhangende en gestructureerde wijze
vorm te geven met een hoog ambitieniveau. De GKA levert hieraan een belangrijke bijdrage
door met hen in gesprek te gaan over hoe stappen kunnen worden gezet om segregatie
in het onderwijs tegen te gaan en daarbij goede voorbeelden aan te reiken.
Daar kan de inspectie aan bijdragen door het toezicht op de LEA en vve te intensiveren
en waar mogelijk integreren. De inspectie ontwikkelt hiervoor een werkwijze, waarbij
wordt nagegaan of de overleggen tussen gemeenten, kinderopvang en schoolbesturen leiden
tot concrete afspraken en meetbare doelen. De inspectie bespreekt met gemeenten de
uitkomsten en maakt waar nodig verbeterafspraken. De inspectie rapporteert jaarlijks
over haar bevindingen. De opgedane inzichten uit het toezicht en de inzichten en ontwikkelingen
in het kader van de beleidsagenda segregatie vergroten de kennis van het soort afspraken
in de LEA dat het beste werkt. Gemeenten kunnen hiervan leren en zodoende kan van
het toezicht een steeds meer stimulerende werking uitgaan.
Ook zal de inspectie in het reguliere toezicht bij besturen en scholen extra aandacht
besteden aan de vroegschoolse educatie, waaronder de doorgaande lijn tussen voorschool
en vroegschool en de resultaten die met de vve bereikt worden. Hiervoor is een goede
samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs noodzakelijk. Tenslotte laat ik onderzoeken
hoe het toezicht op de proceskwaliteit en de kwaliteitszorg van de voorschoolse educatie
verbeterd kan worden. Ik verwacht de resultaten hiervan in de zomer van 2021.
Gelijke Kansen Alliantie
De GKA is als landelijk netwerk in tientallen gemeenten actief om samen met scholen
en maatschappelijke organisaties kansengelijkheid in het onderwijs te vergroten. Met
ingang van volgend kalenderjaar kunnen gemeenten die dat willen hun GKA-agenda’s uitbreiden
met afspraken over segregatie. De eerste gemeenten zijn hiermee al aan de slag gegaan.
De GKA-agenda’s bevatten interventies, onderzoek en analyses die afgestemd zijn op
de lokale situatie. Ik ben blij dat we dit netwerk inhoudelijk kunnen verbreden en
kunnen werken aan het vergroten van kansengelijkheid en het tegengaan van segregatie
in het onderwijs.
Toelatingsbeleid
Gelijktijdig met deze brief ontvangt u ook een brief over toelatingsbeleid (Kamerstukken
31 293 en 31 289, nr 572). Daarin schrijf ik over het belang voor ouders en leerlingen dat scholen helder
en transparant communiceren over aanmelding, toelating, inschrijving en weigering.
Dat kan ingewikkelde materie zijn, waarover laagdrempelige communicatie nodig is naar
ouders. Ik doe een beroep op gemeenten en scholen om zich hiervoor in te spannen.
Het gebrek aan transparantie en kennis treft ouders en leerlingen van verschillende
groepen in verschillende mate, afhankelijk van opleidingsniveau en achtergrond. Eenzelfde
effect zien we in het passend onderwijs. Kinderen van ouders van lage SES ontvangen
minder vaak de juiste ondersteuning. Dat is onacceptabel. Daarom heb ik aangekondigd
dat elk samenwerkingsverband, met leerlingen en ouders, een onafhankelijk ouder- en
jeugdinformatiepunt inricht. Dat informatiepunt zorgt ervoor dat alle ouders en leerlingen
over de juiste kennis en informatie kunnen beschikken als een leerling extra ondersteuning
nodig heeft.
Scholen en schoolbesturen hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid en moeten
zich bewust zijn van het effect dat toelatingsbeleid kan hebben op segregatie. Daarom
ga ik dit voorjaar een communicatieaanpak opstarten om te informeren over verschillende
aspecten van toelatingsbeleid, en de rechten en plichten die daarmee gemoeid zijn.
Hierbij zal ik niet alleen de gebruikelijke kanalen benutten maar ook via andere routes
proberen alle doelgroepen te bereiken. Hierbij valt te denken aan het netwerk van
buurthuizen en consultatiebureaus. Deze aanpak licht ik in de eerdergenoemde brief
over toelatingsbeleid nader toe.
3.2 Lokale maatregelen
Met bovengenoemde maatregelen werken we aan goede randvoorwaarden om segregatie in
het onderwijs te verminderen. Het «echte werk» moet plaatsvinden op lokaal niveau.
Deels wordt dit verenigd via het netwerk van de GKA, maar ook op andere manieren wil
ik aansluiten bij goede lokale initiatieven, door deze te ondersteunen en te stimuleren.
Voorbeelden van lokale maatregelen
Ik beschrijf hieronder een aantal voorbeelden van lokaal beleid die ik ben tegen gekomen.
Het laat zien dat er veel mogelijkheden zijn om segregatie in het onderwijs tegen
te gaan en dat dit ook vraagt om maatregelen op lokaal niveau.
• Centraal aanmeldbeleid
In sommige gemeenten, zoals de gemeente Nijmegen, kunnen ouders hun kind op een centrale
plek aanmelden. Ouders spreken hun voorkeur uit voor één of meerdere scholen, vaak
op één vast aanmeldmoment per jaar. De plaatsing gebeurt vervolgens met behulp van
objectieve criteria, die de schoolbesturen en de gemeente vooraf vaststellen. Dit
kan bijvoorbeeld de nabijheid van de school zijn (postcodebeleid), ondersteuningsbehoeftes,
het hebben van een oudere broer of zus op de school of SES van de ouders. Bij over-aanmelding
op een school kan ook gebruik worden gemaakt van loting. In de gemeente Weesp wordt
op een andere manier rekening gehouden met spreiding. Daar houden scholen plekken
vrij voor een vast aantal kinderen met een vve-indicatie.
• Vriendschapsscholen
Als het niet lukt om de leerlingenpopulatie van scholen te mengen, kan een vriendschapsschool
ervoor zorgen dat leerlingen van verschillende achtergronden en elkaar toch ontmoeten.
In verschillende projecten, zoals «De Stadsschool» in Utrecht, leren leerlingen al
op jonge leeftijd samen te werken met leerlingen van een andere achtergrond. Ook kunnen
leerlingen van verschillende scholen samen activiteiten ondernemen, zoals het bezoeken
van een voorstelling of het deelnemen aan sportlessen.
• Vakken gezamenlijk organiseren
Deze vorm van contact kunnen schoolbesturen ook binnen een brede scholengemeenschap
organiseren, door vakken als beeldende vorming, lichamelijke opvoeding, burgerschap
of levensbeschouwing te geven aan klassen die zijn samengesteld uit leerlingen uit
verschillende onderwijssoorten. Op die manier kan segregatie binnen een school worden
tegen gegaan. In de regio Den Haag laat een school bijvoorbeeld elke woensdagmiddag
leerlingen met elkaar werken aan 21e-eeuwse vaardigheden zoals samenwerken, creativiteit en digitale vaardigheden. Een
andere school, in het noorden van het land, laat kinderen van verschillende niveaus
en leerjaren samen werken aan modules of projecten in het kader van techniek, wetenschap,
kunst, sport of natuur.
• Ouderinitiatieven
In de afgelopen jaren hebben we tientallen voorbeelden gezien van groepen ouders die
zich actief inzetten om hun kinderen gezamenlijk aan te melden bij een bestaande school
in de wijk, met als doel de leerlingenpopulatie op die school meer gemengd te maken.
Ouderinitiatieven ontstaan vaak als een wijk sterk gesegregeerde scholen kent en weinig
gemengde scholen. Het Rotterdamse ouderinitiatief «Croostwijk» is hier een mooi voorbeeld
van.
Online beleidsagenda
Bovengenoemde voorbeelden zijn interventies waar ik meer onderzoek naar wil doen.
Ik ga kennis delen over wat werkt en wat nodig is om initiatieven succesvol te laten
zijn, om hiermee ook te stimuleren dat op meer plekken op deze of andere manieren
wordt gewerkt aan het bestrijden van de groeiende segregatie in het onderwijs. Om
partijen wegwijs te maken in deze mogelijkheden is goede, toegankelijke informatie
onmisbaar. Daarom deel ik zoveel mogelijk informatie online. Op rijksoverheid.nl is
algemene informatie over de beleidsagenda tegen segregatie te vinden. Op de site van
de GKA zijn al tal van interventies te vinden, voorzien van praktische voorbeelden,
die gemeenten en schoolbesturen kunnen benutten om ook aan de slag te gaan.12 Ik moedig alle scholen, schoolbesturen en gemeenten aan om deze website te benutten
zelf ook, online of offline, kennis en ervaringen te delen om onderling leren te bevorderen.
Coalitie segregatiebestrijding
In de afgelopen maanden heeft mijn ministerie met veel partijen gesproken over segregatie.
Met een aantal van hen heb ik de handen ineen geslagen om een coalitie tegen segregatie
in het onderwijs te vormen waarbij mijn ministerie als aanjager van de coalitie zal
fungeren. Ik heb de gemeente Amsterdam, de gemeente Groningen, het Kenniscentrum Gemengde
Scholen, Stichting Het Zelfstandig Gymnasium, Stichting Kindante en ouderinitiatief
Croostwijk gevraagd om samen met ons te kijken hoe wij kennis en goede voorbeelden
kunnen verspreiden over heel Nederland. Zij hebben hier enthousiast op gereageerd.
Deze partijen maken al jaren serieus werk van de bestrijding van segregatie en doen
ervaring op met wat werkt en wat niet. Zo heeft de gemeente Amsterdam uitgebreide
ervaring met het uitvoeren van een segregatiemonitor om de trends binnen hun gemeente
inzichtelijk te krijgen. Het Kenniscentrum Gemengde Scholen kan ondersteuning bieden
bij het uitvoeren van interventies en het ouderinitiatief Croostwijk noemde ik eerder
in deze brief al. Stichting Het Zelfstandig Gymnasium laat dit najaar in kaart brengen
wat de situatie is op de gymnasia wat betreft kansengelijkheid en diversiteit, om
op basis daarvan extra stappen te kunnen zetten om segregatie tegen te gaan. De coalitie
is bedoeld om te groeien. Het is de bedoeling dat de coalitie vanaf komend jaar andere
partijen inspireert en helpt bij het uitvoeren van lokale interventies, zodat hun
enthousiasme om segregatie te bestrijden zich als een olievlek door heel Nederland
kan verspreiden. Ik zal de coalitie daarom ook een tijdelijke financiële impuls geven
voor hun projecten om segregatie tegen te gaan.
Tot slot
Met deze beleidsagenda heb ik een eerste stap gezet om de complexe problematiek van
segregatie het hoofd te bieden. Ik sluit op deze manier aan bij de gemeenten, schoolbesturen
en andere organisaties die de afgelopen jaren veel goed werk hebben verricht op dit
vlak. We zetten samen een beweging in gang, waarbij andere gemeenten, schoolbesturen
en scholen, wetenschappers, beleidsmakers en maatschappelijke organisaties zich kunnen
aansluiten. Zo werken we eraan dat onze scholen een betere afspiegeling vormen van
de samenleving en dat alle leerlingen op school gelijke kansen krijgen om zich voor
te bereiden op een glansrijke toekomst.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media