Brief regering : Uitspraak Gerechtshof Den Haag; Gewasbescherming buiten de landbouw
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 527
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
Op 24 november jl. heeft het Gerechtshof Den Haag in hoger beroep arrest gewezen in
een door de brancheorganisaties Nefyto en Artemis tegen de Staat geëntameerde procedure.
Het Gerechtshof sprak uit dat het verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
buiten de landbouw een wettelijke grondslag ontbeert en (daarom) onverbindend is.1
Nefyto, de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie, en Artemis hadden een vordering
ingesteld tegen het verbod op professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
buiten de landbouw. Zij vertegenwoordigden in deze procedure de bedrijven die gewasbeschermingsmiddelen
ontwikkelen en distribueren voor de Nederlandse markt.
Naar aanleiding van het arrest verzoekt de aangenomen motie van het lid Bromet c.s.
om «zo snel als mogelijk een toereikende rechtsgrondslag te creëren in de wet die
het mogelijk maakt het eerdere door de Kamer ingestelde verbod weer te bekrachtigen»2.
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft gevraagd om een reactie
op de brief van de VHG; Branchevereniging voor ondernemers in het groen3. De VHG vraagt met klem om duidelijkheid voor de uitvoeringspraktijk: welke acties
zal ik ondernemen en hoe moet met de nieuwe situatie worden omgegaan. De sector wil
niet in verband worden gebracht met de vervuiling, als opdrachtgevers het arrest aangrijpen
om weer gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken.
In deze brief informeer ik u over de gevolgen van de uitspraak en over mijn inzet
om het gebruik van schadelijke gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw te beperken
om onze gezondheid en het milieu te beschermen. Ook zal ik reageren op de motie Bromet
c.s. en de uitvoeringspraktijk de gevraagde duidelijkheid bieden.
Gevolgen uitspraak voor gebruiksverbod
Een duurzame gewasbescherming gaat uit van een hoog beschermingsniveau voor de menselijke
gezondheid en het milieu. Risico’s en schade als gevolg van het gebruik van die middelen
moeten worden voorkomen of als dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperkt. Met
ingang van 1 november 2017 is daarom het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
buiten de land- en tuinbouw niet meer toegestaan, behoudens enkele noodzakelijke uitzonderingen.
Het gebruiksverbod is opgenomen in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Voorschriften kunnen alleen worden uitgevaardigd, voor zover daarvoor een toereikende
wettelijke grondslag bestaat. Het Gerechtshof heeft in zijn arrest geconcludeerd dat
die wettelijke grondslag in dit geval ontoereikend is en heeft daarom de wijziging
van het Besluit (het gebruiksverbod) onverbindend verklaard.
Mijn inzet is erop gericht om -in overeenstemming met de motie Bromet c.s.- de bestaande
wettelijke grondslag zodanig aan te passen dat het gebruiksverbod op professioneel
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw weer van kracht wordt. Deze
aanpassing zal plaatsvinden door middel van een wetsvoorstel dat ik recent voor advies
aan de Raad van State heb voorgelegd.
Het wetsvoorstel regelt zowel een wettelijke grondslag voor maatregelen met betrekking
tot het particulier gebruik, als voor maatregelen met betrekking tot het professioneel
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Of maatregelen met betrekking
tot het particulier gebruik worden genomen, bezie ik nog, zoals ik eerder al heb toegelicht
in mijn brief van 16 oktober jongstleden4. Een chemievrij beheer verdient de voorkeur, ook voor particuliere tuinen. Het concept
De Levende Tuin, waarin de VHG een belangrijke deelnemer is, geeft daarvoor waardevolle
handvatten.
Gevolgen uitspraak voor de praktijk
De afgelopen weken hebben meerdere organisaties tegen mij hun vrees uitgesproken dat
terreinbeheerders opnieuw gewasbeschermingsmiddelen zullen gebruiken. De VHG vreest
voor schade voor haar ondernemers. Zij hebben in het belang van mens en milieu veel
geïnvesteerd in kennis en in apparatuur voor niet-chemisch beheer. Ik betreur de ontstane
situatie. Er mag echter ook van worden uitgegaan dat terreinbeheerders, zoals overheden,
naast financiële argumenten ook het milieubelang en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid
in hun besluitvorming zullen meewegen. In de eerdergenoemde brief van 16 oktober licht
ik toe dat dankzij hun inzet van niet-chemische maatregelen de kwaliteit van het oppervlaktewater
dat voor de drinkwaterbereiding wordt gebruikt, is verbeterd.
Tegelijkertijd verwacht ik dat beheerders terreinen chemievrij blijven beheren en
niet zullen terugvallen in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het is mijns
inziens bedrijfsmatig niet efficiënt om gedurende een korte periode, tot het tijdstip
dat het gebruiksverbod zal zijn vernieuwd, om te schakelen naar andere apparatuur
en middelen en zo de bedrijfsvoering tijdelijk te wijzigen. Daarbij zal het terugvallen
op gewasbeschermingsmiddelen voor hen aanzienlijke administratieve lasten met zich
meebrengen.
Ik blijf in nauw contact met de sector en betrokken organisaties, met als doel het
voorkomen van de ongewenste terugval naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Gevolgen voor uitzonderingen op gebruiksverbod
Het arrest heeft geen gevolgen voor de afbouw van de uitzonderingen op het gebruiksverbod.
Afspraken over het beëindigen van het vermijdbaar gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
behoeven geen aanpassing. Periodiek zal worden beoordeeld of bepaalde uitzonderingen
nog noodzakelijk zijn. De pilots door Prorail worden voortgezet. En het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen door Rijkswaterstaat zal, zoals eerder aangekondigd5, het komende jaar geheel worden beëindigd.
Concluderend
Het gebrek in de wetgeving als gevolg van de uitspraak van het Gerechtshof wil ik
op korte termijn herstellen zodat de uitvoeringspraktijk weer snel de gewenste duidelijkheid
heeft. Daartoe zal ik u het wetsvoorstel, na verwerking van het advies van de Raad
van State, u zo spoedig mogelijk ter behandeling doen toekomen. Daarnaast zal ik mij
de komende periode inspannen om in samenspraak met de betrokken organisaties de onzekerheid
voor de uitvoeringspraktijk weg te nemen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-Van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat