Brief regering : Verkoop Noordeinde 64/64A te Den Haag
35 570 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021
Nr. 85 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
Op 11 juni 2018 is door het Rijksvastgoedbedrijf het pand Noordeinde 64/64A in het
kader van de reallocatieprocedure verkocht aan de gemeente Den Haag. Na de verkoop
zijn er berichten in de media verschenen over de wijze van verkoop en de hoogte van
het verkoopbedrag. Door de leden Krol (50Plus) en Van Raak (SP) zijn mede in het licht
van deze berichtgeving schriftelijke Kamervragen gesteld. Op 20 mei 20201 en 24 september 20202 zijn deze vragen beantwoord. Hierin heb ik gemeld dat door de Auditdienst Rijk (ADR)
een feitenonderzoek wordt uitgevoerd naar de verkoop van Noordeinde 64/64A door het
Rijksvastgoedbedrijf.
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op het ADR-rapport3, een aantal verbeteracties samenhangend met het verantwoordingsonderzoek van de Algemene
Rekenkamer 2019, en de hiermee samenhangende bredere beleidsafweging met betrekking
tot de aanpassing van de reallocatieprocedure.
ADR-rapport feitenrelaas N64/64A
Het resultaat van het onderzoek is door de Auditdienst Rijk aldus geformuleerd: «Op
een aantal punten na leidt het feitenrelaas niet tot opvallendheden». De Auditdienst
Rijk heeft in het rapport geen oordelen uitgesproken, maar heeft feitelijke bevindingen
opgenomen.
Het is goed dat met het rapport van de Auditdienst Rijk duidelijkheid is gekomen rondom
de verkoop van Noordeinde 64/64A. Ik dank de Auditdienst Rijk daarvoor.
Alles overziend onderschrijf ik de managementreactie, waarnaar ik kortheidshalve verwijs.
Ik stel vast dat de verkoop van Noordeinde 64/64A aan de gemeente Den Haag op juiste
wijze is verlopen en dat, anders dan in de media naar voren werd gebracht, een marktconforme
koopprijs is betaald.
In de managementreactie van de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf – die integraal
in het ADR-rapport is opgenomen – wordt uitgebreid op de vijf punten uit het rapport
ingegaan en heeft de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf een aantal acties aangekondigd.
Deze acties zijn mede bedoeld om de aandachtspunten van de ADR te verwerken. Zo is
er binnen het Rijksvastgoedbedrijf een nieuwe taakverdeling gemaakt waardoor het besluit
om een object af te stoten buiten de verkopende directie wordt bekrachtigd. Ook is
de verantwoordelijkheid, in het kader van de reallocatieprocedure, gemarkeerd tussen
de gemeente Den Haag en het Rijksvastgoedbedrijf. Geconstateerd is dat dat met een
leer-werktraject voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt werd voldaan aan de voorwaarde
om het pand met gebruikmaking van de reallocatieprocedure aan de gemeente te kunnen
verkopen. De door de ADR gesignaleerde punten zijn betrokken bij de aanpassing van
de reallocatieprocedure, waarop ik hieronder terug kom.
In eerdere Kamervragen is gevraagd om een reactie op het MVGM-taxatierapport, om die reden acht ik het wenselijk om in deze brief hierop in te gaan.
De Auditdienst Rijk heeft ook gekeken naar het zogeheten MVGM-taxatierapport, waarover
het Rijksvastgoedbedrijf inmiddels beschikt. Dit MVGM-taxatierapport is in opdracht
van partij C (de partij die het pand kocht van de gemeente) opgesteld, naar nu blijkt
ten behoeve van de financiering van zijn aankoop van Noordeinde 64/64A. Dit MVGM-taxatierapport
betreft uitdrukkelijk niet een marktwaardetaxatie: het doel van dit taxatierapport
was echter om partij C inzicht te geven in het eventuele waarde-effect van de door
hem beoogde herontwikkeling. Het in opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf door Frisia
opgestelde taxatierapport – op basis waarvan de koopsom is vastgesteld – betrof wel
een marktwaardetaxatie. Mijn conclusie is dat het taxatierapport van MVGM niets afdoet
aan de juistheid van de taxatie door Frisia, omdat de uitgangspunten wezenlijk verschillen.
Verbeteracties
Tegelijkertijd vormde de casus Noordeinde 64/64A voor mij aanleiding om het verkoopproces
van het Rijksvastgoedbedrijf in een bredere context te plaatsen en meer diepgaand
te kijken naar de mogelijkheden tot verdere verbetering. Het handelen van het Rijksvastgoedbedrijf
moet namelijk niet alleen in individuele transacties zorgvuldig en correct zijn, maar
moet ook op systeemniveau «state of the art» zijn.
Deze meer diepgaande analyse sluit ook aan bij de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer
in het Verantwoordingsonderzoek 2019. Daarin werd gesteld dat bij verkoopprocedures
in opzet voldoende maatregelen aanwezig zijn om gangbare risico’s te beheersen, maar
ook dat dit op een aantal punten nog beter kan. In lijn daarmee worden door het Rijksvastgoedbedrijf
de volgende verbeteracties uitgevoerd. Er wordt een nieuw organisatieonderdeel ingericht
dat het verkoopproces zal ondersteunen met data en data-analyses. Ook is een instrument
ontwikkeld voor tweedelijnscontroles. Dit instrument biedt de mogelijkheid om risicogericht
te controleren. Met behulp van een dashboard worden verkooptransacties geselecteerd
die opvallend zijn ten opzichte van de andere transacties binnen hetzelfde risicogebied.
Van deze transacties wordt de totstandkoming nader onderzocht. Bovendien wordt de
onafhankelijkheid van de taxatie-eenheid van het Rijksvastgoedbedrijf verstevigd en
krijgt deze eenheid tevens een toetsende rol bij specifieke door externe taxateurs
uitgevoerde taxaties.
Aanpassing reallocatieprocedure
Mijn beleid is er op gericht het rijksvastgoed zo in te zetten dat het op lange termijn
een optimaal financieel en maatschappelijk rendement oplevert. Ik noem dit goed rentmeesterschap.
Ik streef het vormen van coalities na met andere rijkspartijen, medeoverheden, marktpartijen
en andere organisaties, waarbij de betrokken partijen ieder van uit hun eigen rol
en verantwoordelijkheid investeren. Ik constateer dat bij de verkoop van overtollig
rijksvastgoed dit beleid niet optimaal wordt ondersteund door de vigerende reallocatieprocedure.
Om het maatschappelijke rendement te optimaliseren zet het Rijksvastgoedbedrijf in
op een nauwere samenwerking met gemeenten. In het kader daarvan faciliteert het Rijksvastgoedbedrijf
met zijn verkoopproces van meet af aan de ruimtelijke wensen van gemeenten, zoals
vastgelegd in een bestemmingsplan. Indien een bestemmingswijziging voor de hand ligt,
dan kijkt het Rijksvastgoedbedrijf samen met de desbetreffende gemeente naar de wensen
op het gebied van de ruimtelijke ordening en de mogelijke toekomstige bestemming(en).
Gemeenten kunnen met gebruikmaking van hun publiekrechtelijk en planologisch instrumentarium
de maatschappelijke opgaven realiseren. Daarbij is het niet noodzakelijk dat gemeenten
het eigendom van vastgoed verwerven en doorverkopen aan derden, maar kan het Rijksvastgoedbedrijf
het vastgoed met een openbare, transparante procedure, tegen marktconforme prijzen,
verkopen. De reallocatieprocedure levert bovendien regelmatig discussie op met name
bij de doorverkoop door gemeenten aan derden.
Naar aanleiding hiervan heb ik besloten deze reallocatieprocedure aan te passen. De
aanpassing van de procedure houdt in dat overtollig rijksvastgoed niet meer onderhands
aan gemeenten, provincies en waterschappen wordt aangeboden, tenzij daar bijzondere
gegronde en gemotiveerde redenen voor zijn. Omdat in deze gevallen niet langer onderhands
verkocht wordt, zijn taxaties niet langer bepalend voor de hoogte van het verkoopbedrag.
De verkoopprijs wordt alsdan bepaald door vrije marktwerking. In een openbare procedure
kan een gemeente, provincie of waterschap op gelijke voet als ieder ander meebieden.
In plaats van de reallocatieprocedure zal langs de hierboven geschetste lijnen versterkt
worden ingezet op creëren van maatschappelijk meerwaarde door in te zetten op gezamenlijke
planvorming.
Over mijn besluit tot aanpassing van de reallocatieprocedure vindt nog nader overleg
plaats, onder meer met de Algemene Rekenkamer. Over de uitkomsten hiervan zal ik uw
Kamer actief informeren. Ik verwacht dat de wijziging in 2021 in werking kan treden.
Het geheel overziend stel ik vast ik dat met voornoemde verbeteracties op systeemniveau
en de aanpassing van de reallocatieprocedure het verkoopproces van het Rijksvastgoedbedrijf
toekomstbestendig wordt gemaakt.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties