Brief regering : Gesprek banken over compensatie bij spoofing
32 545 Wet- en regelgeving financiële markten
Nr. 128
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
Het afgelopen jaar zagen we een sterke stijging in het aantal slachtoffers van onlinefraude
en in het bijzonder van spoofing. Hoewel de meeste mensen over het algemeen weten dat je niet je bankgegevens moet
delen met anderen of zomaar geld moet overmaken, opereren oplichters op een dusdanig
geraffineerde wijze dat zij consumenten weten te misleiden om dit wel te doen. Dit
heeft tot gevolg dat deze consumenten hun geld kwijt zijn en niet altijd in aanmerking
komen voor schadevergoeding vanuit de bank. Dat is voor deze consumenten, naast dat
zij al slachtoffer zijn van deze vorm van oplichting, frustrerend en vervelend. In
sommige gevallen zijn de schades van spoofing erg groot.
Naar aanleiding van mijn toezeggingen aan het lid Van der Linde (VVD) en het lid Nijboer
(PvdA), gedaan tijdens het mondelinge vragenuur van 10 november (Handelingen II 2020/21,
nr. 20, mondelinge vragen van het lid Van der Linde over een enorme toename in spoofing
en Whatsapp-fraude) en 8 december (Handelingen II 2020/21, nr. 34, mondelinge vragen
van het lid Alkaya over de gevolgen van het verdwijnen van bankfilialen) en de motie
van het lid Van Nispen c.s.1 is door Financiën met de banken gesproken over de compensatie van de schade als gevolg
van spoofing.
Om online-oplichting zo goed mogelijk te bestrijden is het belangrijk dat publieke
en private partijen goed samenwerken. Dat vereist een integrale aanpak. In dat kader
hebben de vier grootbanken (ABN AMRO, ING, Rabobank, De Volksbank) mij in het gesprek
gemeld dat zij een minimum afwegingskader hebben afgesproken voor het verlenen van
coulance bij schade die consumenten leiden door spoofing. Hierover informeer ik u in deze brief nader. Daarnaast informeer ik u over het vervolgproces
om tot een integrale aanpak te komen voor deze vorm en andere vormen van niet-bancaire
fraude.
Huidige situatie
Bij spoofing wordt er door de oplichter een andere identiteit aangenomen om de klant te misleiden
om tot een bepaalde handeling over te gaan. Zo hebben er meerdere gevallen plaatsgevonden
waarbij de identiteit van de bank gebruikt werd om klanten te misleiden geld over
te maken naar de bankrekening van de oplichter. Naast dat het natuurlijk schrijnend
is dat criminelen op geraffineerde wijze geld afhandig maken van consumenten, ondermijnt
dit ook het vertrouwen in banken en in ons digitale betalingsverkeer.
Het afgelopen jaar is het aantal slachtoffers van spoofing en de daardoor veroorzaakte schade hard gestegen. Banken zijn momenteel niet bij
wet verplicht om deze schade te vergoeden. Uit het Burgerlijk Wetboek volgt dat banken
verplicht zijn schade te vergoeden als een klant de betaling niet zelf heeft geïnitieerd,
bijvoorbeeld omdat een betaalinstrument van een bank is gehackt of in geval van phishing (waarbij de klant wordt misleid doordat de online bankomgeving is nagebouwd). Omdat
bij spoofing de betaling wettelijk gezien door de klant zelf is geïnitieerd, valt deze vorm van
fraude in de regel niet onder de wettelijke plicht tot vergoeding.
Wel verleenden individuele banken, uit eigen beweging, in sommige gevallen uit coulance
compensatie bij deze vorm van fraude. Hierbij ontstond echter de situatie dat het
onduidelijk werd voor klanten in welke gevallen en bij welke banken zij wel en niet
voor een vergoeding in aanmerking komen. Naast uw Kamer heeft onder meer de Consumentenbond
hier aandacht voor gevraagd. Ook is dit thema regelmatig besproken in consumentenprogramma’s
als Kassa en Radar. Naar aanleiding van de berichten over de toegenomen gevallen van
spoofing en in reactie op de verzoeken van uw Kamer heb ik de banken gevraagd om te komen
tot een minimaal afwegingskader voor het verlenen van coulance bij schade door spoofing.
Afwegingskader coulancebeleid bij spoofing
ABN AMRO, Rabobank, ING en De Volksbank gaan het volgende coulancekader, met terugwerkende
kracht vanaf 1 januari 2020, toepassen voor spoofing voor zover dit niet al toegepast wordt door de individuele bank. Dit betreft een
uniform afwegingkader waarbij vanuit coulance compensatie wordt verleend aan consumenten
als:
• Er aantoonbaar en overtuigend sprake is van misbruik van de naam of telefoonnummer
van de eigen bank. Bij spoofing wordt misbruik gemaakt van het vertrouwen dat klanten in hun bank hebben doordat
de criminelen de naam of het nummer van de bank misbruiken.
• Er door het slachtoffer aangifte bij de politie gedaan is, waarbij het slachtoffer
haar bank een kopie van het proces-verbaal van de aangifte verstrekt.
Hierbij geldt, zoals dit momenteel ook geldt voor de wettelijke plicht tot vergoeding
bij bancaire fraude zoals hierboven uitgelegd, eveneens het principe dat er geen sprake
mag zijn van grove nalatigheid van de klant. De banken gaan nog collectief, binnen
de kaders van de mededingingsregelgeving, nader uitwerken wanneer er sprake kan zijn
van grove nalatigheid bij spoofing. De banken zullen in gesprek gaan met consumentenorganisaties, zoals de Consumentenbond,
over (online) veiligheid van de consument.
Vanuit het oogpunt van mededinging is het belangrijk om te benadrukken dat het om
een minimumkader voor compensatie gaat, waarbij het individuele banken vrij staat
om ruimhartiger om te gaan met coulance dan wat in het kader is afgesproken.
Integrale aanpak
In het mondelinge vragenuur van 10 november en in antwoord op schriftelijke vragen
van de leden Van Nispen en Alkaya (SP)2 heb ik toegezegd om, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid en de banken,
te onderzoeken hoe we de samenwerking op het gebied van fraudebestrijding nog verder
kunnen vormgeven en hoe we die fraudebestrijding nog meer kunnen versterken. Uiteindelijk
gaat het erom dat dit soort oplichting zoveel mogelijk wordt voorkomen. In het eerste
kwartaal van 2021 vindt hierover nader overleg plaats met de banken, het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en mijn
ministerie om tot een integrale aanpak te komen voor de bestrijding van dit soort
vormen van fraude. Het is mijn intentie om de telecomsector hier ook bij te betrekken.
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb toegezegd informeer ik de Kamer in het eerste kwartaal
van 2021 over deze integrale aanpak.
Tenslotte herhaal ik eveneens mijn toezegging dat ik de Kamer in het eerste kwartaal
van 2021 informeer over mijn juridische verkenning naar eventuele wettelijke maatregelen.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën