Brief regering : Stand van zaken rond de trajecten Taakdifferentiatie en Uitruk op Maat (UoM) bij de brandweer
29 517 Veiligheidsregio’s
Nr. 196 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken rond de trajecten Taakdifferentiatie
en Uitruk op Maat (UoM) bij de brandweer. Ook ga ik kort in op het overleg met de
VBV over haar brief van 2 juni jl. zoals ik uw Kamer in het notaoverleg veiligheid
van 8 juni jl. heb toegezegd1.
Taakdifferentiatie
In mijn brief van 18 februari jl.2 aan uw Kamer ben ik ingegaan op de uitvraag bij de 25 veiligheidsregio’s om in beeld
te brengen wat invoering van de taakdifferentiatie betekent voor iedere regio qua
inzet, organisatie en kosten. Deze uitvraag ligt in het verlengde van door mij, samen
met het Veiligheidsberaad (VB) en de Brandweerkamer ingewonnen juridisch advies. Dat
geeft aan dat het, om bij de brandweer zonder spanning met de vigerende regelgeving
te kunnen blijven werken met beroeps en vrijwilligers, noodzakelijk is dat sprake
is van een nadrukkelijk en fundamenteel onderscheid tussen de twee groepen. In het
verslag van het schriftelijk overleg Brandweer3, d.d. 8 mei 2020, heb ik gemeld in gezamenlijkheid met het VB te hebben besloten
dit traject in verband met de Covid-19 crisis op te schorten. Inmiddels zijn de werkzaamheden
weer opgepakt om voor elk van de 25 veiligheidsregio’s goed de consequenties in beeld
te krijgen van het voorgestelde model taakdifferentiatie. De resultaten van deze uitvraag
bespreek ik februari a.s. met het VB. Ik zal uw Kamer nadien informeren.
Mijn ministerie is tegelijkertijd aan het denktanktraject in gesprek met de buurlanden
en de Europese Commissie over de organisatie van de brandweer en de rechtspositie
van beroeps en vrijwilligers in Europa. Uit de gesprekken komt naar voren dat de overeenkomsten
tussen Nederland en die landen wat betreft de rechtspositionele vraagstukken die op
dit moment de aandacht krijgen minder sterk zijn dan veelal wordt gesuggereerd. Concreet
betekent dit dat de feitelijke situatie en de wensen tot verandering per land wezenlijk
van elkaar verschillen; elk land volgt haar eigen uitdagingen op het gebied van de
Europese en internationale wet- en regelgeving.
De gesprekken leiden mij daarom niet tot andere conclusies dan ik uw Kamer al eerder
heb meegegeven4. Het is niet duidelijk hoe een uitzonderingspositie in Europees verband voor brandweervrijwilligers
kans van slagen heeft. Gegeven ook de fundamentele bescherming die werknemers genieten
via de Deeltijdrichtlijn (97/81/EG) en de Arbeidstijdenrichtlijn (2003/88/EG) beschouw
ik de kans op een aparte richtlijn voor de brandweervrijwilligers nog steeds als niet
realistisch.
De taakdifferentiatie van brandweervrijwilligers raakt ook het programma Vrijwilligheid.
Zoals aan uw Kamer toegezegd5 informeer ik u over de voortgang daarvan. Er is sinds 2019 een koppeling gelegd tussen
dat programma en het traject taakdifferentiatie om wederzijds gebruik te maken van
elkaars kennis en informatie. Onderzoek vanuit het programma heeft bijvoorbeeld bijgedragen
aan een beter inzicht in de rechtspositie van brandweervrijwilligers in andere Europese
landen6. Inventarisatie en uitwisseling van ervaringen rond het werven en behouden van vrijwilligers
in eigen land zijn nog gaande. Gekoppeld aan de uitvraag Taakdifferentiatie is dit
jaar een opinieonderzoek/ enquête uitgezet bij zowel vrijwilligers als beroeps. Het
programma werkt toe naar een landelijke campagne om de interesse om te werken voor
de brandweer te stimuleren.
Uitruk op Maat
Het landelijk VB-kader Uitruk op Maat (UoM) biedt veiligheidsregio’s de mogelijkheid
om uniformiteit in de uitvoering te genereren bij het differentiëren op inzet van
mensen en middelen naar incidenttype en risico’s. In mijn brief van 15 oktober 20197 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de gestarte evaluatie van UoM. De evaluatie uitgevoerd
door het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) is afgerond (bijlage 1)8. Voor de evaluatie zijn naast de veiligheidsregio’s, in lijn met de motie Helder9, de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) en de vakbonden bevraagd.
Uit de evaluatie blijkt dat in de meeste regio’s het kader is toegepast om problemen
met paraatheid het hoofd te bieden. Daarmee is het gebruikt voor iets waarvoor het
in zijn ontwerp niet was bedoeld. De onderzoekers concluderen voorts dat het onduidelijk
is hoe vaak er met eenheden kleiner dan een TS-6 in de verschillende regio’s wordt
uitgerukt. Evenmin is het duidelijk hoe vaak een samengestelde TS-6 uitrukt naar een
maatgevend incident. Ook signaleren de onderzoekers rond UoM knelpunten en behoeften
ten aanzien van opleidingen en oefeningen en bij de meting van opkomsttijden en opschaling.
Het VB heeft op 14 december jl. de conclusies van de evaluatie onderschreven. Het
landelijk kader moet volgens het VB worden toegepast conform gemaakte afspraken. Ook
acht het VB het van belang dat in de eerste helft van 2021 het landelijk kader op
basis van huidige inzichten en nieuwe ontwikkelingen wordt bijgesteld. Het VB meldt
mij dat kader te zien als een belangrijke bouwsteen voor de conceptuele inrichting
van de repressieve brandweerzorg, waarbij verbinding wordt gelegd met andere ontwikkelingen
zoals een uniforme systematiek bij dekkingsplannen en het traject van taakdifferentiatie
brandweer.
Het rapport UoM sterkt mij in mijn mening dat we verder moeten op het pad van de verdere
professionalisering van de brandweer. We moeten blijven werken aan de brandweer van
morgen. De slagkracht van de brandweer moeten we kritisch onder de loep nemen met
als basis goede risicoprofielen. Helderheid over wat nodig is, wat we kunnen en willen
leveren, en hoe we dat in gezamenlijkheid waarmaken. Dat vergt afspraken maken en
die ook nakomen. Het zijn aspecten die in recent overleg tussen VBV,het VB en mijn
ministerie ook aan de orde zijn gekomen naar aanleiding van een VBV-brief van juni
jl. over slagkracht bij de brandweer. Ervaringen zijn gewisseld en afspraken over
concreet te zetten stappen zijn gemaakt. Ook de VBV heeft dat gesprek als zeer constructief
ervaren.
De reactie van het VB op het rapport UoM, maar ook de stappen die het VB zet op trajecten
zoals gebiedsgerichte opkomsttijden, een uniforme systematiek van dekkingsplannen,
taakdifferentiatie brandweer en bovenregionale samenwerking maken dat ik met vertrouwen
de toekomst van de brandweer tegemoet zie. Ik ben trots op de brandweer in Nederland
en weet dat zij nu en ook in de toekomst kritisch naar zichzelf kijkt en ons ook dan
de juiste brandweerzorg levert.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid