Brief regering : Diverse ontwikkelingen rond de mijnbouw in het Waddengebied
29 684 Waddenzeebeleid
32 849
Mijnbouw
Nr. 213
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2020
Het afgelopen jaar heb ik uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de
gas- en zoutwinning onder de Waddenzee. Door middel van deze brief beoog ik, mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de diverse ontwikkelingen
rond de mijnbouw in het Waddengebied in een samenhangende en bredere context te plaatsen
en u te informeren over de voortgang ten aanzien van lopende onderzoeken. Dit mede
naar aanleiding van het verzoek van het lid Bromet tijdens het Wetgevingsoverleg Mijnbouw
op 15 december 2020 (Bijlage bij Kamerstuk 35 642, nr. 17).
Winning met de hand aan de kraan
In het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is afgesproken dat er geen opsporingsvergunningen worden afgegeven voor nieuwe gasvelden
op land, inclusief de Waddenzee. Daarmee is helder dat dit kabinet bestaande mijnbouwactiviteiten
voortzet binnen de geldende kaders. De kaders voor het kabinetsbeleid voor het Waddengebied
worden gevormd door de Mijnbouwwet, de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Structuurvisie
voor de Waddenzee. De gaswinning maakt daarnaast onderdeel uit van het kleine velden-beleid1. Het kabinet wil gas winnen in eigen land zolang en voor zover dit nodig is voor
de Nederlandse gasvraag. De belangrijkste randvoorwaarde is dat de gaswinning veilig
is voor bewoners en omgeving.
Gas- en zoutwinningsprojecten moeten worden uitgevoerd conform de kaders van de door
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verleende Wnb-vergunning en het
door mij genomen instemmingsbesluit met het winningsplan en het daarbij behorende
meetplan. Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) houdt toezicht op hetgeen ik vastleg
in mijn instemmingsbesluiten en de daaraan ten grondslag liggende winningsplannen
en meetplannen.
Het uitgangspunt is dat mijnbouwactiviteiten alleen worden toegestaan onder de Waddenzee
als dit veilig en verantwoord kan en er geen schade optreedt aan de natuur. Hierbij
wordt extra zorgvuldigheid in acht genomen door toepassing van het «hand aan de kraan»-systeem2. Dit houdt in dat vooraf een conservatieve inschatting wordt gemaakt van de verwachte
effecten van de voorgenomen mijnbouwactiviteiten. Deze effecten en vervolgens de natuurwaarden
worden nauwlettend gemonitord in relatie tot de zeespiegelstijging, de sedimentatie
(natuurlijk herstelvermogen) en de bodemdaling door gas- en zoutwinning, zodat ik
in samenspraak met mijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan besluiten
om mijnbouwactiviteiten – waar nodig – stop te zetten of aan te passen om negatieve
gevolgen voor het Waddengebied te voorkomen. Hierbij hoort een omvangrijk meet- en
monitoringsprogramma. Tot nu toe is er nog geen sprake geweest van een situatie waarin
bijsturing nodig is geweest. Dit heeft mede te maken met de conservatieve aannames
die in het «hand aan de kraan»- principe worden gehanteerd. Het «hand aan de kraan»-principe
werkt daarom zoals beoogd.
Gaswinning vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen
In het Rijksprojectbesluit Gaswinning onder de Waddenzee vanaf de locaties Moddergat,
Lauwersoog en Vierhuizen is bepaald dat de Commissie voor de milieueffectrapportage
onder de naam van Auditcommissie Gaswinning onder de Waddenzee mij en mijn collega
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit jaarlijks onafhankelijk adviseert over de
monitoringsrapportage van de Nederlandse Aardolie Maatschappij BV (NAM) door deze
te toetsen en de wetenschappelijke waarde te beoordelen op basis van de vastgestelde
grenzen binnen het instemmingsbesluit en overige beschikbare studies en informatie.
Daarnaast adviseert de Auditcommissie over de opzet, uitvoering en beleidsconsequenties
van een adequate monitoring.
Uw Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over het advies van de Auditcommissie Gaswinning
onder de Waddenzee over de meest recente monitoringsrapportage van de NAM. Bijgaand
vindt u het advies Monitoring aardgaswinning onder de Waddenzee vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog
en Vierhuizen, over de resultaten van het monitoringsjaar 2019, dat de Auditcommissie op 26 november 2020 aan mij heeft uitgebracht (zie bijlage)3. Ik ga hierna in op de conclusies van de Auditcommissie.
Advies over het monitoringsjaar 2019
De Auditcommissie vindt dat het monitoringsprogramma een goede basis biedt om eventuele
veranderingen in bodemdaling en natuur te kunnen verklaren. Zij onderschrijft de conclusies
van de NAM in de rapportage over het monitoringsjaar 2019 dat de bodemdaling door
de gaswinning binnen de afgesproken grenzen is gebleven en dat er tot op heden geen
aanwijzingen zijn voor veranderingen in de natuur van de Waddenzee en het Lauwersmeer
als gevolg van de gaswinning.
In navolging van het vorige advies van de Auditcommissie4 zijn de risico’s op bodemdaling door mogelijk toekomstige aquiferdepletie5 onderzocht, en het na-ijlen van de bodemdaling nadat de gaswinning is gestopt. Hieruit
blijkt dat de kans op aquiferdepletie klein is en, mocht ze toch optreden, de bijbehorende
diepe-bodemdaling, ook bij na-ijling, ruim binnen de gebruiksruimte blijft. Via het
monitoringprogramma (onder andere verandering in gas- en waterdrukken in boorgaten)
kan het effect van aquiferdepletie tijdig onderkend worden.
De Auditcommissie geeft aan dat het monitoringsprogramma en de jaarlijkse rapportage
nog verder verbeterd kunnen worden. Geadviseerd wordt daarom om een aantal onderwerpen
een nadere plek te geven in de aanpak van de NAM. Het gaat daarbij onder meer om het
verdisconteren van autonome bodemdaling, de bredere inzet van machine learning en
het verbeteren van de interpretatie van trends in vogelaantallen in relatie tot diepe-bodemdaling
bij het Lauwersmeer. Daarnaast adviseert de Auditcommissie na te gaan in hoeverre
andere ontwikkelingen in de Waddenzee, zoals de toekomstige aanleg van twee ondergrondse
stroomkabels, zou kunnen interfereren met het monitoringprogramma. Samen met mijn
collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zie ik er op toe dat de NAM de adviezen
van de Auditcommissie verwerkt in haar monitoringsprogramma.
Zoutwinning vanuit de Havenmond in Harlingen
In september 2020 is Frisia Zout B.V. (Frisia) gestart met zoutwinning vanuit de Havenmond
in Harlingen6. Frisia heeft hiervoor een meet- en monitoringsprogramma ingericht. Dit programma
is getoetst en positief beoordeeld door de Commissie voor de milieueffectrapportage
als onafhankelijke Auditcommissie Zoutwinning onder de Waddenzee. Deze auditcommissie
zal ook op jaarlijkse basis de uitkomsten van het meet- en monitoringsprogramma van
Frisia beoordelen en mij daarover adviseren. Op 7 september 2020 heeft u per brief7het advies van de Auditcommissie over de nulmeting betreffende het monitoringsjaar
2019 ontvangen. Daarnaast heb ik uw Kamer per brief op 26 november 2020 geïnformeerd
over mijn reactie aan de Waddenvereniging over de door haar geuite zorgen over de
zoutwinning.
Evaluatie «hand aan de kraan»-principe
Uw Kamer heeft met de gewijzigde motie van het lid Dik-Faber c.s.8 gevraagd een wetenschappelijk panel in te stellen om het «hand aan de kraan»-principe
voor mijnbouwactiviteiten in de Waddenzee te evalueren. Per brief van 17 november
20209 heb ik u geïnformeerd over de samenstelling en taak van het door mij in gestelde
Adviescollege «hand aan de kraan»-principe Waddenzee. Ik heb het adviescollege gevraagd
mij te adviseren over de effectiviteit van het «hand aan de kraan»-principe om de
natuurwaarden in het Waddengebied te beschermen en de vraag of dit principe toereikend
is om de mogelijke langetermijngevolgen voor de beschermde natuurwaarden van het Waddengebied
te beheersen. Ik verwacht dit advies rond de jaarwisseling te ontvangen en zal uw
Kamer hier in het eerste kwartaal van 2021 over informeren.
Zeespiegelstijgingsscenario’s
De gebruiksruimte binnen een kombergingsgebied in de Waddenzee wordt bepaald door
het natuurlijke meegroeivermogen (sedimentatiesnelheid) van de komberging waarin de
winning plaatsvindt verminderd met de verwachte relatieve zeespiegelstijging10. Elke vijf jaar moet een nieuw beleidsscenario (eerste 5 jaar) en een richtscenario
(voor een periode van tientallen jaren daarna) worden uitgewerkt voor de relatieve
zeespiegelstijging. Ik heb daarom een projectgroep, bestaande uit wetenschappers van
KNMI, Deltares, TNO en de Universiteit Utrecht, de opdracht gegeven om deze evaluatie
uit te voeren en het relatieve zeespiegelstijgingsscenario ter bepaling van de gebruiksruimte
voor delfstoffenwinning onder de Waddenzee voor de periode 2021–2026 vast te stellen.
Dit advies, waarmee ik tevens uitvoering geef aan de gewijzigde motie van het lid
Van der Lee c.s.11, verwacht ik in december te ontvangen en ik zal uw Kamer hier in het eerste kwartaal
van 2021 over informeren.
Zandsuppleties
Het natuurlijk meegroeien van de Waddenzee onttrekt zand aan de zandvoorraad van de
kusten van de Waddeneilanden wat zorgt voor een achteruitgang van de kustlijn. Met
zandsuppleties wordt de zandvoorraad van de kust op orde gehouden en achteruitgang
van de basiskustlijn voorkomen. Door de gas- en zoutwinning onder de Waddenzee en
de daardoor veroorzaakte bodemdaling (tijdens en na productie) ontstaat er vanuit
de morfologische dynamiek van de Waddenzee een extra vraag naar zand. Dit heeft tot
gevolg dat de kusten van de Waddeneilanden sneller eroderen en er extra suppleties
nodig zijn om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen handhaven. Rijkswaterstaat
voert deze zandsuppleties uit waarbij wordt gewaarborgd dat geen sprake is van aantasting
van de natuurlijke kenmerken van de Noordzeekustzone, de Waddenzee of een ander Natura
2000-gebied. Er moet opnieuw worden gesuppleerd zodra er zoveel zand is afgevoerd
dat opnieuw kusterosie begint op te treden. Aanvullend op deze suppleties om de basiskustlijn
te handhaven, worden kustfundament suppleties uitgevoerd om het zandvolume in het
kustfundament aan te vullen12.
Agenda voor het Waddengebied 2050
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit hebben uw Kamer per brief op 11 december 202013 de Agenda voor het Waddengebied 2050 (hierna: Agenda) aangeboden. Een gebiedsagenda
met als hoofddoel «een duurzame bescherming van de Waddenzee als natuurgebied en het
behoud van een het unieke open landschap» waarbij door betrokken partijen, waaronder
mijn ministerie, wordt ingezet op een veilig, vitaal en veerkrachtig Waddengebied
in 2050. Uitgangspunt voor de delfstoffenwinning in deze Agenda vormen het kleine
velden-beleid voor de gaswinning, de vigerende concessie zoutwinning Havenmond en
het «hand aan de kraan»-principe.
Cumulatieve effecten economische activiteiten
Per brief van 7 september 202014 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn gesprek met de Waddenvereniging. De Waddenvereniging
heeft aangegeven zich zorgen te maken over de stapeling van effecten op langere termijn
van alle economische activiteiten in en onder de Waddenzee en klimaatverandering.
Met mijn collega’s van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur en Waterstaat
heb ik naar aanleiding daarvan afgesproken om over klimaatadaptatie, duurzaam medegebruik
en natuurversterkende maatregelen samen in gesprek te blijven met gebiedspartijen,
zoals de Waddenvereniging. Op basis van de Agenda voor het Waddengebied 2050 wordt
via het Deltaprogramma (Kennisprogramma Zeespiegelstijging), het Programma naar een
Rijke Waddenzee (PRW), en het Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021–2026 (Uitvoeringsagenda)
gebiedsgericht onderzoek en monitoring uitgevoerd met betrekking tot deze aspecten
in relatie tot alle economische activiteiten in het Waddengebied. Het gaat hierbij
onder andere om het verder uitwerken van het in de Agenda genoemde principe «Ecologie
en economie versterken elkaar».
Tot slot
Graag wil ik benadrukken dat het behoud van de natuurwaarden in de Waddenzee voorop
staat en mijnbouwactiviteiten alleen doorgang kunnen vinden wanneer dit veilig kan
en het behoud van de natuurwaarden gewaarborgd blijft. Daarbij stel ik vast dat de
gas- en zoutwinning tot op heden geen wezenlijk negatief effect heeft gehad op de
ontwikkeling van de natuurwaarden in de Waddenzee.
Indien de meet- en monitoringsresultaten en het advies van de Auditcommissie aangeven
dat er sprake is van een (dreigende) overschrijding van het meegroeivermogen, zal
ik de winning van gas of zout in het betreffende gebied geheel of gedeeltelijk stil
leggen volgens het «hand aan de kraan»-principe. Tot nu toe is een dreigende overschrijding
van het meegroeivermogen – bij de gaswinning – echter niet aan de orde geweest.
Voor de toekomst geldt dat voor de gebruiksruimte voor de gas- en zoutwinning onder
de Waddenzee de mate van relatieve zeespiegelstijging ten opzichte van het meegroeivermogen
van de wadplaten bepalend zal zijn. Op termijn zal de zeespiegelstijging daarbij een
grotere rol spelen dan de bodemdaling door de winning van delfstoffen. Mocht uit de
zeespiegelstijgingsscenario’s blijken dat het natuurlijk meegroeivermogen dreigt overschreden
te worden als gevolg van de geprognosticeerde relatieve zeespiegelstijging dan zal
ik mijn beleid daarop aanpassen door waar nodig de winning van gas en zout onder de
Waddenzee te beperken.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.