Brief regering : Stand van zaken toezeggingen voedsel- en productveiligheid
26 991 Voedselveiligheid
Nr. 575
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2020
Hierbij stuur ik u mijn reactie op toezeggingen aan de Tweede Kamer welke mijn voorganger
heeft gedaan op het gebied van voedsel- en productveiligheid. Het betreft vier toezeggingen
die zijn gedaan in het Algemeen Overleg Voedselveiligheid van 16 januari 2020 (Kamerstuk
26 991, nr. 566). Tevens wordt in deze brief ingegaan op een toezegging gedaan in een Kamerbrief
over de Europese ontwikkelingen op het gebied van de interpretatie van de definitie
van «vermijdbare hoeveelheden» (d.d. 8 oktober 2018). Ook wordt in deze brief de toezegging
behandeld uit de beantwoording van Kamervragen over AGPO Ferrolli CV-ketels (d.d.
28 november 2019).
Voedselveiligheid
In oktober 2019 is bij een vleeswarenbedrijf een Listeria-besmetting in producten
geconstateerd. Deze producten moesten uit de schappen worden gehaald, consumenten
werd aangeraden deze producten niet meer te consumeren en terug te brengen naar de
winkel. Ook de mogelijk besmette producten bij zorginstellingen konden niet meer worden
geconsumeerd en moesten worden teruggehaald. In het Algemeen Overleg voedselveiligheid
van 16 januari 2020 is toegezegd dat de NVWA de wijze waarop de terughaalactie bij
de zorginstellingen is verlopen zou evalueren en de uitkomsten naar de Tweede Kamer
zou sturen.
De NVWA heeft de aanpak bij de zorginstellingen geëvalueerd. Ten tijde van het incident
is via steekproeven nagegaan in hoeverre de zorginstellingen meewerkten aan de terughaalactie.
Bij deze steekproeven bleek een deel van de zorginstellingen de berichtgeving over
het incident genegeerd te hebben. Daarop zijn de betrokken brancheorganisaties benaderd
en aangespoord om de zorginstellingen op te roepen tot actie. Na drie dagen werd een
verbetering in de naleving gezien.
Naar aanleiding van deze casus heeft het Voedingscentrum, beheerder van de hygiënecode
voor voedingsverzorging in zorginstellingen, met gebruikers van de hygiënecode gesproken
over de listeria-besmetting, hoe de terughaalactie is uitgevoerd en wat er verbeterd
kan worden. Dit overleg heeft geleid tot extra informatie over de te nemen maatregelen
bij een besmetting in de nieuwe versie van de hygiënecode. Met deze extra informatie
in de hygiënecode worden de gebruikers van de code (de zorginstellingen) beter geïnformeerd
over wat zij moeten doen bij een mogelijke besmetting van producten die zij aangeleverd
hebben gekregen.
De gebruikers van de code wordt geadviseerd zich per locatie te abonneren op de nieuwsbrief
van de NVWA, zodat zij, naast de informatie van de branche, ook op die manier de informatie
van een eventuele terugroepactie snel binnen kunnen krijgen. De NVWA heeft zelf het
adressenbestand van te benaderen personen en organisaties uitgebreid. De aangepaste
hygiënecode wordt nadat de afstemming met branche is afgerond door mij goedgekeurd.
Hiermee is invulling gegeven aan de opvolging van de evaluatie.
In het Algemeen Overleg voedselveiligheid van 16 januari is ook toegezegd om uit te
zoeken of er een verband is tussen het aantal terugroepacties/meldingen dat bij de
NVWA binnenkomt en het aantal aan voedselgerelateerde ziektegevallen. Het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stelt periodiek rapporten op waarin een overzicht
wordt gegeven van de voedselgerelateerde uitbraken in de afgelopen periode, voor zover
deze geregistreerd of gepubliceerd zijn. Het laatste rapport over de registraties
van 2018–2019 is op 19 november jongstleden gepubliceerd1. Het gaat hier om meldingen die bij het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van
het RIVM werden geregistreerd door de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) in
het kader van de meldingsplicht van uitbraken door artsen en laboratoria, meldingen
die geregistreerd werden door de NVWA en aangevuld met gepubliceerde of anderszins
bekende uitbraken in deze periode. Tussen 2015 en 2018 wordt er een toename gezien
in het aantal geregistreerde zieken en uitbraken, als ook het aantal meldingen door
bedrijven. Globaal lijkt er een correlatie te zijn tussen het aantal uitbraken/zieken
en meldingen. Desalniettemin wijst het niet op een direct (causaal) verband. De NVWA
ziet in de afgelopen jaren vooral dat bedrijven meer controles op producten uitvoeren
en daardoor ook vaker afwijkingen vinden en dit melden. Er zijn geen aanwijzingen
dat vaker levensmiddelen onveilig zijn. De stijging in het aantal uitbraken/zieken
kan deels worden verklaard door een veranderde registratiesystematiek, maar kan voor
een ander deel niet goed verklaard worden. Het zou een indicatie voor meer zieken
door onveilig voedsel kunnen zijn, maar ook een grotere bekendheid met en bereidheid
tot het melden van een voedselinfectie.
Tijdens het Algemeen Overleg voedselveiligheid van 16 januari sprak de Kamer ook over
de berekeningen die EFSA maakt van de cumulatieve blootstelling van de consument aan
residuen van gewasbeschermingsmiddelen. Tot nog toe is dat gedaan voor effecten op
het zenuwstelsel en de schildklier. Er is in het overleg toegezegd dat nagegaan zou
worden wanneer EFSA de methode gereed heeft om de cumulatieve blootstelling van gewasbeschermingsmiddelen
met effecten op het endocriene systeem (hormoonhuishouding) te kunnen berekenen. Ook
zou bij EFSA het belang van het snel beschikbaar komen van berekeningen voor met name
de ontwikkeling (van het zenuwstelsel) van jonge kinderen worden aangekaart.
Het project om cumulatieve blootstelling te berekenen is gestart vanuit de behoefte
om bij een gebleken te hoge cumulatieve blootstelling het beleid te kunnen aanscherpen.
Het beleid bij hormoonverstoring is al maximaal restrictief: gewasbeschermingsmiddelen
worden van de markt gehaald als zij hormoonverstorend blijken te zijn, hoe groot of
klein het hormooneffect ook is. De uitkomsten van cumulatieve berekeningen van het
hormonale effect zouden dit beleid niet veranderen. Nu de methode voor het berekenen
van de cumulatieve blootstelling beschikbaar is, gaat EFSA de komende jaren ook andere
cumulatieve effecten berekenen. Welke daarbij met voorrang worden opgepakt, is op
dit moment onderwerp van discussie. Ik wil de uitkomst van deze prioriteitsstelling
afwachten en in de tussentijd geen eigen prioriteitstelling te doen.
Ook is u toegezegd het RIVM met de meest actuele residugegevens opnieuw een berekening
van de cumulatieve inname van gewasbeschermingsmiddelen met effecten op het zenuwstelsel
te laten uitvoeren en u de resultaten daarvan toe te sturen2. Deze resultaten, samengevat in een factsheet, treft u aan in een aparte bijlage3. Het RIVM heeft het onderzoek uitgevoerd met dezelfde onderzoeksmethode als die uit
2018, maar op basis van een verbeterde afbakening van de middelen die inwerken op
het zenuwstelsel. Daarnaast zijn recentere voedselconsumptiegegevens (afkomstig van
de Voedselconsumptiepeiling 2012–2016) en gegevens over de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen
op Nederlandse voedingsmiddelen gebruikt (afkomstig van de NVWA 2016–2018). Net als
het onderzoek uit 2018 blijkt dat zelfs een hoge dagelijkse blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen
(door het eten van grote porties producten waar gewasbeschermingsmiddelen op zitten
of het eten van producten waar een hoge hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen op zit)
lager is dan de blootstelling die nog als veilig wordt geacht. Er is dus voor deze
groep middelen geen sprake van gezondheidsrisico’s voor de Nederlandse bevolking.
Productveiligheid
In de brief van 8 oktober 20184 is toegezegd dat de Tweede Kamer geïnformeerd zou worden over de Europese ontwikkelingen
omtrent verboden stoffen die in onvermijdbare hoeveelheden in cosmetische producten
voorkomen. Nederland heeft het vraagstuk gepresenteerd en voorstellen voor een verbetering
gedaan in het Standing Committee on Cosmetic Products (de werkgroep van de Europese
Commissie waar door Commissie en lidstaten wijzigingen en interpretatie van de Europese
Cosmeticaverordening worden besproken). Daarnaast heeft Nederland bij de Europese
Commissie per brief op hoogambtelijk niveau aandacht gevraagd voor deze kwestie. De
Europese Commissie heeft in antwoord op de brief gemeld niet van plan te zijn aanvullende
maatregelen te nemen. VWS bezint zich op eventuele vervolgstappen.
In de beantwoording op de vragen van de Kamerleden Beckerman (SP) en Koerhuis (VVD)
over gevaarlijke AGPO Ferroli CV-ketels (ingezonden 21 oktober 2019) van 28 november
20195 is toegezegd de Kamer te informeren over de voortgang van de door de NVWA aan Ferroli
opgelegde corrigerende acties. Het gaat hier om de volgende acties:
1. Ferroli moet zo snel mogelijk en voor het begin van komende stookseizoen een waarschuwing
uitbrengen aan de bezitters en vermoedelijke bezitters van de AGPO Ferroli CV-ketels
van de typen Econpact, Ultima, MegaDense en MegaLux. Daarin moet nadrukkelijk gewezen
worden op de noodzaak de cv-ketel te laten controleren en het noodzakelijk onderhoud
te laten uitvoeren en dat dit door een deskundige en met de bewuste cv-ketels bekend
zijnde monteur respectievelijk installateur gebeurt.
2. Ferroli moet de laatste versie van de onderhoudsinstructies daarbij actief en kosteloos
ter beschikking stellen aan zowel de bezitters van de bedoelde cv-ketels als aan de
onderhouds- en installatiebureaus.
3. Ferroli moet de nog bij de consumenten in gebruik zijnde cv-ketels van de type Econpact,
Ultima, MegaDense en MegaLux (laten) voorzien van een thermische beveiliging die de
cv-ketel direct uitschakelt wanneer de behuizing van de warmtewisselaar te heet wordt.
De NVWA laat de Minister voor Medische Zorg en Sport weten dat de eerste twee acties
direct door Ferroli zijn uitgevoerd. De derde actie betreft het aanbrengen van een
thermische beveiliging als extra veiligheidsmaatregel. Die thermische beveiliging
moest worden ontwikkeld en conform de wettelijke voorschriften goedgekeurd door een
onafhankelijke keuringsinstelling. Door de Covid-19-maatregelen heeft dit enige vertraging
opgelopen, maar inmiddels is de goedkeuring verkregen en is de productie en de uitrol
ervan gestart.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg