Brief regering : Prioriteiten elektronische gegevensuitwisseling resterende kabinetsperiode
27 529 Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 230
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2020
De afgelopen jaren is er op meerdere fronten voortgang geboekt met de digitalisering
van de gezondheidszorg. Samen met het zorgveld werk ik toe naar de juiste zorg op
de juiste plek op het juiste moment met de juiste informatie. Elektronische gegevensuitwisseling
tussen zorgverleners is daarin essentieel. Het gaat immers om de communicatie tussen
zorgverleners en de snelle beschikbaarheid van de juiste informatie voor zowel behandelaars
als patiënten. De COVID-19-pandemie onderstreept dit belang. Ik zet me in voor de
beschikbaarheid van, het vertrouwen in en de zeggenschap van burgers over hun medische
informatie en de uitwisseling daarvan.
In het algemeen overleg gegevensuitwisseling/ ICT/ E-health / slimme zorg/ administratieve
lasten (hierna: het AO gegevensuitwisseling) van 8 oktober jl. heb ik uw Kamer toegezegd
om u schriftelijk te informeren over mijn prioriteiten op het gebied van elektronische
gegevensuitwisseling in de resterende kabinetsperiode. In deze brief geef ik aan hoe
ik de komende maanden:
• nog meer regie neem om te komen tot een versnelling van elektronische gegevensuitwisseling.
Hierbij ga ik nader in op de uitvoering van de motie van de leden Van den Berg (CDA)
en Kerstens (PvdA) (Kamerstuk 27 529, nr. 222) die naar aanleiding van het voornoemde algemeen overleg is aangenomen en die verzoekt
om meer publieke regie en sturing op de landelijke ICT-infrastructuur en aanpalende
voorzieningen.
• onverminderd doorga met het beschikbaar krijgen van noodzakelijke gegevens voor de
acute zorg; en
• prioriteit geef aan een toekomstbestendige beleidslijn ten aanzien van grondslagen
voor het delen van gegevens tussen zorgverleners en het verlenen van toestemming door
burgers.
Met deze brief geef ik tevens invulling aan de toezegging om schriftelijk terug te
komen op enkele vragen die tijdens het Algemeen Overleg gegevensuitwisseling zijn
gesteld. Ik stuur deze brief ook naar de Eerste Kamer.
Prioriteiten elektronische gegevensuitwisseling
Mijn ambitie blijft onverminderd groot: het volledige elektronisch laten verlopen van bestaande gegevensuitwisselingen, waardoor de juiste informatie op de juiste
plek beschikbaar is voor zorgverleners en daarnaast patiënten hun eigen gegevens digitaal
kunnen inzien en beheren. Zowel tussen instellingen als binnen instellingen moet digitaal
het nieuwe normaal worden (Kamerstuk 27 529, nr.166). Of het nu gaat om digitale uitwisseling of uitwisseling op papier, als het gaat
om privacy doe ik geen concessies. Samen met het zorgveld werk ik aan een toekomstbestendige
gegevensuitwisseling in de gezondheidszorg waarin het de norm is dat systemen met
elkaar kunnen praten (interoperabiliteit), de keuzevrijheid voor zorgaanbieders bij
het kiezen van een ICT-systeem geborgd blijft en dit tegen acceptabele maatschappelijke
kosten gebeurt. Dat lijkt een overzichtelijke doelstelling. Maar er komt veel bij
kijken en het kost veel tijd. Als samenleving willen we zeggenschap voor burgers over
hun eigen data, waarborging van privacy, een gelijk speelveld voor leveranciers en
werken met open standaarden voor ICT-systemen zodat keuzevrijheid en innovatie worden
gestimuleerd. Over dit onderwerp zal ik uw Kamer separaat informeren. Om deze ambitie
op redelijke termijn te kunnen realiseren, is meer en andere publieke regie nodig
dan tot nu toe. Met name waar het gaat om randvoorwaardelijke infrastructuur en voorzieningen,
de beschikbaarheid van gegevens in de acute zorg en het beleid ten aanzien van grondslagen
voor het delen van gegevens.
Publieke regie en sturing
Wettelijk kader en stimuleringsregelingen
Afgelopen oktober sprak ik met uw Kamer over het bevorderen van elektronische gegevensuitwisseling
in de zorg. Er is een toenemende vraag van patiënten en medewerkers in de zorg om
beter, simpeler en sneller medische gegevens te kunnen uitwisselen en inzien. Daarbij
is er vanuit het zorgveld, uw Kamer en mijzelf behoefte aan meer en stevigere regie
door het kabinet. Dit is onder andere verwoord in de motie van het lid Aukje De Vries
c.s. (Kamerstuk 29 515, nr. 432), de motie van het lid Ellemeet (Kamerstuk 29 515, nr. 427), de motie van het lid Raemakers c.s. (Kamerstuk 35 000 XVI nr. 46) en de motie van de leden Van den Berg en Kerstens (Kamerstuk 27 529, nr. 222). Ook de Sociaaleconomische Raad (SER) heeft onlangs in een verkenning gewezen op
de kansen op maatschappelijke winst bij het nemen van meer regie1.
Meer publieke regie vraagt om meer publieke betrokkenheid. Zowel vanuit het kabinet
als door actieve deelname van patiënten. De afgelopen jaren is deze handschoen opgepakt.
Met de versnellingsprogramma’s informatie-uitwisseling patiënt en professional (VIPP)
zijn er diverse stimuleringsregelingen in het leven geroepen om de uitwisseling van
gegevens tussen zorgaanbieders en van de zorgverlener naar de patiënt te bevorderen.
Hiertoe is tot nu toe 442,5 miljoen euro gereserveerd in de periode 2017–2022. Momenteel
werk ik samen met het zorgveld aan een VIPP-subsidieregeling Farmacie die ik verwacht
in 2021 open te kunnen stellenVoor deze regeling heb ik een aanvullend bedrag van
86 miljoen euro gereserveerd.
Naast stimulering van digitalisering is er ook veel werk verzet om tot een wetsvoorstel
te komen dat elektronische gegevensuitwisseling verplicht stelt en regelt dat zorgaanbieders
een eenduidige wijze van elektronische uitwisseling van gezondheidsgegevens toepassen.
Het wetsvoorstel elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) ligt nu voor
advies voor bij de Raad van State. Ik streef ernaar het wetsvoorstel voor het verkiezingsreces
aan de Tweede Kamer aan te bieden, hoewel dit afhankelijk is van het moment van aanbieding
van het advies van de Raad van State en de benodigde tijd voor verwerking van dit
advies.
Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om bij AMvB gegevensuitwisselingen aan te wijzen
die vanaf een bepaald moment – eventueel volgens nader te stellen eisen aan taal en
techniek – ten minste elektronisch moeten plaatsvinden. Bij het al dan niet de aanwijzen
van een gegevensuitwisseling, moet rekening gehouden worden met een aantal aspecten
waaronder de onderlinge samenhang met bestaande programma’s van het zorgveld, VIPP-programma’s
en overige (beleids)initiatieven van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS) en de diversiteit en omvang van het speelveld.
Ik zet mij in om vier van de prioritaire gegevensuitwisselingen – zijnde digitaal
receptenverkeer, basisgegevensset zorg (BGZ), beelduitwisseling en verpleegkundige
overdracht- uit te werken tot een AMvB waarin elektronische uitwisseling een wettelijke
verplichting wordt. Deze wettelijke verplichting is bedoeld als een sluitstuk, het
veld moet hier immers aan kunnen voldoen. Zo geldt voor digitaal receptenverkeer dat
ondanks dat er veel gebeurt, het zorgveld en de leveranciers nog niet dusdanig gereed
zijn dat wettelijke verplichting op korte termijn verantwoord is. De daadwerkelijke
wettelijke verplichting op basis van deze norm komt daarmee pas rond 2026 te liggen.
Ik informeer u, conform toezegging, bij de aanbieding van de Wegiz aan uw Kamer nader
over de voortgang en het tijdpad van de wettelijke verplichting voor digitaal receptenverkeer
(Kamerstuk 27 529, nr. 219). Maar de verplichting komt er wel degelijk en werpt ook nu al de schaduw vooruit.
Wettelijke verplichting vormt namelijk het slotakkoord van omvangrijke trajecten zoals
eOverdracht en Medicatieoverdracht. Deze trajecten gaan onverminderd door en zijn
gericht op het gaan voldoen aan de naderende wettelijke verplichting.
Het is mijn streven om ook op de korte termijn te komen tot wettelijke verplichtingen.
Daarom kijk ik ook naar de andere uitwisselingen op de meerjarenagenda Wegiz. Het
is mijn voornemen om voor uitwisselingen die korter na de inwerkingtreding van de
Wegiz wettelijk verplicht kunnen worden, op korte termijn een AMvB traject op te starten.
Daartoe wordt een selectie gemaakt binnen de eerder aangedragen uitwisselingen door
het zorgveld. Ik verwacht u in de loop van 2021 te informeren over de geactualiseerde
meerjarenagenda Wegiz en de termijnen waarop wettelijke verplichting zou kunnen plaatsvinden.
Infrastructuur en randvoorwaardelijke voorzieningen
Op het gebied van elektronische gegevensuitwisseling is door mijn voorganger al het
nodige in gang gezet. Daarbij was de ruimte om regie te voeren op het gebruik van
de bestaande centrale infrastructuur, zoals het Landelijk Schakelpunt (LSP), en aanpalende
voorzieningen tot nog toe beperkt2. Landelijke beschikbaarheid van infrastructuren en randvoorwaardelijke voorzieningen
kan het elektronisch uitwisselen van gegevens versnellen. Op de lange termijn wil
ik dit realiseren door het gebruik van open standaarden en het borgen van keuzemogelijkheid
op het gebied van ICT-producten voor zorginstellingen.
Om ook op de korte termijn een slag te slaan, wil ik actiever regie voeren dan tot
nog toe het geval was. Met de motie van de leden Van den Berg en Kerstens (Kamerstuk
27 529, nr. 222) ontstaat meer handelingsruimte om zowel voor de korte als de lange termijn tot oplossingen
te komen. Bovendien is er breed draagvlak ontstaan bij zorgaanbieders en bij branche-
en koepelorganisaties om beter gebruik te maken van de bestaande mogelijkheden voor
het delen van gegevens. In het nemen van meer regie is mijn focus gericht op het op
orde brengen van de randvoorwaarden om elektronische gegevensuitwisseling mogelijk
te maken. Daarbij bezie ik ook waar ten aanzien van de randvoorwaarden een meer normerende,
sturende rol vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid voor de zorg gewenst is. In dat
kader verken ik in hoeverre voor de korte termijn gebruik gemaakt kan worden van het
LSP voor gegevensuitwisseling bij spoed en hoe een actueel medicatieoverzicht beschikbaar
kan worden gesteld (Kamerstuk 27 529, nr. 219) en tegelijkertijd de route naar de toekomst open blijft.
Bovendien bekijk ik of het wenselijk is om vanuit mijn verantwoordelijkheid een aantal
specifieke bestaande of nieuwe randvoorwaardelijke voorzieningen voor gegevensuitwisseling
onder publieke sturing te brengen zodat deze landelijk door zorginstellingen en patiënten
kunnen worden gebruikt. Het gebruik van dergelijke voorzieningen wordt daarmee de
facto onontkoombaar. Ook hier moet publieke sturing borgen dat het pad naar de gewenste
situatie – waarin sprake is van keuzevrijheid voor zorgaanbieders waar het kan – open
blijft. Minimale vereisten zijn dat een dergelijke randvoorwaardelijke voorziening
voldoet aan de vigerende wet- en regelgeving en een versnellend effect heeft op de
totstandkoming van het informatiestelsel in de zorg. De keuze om gebruik te maken
van hetgeen er al is, betekent ook dat ik die keuze periodiek herijk op weg naar een
ICT-landschap in de zorg dat innovatief en adaptief is.
Samenvattend zal ik de komende maanden bezien hoe ik meer regie en sturing kan nemen
op de landelijke infrastructuur en inventariseren welke randvoorwaardelijke voorzieningen
kwalificeren als noodzakelijk om tot versnelling van gegevensuitwisseling te komen.
Hiertoe zal ik een afwegingskader ontwikkelen. Ik betrek hierbij de suggesties die
een groot aantal koepel- en brancheorganisaties mij onlangs in het Informatieberaad
heeft gedaan en waarin ook door het Informatieberaad verder uitwerking aan wordt gegeven.
Ik zal uw Kamer in de zomer van 2021 informeren over de uitkomsten en meenemen in
mijn overwegingen over de wijze van totstandkoming van de randvoorwaardelijke voorzieningen
en de invulling van mijn publieke sturing hierop. Daarnaast zal ik onder meer het
gesprek aangaan met de beheerder van het LSP, de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ). Daarin zal ik de wens van uw Kamer onder de aandacht brengen dat de Patiëntenfederatie
twee zetels in het bestuur van VZVZ krijgt, er een door mij benoemde onafhankelijk
voorzitter komt en zal ik de mogelijkheden bespreken om spoedig tot end-tot-end versleuteling
te komen.
Acute zorg
Juist wanneer acute zorg moet worden verleend is het belangrijk dat essentiële medische
gegevens snel opvraagbaar zijn, zoals ziektes waaraan een patiënt lijdt, ernstige
psychologische aandoeningen, medicijngebruik, recente laboratoriumuitslagen en allergieën.
Elektronische gegevensuitwisseling is hiervoor cruciaal.
De COVID-19-crisis stelt de acute zorg hierbij voor extra uitdagingen. Om die reden
is de zogenaamde Corona Opt-in in maart 2020 in het leven geroepen. U bent hierover
eerder geïnformeerd door de Minister van VWS (Kamerstuk 25 295, nrs. 199, 219, 249 en 386). Deze tijdelijke gedoogmaatregel heeft, samen met enkele technische aanpassingen,
mogelijk gemaakt dat ook gegevens van patiënten die nog niet expliciet toestemming
hiervoor hebben gegeven, te raadplegen zijn op de huisartsenpost of spoedeisende hulp.
De gedoogmaatregel wordt omgezet in een tijdelijke AMvB. Een voorstel hiertoe ligt
voor advies bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Ik verwacht de AMvB deze winter aan
uw Kamer te kunnen sturen. Tot inwerkingtreding van de AMvB blijft de gedoogconstructie
van kracht. Daarbij heb ik financiering beschikbaar gesteld om te komen tot een duurzamere
oplossing van de Corona Opt-in.
De noodzaak om te komen tot de Corona Opt-in heeft nogmaals het belang onderstreept
van een duurzame oplossing voor gegevensuitwisseling bij spoedzorg. Afgelopen oktober
is het programma Met Spoed Beschikbaar gestart, waarbinnen betrokken koepelorganisaties
samenwerken met als doel om de richtlijn «Gegevensuitwisseling tussen huisarts, huisartsenpost,
ambulancedienst en spoedeisende hulp» te implementeren. Ik financier dit programma
mede en lever expertise vanuit mijn ministerie. In een aparte Kamerbrief in het eerste
kwartaal van 2021 zal ik uw Kamer verder informeren over de stappen richting een duurzame
oplossing voor gegevensuitwisseling bij acute zorg. In deze brief zal ik bovendien
aangeven hoe ik uitvoering geef aan de motie Raemakers over de meerwaarde van een
campagne voor toestemmingverlening bij spoed (Kamerstuk 27 529, nr. 224).
Grondslagen voor het elektronisch uitwisselen van gegevens
Burgers moeten op eenvoudige en eenduidige wijze toestemming kunnen geven om hun eigen
patiëntgegevens over te dragen wanneer dat nodig is (conform de motie van de leden
Van den Berg en Raemakers, Kamerstuk 27 529, nr. 172). Zorgverleners hebben de plicht tot geheimhouding; het medisch beroepsgeheim. Dit
medisch beroepsgeheim is geregeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(Wet BIG) en in het Burgerlijk wetboek (de WGBO). De plicht om te zwijgen kent uitzonderingen.
Bijvoorbeeld als de patiënt toestemming heeft verleend. Voor het kunnen geven van
toestemming moet de patiënt goed geïnformeerd zijn (Kamerstuk 27 529, nr. 192). Ik wil voor gegevensuitwisseling bij spoed en bij medicatieoverdracht verkennen
of ik op korte termijn kan inzetten op het hergebruik van bestaande toestemmingen
en het gebruik van bestaande infrastructuren. Tegelijkertijd vind ik het van belang
dat ook decentrale infrastructuren gebruikt kunnen worden, zodat de keuzevrijheid
voor zorgaanbieders en patiënten op de lange termijn is geborgd. Bovendien wil ik
bezien of ik door bijvoorbeeld de inzet van communicatiemiddelen meer duidelijkheid
kan creëren voor zorgverleners en burgers over de wet- en regelgeving.
Het komt regelmatig voor dat medische informatie van patiënten voor een zorgverlener
niet beschikbaar is omdat de patiënt nog geen toestemming heeft gegeven voor het inzien
van de betreffende gegevens. Bijvoorbeeld omdat niet alle zorgverleners en burgers
zich er van bewust zijn dat naast toestemming voor het delen van medische gegevens
ook toestemming nodig kan zijn voor beschikbaarstelling van gegevens van een cliënt
via een elektronisch uitwisselingssysteem. Dit is geregeld in de wet aanvullende bepalingen
verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wavpz). Ik vind het echter onwenselijk als
voor het elektronisch uitwisselen van gegevens vaker toestemming moet worden gevraagd
dan voor gegevensuitwisseling op papier. Ook mag zonder die toestemming geen achteruitgang
optreden ten opzichte van de huidige praktijk.
Daar waar toestemming van de patiënt nodig is, wil ik toewerken naar een situatie
waar de burger het verlenen van toestemming om deze gegevens elektronisch uit te wisselen
vanuit één plek kan regelen. De bedoeling is dat de patiënt toestemming geeft op het
moment dat het nodig is en deze toestemming volgt vervolgens de benodigde zorg. Op
deze manier kan de patiënt in het gesprek met de zorgverlener bepalen welke informatie
op dat moment nodig is en op geïnformeerde wijze beslissen welke informatie er tussen
zorgverleners gewisseld mag worden. En is voor de zorgverlener helder waar de burger
deze toestemming eenduidig bijhoudt.
Om meer helderheid te bieden over het verlenen van toestemming bij elektronische gegevensuitwisseling,
wil ik de komende maanden benutten om tot een overkoepelende beleidslijn te komen.
Hierbij zal ik, zoals toegezegd in het AO gegevensuitwisseling van 8 oktober jl. (Kamerstuk
27 529, nr. 221), ingaan op de toepasbaarheid van de Estse wijze van toestemmingverlening (opt-out)
en de mogelijkheden van de toestemmingsvoorziening Mitz als randvoorwaardelijke voorziening.
Ook zal ik aangeven hoe het vraagstuk rondom toestemming in de acute zorg in deze
bredere context past. Het uitgangspunt blijft onverkort dat de digitale situatie geen
achteruitgang mag zijn ten opzichte van de analoge.
Toezeggingen en uitvoering amendement Van den Berg/Veldman
In het AO gegevensuitwisseling is een aantal onderwerpen de revue gepasseerd waar
ik heb toegezegd schriftelijk op terug te komen. Het gaat om een stand van zaken van
de heroverweging van het vitaal verklaren van de zorg, de kans op overnames uit het
buitenland en over de positie van de Autoriteit Persoonsgegevens in relatie tot gedragscodes
voor het omgaan met persoonsgegevens. Daarnaast heeft mijn ambtsvoorganger u eerder
toegezegd te bezien of aanvullende acties benodigd zijn inzake handelingsverlegenheid
bij artsen het delen van medische informatie. Eveneens zal ik aangeven waar we staan
met de uitvoering van het amendement Van den Berg/Veldman (Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 28) om cross-sectorale gegevensuitwisseling in de regio te stimuleren.
Vitale infrastructuur
Uw Kamer vroeg mij eerder dit jaar bij motie van het lid Van den Berg (Kamerstuk 30 821, nr. 103) waarom de gezondheidszorg nog niet als vitale infrastructuur is aangemerkt. Dit
verzoek werd in het Algemeen Overleg van 8 oktober jl. herhaald, waarbij ook aandacht
werd gevraagd voor het scenario waarin buitenlandse investeerders Nederlandse ziekenhuizen
opkopen. In de brief aan uw Kamer inzake Informatieveiligheid en Privacy in de zorg
(Kamerstuk 27 529, nr. 193) en tijdens het AO Gegevensuitwisseling van 9 oktober 2019 (Kamerstuk 27 529, nr. 195) heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven te verkennen of het nodig is een herbeoordeling
te doen van het besluit om de zorg niet als vitale sector aan te merken. Uit de verkenning
is gebleken dat een herbeoordeling wenselijk is.
Met uw Kamer wordt de vitaliteitsbeoordeling van de zorg tot nu toe besproken in het
kader van informatiebeveiliging. De bescherming van de vitale infrastructuur ziet
echter op meer aspecten. Mede door de COVID-19-crisis, die aantoont hoe ook niet-digitale
dreigingen de maatschappij kunnen ontwrichten, wil ik de vitaliteit van de zorg opnieuw
beoordelen.
Ik ga deze beoordeling voorbereiden en met de sector uitvoeren. Ik start hier zo snel
mogelijk mee maar door de COVID-19-crisis ben ik genoodzaakt het gesprek met de sector
uit te stellen tot tenminste begin volgend jaar, ervan uitgaande dat de COVID-19 crisis
tegen die tijd meer beheersbaar is en er voldoende ruimte is voor een dergelijke vitaliteitsbeoordeling.
Zorgvuldigheid is immers geboden.
Deze vitaliteitsbeoordeling kan tot gevolg hebben dat specifieke processen of aanbieders
in de zorg vitaal worden verklaard. Hierbij heb ik oog voor de regeldruk voor de zorgverleners.
Ondertussen blijf ik inzetten op betere Informatieveiligheid in de zorg en blijf ik
Z-CERT ondersteunen, wat het zorgveld kan bijstaan bij cyber-incidenten. De Informatieveiligheid
wil ik immers zo goed mogelijk ondersteunen, ook bij niet-vitale aanbieders in de
zorg.
Buitenlandse investeerders
Ik zie uw zorg over buitenlandse investeerders op de Nederlandse zorgmarkt. De Minister
van EZK werkt samen met de Minister van JenV aan de uitwerking van een brede investeringstoets
op risico’s voor de nationale veiligheid. Hiervoor wordt nieuwe wetgeving voorbereid
die specifiek ziet op zeggenschap over en invloed op organisaties die een rol spelen
in de vitale infrastructuur van Nederland.
Gedragscodes persoonsgegevens
Daarnaast is door uw Kamer aangegeven dat er onduidelijkheid bestaat over de bevoegdheid
van de Autoriteit Persoonsgegevens om gedragscodes goed te keuren voor de wijze waarop
een branche of sector omgaat met persoonsgegevens. Artikel 40,vijfde lid van de Alegemene
verordening gegevensbescherming (AVG) geeft de Autoriteit Persoonsgegevens de bevoegdheid
om gedragscodes goed te keuren. Een branche of sector die een gedragscode heeft opgesteld,
kan aan de Autoriteit Persoonsgegevens vragen om deze goed te keuren. De Autoriteit
gaat hiertoe over wanneer aan de eisen wordt voldaan. Het is hierbij vooral belangrijk
dat de gedragscode een concrete uitwerking van de AVG biedt. In een dergelijke gedragscode
worden de algemene normen uit de AVG immers concreter gemaakt. Deze zomer is voor
het eerst een gedragscode goedgekeurd. Het gaat om de code van branchevereniging NL
digital. Het is aan de branche of sector een gedragscode voor te leggen en wanneer
dat gebeurt. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft immers al sinds de inwerkingtreding
van de AVG de bevoegdheid een gedragscode goed te keuren.
Handelingsverlegenheid bij het delen van informatie
Tijdens een eerder AO is handelingsverlegenheid bij artsen voor het delen van informatie
aan de orde gekomen als mogelijk knelpunt in de zorgverlening. Mijn voorganger heeft
destijds toegezegd te bezien of hier meer aandacht voor nodig is, bijvoorbeeld door
het organiseren van een bijeenkomst, en het gesprek aan te gaan met het zorgveld.
Dit is inmiddels een jaar geleden en ik zie dat verbetering is opgetreden; de AVG
is beter geland in het zorgveld. Het is duidelijker geworden wat er allemaal wél mag
en kan onder de privacywetgeving. Betrokken partijen hebben aangegeven dat de wens
en noodzaak voor een bijeenkomst niet langer aanwezig zijn. Echter, ter bevordering
van de kennis van de privacywetgeving in de dagdagelijkse zorgpraktijk, heeft de AVG-Helpdesk
het thema
«handelingsverlegenheid in de zorg» de komende tijd als speerpunt benoemd. Daarmee
wil ik bijdragen aan het vergroten van de bewustwording en compliance en is wat mij
betreft aan het gedachtegoed achter de gedane toezegging voldaan.
Cross-sectorale gegevensuitwisseling in de regio
Een ander knelpunt dat uw Kamer bij mijn voorganger onder de aandacht heeft gebracht
is de totstandkoming van gegevensuitwisseling tussen verschillende zorgdomeinen. Conform
het amendement Van den Berg/Veldman, is dit jaar 1 miljoen euro beschikbaar om regionale
pilots die gericht zijn op cross-sectorale gegevensuitwisseling in de regionale ketenzorg
te stimuleren (Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 28). Zo ben ik gestart met het ondersteunen van de ontwikkeling van een digitaal regionaal
zorgplatform in de provincie Zeeland. De ambitie van de initiatiefnemers is om via
dit platform cross-sectorale gegevensuitwisseling tussen zorgverleners onderling en
tussen zorgverleners en patiënten in Zeeland op termijn mogelijk te maken. De voorbereidingen
voor drie pilots vinden nu plaats. De uitvoering van de pilots staat gepland in 2021.
Het is de bedoeling dat de uitkomsten ook door andere (dunbevolkte) regio’s gebruikt
kunnen worden om zo tot een betere uitwisseling van gegevens te komen. Het onlangs
aangenomen amendement Van den Berg c.s. (Kamerstuk 35 570 XVI, nr.61) zal ik ten behoeve van deze opschaling inzetten.
Tot slot
De huidige COVD-19 crisis weergeeft het belang van goede samenwerking tussen de verschillende
zorgverleners in het veld. Een veilige, snelle en gebruiksvriendelijke vorm van gegevensuitwisseling
is hierin cruciaal. De resterende kabinetsperiode heeft het versterken van dit proces
middels meer publieke regie en sturing mijn prioriteit zodat elektronische gegevensuitwisseling
ondersteunend is aan de vraag van patiënten en zorgverleners. Met name in acute situaties
moeten essentiële gegevens snel toegankelijk zijn. Het is mijn bedoeling ervoor te
zorgen dat deze intenties worden vertaald naar de praktijk. Door de elektronische
gegevensuitwisseling af te stemmen op de zorg, voor de zorg.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, minister voor Medische Zorg