Brief regering : Uitvoering toezegging, gedaan tijdens de mondelinge vragen van het lid Van Dam van 13 oktober 2020, over Nederlandse handvuurwapens, die na verkoop terecht zijn gekomen op Malta
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 335 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2020
Inleiding
Naar aanleiding van de mondelinge vragen van het lid Van Dam (CDA) (Handelingen II
2020/21, mondelinge vragen van het lid Van Dam over Nederlandse defensiewapens die
via omstreden deal verkocht zijn aan een tussenhandelaar) over Nederlandse handvuurwapens,
die na verkoop terecht zijn gekomen op Malta (Rtlnieuws.nl, 11 oktober 2020), heb
ik u tijdens het Vragenuur van dinsdag 13 oktober jl. toegezegd de achtergrond van
deze casus nader te schetsen. Daarnaast heb ik aangegeven dat zorgvuldig gekeken zal
worden of economische meerwaarde nog wel het juiste uitgangspunt is voor verkoop.
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst doe
ik met deze brief deze toezeggingen gestand.
Achtergrond van de Malta casus
In 2019 kwamen voor het eerst sinds lange tijd meerdere typen handvuurwapens beschikbaar
voor afstoting door eerder ingezette vervangingsprojecten.1 Gesprekken met overheden in 2019 leverden onvoldoende mogelijkheden op voor afstoting.
In september 2019 heeft een Nederlands bedrijf aangegeven geïnteresseerd te zijn in
een deel van deze handvuurwapens. Het betrof in totaal 1.275 stuks Glock, 9 stuks m2.50
en 800 stuks MP5.
Het betreffende bedrijf is een leverancier van wapens en toebehoren aan Defensie.
Daarnaast onderhoudt en reviseert dit bedrijf ook wapens voor Defensie. Zoals altijd
bij verkoop van wapens en wapensystemen staat voorop dat wordt gehandeld conform de
geldende wet- en regelgeving2. Defensie heeft in deze casus vastgesteld dat dit bedrijf in het bezit is van de
vereiste vergunning (de zogenaamde «erkenning») in het kader van de Wet Wapens en
Munitie.
De Commissie Verkoop Defensie Materieel, waarin zowel het Ministerie van Financiën,
het Ministerie van Buitenlandse Zaken als Defensie zijn vertegenwoordigd, heeft schriftelijke
toestemming gegeven voor de voorgenomen verkopen van de hierboven genoemde wapens
aan het geïnteresseerde bedrijf. Op basis van die toestemming heeft Domeinen Roerende
Zaken ten behoeve van deze afstoting vier verkoopcontracten getekend voor de levering
van de wapens. De daadwerkelijke levering aan het Nederlandse bedrijf heeft plaatsgevonden
in de periode januari tot en met juli 2020. Het eigendom van de wapens is daarbij
overgedragen van de Staat aan dit bedrijf.
Op grond van de vergunning is dit bedrijf gerechtigd om de betreffende wapens te herstellen
en te verkopen. Om de wapens uit te kunnen voeren is vervolgens een uitvoervergunning
benodigd. Een deel van de wapens is aan een Maltees bedrijf verkocht. De Maltese autoriteiten
zijn conform Europese afspraken3 verantwoordelijk voor controle en handhaving op Malta. Ondanks alle waarborgen valt
echter na levering nooit geheel uit te sluiten dat handvuurwapens in verkeerde handen
kunnen vallen, zoals het kabinet ook in algemene zin heeft vermeld in het verslag
van een schriftelijk overleg over het rapport «Het Nederlandse Wapenexportbeleid in
2019» (Kamerstuk 22 054, nr. 334).
Nederland rapporteert over het uitvoeren van militaire goederen door middel van een
online overzicht van toegewezen en afgekeurde uitvoervergunningen en jaarlijkse rapportages
over het wapenexportbeleid4. Het kabinet streeft ernaar dat vergunningen binnen twee maanden worden gepubliceerd
op de website van rijksoverheid.nl om de Kamer in staat te stellen haar controlerende
taak uit te voeren5. De uitvoervergunningen in deze casus zullen onderdeel uitmaken van de rapportage
over het Nederlandse wapenexportbeleid 2020 en worden opgenomen in het overzicht op
www.rijksoverheid.nl.
Vragenuur
Tijdens het Vragenuur verwees het lid Van den Nieuwenhuijzen (GL) naar het antwoord
op een Kamervraag uit 2018 (Kamerstuk 27 830, nr. 271, vraag 80 d.d. 29 oktober 2018). In het antwoord werd gesteld dat overtollige handvuurwapens
in beginsel worden afgestoten door verkoop aan een andere overheid na de gebruikelijke
toetsing, of worden vernietigd als verkoop aan een andere overheid niet mogelijk blijkt.
Het antwoord gaf niet het toen geldende beleid, maar eerder de staande praktijk weer.
Uit de digitale administratie van Defensie is namelijk gebleken dat over de periode
2011 tot heden geen losse verkoop van handvuurwapens aan private partijen heeft plaatsgevonden,
op de hierboven genoemde verkopen na. Echter, conform de regelgeving6 was het in 2018 wel mogelijk om wapens te verkopen aan private partijen of op te
slaan als verkoop niet meteen mogelijk was.
Lid Belhaj (D66) refereerde tijdens het Vragenuur aan debatten in 2011 over verkopen
die hebben plaatsgevonden aan Kenia. Navraag leert dat dit geen wapens van Defensie
betrof, maar dat een particulier bedrijf in 2011 een exportvergunning voor wapens
met Kenia als eindbestemming heeft aangevraagd. Na toetsing aan de EU wapenexportcriteria
heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken deze vergunningaanvraag afgewezen. Dit
is in oktober 2012 aan de Kamer gemeld in het rapport «Het Nederlandse wapenexportbeleid
in 2011» (Kamerstuk 22 054, nr. 205, d.d. 31 oktober 2012).
Afwegingskader afstoten
Ik begrijp en deel de zorgen van de Kamer over de verkoop van handvuurwapens. Tijdens
het Vragenuur heb ik aangegeven dat niemand in de Kamer wil dat wapens in verkeerde
handen vallen, ook ik niet. Bovendien gaf ik aan dat economische meerwaarde wellicht
niet het primaire uitgangspunt behoort te zijn bij afstoting. Daarom heb ik opdracht
gegeven om een nieuw afwegingskader op te stellen voor het afstoten van overtollig
Defensiematerieel. Ik scherp het beleid aan door in dit afwegingskader de verkoop
van handvuurwapens aan private partijen, niet zijnde de fabrikant of een licentiehouder
van de fabrikant, uit te sluiten. Bij verkoop van handvuurwapens, zal bovendien contractueel
worden vastgelegd dat de eindgebruiker een overheidsorganisatie moet zijn. Als een
koper handvuurwapens op rechtmatige wijze heeft aangeschaft en deze onder een geldige
vergunning is geëxporteerd, is het aan de autoriteiten in het land van bestemming
om toe te zien op controle en handhaving.
Het afwegingskader wordt opgesteld en vastgelegd in overleg met het Ministerie van
Financiën. Vooralsnog is losse verkoop van handvuurwapens van Defensie door de Staat
aan private partijen opgeschort. Zodra het afwegingskader gereed is, zal ik dit met
uw Kamer delen. Verder blijf ik conform de motie van het lid Van den Doel c.s. (Kamerstuk
22 054, nr. 24, dd. 17 december 1996) en het wapenexportbeleid de Kamer informeren over de verkoop
van wapensystemen en wapenexporten.
De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie