Brief regering : Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota 2020
35 570 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021
Nr. 148 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VAN BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2020
In deze brief wordt u geïnformeerd over de beleidsmatige mutaties op de begroting
van het Ministerie van OCW die na de Najaarsnota 2020 hebben plaatsgevonden. Eerst
leggen wij uit waarom wij deze brief sturen.
De Eerste en Tweede Kamer hebben budgetrecht over de begroting van ministeries. Door
de begroting aan te nemen, en de mutaties op de begroting bij de 1e en 2e Suppletoire
Begrotingswet aan te nemen, autoriseren beide Kamers deze uitgaven.
De 2e Suppletoire Begrotingswet, die in november is verstuurd (Kamerstuk 35 650 VIII), is de laatste gelegenheid waarop de Ministers mutaties ter autorisatie kunnen voorleggen
aan het parlement. De mutaties die daarna nog plaatsvinden worden slechts achteraf
geautoriseerd in de Slotwet, waarbij de laatste stand van de begroting in overeenstemming
wordt gebracht met de uiteindelijke realisatie.
Om het parlement voor afsluiting van het jaar te informeren over mutaties die na de
2e Suppletoire Begrotingswet plaatsvinden, sturen wij u deze brief. Daarin brengen
wij u vooraf op de hoogte van de laatste beleidsmatige mutaties op de begroting. De
Algemene Rekenkamer hecht hier ook waarde aan en beoordeelt beleidsmatige mutaties
die niet in deze brief staan dan ook als onrechtmatig.
In enkele gevallen gaat het om een verhoging van de uitgaven, maar in de meeste gevallen
wordt er minder uitgegeven dan geraamd. Deze bedragen worden toegevoegd aan de eindejaarsmarge.
Over de inzet van de eindejaarsmarge wordt in het voorjaar besloten.
Bij de mutaties kan het ook gaan om verplichtingenmutaties waaraan in 2020 geen uitgavenmutaties
verbonden zijn. In veel gevallen komen deze verplichtingen in 2021 tot betaling.
Een bijzondere categorie van verplichtingen zijn de garantieverplichtingen. Dit zijn
risico’s waarvoor het Ministerie van OCW garant staat, mochten deze tot een uitgave
komen. In deze brief wordt de stand van de garantieverplichtingen geactualiseerd.
Uitgaven mutaties en verplichtingen
De volgende mutaties op de uitgaven van de OCW-begroting na Najaarsnota zijn op dit
moment bekend. Deze uitgavenmutaties leiden ook tot mutaties op de verplichtingen.
• Op Artikel 1 (Primair Onderwijs) is bij de middelen voor de Prestatiebox onder het
instrument Bekostiging sprake van een overlopende verplichting op de uitgaven naar
2021. Er zat een fout in de berekening van de betaalpercentages voor de regeling Prestatiebox
2020/2021. Hierdoor wordt er dit jaar € 11,4 miljoen te weinig uitgekeerd aan de po-instellingen.
Dit bedrag is echter wel voor hen bedoeld en zal daarom begin 2021 alsnog worden uitgekeerd
aan de po-instellingen.
• Op Artikel 1 staat voor Caribisch Nederland budget op zowel de bijdragen aan medeoverheden
als op opdrachten wat in 2021 pas tot uitbetaling komt. Het gaat om een overlopende
verplichting op de huisvestingsbudgetten in Caribisch Nederland voor in totaal € 6,0 miljoen.
Deze uitgaven zijn gebaseerd op afspraken uit convenanten waarin staat dat het Ministerie
van OCW overgaat tot betaling als er een goedgekeurd plan van aanpak ligt. Dit plan
is gedeeltelijk goedgekeurd in de zomer van 2020. Voor de uitbetaling van het tweede
deel van deze eerste tranche zal een hersteld plan van aanpak volgen in het eerste
kwartaal van 2021.
• Ook op Artikel 1 zal er een tegenvaller op de ontvangsten van het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid
(GOAB) ontstaan. Op basis van uitvoeringsinformatie van eind november is gebleken
dat uitbetaling van € 12,9 miljoen aan ontvangsten op GOAB in januari 2021 zal vallen
in plaats van in 2020.
• Op Artikel 3 (Voortgezet Onderwijs) gaan de uitgaven op de subsidieregeling vroegtijdig
schoolverlaten voortgezet onderwijs (vsv vo) omhoog met € 1,1 miljoen. De realisatie
van deze regeling valt eenmalig hoger uit, omdat dit jaar zowel de herrekening van
het variabele deel van de regeling over 2018 als de herrekening over 2019 aan scholen
is uitgekeerd. Bij de aanpassing van de regeling in 2018 is besloten om eenmalig in
2020 de herrekening over twee kalenderjaren uit te keren. Volgend jaar wordt alleen
de herrekening over kalenderjaar 2020 uitgekeerd.
• Op Artikel 4 (Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie) is in de Najaarsnota abusievelijk
een te hoge meevaller opgenomen, daarom moet het budget van de subsidieregeling Leven
Lang Ontwikkelen nu opgehoogd worden met € 1,9 miljoen. Hiervan komt € 1,0 miljoen
in 2021 tot betaling, daarmee is er deels dus sprake van een overlopende verplichting.
• Op Artikel 9 (Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid) is sprake van een tegenvaller van
€ 0,4 miljoen op de subsidieregeling van de Lerarenbeurs. Deze tegenvaller wordt veroorzaakt
door technische correcties op toekenningen uit voorgaande collegejaren.
• Op Artikel 15 (Media) worden de uitgaven aan de Algemene Mediareserve (AMr) verhoogd
met € 1,1 miljoen. Niet bestede middelen worden in het gesloten systeem van de mediabegroting
toegevoegd aan de AMr. Dit bedrag is opgebouwd uit de bedragen die gedoteerd moeten
worden aan de AMr:
1) € 0,6 miljoen van het instrument Overige bekostiging Media;
2) € 0,5 miljoen van het instrument Subsidies.
• Op Artikel 15 wordt tegelijk de voorgenomen dotatie aan de AMr verlaagd. Als gevolg
van een bezwaar dat de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) had ingediend en de uitspraak
hierover van de rechter met betrekking tot de wijze van indexeren moet een bedrag
van € 2,7 miljoen naar het instrument Landelijke Publieke Omroep worden overgeboekt.
Voor 2021 leidt deze uitspraak tot een verhoging van de toekenning aan de NPO ten
opzichte van de Mediabegrotingsbrief met € 5,96 miljoen.
• Op artikel 95 (Apparaat Kerndepartement) worden de uitgaven verhoogd met € 2,0 miljoen.
Deze overschrijding op het instrument personele uitgaven heeft vooral te maken met
de kosten van de onlangs afgesloten CAO Rijk en de gevolgen van Corona voor het kerndepartement.
(Alleen) verplichtingenmutaties
De volgende mutaties in de verplichtingen hebben na de Najaarsnota plaatsgevonden.
Deze mutaties zijn geen mutaties in de uitgaven en hebben daarom ook geen effect op
de eindejaarsmarge.
• Voor artikel 1 (Primair Onderwijs) is het verplichtingenbudget verhoogd met € 35,0 miljoen
op het onderdeel Bekostiging en een klein deel op Opdrachten. Het grootste deel komt
doordat de bekostiging in het primair onderwijs op schooljaarbasis wordt verstrekt
en verplicht. Hierdoor ontstaat er een afwijking tussen de gerealiseerde verplichtingen
en het verplichtingenbudget zoals opgenomen in de administratie. In 2020 zijn niet
de reguliere uitgaven voor het kalenderjaar 2020 verplicht, maar de reguliere uitgaven
voor het schooljaar 2020–2021. Deze verplichting betreft deels uitgaven 2020 (die
voor de laatste 5 maanden van het jaar), maar ook deels uitgaven 2021 (die voor de
eerste 7 maanden van 2021). Hierdoor ontstaat een verschil met de stand in de begrotingsadministratie.
• Voor Artikel 4 (Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie) worden de verplichtingen
per saldo met € 6,0 miljoen naar boven bijgesteld, omdat verplichtingen in 2020 worden
aangegaan die in 2021 kaseffect hebben.
• Op Artikel 9 (Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid) geldt een ophoging van het verplichtingenbudget
op het onderdeel Subsidies voor de aanpak lerarentekort met € 15,0 miljoen omdat er
in 2020 subsidies zijn verplicht voor zowel 2020 als 2021.
• Het verplichtingenbudget op Artikel 15 (Media) wordt met € 33,8 miljoen verhoogd.
Jaarlijks wordt, in november, het budget voor de media instellingen vastgesteld en
aan de Tweede Kamer gemeld via de mediabegrotingsbrief. De verplichtingen worden op
basis van de mediabegrotingsbrief in de administratie opgevoerd. De huidige ruimte
in de verplichtingen is op basis van het vastgesteld budget 2020 (dat in 2019 is vastgesteld)
en dient derhalve verhoogd te worden.
• Voor Artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid) geldt dat het verplichtingenbudget
op het onderdeel Bekostiging met € 71,4 miljoen wordt verhoogd. Deze verhoging wordt
voor het grootste deel veroorzaakt door het verplichten van een bijdrage aan de Koninklijke
Bibliotheek (KB) waarvan het budget op een Artikel 14 staat.
Garantieverplichtingen
• De garantieverplichtingen van de indemniteitsregeling worden verhoogd met € 3,8 miljoen.
Het totaal komt hiermee op € 70,9 miljoen. Het Ministerie van OCW stelt zich hiermee
garant voor een deel van het risico op schade/verlies bij bruiklenen door musea, waardoor
zij een lagere verzekeringspremie betalen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister van Basis- en Voortgezet onderwijs en Media, A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media