Brief regering : Stand van zaken wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers
35 298 Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Comptabiliteitswet 2016 in verband met het afschaffen van de decentrale rekenkamerfunctie en het uitbreiden van de bevoegdheden van de rekenkamers (Wet versterking decentrale rekenkamers)
Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2020
Op 4 oktober 2019 is het wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers bij uw Kamer
ingediend (Kamerstuk 35 298). Het wetsvoorstel heeft tot doel de positie en het functioneren van lokale rekenkamers
te versterken. Een rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid
van het gevoerde bestuur en is daarmee een belangrijk instrument van de gemeenteraad
voor het uitoefenen van zijn controlerende en kaderstellende rollen en van belang
voor de lokale democratie in het algemeen.
Stand van zaken wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers
Bij brief van 2 september jl. heb ik uw Kamer, mede namens de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat, geïnformeerd dat er mede naar aanleiding van vragen door uw Kamer in
het Verslag wordt gewerkt aan een tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel inzake
rekenkameronderzoek bij waterschappen.1 Voorts ben ik voornemens de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording voor
gemeenten, provincies en waterschappen aan deze nota van wijziging toe te voegen.
Mede namens de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en Financiën bericht ik
u dat de consultatiereacties zijn ontvangen. De consultatiefase duurde langer dan
voorzien. Ik wil u derhalve om uitstel van de plenaire behandeling verzoeken, die
staat voorzien voor week 2. Het streven is de nota van wijziging in januari 2021 aan
de Afdeling advisering van de Raad van State te zenden en na ommekomst van het advies
bij uw Kamer in te dienen.
Landelijk beeld lokale rekenkamers 2019
In opdracht van mijn ministerie is door het onderzoeksbureau Zicht op Overheid (ZOO)
een actueel, volledig en landelijk beeld ontwikkeld over de positie en het functioneren
van lokale rekenkamers anno 2019. Het rapport doe ik u hierbij toekomen2. Ik had in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Özütok, en in antwoord op
vragen van verschillende partijen in de nota n.a.v. het verslag bij het wetsvoorstel
versterking decentrale rekenkamers aangegeven dit beeld te zullen ontwikkelen.3 Ik ben voornemens het beeld periodiek te actualiseren.
In het rapport wordt het landelijke beeld anno 2019 vergeleken met eerdere feitelijke
rapporten uit 2013 en 2015. Geconcludeerd wordt dat het beeld omtrent de positie en
het functioneren van lokale rekenkamers anno 2019 niet wezenlijk veranderd is. In
32 van de 355 gemeenten (9% van het totaal) is ten minste twee jaar geen rekenkameronderzoek
verricht, wat volgens de onderzoekers betekent dat er geen rekenkamer of rekenkamerfunctie
actief is. In 2015 was in 8% van de gemeenten sprake van een zogenaamde slapende rekenkamer.
In vijf andere gemeenten is maximaal één onderzoek in twee jaar uitgevoerd, waarmee
zij volgens de onderzoekers op de grens van inactiviteit zitten. Het totale budget
dat alle gemeenten beschikbaar stellen voor de uitvoering van de rekenkamertaak bij
elkaar opgeteld is overigens gestegen van circa 15 miljoen euro in 2015 naar circa
19 miljoen euro in 2019.
Voorts wordt in het rapport geconcludeerd dat gemeenten er steeds minder vaak voor
kiezen om raadsleden lid te laten zijn van de rekenkamerfunctie. In 89 gemeenten zijn
raadsleden lid van de rekenkamerfunctie. Daarvan wordt in 35 gemeenten de rekenkamerfunctie
uitgeoefend door meer raadsleden dan externe leden. In meer dan de helft van de gemeenten
zijn raadsleden geen lid van de rekenkamerfunctie (66% van het totale aantal rekenkamerfuncties).
In 2015 was dit percentage 57%. Ook blijkt uit dit rapport dat een aantal gemeenten
in afwachting is van inwerkingtreding van het wetsvoorstel versterking decentrale
rekenkamers, alvorens hun rekenkamer te activeren. Ik concludeer uit deze cijfers
dat het van groot belang is dat het wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers
duidelijkheid gaat bieden over de gewenste rol en positie van rekenkamers binnen het
gemeentebestuur. Ook constateer ik dat een relatief beperkt aantal gemeenten de samenstelling
van de rekenkamer moet wijzigen zodra het wetsvoorstel in werking treedt.
Uitwerking van aanbevelingen werkgroep lokale rekenkamers
In 2018 en 2019 heeft op verzoek van het Ministerie van BZK de werkgroep lokale rekenkamers
met gemeenten gesproken over de toegevoegde waarde van rekenkameronderzoek. Bij brief
van 26 juni 2019 heb ik toegezegd u te informeren over de uitwerking van de conclusies
en aanbevelingen van de werkgroep.4 De werkgroep adviseerde om de positie en het functioneren van lokale rekenkamers
te verbeteren. Naast voornoemd wetsvoorstel geeft het Ministerie van BZK daar, in
samenwerking met de beroeps- en belangenverenigingen van het lokaal bestuur, uitvoering
aan. Zo zijn er inspiratiekaders voor een effectieve invulling van lokale rekenkamers
opgesteld die ik u hierbij doe toekomen5, waarmee gemeenten handvatten geboden krijgen om de professionele relatie van de
rekenkamer met de raad te versterken. Voorts bieden de inspiratiekaders handvatten
om het goede gesprek te voeren tussen raad en rekenkamer over een passend rekenkamerbudget
en geven zij goede voorbeelden over het verbeteren van de samenwerking tussen rekenkamers.
Dit zijn onderwerpen waar in de praktijk veel behoefte aan bestaat.
De inspiratiekaders zijn levende documenten die kunnen worden aangepast en aangescherpt
aan de praktijk. De inspiratiekaders zullen gebruikt gaan worden door een in te stellen
projectgroep lokale rekenkamers, die vanaf medio 2021 het werk van de werkgroep lokale
rekenkamers voortzet en circa 25 gemeenten per jaar gaat ondersteunen met als doel
een leerproces op gang te brengen over de toegevoegde waarde van rekenkameronderzoek
en het verbeteren van de relatie tussen raad, rekenkamer en college. Verdere verbetering
is volgens de werkgroep mogelijk en wenselijk, een conclusie die ik in mijn brief
van 26 juni 2019 van harte heb onderschreven. De aanbeveling van de werkgroep om een
projectgroep in te stellen, heb ik dan ook overgenomen. Zodra de projectgroep is ingesteld
zal ik u daarover berichten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties