Brief regering : Instelling van de Studiegroep ruimtelijke inrichting
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 127 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2020
Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
over de instelling van de Studiegroep Ruimtelijke inrichting en de start van het Nationaal
Programma Landelijk Gebied.
Opdracht aan de Studiegroep Ruimtelijke Inrichting
In het debat met uw Kamer op 18 juni jl. over stikstof en natuur (Handelingen II 2020/21,
nr. 85, item 3), is de regering met de motie van het lid Harbers c.s. (Kamerstuk 35 334, nr. 101) verzocht om de instelling van een studiegroep over de ruimtelijke inrichting van
het landelijk gebied. Mede in het licht van de presentatie van de Nationale Omgevingsvisie
(NOVI) en het daarin aangekondigde programma landelijk gebied, acht het kabinet het
waardevol om de studiegroep te vragen om advies uit te brengen over beleidsopties
die bijdragen aan de toekomstige ontwikkeling van het landelijk gebied in Nederland.
In lijn met het verzoek in de motie kiezen wij voor de instelling van een nieuwe,
eenmalige studiegroep met een afgebakende opdracht, te weten de studiegroep Ruimtelijke
inrichting, onder voorzitterschap van de heer P.R. Heij van ABD Topconsult en onder
verantwoordelijkheid van de Ministers van LNV en BZK. De studiegroep bestaat uit een
mix van ambtenaren van verschillende betrokken ministeries en inhoudelijke en bestuurlijke
deskundigen vanuit de samenleving.
Het eindadvies «Niet alles kan overal» van het Adviescollege Stikstofproblematiek,
onder leiding van de heer Remkes (Kamerstuk 35 334, nr. 86), laat zien dat er in het landelijk gebied indringende ruimtelijke keuzes gemaakt
moeten worden. Het Adviescollege pleit voor het ontwikkelen van een heldere visie
op het landelijk gebied, waar natuurherstel nadrukkelijk onderdeel van uitmaakt. In
deze visie dienen natuur en landbouw centraal te staan, naast de economische functies
in het landelijk gebied en andere functies als landschapsbeleving, recreatie, wonen
en de transitie naar duurzame energie. De motie van het lid Harbers c.s., aangenomen
naar aanleiding van een debat over dit eindadvies, verzoekt om het instellen van een
onafhankelijke studiegroep, die «concrete, samenhangende en doorgerekende beleidsopties»
voorstelt, bruikbaar voor de volgende kabinetsperiode. Centraal in de motie staan
de begrippen «vitalisering van het platteland» en «de ruimtelijke inrichting van het
platteland». Deze begrippen worden nader ingevuld en ingekleurd met een breed palet
aan onderwerpen waarvoor de aandacht van de studiegroep wordt gevraagd.
Wij vragen de studiegroep om, onder meer op basis van eerder uitgebrachte relevante
adviezen en vertrekkend vanuit de NOVI, concrete aanbevelingen te doen in de aanloop
naar een volgend kabinet met betrekking tot de toekomstige (ruimtelijke ontwikkeling)
van het landelijk gebied. Met oog voor maatschappelijke ontwikkelingen en opgaven
verwachten wij dat dit concrete, zo mogelijk doorgerekende beleidsopties oplevert
die de vitaliteit en ruimtelijke samenhang in het landelijk gebied bevorderen, ten
bate van het vermogen van het openbaar bestuur om beter in te spelen op maatschappelijke
ontwikkelingen en opgaven. Het advies van de studiegroep Ruimtelijke inrichting moet
– scherpte brengen in wat de belangrijkste ruimtelijke knelpunten en kansen zijn binnen
het landelijk gebied en
– aangeven welke beleidsopties mogelijk zijn voor de toekomstige ruimtelijke inrichting
van het landelijk gebied.
Het advies moet oplossingsgericht van aard zijn, tegen de achtergrond dat er nu een
rijk instrumentarium en veel middelen beschikbaar zijn en er kennelijk toch serieuze
hindernissen zijn om doelen te bereiken. Hierbij wordt de studiegroep gevraagd in
ieder geval aandacht te schenken aan de verschillende thema’s en opgaven die in verband
hiermee in de motie van het lid Harbers c.s. staan vermeld.
In dit verband is het relevant om uw Kamer te melden dat gelijktijdig met de studiegroep
Ruimtelijke inrichting een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Ruimtelijke
Ordening van start is gegaan. In de opdracht voor dit IBO ligt de focus in de eerste
plaats op de governance en instrumenten binnen de ruimtelijke ordening, dus de sturing
om tot afwegingen te komen en uitvoering te geven aan ruimtelijke keuzes. De studiegroep
kan zich, aanvullend op het IBO, richten op de inhoud, door de moeilijke keuzen te
benoemen en voorstellen te doen voor oplossingsopties, op een manier die bruikbaar
is voor politieke besluitvorming.
Eveneens is bijzondere aandacht nodig voor de afstemming met het Nationaal Programma
Landelijk Gebied (NPLG). Een nadere toelichting op dat programma vindt u verderop
in deze brief.
Aanpak en tijdpad
De studiegroep zal uiterlijk voor de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2021 zijn
rapport aan ons aanbieden. Wij zullen het rapport vervolgens via de ministerraad naar
u doorgeleiden. In de bijlage bij deze brief is de samenstelling van de studiegroep
vermeld.
Nationaal Programma Landelijk Gebied
In april 2020 is de brief «nadere keuzes in het kader van de nationale omgevingsvisie«
naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 682, nr. 48). Daarin werd ook het Nationale programma voor het landelijk gebied (NPLG) aangekondigd,
waarin we in nauwe samenspraak met decentrale overheden en betrokken partijen een
strategie op hoofdlijnen schetsen, die richting geeft aan toekomstbestendige ontwikkeling
van functies in het landelijk gebied, inclusief verstedelijking, verbetering van leefbaarheid,
luchtkwaliteit en andere onderdelen van milieu, natuur en leefomgevingskwaliteit (Kamerstuk
34 682, nr. 48).
In juni 2020 kwam voor het eerst het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving (BOL) bijeen;
per landsdeel, dus vijf maal. In deze BOL’s werden de eerste contouren van de NPLG
besproken. Daarnaast zijn de regio’s uitgenodigd om als koplopergroep mee te werken
aan de verdere gebiedsgerichte uitwerking van het programma (Kamerstuk 34 682, nr. 50). Met de Achterhoek, de Drentse Aa / Friese Veenweiden (in het kader van de Omgevingsagenda
Noord) en Zeeland zijn gesprekken gestart. De aanpak van de NOVI-gebieden De Peel
en Het Groene Hart wordt verbonden aan de doelstelling van het NPLG.
Het NPLG is dit najaar gestart met een kwartiermakersfase om als gezamenlijke overheden
te verkennen wat er gebiedsgericht speelt en nodig is en wat er op nationaal niveau
nodig is om het programma gestalte te geven. Het programma zal een wisselwerking moeten
vinden tussen landelijke optimalisatie en regionale optimalisatie als het gaat om
ruimtelijke ontwikkeling.
Het doel is om met de gezamenlijke overheden binnen NPLG een strategie en lange termijn
aanpak voor het landelijk gebied te verkennen, met aandacht voor klimaatadaptatie,
robuuste natuur, bufferzones rond Natura 2000-gebieden, ruimte voor agrarische functies
in de voor landbouw goed geschikte gebieden, energietransitie en bouwopgaven. We bouwen
hierbij voort op de visies in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), Provinciale Omgevingsvisies
(POVI) en de Gemeentelijke Omgevingsvisies (GOVI) en we leggen interbestuurlijke afspraken
vast in de landsdelige omgevingsagenda’s. De aanbevelingen van de studiegroep Ruimtelijke
inrichting kunnen waardevolle input vormen om een aanpak op het landelijk gebied te
ontwikkelen.
Een programmatische samenwerking tussen de vier overheden is bij de verdere ontwikkeling
van het programma een belangrijke randvoorwaarde. Daarbij zullen steeds leerervaringen
worden benut om de werkwijze verder te verbeteren en verbreden. Naast de gebiedsgerichte
analyse en uitwerking wordt gewerkt aan een nationale ruimtelijke analyse voor landbouw,
natuur en andere functies, en wordt onder leiding van een kwartiermaker de nationale
inzet geconcretiseerd.
Samenhang
Er zijn dus meerdere trajecten van start gegaan die zich richten op de ruimtelijke
ontwikkeling van Nederland. Het is belangrijk deze trajecten met elkaar in verbinding
te brengen. De uitkomsten van de Studiegroep ruimtelijke inrichting en het IBO-RO
zullen bijvoorbeeld mee moeten lopen in de verdere uitwerkingen van het NPLG.
Daarom zal het kabinet in het voorjaar 2021 de uitkomsten van de Studiegroep ruimtelijke
inrichting, het IBO-RO en een tussenstand van de verrichtingen in het kader van het
NPLG aan uw Kamer doen toekomen, zodat alle inzichten gebundeld kunnen worden benut
bij het bepalen van de vervolgstappen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Bijlage Samenstelling Studiegroep ruimtelijke inrichting
Voorzitter:
Peter Heij
ABD Topconsult en voormalig Directeur-generaal van het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat
Leden:
Martha Bakker
Hoogleraar landgebruiksplanning WUR
Bettina Bock
Hoogleraar Rurale Ontwikkeling WUR, Bijzonder Hoogleraar Bevolkingsdaling en Leefbaarheid
voor Noord-Nederland RUG
Dirk Duijzer
Directeur Coöperatie, Bestuur en Duurzaamheid van Rabobank Nederland en boegbeeld
Topsector Agri & Food. Voormalig algemeen directeur bij LTO Nederland.
Erik Jan van Kempen
Programma-DG Omgevingswet, Ministerie van BZK
Bart Krol
Adviseur bij SpaarSaam (adviesbureau voor de fysieke leefomgeving), voormalig gedeputeerde
Ruimte en Natuur provincie Utrecht
Johan Osinga
DG Natuur, Visserij en Landelijk Gebied, Ministerie van LNV
Arjan Wildschut
Hoofd sectie LNV, Inspectie der Rijksfinanciën, Ministerie van Financiën
Boudewijn Revis
Directeur Terreinbeheer & Ontwikkeling bij Staatsbosbeheer, voormalig wethouder Den
Haag (o.m. stadsontwikkeling en wonen)
Jaap Slootmaker
DG Water en Bodem, Ministerie van IenW:
Berno Strootman
Landschapsarchitect bij Strootman Landschapsarchitecten, tot 1 december 2020 Rijksadviseur
voor de Fysieke Leefomgeving
Sander Thus
Agrariër met gemengd bedrijf in Wehl (Gelderland), oud-bestuurslid NAJK
Co Verdaas
Dijkgraaf van het waterschap Rivierenland, deeltijd-hoogleraar gebiedsontwikkeling
aan de Technische Universiteit Delft, voormalig Tweede Kamerlid, Staatssecretaris
van Economische Zaken en gedeputeerde Ruimte provincie Gelderland. Ton Dassen, waarnemend
hoofd Ruimtelijke Ordening en Leefomgevingskwaliteit van het Planbureau van de Leefomgeving,
vervult een adviserende rol.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit