Brief regering : Stand van zaken en vervolg herijking gemeentefonds en financiële verhoudingen met provincies
35 570 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2021
Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DE STAATSSECRETARIS
VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2020
Met deze brief informeer ik u – mede namens de Staatssecretaris van Financiën als
medefondsbeheerder – over het vervolgproces van de herijking van de verdeling van
het gemeentefonds. Zo geef ik invulling aan de toezegging tijdens de begrotingsbehandeling
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om u voor het eind
van het jaar hierover te informeren.
Tevens informeer ik u over de trajecten die ik samen met de provincies heb ingezet
inzake de financiële verhoudingen, namelijk de herijking van het provinciefonds en
de herziening van het provinciaal belastinggebied. Tot slot sta ik in deze brief stil
bij de voorbereidingen die Rijk en medeoverheden samen treffen in aanloop naar een volgend kabinet.
Stand van zaken herijking gemeentefonds
De fondsbeheerders hebben besloten de besluitvorming over de invoering van de nieuwe
verdeling van het gemeentefonds aan het volgend kabinet te laten. Dit betekent dat
de invoering van de nieuwe verdeling opschuift naar 1 januari 2023. Reden hiervoor
is de huidige financiële positie van gemeenten en de nog lopende gesprekken met gemeenten
over onder andere de toereikendheid van de financiering van de jeugdzorg. Het is van
belang dat er helderheid is over de financiële afspraken met, en positie van gemeenten
alvorens tot de invoering van het nieuwe verdeelmodel over te gaan. Dit, opdat hiermee
bij de wijze van invoering rekening kan worden gehouden.
Het uitstel heeft geen gevolgen voor de invoering van het woonplaatsbeginsel Jeugd.
Deze beleidswijziging wordt per 1 januari 2022 doorgevoerd in de huidige verdeling.
Het budget voor Voogdij en 18+ blijft tot de herijking op basis van historisch gebruik
verdeeld worden, op basis van het gewijzigde woonplaatsbeginsel.
Hoewel dit kabinet geen besluit meer zal nemen over de invoering van het herijkte
verdeelmodel, achten wij het als fondsbeheerders wel van belang het onderzoek af te
ronden. Dit om gemeenten en de VNG de mogelijkheid te geven zich voor te bereiden
op de inbreng bij de formatie. De fondsbeheerders zijn van mening dat de nieuwe verdeelmodellen
een verbetering zijn ten opzichte van de huidige verdeling: ze zijn eenvoudig, beter
uitlegbaar en sluiten goed aan bij de kosten die gemeenten maken.
Het integrale verdeelvoorstel is meer dan alleen een optelsom van de uitgevoerde onderzoeken
in het sociale en klassieke domein. Om tot een definitieve verdeling te komen moet
nog een aantal afwegingen worden gemaakt. Met de VNG is afgesproken voorafgaand aan
de consultatie van gemeenten, de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) om advies te
vragen. Deze adviesaanvraag zal ik in januari indienen en ter informatie aan uw Kamer
sturen. De voorlopige uitkomsten van de verdeling zal ik tegelijk met de adviesaanvraag
aan ROB publiceren. De adviesaanvraag heeft betrekking op enkele keuzes bij de totstandkoming
van de verdeling, niet op individuele uitkomsten van gemeenten. Na ontvangst van het
advies van de ROB – naar verwachting eind februari, begin maart – start de consultatie
van gemeenten.
Ik doe u bij deze brief een aantal onderzoeksrapporten toekomen1. Het eerste rapport betreft het onderzoeksrapport van het klassiek domein. Het tweede
rapport is het rapport van het in het voorjaar aangekondigde vervolgonderzoek in het
sociaal domein naar de uitschieters. Verder stuur ik u ook het rapport over het onderzoek
naar de vormgeving van de centrumfunctie in de nieuwe verdeling2 en het evaluatierapport van de decentralisatie-uitkering voor regio’s met bevolkingsdaling3. Bij de besluitvorming over de voortzetting van de decentralisatie-uitkering bevolkingsdaling
wordt ook de evaluatie van het Actieplan Bevolkingsdaling betrokken. Deze evaluatie
is naar verwachting in het voorjaar van 2021 afgerond, waarna ik uw Kamer – conform
mijn toezegging bij de begrotingsbehandeling van dit najaar – zal informeren.
Onderzoekstrajecten financiële verhoudingen met provincies
Met deze brief informeer ik u ook dat ik samen met mijn medefondsbeheerder de Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en het IPO heb afgesproken te streven
naar een herijkt verdeelmodel van het provinciefonds per 1 januari 2023. De insteek
en totstandkoming van deze herijking is conform de eerdere toezeggingen hierover aan
de Eerste Kamer door mijn ambtsvoorganger.4, 5 Ook wordt hiermee inhoudelijk invulling gegeven aan de eerder aangenomen moties vanuit
uw Kamer.6, 7
Daarnaast werken wij samen met de provincies, ter voorbereiding op een volgende kabinetsperiode,
aan een verkenning naar verbetering van en alternatieven voor een provinciaal belastinggebied.
De voorstellen en aanbevelingen uit beide rapporten zijn gericht op de volgende kabinetsperiode.
Besluitvorming hierover is dan ook aan een nieuw kabinet.
Tot slot
Ter voorbereiding op de volgende kabinetsperiode wordt door het Rijk en de medeoverheden
gewerkt aan een aantal bouwstenen in de financiële verhoudingen, waaronder de hiervoor
beschreven trajecten. Eerder heb ik u al het rapport gestuurd over de «Herziening
gemeentelijk belastinggebied» als bijlage bij het rapport «Bouwstenen voor een beter
belastingstelsel»8, de «Evaluatie van de normeringssystematiek Gemeentefonds en Provinciefonds 2015–2020»9 en het advies van de Studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen. Naar
de toekomst toe acht ik het van belang steeds in breed perspectief naar de interbestuurlijke
en financiële verhoudingen tussen Rijk en medeoverheden te kijken. Het gaat om een
goede balans tussen ambities op maatschappelijke opgaven en het daartoe ter beschikking
staande instrumentarium en middelen voor medeoverheden. In lijn met de motie van het
lid Özütok10 werkt dit kabinet in goede samenwerking met de medeoverheden op verschillende onderdelen
aan aanbevelingen voor de toekomstige financiële verhoudingen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Medeindiener
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.