Brief regering : Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 15-16 december 2020
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1268 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de agenda van de Landbouw- en Visserijraad
van 15 en 16 december aanstaande te Brussel. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik
om uw Kamer te informeren over EMVAF 2021–2027
I. Agendapunten
Raadsconclusies voedselkeuzelogo, voedingsprofielen en herkomstetikettering
In de afgelopen maanden hebben de lidstaten onder leiding van het Duitse voorzitterschap
gesproken over drie acties in het Actieplan van de Farm-to-Fork strategie. Dit betroffen
de acties dat de Europese Commissie in het 4e kwartaal komt met een voorstel voor
een verplicht «Front-of-Pack» voedselkeuzelogo, uitbreiding van verplichte herkomstetikettering
naar meer productsoorten, en om te komen met een voorstel voor het vaststellen van
voedingsprofielen voor levensmiddelen waarmee grenzen worden gesteld aan het vermelden
van voedings- en gezondheidsclaims op verpakkingen. In de aankomende Landbouw- en
Visserijraad wordt gestreefd naar het vaststellen van Raadconclusies op deze onderdelen,
waarin door de lidstaten een eerste appreciatie wordt gegeven ten aanzien van deze
acties. Deze raadsconclusies zijn een gezamenlijke, unanieme verklaring van alle lidstaten,
zonder rechtsgevolg. In de Raadsconclusies wordt duidelijk op welke aspecten de posities
van de lidstaten overeenstemmen bij de uitwerking van deze voorstellen en welke aspecten
nog nader bestudeerd moeten worden. De Europese Commissie zal voorafgaand aan het
opstellen van de voorstellen impact assessments laten uitvoeren. Dit zal in 2021 worden
uitgevoerd. De verwachting is dat de Europese Commissie op basis van de resultaten
uit de impact assessments voorstellen opstelt voor aangepaste regelgeving.
Nederland steunt de aanpak van de Europese Commissie en is verheugd dat er meer aandacht
komt voor consumenteninformatie op levensmiddelen. Nederland werkt zelf ook aan de
invoering van een voedselkeuzelogo, Nutri-Score. Ten aanzien van herkomstetikettering
wil Nederland allereerst het impact assessment afwachten. Voor Nederland is het van
belang dat de consumentenvraag goed wordt afgewogen tegen de beoogde administratieve
lasten. Tenslotte dringt Nederland al jaren bij de Europese Commissie aan op het vaststellen
van voedingsprofielen.
Conclusies over een EU-breed dierenwelzijnslabel
Het Voorzitterschap beoogt tijdens de Raad raadsconclusies aan te laten nemen over
een EU-breed dierenwelzijnslabel, in aansluiting op de ambitie van de Europese Commissie
zoals verwoord in de van Farm-to-Fork strategie. Ook deze raadsconclusies zijn een
gezamenlijke, unanieme verklaring van alle lidstaten, zonder rechtsgevolg.
Er is momenteel vrijwel overeenstemming over de inhoud van deze conclusies.
Belangrijke conclusies die voorzien worden zijn de volgende:
• In de conclusies wordt verwelkomd dat de Europese Commissie (Commissie) mogelijkheden
voor etikettering inzake dierenwelzijn zal onderzoeken om de toegevoegde waarde beter
door te geven aan de rest van de voedselvoorzieningsketen.
• Algemeen doel van een EU-breed dierenwelzijnslabel moet zijn om het dierenwelzijn
van zoveel mogelijk voedselproducerende dieren te verbeteren.
• De Raad vindt het ook belangrijk om consumenten in staat te stellen om voedsel te
herkennen dat geproduceerd is volgens de wettelijke EU-dierenwelzijns-vereisten, omdat
deze vereisten al hoog zijn.
• Een EU-label moet marktherkenning en een betere vergoeding van de extra inspanningen
van producenten, met name boeren, mogelijk maken.
• De Commissie wordt uitgenodigd om de volgende aspecten te overwegen alvorens haar
overeenkomstige voorstel (met betrekking tot labeling) in te dienen:
– De ontwikkeling van een transparant «gelaagd» labeling systeem dat voldoende stimulansen
voor producenten biedt om het dierenwelzijn te verbeteren;
– Ontwikkeling van EU-brede geharmoniseerde, meetbare en verifieerbare criteria die
uitstijgen boven de bestaande EU-dierenwelzijnswetgevings-voorschriften;
– – Stapsgewijze opname van alle veesoorten, voor wat betreft hun totale leven – inclusief
transport en slacht – en rekening houdend met al hun levensomstandigheden; prioriteit
zou daarbij gegeven moeten worden aan de soorten waarvoor al (specifieke) wettelijke
EU-welzijnsvereisten bestaan;
– Het creëren van een gestandaardiseerd EU-logo en het vaststellen van gemakkelijk te
begrijpen beschermde termen;
– Integratie, waar relevant, van dierenwelzijnsbepalingen van de EU-Verordening inzake
biologische producten en van de EU-Verordening inzake de gemeenschappelijke ordening
van markten voor landbouwproducten;
– Het samenspel tussen de bestaande nationale en de EU-brede dierenwelzijnslabels;
– De mogelijke administratieve lasten in verband met het EU-brede dierenwelzijnslabel.
Ik kan me in deze conclusies vinden.
Vangstmogelijkheden 2021 EU- en niet-EU-wateren
Politiek akkoord
Het is tot op heden niet duidelijk wat er tijdens de Raad met betrekking tot de vangstmogelijkheden
besproken wordt. Zoals uw Kamer weet kan ieder moment bekend worden of er een deal
komt met het Verenigd Koninkrijk (VK). Deze uitkomst is fundamenteel voor het verloop
van de Decemberraad. Zonder deal verwacht ik dat de Commissie unilaterale vangsthoeveelheden
voorstelt, die tijdens de Raad worden vastgesteld. Als er een deal ligt moet op korte
termijn, met het VK en Noorwegen, gesproken worden over de vangsthoeveelheden per
gedeeld bestand. De Commissie heeft overigens aangegeven ervoor te willen zorgen dat,
ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen met het VK, de visserij per 1 januari
wel kan worden voortgezet. Hoe dit vorm zou moeten krijgen is nog onbekend. Ondanks
deze onzekerheden wil ik uw Kamer graag informeren over de zaken die wel bekend zijn.
Het voorstel van de Europese Commissie is op 27 oktober gepubliceerd. In dit voorstel
staan, met enkele uitzonderingen (aal, schol in het Skagerrak), praktisch alle voor
Nederland belangrijke bestanden op pro memoria. Op 25 november heeft de Europese Commissie
wel een non-paper gedeeld, met daarin voorgestelde vangsthoeveelheden voor de visbestanden
die de EU met zowel het VK als Noorwegen deelt. In deze brief informeer ik uw Kamer
over mijn inzet in het algemeen, met betrekking tot het non-paper en de overige ontwikkelingen
in het kader van Brexit en de vangstmogelijkheden.
Voorstel van de Europese Commissie
Zoals gezegd ligt er officieel nog geen voorstel van de Europese Commissie over de
vangstmogelijkheden die voor de Nederlandse visserijen relevant zijn, met uitzondering
van een aantal bestanden waaronder aal. Wel ga ik er vanuit dat de Commissie, net
als voorgaande jaren, vangstmogelijkheden zal voorstellen die gebaseerd zijn op de
uitgangspunten uit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Dit betekent dat waar
meerjarenbeheerplannen van kracht zijn deze gevolgd worden en bevissing op Maximum
Sustainable Yield (maximale duurzame opbrengst, MSY) waar mogelijk een belangrijke
leidraad blijven. Het beleid blijft er immers gericht een ecologisch, economisch en
sociaal duurzame visserij te bereiken. Dit beleid wordt door Nederland gesteund.
Wat aal betreft stelt de Commissie voor de huidige maatregelen voort te zetten. Nederland
zal dit steunen. In Nederland geldt op grond van het aalbeheerplan al sinds 2010 een
vangstverbod van in de periode (september t/m november) waarin geslachtsrijpe alen
naar zee zwemmen, waarmee invulling wordt gegeven aan deze Europese maatregelen.
Nederland zal, net als tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 29 juni, pleiten voor
toepassing van een verhoogde jaarflexibiliteit. Dit in verband met de grote invloed
die COVID-19 en het (deels) wegvallen van de markt op de visserijsector heeft gehad,
waardoor vissers minder quotum hebben opgevist. Op dit moment kan er op grond van
het GVB 10% van de vangsthoeveelheden, wanneer niet alles is gevist, onder bepaalde
voorwaarden worden meegenomen naar het daarop volgende jaar. Ik zal ervoor pleiten
dat dit percentage voor een aantal bestanden verhoogd wordt, mits deze bestanden er
goed voorstaan en de benutting dit jaar achter is gebleven op voorgaande jaren. Concreet
zal dit gaan om een verzoek tot verhoging bij horsmakreel, blauwe wijting, tong, schol,
tarbot, wijting en langoustines. Overigens wil ik wel dat, als de Commissie dit voorstel
in overweging neemt, de International Council for the Exploration of the Sea (ICES)
adviseert of een verhoging voor deze bestanden niet schadelijk is. Dat is bij de tijdelijke
verhoging van flexibiliteit in 2014, in verband met de Russische boycot destijds,
ook gebeurd.
Daarnaast verwacht ik tijdens de Raad een discussie over zeebaars. Er is nog geen
voorstel voor zeebaars, aangezien ook dit bestand gedeeld wordt met het VK. Wel heeft
de Commissie op ambtelijk niveau aangegeven voor dit bestand te willen werken op basis
van de zogenoemde zeebaars tool, ontwikkeld door ICES. Op basis van deze tool zou
de Commissie niet voornemens zijn een kleine toename voor de vangsthoeveelheden van
zeebaars voor te stellen – het ICES advies is + 2,8% – maar een reductie van ruim
70%. ICES verklaart deze reductie door de aanlevering van nieuwe data over het aantal
vaartuigen dat zeebaars vangt, maar erkent daarbij dat de data nog veel fouten en
onterechte aannames bevat. Daarnaast gaat de tool uit van 100% benutting van de vangsthoeveelheden,
wat voor het overgrote deel van de vissers niet aan de orde is. Aangezien er veel
vragen zijn en de positie van het VK ook nog niet bekend is op dit punt (en het VK
heeft het grootste aandeel in de zeebaarsvangsten), zal ik mij inzetten voor een roll-over.
In 2021 kan er dan verder gewerkt worden aan de zeebaars tool, in overleg met het
VK. Ook zal ik mij inzetten voor een jaarlijkse vangsthoeveelheid voor de demersale-
en zegenvisserij, met een maximaal vangstpercentage per visreis. Dit zorgt voor duidelijkheid
met betrekking tot handhaving en flexibiliteit voor de sector.
In een aanvullend non-paper van 25 november jl. heeft de Commissie voor acht bestanden
een Total Allowable Catch (TAC) voorgesteld. Voor Nederland zijn hiervan schol, kabeljauw,
haring, schelvis, koolvis en wijting, allen in de Noordzee, van belang. Dit non-paper
en de positie van de lidstaten dient tijdens een onderhandeling in de toekomst tussen
het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en de EU als onderhandelingspositie voor de Europese
Commissie. Of en wanneer deze onderhandelingen plaatsvinden is onbekend, dat is verbonden
aan de uitkomst van de onderhandelingen met het VK in het kader van de Brexit. Pas
als de uitkomsten daarvan bekend zijn, kunnen de onderhandelingen over specifieke
bestanden beginnen.
Het scholbestand in de Noordzee is al geruime tijd stabiel volgens ICES. Ook dit jaar
bevestigt het ICES advies dat het bestand er goed voorstaat, met een recordomvang
van de biomassa. ICES stelt een kleine reductie voor van de vangsthoeveelheden (–2,3%),
omdat de vangbare biomassa een kleine daling laat zien.
Met kabeljauw in de Noordzee gaat het helaas nog niet goed. Zoals het ICES advies
van vorig jaar al aangaf, moeten meerdere jaren worden uitgetrokken voor herstel van
dit bestand. Ook dit jaar adviseert ICES een reductie. Op basis van het MSY advies
zou deze reductie –17% zijn. De Europese Commissie heeft echter aangegeven een lagere
hoeveelheid dan het MSY advies vast te willen stellen, zodat het bestand nog sneller
kan herstellen, namelijk –45%. Deze reductie is volgens mij, ook gezien de reductie
van vorig jaar (–50%) te fors en niet nodig. Volgens het ICES-advies herstelt het
bestand niet veel sneller bij een dergelijke reductie, terwijl het de visserijsector
hard raakt en daarnaast kan leiden tot een choke-situatie. Daarom zal ik inzetten
op het volgen van het MSY advies.
Haring in de Noordzee staat er in principe goed voor, de biomassa is stabiel. Wel
laat het ICES-advies al enkele jaren zien dat, door een lage aanwas (weinig jonge
haringen) we op termijn te maken zullen krijgen met een reductie van de vangsthoeveelheden.
Dit jaar is dat nog niet zichtbaar, het ICES MSY-advies is –6,6% t.o.v. de huidige
vangsthoeveelheden. Daarnaast verwacht ik in de Raad een discussie over de flexibiliteit
tussen het haringbestand in de Noordzee (Noordzee haring) en het haringbestand in
de Oostzee (Westelijke Baltische haring). Omdat het al langere periode niet goed gaat
met haring in de Oostzee, adviseert ICES daar een 0 TAC. Omdat dit de visserij stil
zou leggen is er in de Landbouw- en Visserijraad van oktober, waar de vangstmogelijkheden
voor de Oostzee zee worden vastgelegd, besloten een bijvangst TAC vast te stellen.
Om de Baltische haring te ontzien en de sociaaleconomische gevolgen te beperken stelt
de Commissie onder andere een verhoogde flexibiliteit voor tussen de TACs die gelden
in Noordzee en de Oostzee. Hiermee kan ik niet instemmen. Er geldt dit jaar al een
flexibiliteit van 50% tussen deze gebieden en bestanden, wat zeer hoog is. Ik verwacht
dat een hogere flexibiliteit het haringbestand in de Noordzee zal schaden.
Schelvis in de Noordzee staat er zeer goed voor, ICES adviseert zelfs een toename
in de vangstmogelijkheden van 66% op basis van MSY. Omdat deze vis vaak samen met
kabeljauw wordt gevangen, stelt de Commissie voor deze toename niet te benutten en
de vangstmogelijkheden op hetzelfde niveau als dit jaar (een roll-over) vast te stellen.
Nederland heeft een klein aandeel in deze TAC en kan instemmen met een lagere vangsthoeveelheid
dan het MSY advies, ten behoeve van het herstel van kabeljauw.
Ook koolvis in de Noordzee staat er goed voor. Toch adviseert ICES een reductie van
–25%, waarschijnlijk vanwege de lage aanwas (jonge koolvis). De Commissie volgt dit
ICES advies, wat ik zal steunen.
Met wijting in de Noordzee gaat het ook goed. ICES adviseert op basis van MSY een
toename in de vangstmogelijkheden van +19%. Voor de Nederlandse visserij is wijting
voornamelijk een bijvangstsoort, maar andere lidstaten (zoals Frankrijk) hebben wel
een gerichte visserij op wijting. Omdat bij deze gerichte visserij ook relatief veel
kabeljauw wordt bijgevangen stelt de Commissie een toename van +9,9% voor, in plaats
van +19%. Ten behoeve van het herstel van de kabeljauw in de Noordzee kan ik dit voorstel
steunen.
Brexit – communicatie met de sector
Zoals uw Kamer weet staat het ministerie in nauw contact met de visserijsector (van
aanvoer tot verwerking) over de gevolgen van de onderhandelingen over de toekomstige
EU-VK relatie. Er wordt samen met de NVWA en RVO al geruime tijd gewerkt aan scenario’s
en voorbereiding daarop. Nu 1 januari 2021 steeds dichterbij komt, heb ik besloten
ook een brief te sturen aan alle betrokkenen in de visserijketen. In deze brief kan
ik helaas weinig duidelijkheid geven over wat er na 1 januari a.s. gebeurt. Wel wil
ik iedereen, van visser tot handelaar, laten weten dat ongeacht de uitkomst van de
onderhandelingen er veel gaat veranderen het nieuwe jaar. Met of zonder deal. Deze
brief stuur ik als bijlage1 mee met deze geannoteerde agenda.
Brexit – Fisheries Act Verenigd Koninkrijk
Op 23 november heeft het VK de Fisheries Bill omgezet in «The Fisheries Act 2020».
Hiermee is de Fisheries Act wetgeving geworden. Dit is primair een kaderwet waarvan
de reikwijdte in uitvoeringsregelingen de komende tijd moet plaatsvinden op basis
van consultaties die per onderwerp plaatsvinden. De uiteindelijke uitwerking zal impact
hebben op vissers die in Britse wateren vissen. Uiteraard volg ik de uitwerking van
deze wet nauwlettend.
Vangstmogelijkheden diepzeevisserij, Middellandse- en Zwarte Zee
Politiek akkoord
Omdat de Novemberraad dit jaar niet fysiek plaatsvond zijn de besluiten over de vangstmogelijkheden
voor de diepzeevisserij, Middellandse- en Zwarte Zee op de agenda van de Decemberraad
gezet. Ik heb uw Kamer reeds geïnformeerd over mijn inzet bij beide agendapunten in
de Geannoteerde Agenda van 6 november jl. (Kamerstuk 2020D44773).
II. EMVAF 2021–2027
Op 13 juni 2018, heeft de Commissie haar voorstel voor het Europees Maritiem Visserij
en Aquacultuur Fonds (EMVAF) voor de periode 2021–2027 bekend gemaakt. De Raad heeft
overeenstemming bereikt over de drie onderdelen van de algemene oriëntatie van het
fonds op 18 juni 2019, 14–15 oktober 2019 en 19 oktober 2020.
Ondanks de inzet van alle betrokken partijen is het niet haalbaar gebleken om het
resultaat van het onderhandelingsproces in de Raad van december voor akkoord te agenderen.
Dit komt omdat de laatste trioloog met het Europees parlement onder het Duitse EU-Voorzitterschap
op 3 december plaatsvindt en de resultaten daarvan nog in de definitieve tekst van
de verordening moeten worden verwerkt. Ik verwacht dat onder het Portugese EU-Voorzitterschap
de vaststelling van de verordening snel ter hand wordt genomen. Dientengevolge is
ook de uitvoering van het EMVAF vertraagd. De nationale invulling van het fonds heb
ik voortvarend opgepakt en ik ben voornemens uw Kamer begin 2021 hierover te informeren.
Ik span mij in om het Operationeel Programma formeel in te dienen zodra de Europese
Commissie dit mogelijk maakt. Op dit moment kan echter niet met zekerheid worden gesteld
wanneer dit het geval is.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.