Brief regering : Fiche: Wijziging verordening Algemene Uniale Exportvergunning (dual-use) in verband met Brexit
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2996
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2020
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 1 fiche dat werd opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Wijziging verordening Algemene Uniale Exportvergunning (dual-use) in verband
met Brexit
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Wijziging verordening Algemene Uniale Exportvergunning (dual-use) in verband
met Brexit
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een VERORDENING van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad door de verlening van een uniale algemene
uitvoervergunning voor de uitvoer van bepaalde producten voor tweeërlei gebruik uit
de Unie naar het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
b) Datum ontvangst Commissiedocument
4 november 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM (2020) / 692
d) EUR-Lex
https://eur-lex.Europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2020:0692:FI…
e) Nr. impact assessment Commissie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Buitenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Buitenlandse Zaken
h) Rechtsbasis
Artikel 207 VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Bij Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een
communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel
en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik1 (hierna «de Verordening») is een gemeenschappelijk stelsel voor de controle op de
uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik tot stand gebracht, in lijn met de internationale
verbintenissen en verantwoordelijkheden van de lidstaten en van de Europese Unie (EU).
Krachtens die verordening is voor de uitvoer van bepaalde producten voor tweeërlei
gebruik naar derde landen een vergunning vereist. Deze vergunning wordt afgegeven
door de bevoegde nationale autoriteit van de lidstaat waar de exporteur gevestigd
is.
Er is sprake van drie type vergunningen: de individuele vergunning (bedoeld voor één
specifiek goed, één specifieke exporteur en één specifieke transactie), de globale
(bedoeld voor één type of categorie goed, één of meer bestemmingen) en de algemene
vergunning.
Er zijn twee soorten algemene vergunningen voor goederen voor tweeërlei gebruik: de
uniale algemene vergunning (waar het in dit fiche om gaat) en de nationale algemene
vergunning. Beide vergunningen bieden exporteurs binnen de EU de mogelijkheid om voor
specifieke transacties met een laag risico door middel van een sterk vereenvoudigde
procedure goederen voor tweeërlei gebruik de EU uit te voeren. Er zijn aan het gebruik
van de algemene vergunning slechts registratie- en meldingseisen verbonden. Dergelijke
algemene vergunningen beogen het concurrentievermogen van de EU te ondersteunen, en
tegelijkertijd een hoog veiligheidsniveau en volledige naleving van de internationale
verplichtingen te waarborgen. De nationale algemene vergunningen kunnen worden ingesteld
door de lidstaten, terwijl de Verordening voorziet in specifieke «uniale algemene
uitvoervergunningen», teneinde een gelijk speelveld voor alle exporteurs in de Unie
te creëren. Meer in het bijzonder voorziet de Verordening in een uniale algemene uitvoervergunning
(«EU001») voor uitvoer van bepaalde goederen van tweeërlei gebruik naar landen die
weinig risico opleveren i.e. Australië, Canada, Japan, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Zwitserland
(met inbegrip van Liechtenstein) en de Verenigde Staten van Amerika.
Op dit moment is de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik naar het Verenigd
Koninkrijk in het algemeen2 niet aan een vergunningplicht gebonden. Sinds 1 februari 2020 is het VK geen lidstaat
meer van de Europese Unie. Volgens de voorwaarden van het terugtrekkingsakkoord zal
het primaire en secundaire recht van de Unie na het einde van de overgangsperiode,
die duurt tot en met 31 december 2020, in beginsel niet langer van toepassing zijn
in en op het Verenigd Koninkrijk. De verordening zal dan dus eveneens niet meer op
het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn. Voor uitvoer van bepaalde producten voor
tweeërlei gebruik uit de EU naar het Verenigd Koninkrijk is dan een uitvoervergunning
vereist.
De Commissie stelt voor om het Verenigd Koninkrijk toe te voegen aan de lijst van
landen waarvoor de uniale algemene uitvoervergunning (EU001) van toepassing is. Het
Verenigd Koninkrijk voldoet volgens de Commissie aan het profiel van een land met
laag risico voor de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik.
Ten eerste is het Verenigd Koninkrijk een partij bij relevante internationale verdragen
en lid van internationale regimes op het gebied van non-proliferatie en leeft de daarmee
verband houdende verplichtingen en toezeggingen ten volle na. Ten tweede voert het
Verenigd Koninkrijk in overeenstemming met de bepalingen en doelstellingen van de
Verordening evenredige en passende controles uit.
De Commissie geeft aan dat de voorgestelde wijziging van de Verordening wenselijk
is om een uniforme en consistente toepassing van de controles in de hele EU te waarborgen
teneinde een gelijk speelveld voor exporteurs in de EU te creëren en de veiligheid
van de EU en de internationale veiligheid te beschermen.
In 2019 is een wijziging van de Verordening tot stand gekomen overeenkomstig het huidige
voorstel3. De wijziging uit 2019 is echter niet van toepassing vanwege de inwerkingtreding
van het terugtrekkingsakkoord4.
Het nieuwe Commissievoorstel geeft ten opzichte van het voorstel uit juni 2019, duiding
over de bijzondere positie van Noord-Ierland die de afspraken uit het terugtrekkingsakkoord
uit oktober 2019 reflecteert. Volgens het protocol Ierland/Noord-Ierland zal ook na
het verstrijken van de overgangsperiode na 31 december 2020, de EU Verordening 428/2009
blijven gelden voor de export van goederen voor tweeërlei gebruik tussen de EU en
Noord-Ierland. Het protocol Ierland/Noord-Ierland is in ieder geval zes jaar na het
verstrijken van de overgangsperiode van toepassing en mogelijk langer, afhankelijk
van de instemming van Noord-Ierse democratische instellingen5.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft geen effectbeoordeling uitgevoerd, wegens de uitzonderlijke aard
van de situatie. De Commissie geeft aan dat, afgezien van de voorgestelde optie, er
geen alternatieve beleidsopties mogelijk lijken te zijn die op vergelijkbare wijze
onevenredige handelsbelemmeringen kunnen verminderen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Nederlandse beleid ten aanzien van de uitvoer van goederen van tweeërlei gebruik
berust primair op een aantal uitgangspunten. Zo draagt Nederland niet bij aan de ontwikkeling
en verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen voor dergelijke
wapens. Nederland geeft geen vergunningen af voor de uitvoer van goederen van tweeërlei
gebruik, wanneer die bijdragen aan mensenrechtenschendingen, interne repressie, internationale
agressie of instabiliteit. Ook uitgangspunt is dat veiligheidsbelangen boven economische
belangen gaan. En tot slot wil Nederland geen onnodige administratieve lasten voor
bedrijven en zet Nederland zich in voor een internationaal gelijk speelveld voor bedrijven.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet staat positief ten aanzien van het voorstel en kan zich vinden in de redenen
die de Commissie aandraagt om het Verenigd Koninkrijk op de lijst van landen in EU001
te plaatsen. Het kabinet deelt de inschatting dat het voorstel geen afbreuk doet aan
het veiligheidsbelang van de Unie, aangezien het Verenigd Koninkrijk een laag risico
vormt in het kader van uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik.
De toevoeging van het Verenigd Koninkrijk aan de landenlijst is voor Nederland en
het Nederlandse bedrijfsleven bovendien van essentieel belang wegens de significante
hoeveelheid goederen voor tweeërlei gebruik die worden uitgevoerd van Nederland naar
het Verenigd Koninkrijk. Voor het Nederlandse bedrijfsleven alsmede de overheid zal
dit voorstel resulteren in een aanzienlijke verlichting van administratieve lasten
in vergelijking met de situatie waarin het Verenigd Koninkrijk niet aan de landenlijst
in EU001 wordt toegevoegd. In dat laatste geval is voor de uitvoer van een significante
hoeveelheid goederen voor tweeërlei gebruik uit de EU naar het Verenigd Koninkrijk
met ingang van 1 januari 2021 immers een uitvoervergunning vereist.6
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting staan alle lidstaten en het Europees Parlement positief tegenover
het voorstel.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid positief. De EU is exclusief bevoegd maatregelen
vast te stellen op het terrein van handel (artikel 207 VWEU). Het kabinet kan zich
vinden in de gekozen rechtsgrondslag.
b) Subsidiariteit
Niet van toepassing, aangezien de (aanpassing van de) Verordening valt onder de exclusieve
bevoegdheid van de Commissie.
c) Proportionaliteit
Het kabinet heeft een positief oordeel over de proportionaliteit van het voorstel.
De aanpassingen in de verordening gaan niet verder dan nodig om de doelstellingen
te bereiken. De verstrekking van een uniale algemene uitvoervergunning ten behoeve
van export van bepaalde goederen van tweeërlei gebruik van de Unie naar het Verenigd
Koninkrijk voorkomt immers disproportionele ontwrichting van de handel en een excessieve
verzwaring van de administratieve lasten voor dergelijke export. Tegelijkertijd wordt
met deze uniale algemene uitvoervergunning de internationale en Europese veiligheid
gewaarborgd.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
a) Consequenties EU-begroting
Er worden geen consequenties voor de EU-begroting verwacht. Mochten deze desondanks
optreden, is Nederland van mening dat eventuele benodigde EU-middelen gevonden dienen
te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2014–2020
en het MFK 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de
jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale
overheden
Er worden geen financiële consequenties verwacht voor rijksoverheid of decentrale
overheden. Mochten deze toch optreden, dienen eventuele budgettaire gevolgen voor
de nationale begroting te worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Voor bedrijfsleven en burgers in Nederland zijn er geen financiële consequenties.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden,
bedrijfsleven en burger
Het niet verlenen van een algemene uniale uitvoervergunning voor uitvoer van de Europese
Unie aan het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, leidt tot
aanzienlijke extra administratieve lasten voor de overheid en het bedrijfsleven. Voor
rijksoverheid, decentrale overheden en bedrijfsleven en burgers in Nederland zullen
met namebij de aanvang van deze mogelijkheid administratieve handelingen moeten worden
verricht, bij zowel bedrijven als Douane. Het gaat daarbij om de registratie van bedrijven
en de melding die gedaan moet worden om gebruik te kunnen maken van de EU001. Deze
toename van werkzaamheden is echter van tijdelijke aard. Wel zal de Douane ook daarna
toezicht moeten houden op het juiste gebruik van deze vereenvoudigde mogelijkheid.
De exacte benodigde inzet is momenteel nog niet in te schatten, maar zal naar verwachting
beperkt zijn.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
Voor de concurrentiekracht van Nederland zijn er geen negatieve consequenties. Met
het voorstel wordt het bedrijfsleven in de EU adequaat ondersteund, terwijl een hoog
veiligheidsniveau en volledige naleving van de internationale verplichtingen gewaarborgd
blijft.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Geen. De vergunningsplicht voor uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik vanuit
de EU naar het Verenigd Koninkrijk, die na de terugtreding van het Verenigd Koninkrijk
uit de EU zou ontstaan voor het Verenigd Koninkrijk, leidt niet tot wijziging van
bevoegdheden, verantwoordelijkheden en/of taken van de overheid.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat geen gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treed in werking op de dag na die van bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De wijzigingsverordening voorziet niet in een evaluatiebepaling. Nederland acht deze
ook niet nodig, aangezien de goederen voor tweeërlei gebruik die vallen binnen de
reikwijdte van EU001 momenteel al zonder vergunning, registratie of meldplicht naar
het Verenigd Koninkrijk kunnen worden uitgevoerd.
e) Constitutionele toets
Er zijn geen constitutionele aspecten aan het voorstel.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Zoals hierboven aangegeven zal het voorstel voornamelijk in de opstartfase (en beperkt
daarna) een effect hebben op de uitvoerende en handhavende taken van de overheid.
Echter zonder deze aanpassing vindt een aanzienlijke verzwaring plaats van de uitvoerende
en handhavende taken, omdat in die situatie voor de uitvoer van een groot deel van
de vergunningsplichtige goederen voor tweeërlei gebruik vanuit Nederland naar het
Verenigd Koninkrijk een individuele of globale vergunning zou zijn vereist die door
de Nederlandse autoriteit moet worden afgegeven aan Nederlandse exporteurs.7
b) Handhaafbaarheid
Zie hierboven.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel heeft geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken