Brief regering : Monitoring gevolgen COVID-19 in mbo en ho
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 479 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2020
Inleiding
In maart 2020 werden de ruim 1,3 miljoen studenten en de honderdvijftigduizend medewerkers
in het mbo, hbo en wo overvallen door de coronacrisis. Instellingen sloten hun deuren
en schakelden grotendeels over op online onderwijs. In de loop van de daarop volgende
maanden konden er op beperkte schaal weer onderwijsactiviteiten plaatsvinden. Daarbij
lag de focus op het doorgaan van toetsing en examinering, praktijkonderwijs en de
begeleiding van kwetsbare studenten, met als doel de studievoortgang zoveel mogelijk
te blijven waarborgen.
Met ingang van studiejaar 2020–2021 zijn het mbo, hbo en wo verder opengesteld voor
onderwijsactiviteiten op locatie. Uiteraard met inachtneming van de RIVM-richtlijnen,
waaronder het bewaren van de 1,5 meter afstand tot elkaar. Ook hebben koepelorganisaties,
vervoersbedrijven, IenW en OCW afspraken gemaakt over het OV-gebruik, waarbij het
onderwijs gespreid wordt over de dag, om veilig reizen mogelijk te maken.
Instellingen houden sinds de verdere openstelling de richtlijnen aan zoals opgenomen
in de servicedocumenten voor beide sectoren en de protocollen die vanuit de eigen
onderwijssector zijn opgesteld. Een groot deel van het onderwijs vindt (nog) online
plaats, omdat de 1,5 meter afstand moet worden aangehouden en het aantal reisbewegingen
zo beperkt blijft. Het is grandioos hoe studenten en medewerkers in deze uitzonderlijke
situatie zorgen voor voortgang van het onderwijs.
Ik ga in deze brief in op de omstandigheden waaronder het onderwijs inmiddels doorgang
vindt en de gevolgen die dat heeft voor studenten en docenten.1 Ik maak hier veelal gebruik van de verschillende enquêtes en onderzoeken die de afgelopen
maanden zijn uitgezet onder studenten en docenten. Ik merk hier bij op dat het middelbaar
beroepsonderwijs en het hoger onderwijs bestaan uit veel studenten en medewerkers
die allemaal hun eigen ervaring hebben van de afgelopen maanden en die ik onmogelijk
allemaal recht kan doen in deze brief. Ik heb veel studenten en medewerkers gesproken
en blijf dat doen. In deze brief beschrijf ik de grote lijnen op basis van nu beschikbare
informatie. Het gaat om voorlopige cijfers en sommige (mogelijke) effecten zijn in
deze eerste cijfers nog niet terug te zien. Ik ga in deze brief ook in op een aantal
specifieke Kamervragen die in recente debatten gesteld zijn, vooral over eventuele
studievertraging. Tevens benoem ik waar de grootste zorgen liggen. Waar relevant geef
ik ook aan wat we doen om die zorgen te verminderen. Hierbij verwijs ik ook naar de
(updates van de) servicedocumenten mbo en ho, waarin is verwoord welke afspraken we
met de sector hebben gemaakt over hoe het onderwijs vorm te geven. Deze zijn op 11 november
jl. gepubliceerd op rijksoverheid.nl.2
De pandemie is op het moment van schrijven van deze brief nog in volle gang. Daarom
blijf ik monitoren hoe het met het onderwijs, studenten, docenten en ondersteunend
personeel gaat, zodat ik een totaaloverzicht blijf houden. Daarvoor gebruiken we bestaande
instrumenten zoals de jaarlijks terugkerende studentenmonitor, startmonitor en monitor
beleidsmaatregelen die we aanvullen met corona gerelateerde vragen. Daarnaast brengen
we ook onderzoeken en beelden op instellingsniveau landelijk bij elkaar. De derde
meting van de COVID-19 monitor van de Inspectie van het Onderwijs wordt gelijktijdig
met deze brief gepubliceerd. Ook maken we gebruik van het overzicht van corona gerelateerd
onderzoek dat het NRO op haar website continu actualiseert3. In het voorjaar van 2021 zal ik uw Kamer opnieuw informeren over de stand van zaken
in het mbo en hoger onderwijs.
Studievoortgang
Inleiding
De afgelopen maanden is in kaart gebracht welke effecten het coronavirus en de daarmee
samenhangende maatregelen hebben gehad op de ontwikkeling van de studievoortgang van
studenten in het mbo en hoger onderwijs. In deze paragraaf worden deze effecten uiteen
gezet, gebaseerd op de voorlopige inschrijfgegevens zoals bekend bij DUO4 en op openbare bronnen. Ook worden ze van context voorzien door gesprekken met studenten,
docenten en bestuurders tijdens bijvoorbeeld werkbezoeken en met de MBO Raad, Vereniging
Hogescholen, VSNU, NRTO en NFU. Aanvullend zijn door mij en anderen extra onderzoeken
uitgevoerd. Ik sta eerst stil bij diplomering en uitval in het vorige studiejaar.
Vervolgens ga ik in op de belangrijkste trends in de inschrijvingen van het huidige
studiejaar, waarbij ik ook in ga op studievertraging. In het voorjaar van 2021 zijn
er nieuwe gegevens beschikbaar en kunnen er meer, verdiepende, analyses gedaan worden
met betrekking tot instroom en uitval en mogelijke effecten van COVID-19 op het mbo
en hoger onderwijs.
Algemeen beeld
Als we naar het vorige studiejaar (2019–2020) kijken, zien we dat het aantal gediplomeerde
mbo-studenten vrijwel gelijk is gebleven ten opzichte van het jaar daarvoor en dat
het aantal gediplomeerde ho-studenten zeer beperkt gestegen is. Het gaat in het ho
om 160.443 in de peilperiode5 2019 versus 159.836 in de peilperiode 2018. De inspanningen van de mbo- en ho-instellingen
om zo veel mogelijk studenten in hun laatste studiejaar te helpen om een diploma te
behalen, hebben hieraan bijgedragen. Hetzelfde geldt voor de inspanningen van de studenten
zelf, die te midden van de coronacrisis veel flexibiliteit hebben moeten tonen. Zowel
de instellingen als de studenten verdienen hier een groot compliment voor. Voor de
groep studenten van vorige studiejaar die nog gaat afstuderen in de periode van september
tot en met januari 2021 heb ik een compensatieregeling in het leven geroepen om tegemoet
te komen aan de kosten voor studievertraging.6
Uit de voorlopige cijfers van DUO blijkt dat de coronamaatregelen er niet toe hebben
geleid dat grotere aantallen studenten hun studie voortijdig hebben beëindigd. De
uitstroom zonder diploma onder studenten in het studiejaar 2019–2020 is ten opzichte
van het voorgaande jaar licht gedaald in het mbo. Dit geldt ook voor de jongeren in
de entreeopleiding en op niveau 2. De uitval is aanzienlijk gedaald in het hoger onderwijs.
Dit laatste houdt waarschijnlijk mede verband met het besluit om het bindend studieadvies
(bsa) aan het einde van jaar 1 op te schorten. Een uitzondering hierop zijn internationale
studenten in het hoger onderwijs. Daar lag de uitval iets hoger. Mogelijk komt dit
doordat zij er voor hebben gekozen hun studie te pauzeren of te beëindigen of omdat
zij niet terug naar Nederland konden reizen.
Voor wat betreft de doorstroom van mbo-4 studenten naar het hbo, geldt dat er sprake
is van een stijging van ruim 2% ten opzichte van het voorgaande jaar. Circa 1.200
mbo-4 studenten zijn doorgestroomd in de verwachting dat zij voor 1 januari 2021 hun
mbo-opleiding kunnen afronden, gebruikmakend van de daarvoor gecreëerde mogelijkheid.
Daarnaast hebben ongeveer 2.700 wo-bachelor studenten kunnen doorstromen naar een
master voordat zij hun bachelor hebben afgerond. Voor wat betreft de doorstroom van
havo- en vwo-leerlingen naar het hbo en het wo, geldt dat er sprake is van een sterke
toename. Dit valt te verklaren uit de hoge slagingspercentages in het voortgezet onderwijs7, maar kan er bijvoorbeeld ook mee te maken hebben dat minder studenten kiezen voor
een tussenjaar. Instellingen geven overigens aan dat het te vroeg is om vast te kunnen
stellen in hoeverre er studenten uit het voortgezet onderwijs zijn ingestroomd met
een kennisachterstand. De studievoortgang van eerstejaars studenten blijf ik, ook
met het oog op deze hogere slagingspercentages, met zorg monitoren.
De instroom in het mbo in het huidige studiejaar (2020–2021) is in absolute cijfers
zeer licht gedaald ten opzichte van het jaar daarvoor. De verwachte krimp blijft echter
uit als gevolg van de hogere instroom vanuit het vo. In het vavo zie ik echter wel
een sterke daling van 36% naar iets minder dan 10.000 leerlingen. De daling in het
mbo zit in zijn geheel bij de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) en vrijwel geheel
bij de studenten van 23 jaar en ouder. Een mogelijke verklaring is het tekort aan
leerwerkplekken in bepaalde sectoren, dat is ontstaan door de coronacrisis en de hiermee
samenhangende maatregelen. De instroom in het hoger onderwijs is juist gestegen.
Beperkte grote wijzigingen in instroom tussen opleidingsrichtingen. In het mbo lijkt het niet zo te zijn dat er als gevolg van de coronacrisis voor andere
opleidingsrichtingen gekozen wordt. Er zijn schommelingen in inschrijvingen te zien,
maar daarvan ligt de oorzaak vermoedelijk bij andere maatregelen (zoals het toelatingsrecht).
Of de daling of stijging van de inschrijvingen is al eerder in eerdere jaren ingezet.
Voor hbo en wo gezondheidszorg, hbo techniek en pabo zien we forse stijgingen in het
aantal instromers. Hierbij kan de toegenomen aandacht en waardering voor deze sectoren
in deze coronatijd een rol spelen. De pabo springt eruit met 32% meer instromers ten
opzichte van vorig collegejaar (bron: DUO).
Aan de hand van bovengenoemde indicatoren kan er een voorzichtig eerste beeld geschetst
worden van studievertraging in het mbo en hoger onderwijs als gevolg van de coronacrisis
en -maatregelen. Kijkende naar het aantal verblijfsjaren in de opleiding van mbo-studenten,
zie ik eerste tekenen die erop wijzen dat de groep mbo-studenten die langer doet over
het behalen van zijn of haar diploma licht toeneemt. Hiervoor wordt gekeken naar het
aantal verblijfsjaren in de opleiding waarvoor de mbo-student staat ingeschreven.
De voorlopige cijfers laten zien dat het aandeel mbo-studenten dat langer dan nominaal
staat ingeschreven op niveau 2 licht toeneemt (van 22,6% in studiejaar 2019–2020 naar
25,2% in studiejaar 2020–2021). Een nog kleinere stijging is te zien bij niveau 3
en 4 (beide een plus van 0,5% ten opzichte van voorgaande jaar). Daarbij geldt bovendien
dat ik vanuit instellingen het signaal heb gekregen dat zij zich in de laatste maanden
van het afgelopen studiejaar met name hebben gericht op de diplomering van laatstejaars
studenten, waarmee er achterstanden kunnen zijn ontstaan bij studenten die in het
huidige studiejaar het diploma zullen behalen.
VH en VSNU geven op basis van inzichten van instellingen aan dat de aantallen behaalde
studiepunten in het voorgaande collegejaar in het hbo en wo gemiddeld genomen niet
achter zijn gebleven bij voorgaande jaren. Hierbij merken zij op dat er wel verschillen
zijn tussen disciplines en regio’s.8 Het is nog te vroeg om een goede inschatting te kunnen geven van de studievoortgang
in het huidige studiejaar. De eerste tentamenperiodes vinden over het algemeen in
dit najaar plaats. De VH heeft inmiddels al wel benadrukt dat er in de tweede helft
van het lopende studiejaar alsnog vertraging kan ontstaan. Sommige studieonderdelen
(zoals stages en praktijkonderwijs) die nu niet plaats kunnen vinden, zijn naar het
tweede semester verschoven en kunnen, afhankelijk van de omstandigheden, straks mogelijk
alsnog geen doorgang vinden. Hiermee samenhangende studievertraging zal zich waarschijnlijk
beperken tot een aantal sectoren. In een aantal specifieke sectoren, zoals bijvoorbeeld
de vrijetijdsbesteding, kunsten en deels ook de techniek en gezondheidszorg zijn er
belemmeringen bij de doorgang van stages en sommige praktijkonderdelen. Een deel van
de studenten geeft zelf aan vertraging te hebben of te verwachten. Dat bleek bijvoorbeeld
uit een onderzoek door ResearchNed in opdracht van ISO.9 Uit het studentenpanel van JOB blijkt dat 21% van de mbo-studenten verwacht studievertraging
op te gaan lopen.10 Bij de cijfers over studievoortgang vind ik het belangrijk om op te merken dat de
crisis, die inmiddels acht maanden duurt, een zware wissel trekt op studenten en medewerkers.
Ook kunnen we nog niet zien wat effecten zijn van verminderde motivatie, somberte
of concentratieverlies op studievoortgang op langere termijn. Het feit dat de studievertraging
op basis van de cijfers over het voorgaande studiejaar mee lijkt te vallen, heeft
daarom beperkte voorspellende waarde.
Om te voorkomen dat studenten in het ho door de huidige coronacrisis benadeeld worden
wat betreft toepassing van het bindend studieadvies heb ik daar afspraken over gemaakt
met VH en VSNU. Overigens benadruk ik hierbij dat instellingen zelf verantwoordelijk
zijn voor de wijze van invulling en toepassing van het studieadvies, waaronder het
bsa. Hogescholen geven vanwege de coronacrisis dit jaar, net als in het vorige studiejaar,
voor eerstejaarsstudenten die studievertraging oplopen en daardoor de norm van het
bsa in het studiejaar 2020–2021 niet halen, de mogelijkheid de bsa-norm te halen in
het volgend studiejaar. Zij kiezen daarvoor om studenten nu helderheid te bieden.
Aangezien universiteiten vooralsnog geen studievertraging verwachten bij de huidige
eerstejaars, zien de universiteiten op dit moment in het academisch jaar geen aanleiding
om een generieke coulancemaatregel voor het bsa te nemen. De universiteiten blijven
het studieaanbod en de studievoortgang van studenten nauwkeurig monitoren. Indien
dit hier aanleiding toe geeft, zal een specifieke opleiding in overleg met de opleidingscommissie
alsnog besluiten een coulancemaatregel te nemen voor de eerstejaars in die opleiding.
Indien een opleiding dit besluit neemt, worden de studenten van die opleiding hier
voor 1 februari 2021 over geïnformeerd, zodat ook zij tijdig duidelijkheid hebben.
Daarnaast is er binnen de bestaande regelingen zoals altijd de mogelijkheid voor coulance
wanneer individuele studenten onevenredig in de knel komen.
Conclusies en vervolg
• Als we naar het vorige studiejaar (2019–2020) kijken, zien we dat het aantal gediplomeerde
mbo-studenten vrijwel gelijk is gebleven ten opzichte van het jaar daarvoor en dat
het aantal gediplomeerde ho-studenten zeer beperkt gestegen is.
• De eerste voorlopige cijfers tonen aan dat de uitval onder studenten in het studiejaar
2019–2020 ten opzichte van het voorgaande jaar licht gedaald is in het mbo en aanzienlijk
gedaald is in het hoger onderwijs.
• In het mbo zijn er voorzichtige tekenen die er op wijzen dat een deel van de studenten
er langer over gaat doen om het diploma te behalen.
• VH en VSNU geven aan dat het aantal behaalde studiepunten in het studiejaar 2019–2020
gemiddeld genomen niet achter loopt bij voorgaande jaren. Wel zijn er verschillen tussen opleidingssectoren.
• MBO Raad en VH verwachten wel dat er in het tweede deel van het studiejaar alsnog
breder sprake zal zijn van studievertraging.
• Een deel van de studenten geeft wel aan vertraging te hebben opgelopen door corona
of maakt zich daar zorgen over.
• Wat de studievoortgang zal zijn van onlangs ingestroomde eerstejaars en van studenten
in het hoger onderwijs die dankzij de zachte knip en het niet-toepassen van het bsa
zijn in- of doorgestroomd naar studiejaar 2020–2021 is op dit moment nog niet te zeggen.
• In het voorjaar zal ik u opnieuw informeren over studievoortgang.
Studentenwelzijn
Inleiding
Voor de coronacrisis gaven studenten al aan stress en druk te ervaren. Veelal gaat
het om een combinatie van factoren waarbij de druk- en stressbeleving voor elke student
anders is. Ik heb al voor de pandemie opdracht gegeven voor onderzoek onder studenten
door het RIVM naar risicofactoren in het hoger onderwijs die druk en stress versterken.
De resultaten van dit onderzoek komen halverwege 2021 beschikbaar.
Algemeen beeld
Inmiddels zijn er door verschillende partijen onderzoeken uitgevoerd naar het mentale
welzijn van studenten in deze pandemie. Hoewel deze onderzoeken niet altijd gebruik
maken van een representatieve groep studenten, komt hieruit wel een beeld naar voren
over de gevolgen voor het mentale welzijn van veel studenten in het mbo en ho. De
aan de onderzoeken deelnemende studenten geven aan meer gestrest te zijn en ook meer
depressieve klachten te hebben. Ze hebben moeite met de eenzaamheid en zelfregulatie
die het onderwijs op afstand van ze vraagt en ze hebben zorgen over hun toekomstige
studieverloop. Thuis studeren wordt ook als lastig ervaren. Dat geldt zowel voor mbo-
als voor ho-studenten.
Een derde van de mbo-studenten die deel heeft genomen aan het studentenpanel van JOB
(oktober 2020) geeft bijvoorbeeld aan dat het nooit of vaak niet goed lukte om thuis
te studeren, en voor ook ongeveer een derde van de studenten lukte dat soms wel en
soms niet. Redenen waarom het thuis studeren niet goed lukte voor deze studenten waren:
de kwaliteit van de lessen die thuis minder goed was, het zich niet goed kunnen concentreren
en de thuissituatie die als te druk werd ervaren. Ook het missen van een eigen ruimte
of een goede computer is genoemd. Twee derde van alle studenten geeft aan de lessen
slechter te vinden. Een ongeveer even groot deel heeft minder contact met de begeleiders
en is minder gemotiveerd om aan school te werken. Wel vinden vier op de tien studenten
dat ze beter geworden zijn in zelfstandig werken, tegen drie op de tien studenten
voor wie het omgekeerde geldt. De helft van de studenten zegt meer tijd kwijt te zijn
aan studie en stage.
Het onderzoek van Turner11 laat zien dat studenten van alle onderzochte instellingen aangeven de flexibiliteit
door onderwijs op afstand te waarderen. Het maakt het bijvoorbeeld mogelijk om lessen
te volgen op tijden dat het hen uitkomt, en ook de mogelijkheid van het terugspoelen
en stilzetten van video’s wordt als positief gezien. Ook is 40% tot 50% van de studenten
(redelijk) tevreden over samenwerken met andere studenten op afstand en wordt het
ontbreken van reistijd als positief ervaren. Wel wordt ook aangegeven dat het onderwijs
volgen vanuit huis voor meer afleiding zorgt, bijvoorbeeld van huisgenoten en familie.
Ook wordt aangegeven dat er soms sprake is van technische beperkingen en het moeilijker
is om het werk te structureren. Verder blijkt een deel van de studenten juist meer
contact te hebben met de docenten dan voorheen.
Studenten hebben behoefte aan betrokkenheid van en met hun opleiding en aan duidelijkheid
en structuur. Zij missen het contact met hun studiegenoten. Driekwart van de mbo-studenten
in het studentenpanel van JOB geeft aan dat zij het contact met vrienden en klasgenoten
(erg) missen. In mijn gesprekken met studenten en studentenorganisaties in zowel mbo
als ho hoor ik soortgelijke geluiden en ook de COVID-monitor van de inspectie maakt
duidelijk dat er zorgen zijn over de socialisatiefunctie van het onderwijs.
Studenten die kampen met extra stress, onzekerheid of concentratieproblemen roep ik
vooral op zich te melden bij hun instelling, bijvoorbeeld een mentor, studieadviseur,
studentendecaan of docent. Uit mijn contacten met instellingen hoor ik terug dat de
aanvragen voor begeleiding en ondersteuning door studieadviseurs, studentendecanen
en studentpsychologen zijn toegenomen. Studentenwelzijn staat meer dan ooit hoog op
de agenda van instellingen, die zich inspannen om studenten passende begeleiding en
ondersteuning te geven. Aan instellingen vraag ik om goed in contact te blijven met
studenten, in het bijzonder met studenten in een kwetsbare positie. Mbo-instellingen
hebben over het algemeen een goede zorgstructuur en zoeken veelvuldig contact via
mail, telefoon, WhatsApp, skype en social media. Docenten, trajectbegeleiders, maatwerkcoaches
en schoolmaatschappelijk werk maken hier veel werk van. Ook in het hoger onderwijs
is er sprake van dergelijke zorg voor studenten. Instellingen geven aan dat zij hun
online begeleiding hebben opgeschaald tijdens de pandemie en zij lijken er mede hierdoor
in geslaagd om te voorkomen dat grote aantallen studenten uit beeld zijn geraakt.
Exacte aantallen van «uit beeld geraakte studenten» in het ho zijn niet te geven,
omdat er bijvoorbeeld geen aanwezigheidsplicht geldt. Studenten in het hoger onderwijs
zijn over het algemeen meerderjarig en ook in reguliere tijden zijn er soms studenten
die tijdelijk minder deelnemen aan lessen of colleges. Dat is soms ook een bewuste
keuze en het leidt niet altijd tot studievertraging. Ik vraag instellingen in het
ho om zich desondanks juist in deze tijd extra in te blijven zetten om studenten niet
uit het oog te verliezen.
Aan studenten moet door de opleiding zoveel mogelijk duidelijkheid gegeven worden
over hoe de opleiding georganiseerd is en instellingen moeten duidelijk communiceren
over eventuele aanpassingen in lessen en examens. In de servicedocumenten mbo en ho
is het belang van goede communicatie met studenten opnieuw onderstreept. Verder roep
ik studenten en instellingen op om ambitieus te zijn maar ook met realisme en mildheid
naar elkaar te kijken en verwachtingen aan te passen aan de huidige omstandigheden.
Ik moedig medestudenten, verenigingen, vrienden en familie aan om naar elkaar om te
kijken, om open te zijn, en om vaker het gesprek aan te gaan over mentaal welzijn.
Grote behoefte aan zelfstudieplekken
De behoefte aan zelfstudieplekken is groot. Hogescholen, universiteiten en mbo-instellingen
zoeken naar manieren waarop zij dit binnen de RIVM-richtlijnen kunnen vormgeven. Er
wordt daarnaast zoveel mogelijk ondersteuning gegeven die inspeelt op de situatie
van het thuis en alleen studeren en het online onderwijs. Hiertoe worden bijvoorbeeld
speciale workshops ontworpen door zowel studentenpsychologen als studentendecanen.
Ook bij faculteiten zijn diverse initiatieven ontstaan om dit te faciliteren.
Onderzoek Caring Universities
Voor de zomer van 2020 heeft Caring Universities12 een vragenlijst uitgezet bij studenten van de VU, Maastricht University, Universiteit
Leiden en Universiteit Utrecht waarbij studenten werd gevraagd naar de impact van
de COVID-19 pandemie op hun mentale gezondheid. Uit de rapportage blijkt dat 43.3%
aangeeft dat online les volgen een negatief effect op de studie heeft, 56.3% zich
slechter kan concentreren, 52.5% eenzamer is en 44.6% somberder is. Het percentage
studenten met matige tot ernstige depressieve klachten is 10.6% hoger dan in de periode
voor COVID-19 (was 22.5% in 2019) en matige tot ernstige angstklachten is 5.3% hoger
(was 12.9% in 2019). De onderzoekers plaatsen onder andere zelf als kanttekeningen
bij het onderzoek dat de respons niet hoog genoeg is om een uitspraak te kunnen doen
over alle studenten en dat niet te duiden is in hoeverre de resultaten een direct
gevolg zijn van de COVID-19 pandemie.
Ik heb op 20 november jl. een factsheet op rijksoverheid.nl geplaatst met tips voor
thuis studeren en tips om mentale en fysieke klachten tegen te gaan.13 Ik blijf met studenten, docenten en instellingen dit onderwerp volgen en blijf kennisdeling
bevorderen. Zo heb ik op 26 oktober een (online) inspiratie-evenement bijgewoond,
georganiseerd door de werkgroep studentenwelzijn, waar goede voorbeelden en inzichten
werden gedeeld. Het document met dit overzicht is gepubliceerd op de website van het
landelijk netwerk.14 Ook heeft de werkgroep studentenwelzijn een handreiking studentenwelzijn in coronatijd
gemaakt om instellingen handvatten te geven die stress kunnen verminderen van studenten
met een ondersteuningsvraag. Deze is tevens gepubliceerd op de website van de rijksoverheid
en gedeeld met instellingen en uw Kamer.15
Naast de zorgen die ik zie bij studenten zie ik bij hen ook grote maatschappelijke
betrokkenheid. Op zeer uiteenlopende manieren zetten studenten zich in voor de samenleving.
Mooie voorbeelden daarvan zijn te zien op de website die de Landelijke Kamer van Verenigingen
heeft gelanceerd bij het uitrollen van de landelijke campagne «Daar doe ik het voor»
onder studenten.16
Conclusies en vervolg
• Studenten hebben het zwaar in deze tijd. Het thuis studeren wordt door het merendeel
van de studenten als lastig ervaren en de aan de onderzoeken deelnemende studenten
geven aan meer gestrest te zijn en ook meer depressieve klachten te hebben. Ook hebben
velen zorgen over hun studieverloop.
• Hoewel verminderd welzijn in brede zin nog niet lijkt te leiden tot (meer) studievertraging
heb ik hier wel zorg over en vraag ik instellingen om daar ook met zorg mee om te
blijven gaan.
• Ten behoeve van het studentenwelzijn roep ik studenten en instellingen op om ambitieus
te zijn maar ook met realisme en mildheid naar elkaar te kijken en verwachtingen aan
te passen aan de huidige omstandigheden. Ik moedig medestudenten, verenigingen, vrienden
en familie aan om naar elkaar om te kijken, om open te zijn, en om vaker het gesprek
aan te gaan over mentaal welzijn. Hierbij vraag ik instellingen om zich juist in deze
tijd extra in te blijven zetten om studenten niet uit het oog te verliezen en om drempels
om contact te zoeken laag te houden.
Welzijn en werkdruk medewerkers
Inleiding
De werkdruk bij docenten en andere medewerkers in mbo, hbo en wo is hoog. Toen de
coronacrisis uitbrak in maart 2020 moest al het onderwijs anders worden vormgegeven
en dat blijft aandacht vragen, ook vanwege de onzekerheid over eventuele nieuwe maatregelen
of versoepelingen. Ik heb grote waardering voor de inzet en de wijze waarop medewerkers
hier mee om zijn gegaan.
Mbo- en ho-instellingen houden het welzijn en de werkdruk van medewerkers vanuit de
eigen verantwoordelijkheid goed in de gaten en monitoren dit via eigen onderzoek.
In deze paragraaf schets ik het landelijke beeld voor zover gegevens op dit niveau
beschikbaar zijn. Docenten in mbo en ho voelen de zorg voor de studievoortgang en
het welzijn van de studenten. Tegelijk spelen ook andere thema’s een rol bij het ervaren
welzijn die samenhangen met corona, zoals eenzaamheid, spanning of bijzondere familieomstandigheden.
Algemeen beeld
Medewerkers werden in het voorjaar overvallen door de coronacrisis en kwamen terecht
in een situatie van «overleven» waarin alles er op gericht was om op de korte termijn
zoveel mogelijk schade te voorkomen. Nu, in de periode na de zomer, bevinden mbo-instellingen,
hogescholen, universiteiten en hun medewerkers zich in een periode die zich kenmerkt
door «aanpassen». Het gaat om een heel nieuwe situatie, waarbij er met het aanhouden
van de 1,5 meter afstand maar beperkt fysiek les gegeven kan worden en dit gecombineerd
moet worden met online lessen. Dit vraagt van medewerkers een nieuwe set van vaardigheden
die door een deel nog verder ontwikkeld moet worden. Het kost tijd om nieuwe vaardigheden
aan te leren en tegelijkertijd het onderwijs al in die nieuwe vormen te verzorgen.
Ook zie ik dat medewerkers meer tijd kwijt zijn aan het leveren van maatwerk en, waar
nodig, extra begeleiding. In het wetenschappelijk onderwijs combineren medewerkers
hun onderwijstaken doorgaans met onderzoekstaken, wat in deze context een extra belastende
factor is geweest. Het doel is te komen tot een nieuwe stabiele situatie waarin de
ervaren werkdruk en stress weer afneemt, waarin medewerkers nieuwe vaardigheden hebben
ontwikkeld en er nieuwe routines zijn ingeoefend. Dat het onderwijs relatief goed
door kon gaan is te danken aan de grote toewijding van al deze medewerkers. Ik zie
dan ook dat veel instellingen initiatieven nemen om docenten te ondersteunen bij de
omslag naar online onderwijs. Ik juich deze ontwikkeling toe omdat het zowel de werkdruk
voor docenten kan verlagen als bijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs
Uit de monitoring van de inspectie blijkt dat de werkdruk onder docenten in het mbo
is toegenomen. Docenten missen het contact met de studenten, vinden het lesgeven op
afstand een schrale invulling van hun functie en onder docenten neemt de vermoeidheid
toe. Hier speelt ook de combinatie van werk en zorgtaken een rol. In het ho wijst
de inspectie de werkdruk van docenten aan als een belangrijk vraagstuk en als een
belemmering voor het uitvoeren van het aangepaste onderwijs.
Een peiling door CNV17 onder werknemers in het mbo en ho bevestigt het beeld dat sinds de intrede van corona
onderwijspersoneel in deze sectoren een toegenomen werkdruk ervaren. In de top drie
van oorzaken voor de verhoging van de werkdruk staan volgens deze rapportage de combinatie
van fysiek en online lesgeven, de toegenomen voorbereidingstijd en de handhaving van
de coronamaatregelen bij studenten.
Uit onderzoek onder mbo-docenten en schoolleiders die zijn aangesloten bij de Leraren
Community OCW en de BVMBO18 blijkt dat de werkdruk is toegenomen bij de meeste docenten. Er zijn wel verschillen
tussen opleidingssoorten en tussen docenten, aangezien er verschillende factoren meespelen.
De één is online vaardiger en zekerder dan de ander, wat voor de digitaal minder bekwame
en zekere docent meer werkdruk met zich meebrengt. Dezelfde lesstof kost meer tijd
dan voorheen. Bovendien nemen met het werken achter de laptop fysieke klachten toe.
Ook de pedagogische aspecten en interactieve aard van het vak worden gemist.
Uit een peiling die de AOb onder haar leden in het mbo en ho hield blijkt eveneens
dat werknemers meer stress en werkdruk ervaren en meer uren werken.19 Tegelijkertijd vindt grofweg de helft van het personeel dat de gevoelde collegialiteit
is afgenomen. Hetzelfde geldt voor de ervaren veiligheid. Veel docenten werken inmiddels
grotendeels vanuit huis. In de enquête geeft een behoorlijk deel aan het psychisch
niet lang meer vol te houden.
Conclusies en vervolg
• Het welzijn van medewerkers staat onder druk.
• In het personeelsbeleid en het werkdrukbeleid zorgen instellingen in afstemming met
de medezeggenschapsraad waar relevant voor afstemming van het beleid op de huidige
situatie.
• Instellingen en OCW houden bij onderzoeken rekening met de belastbaarheid van medewerkers.
• Aan mbo-instellingen wordt in het servicedocument de gelegenheid geboden om een time-out
in te lassen, wanneer daar behoefte aan is. Tijdens zo’n time-out kunnen docenten
tijd krijgen om zich verder te bekwamen in het geven van online-onderwijs of om keuzes
te maken in het onderwijsprogramma met de focus op studieloopbaanbegeleiding, coaching
en het welzijn van de student. In het ho zie ik dat instellingen zelf ook dergelijke
mogelijkheden bieden aan medewerkers.
• Ik kijk met instellingen en de NVAO hoe accreditatielasten beperkt kunnen blijven,
zonder de basale voortgang van deze vorm van kwaliteitsborging te belemmeren.
Onderwijskwaliteit
Inleiding
Onderwijskwaliteit wordt altijd en dus ook in de huidige omstandigheden gemonitord.
Instellingen, NVAO en inspectie hebben en houden ook in coronatijd immers hun reguliere
verantwoordelijkheden ten aanzien van het bewaken van de onderwijskwaliteit en de
naleving van regelgeving.20 Het doel is en blijft om de student een zo helder mogelijk perspectief te bieden
op een goed onderwijsprogramma en een kwalitatief goed diploma. Het spreekt voor zich
dat instellingen er in deze crisis niet aan zullen worden gehouden om het onmogelijke
te doen. Aanpassingen van het studieprogramma binnen de kaders van de wet en conform
de afspraken in de servicedocumenten zijn mogelijk, mits de kwaliteit van het onderwijs
maar scherp in het vizier wordt gehouden.
Instellingen doen hun uiterste best om de kwaliteit te borgen. Dit stelt hen wel voor
nieuwe uitdagingen, omdat de nieuwe situatie en inrichting van het onderwijs ook andere
vragen met zich meebrengt. De monitoring gebeurt met inzet van de reguliere kwaliteitszorgsystemen,
met daarin een belangrijke rol voor de opleidingscommissies, medezeggenschapsraden,
studentenraden en examencommissies. Bij veel instellingen vinden daarnaast extra vormen
van monitoring plaats om te inventariseren waar studenten en docenten in deze tijd
tegenaan lopen. Ook is er extra aandacht voor docentprofessionalisering, training
en kennisdeling, bijvoorbeeld tussen de voorzitters van examencommissies.
Algemeen beeld
In verdiepingssessies waarin OCW in gesprek gaat met onder andere de sectorraden,
studentenorganisaties, inspectie en de NVAO blijkt dat er bij allen zorgen zijn over
de onderwijskwaliteit. Het te behalen eindniveau staat niet ter discussie, maar de
manier waarop studenten tot dat eindniveau komen is wel een aandachtspunt. Vooral
voor het praktijkonderwijs is online onderwijs vaak geen goed alternatief. In rondetafelsessies
die ik houd met studenten krijg ik de bevestiging dat die interactie tussen docent
en student en tussen studenten onderling cruciaal is voor de onderwijskwaliteit. Dat
geldt in het bijzonder voor interactie op de onderwijslocatie en het praktijkonderwijs,
die een basis vormen voor de socialisatie en persoonvorming van studenten en voor
het opdoen van vaardigheden, en daarmee voor de onderwijskwaliteit.
Mijn beeld is dat de zorgen die geuit worden over onderwijskwaliteit niet zozeer gaan
over de meetbare diploma-eisen. Het eindniveau blijft immers overeind. Daarop wordt
getoetst en instellingen blijven inzetten op het meten van hun onderwijskwaliteit.
De zorgen gaan meer over het missen van belangrijke aspecten van het onderwijs waarvoor
het niet of minder goed lukt om goede alternatieven te vinden, zoals de interactie
en het aanleren van een kritische attitude.
Verschillende onderzoeken bevestigen dat er zorgen zijn over de kwaliteit van het
onderwijs. Uit eerder genoemd onderzoek van de AOb onder een deel van de leden blijkt
dat 75% van de respondenten zich zorgen maakt over de onderwijskwaliteit. Zij geven
aan moeilijk te kunnen controleren of studenten aangehaakt zijn. Deze zorgen komen
ook naar voren uit het onderzoek onder deelnemers van de Leraren Community OCW. Ook
de Inspectie van het Onderwijs uit haar zorgen hierover. De inspectie constateert
dat scholen en onderwijsinstellingen hun uiterste best doen om de onderwijskwaliteit
op een acceptabel niveau te houden. Zij ziet dat instellingen werken aan een goede
online didactiek en aan het maken van afgewogen keuzes tussen verschillende onderwijsvormen.
Deze innovatie wordt nu versneld, maar vergt ook nog de nodige tijd. Tegelijkertijd
wordt ook geconstateerd dat er, vanwege de zware omstandigheden waaronder het onderwijs
wordt uitgevoerd, op veel plekken noodgedwongen gewerkt wordt aan het beperken van
schade waar het gaat om bijvoorbeeld studievertraging en niet aan het continu borgen
en verbeteren van de onderwijskwaliteit. Uit de meting ten aanzien van het mbo komen,
met name in gevallen waarin de beroepspraktijkvorming niet of nauwelijks doorgang
kan vinden, ook vragen naar boven over de houdbaarheid van de onderwijspraktijk in
de huidige situatie en of herdefiniering van het begrip kwaliteit en de hantering
hiervan in het onderwijs nodig is.
Hoewel ik met de studenten en docenten van mening ben dat fysieke onderwijsactiviteiten
door moeten kunnen blijven gaan en dat ik uitkijk naar ruimte voor meer fysiek onderwijs,
zie ik ook positieve ontwikkelingen in het online onderwijs. Zo wordt de interactie
tussen docent en student via nieuwe manieren georganiseerd, bijvoorbeeld door te werken
met kleine interactieve groepen en door inzet van (studenten)buddies. Kennisnet biedt
docenten hulp bij het organiseren van onderwijs op afstand via bijvoorbeeld lesopafstand.nl.
Ook is er intussen meer ruimte voor het gevarieerder en interactiever maken van online
onderwijs en investeren zowel bekostigde als private onderwijsinstellingen in verbetering
van digitaal onderwijs. Ook VH ziet vanuit de zorg voor onderwijskwaliteit dat er
ook positieve ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld doordat de digitale vaardigheden van
studenten in rap tempo verder toenemen en dat ze zelfstandiger leren werken. Drie
op de tien mbo-studenten van het studentenpanel van JOB geeft aan beter geworden te
zijn in het zelfstandig werken. Het geeft studenten in mbo en ho ook meer flexibiliteit,
omdat zij op hun eigen moment kennis tot zich kunnen nemen door opgenomen colleges
of kennisclips. Daarnaast ervaren docenten dat zij studenten meer verantwoordelijkheid
kunnen geven dan zij vooraf dachten. Dit kan op de langere termijn een positief effect
hebben op het onderwijs. VSNU ziet ondanks alles ook positieve ontwikkelingen en geeft
aan dat er bijvoorbeeld Er wordt op verschillende fronten kwaliteitswinst ervaren.
Zo nemen de digitale vaardigheden van studenten in rap tempo verder toe, leren ze
-hoe cru dan ook- zelfstandiger te werken en kunnen zij op hun eigen moment kennis
tot zich nemen door opgenomen colleges of kennisclips. Daarbij ervaren docenten ook
dat zij studenten meer verantwoordelijkheid kunnen geven dan zij vooraf dachten. Dit
kan op de langere termijn ook een positief effect hebben op het onderwijs.
signalen zijn van docenten dat studenten bij online hoorcolleges makkelijker vragen
lijken te stellen, via bijvoorbeeld de chatfunctie of andere online tools. Verder
ontstaan er nieuwe, innovatieve vormen van lesgeven, zoals het gebruik van serious
games of het integreren van individuele excursies door de student in de eigen omgeving
in de leerstof. Uit onderzoek van Turner blijkt dat het mbo tijdens de lock down van
maart tot en met juni heel snel de omschakeling maakte van fysiek naar online onderwijs.
Ook in het ho is die omslag heel snel gemaakt.
Het Versnellingsplan is een initiatief van VH, VSNU en SURF voor innovatie van het
onderwijs met behulp van ICT in het hoger onderwijs. Daarbij wordt onder andere aandacht
besteed aan professionalisering van docenten, flexibilisering van het onderwijs, digitale
(open) leermiddelen, evidence informed onderwijsinnovatie met ICT, Ed-tech, veilig
en betrouwbaar benutten van studiedata en verbetering van de aansluiting op de arbeidsmarkt.
Het Versnellingsplan heeft geanticipeerd op de crisis en heeft samen met het ComeniusNetwerk
en het ECIO een vraagbaak opgezet voor online onderwijs. Hierin wordt kennis en expertise
gedeeld om zo docenten en instellingen zo goed mogelijk te ondersteunen bij het vormgeven
van online onderwijs. Daarnaast heeft het Versnellingsplan een tweetal nieuwe werkgroepen
ingericht om aanvullend bij te dragen aan de digitalisering van het onderwijs: toetsen
op afstand en Online Onderwijs in Praktijkvaardigheden. Dit draagt bij aan de onderwijskwaliteit,
juist ook in coronatijd.
Conclusies en vervolg
• Er zijn breed gedeelde zorgen over de onderwijskwaliteit gezien de beperkingen die
er zijn.
• Als grootste kwetsbaarheid voor het kunnen blijven bieden van onderwijskwaliteit zie
ik de werkdruk bij docenten, de knelpunten ten aanzien van stages en praktijkonderwijs
en studenten die het zonder extra zorg en begeleiding niet redden. Door deze beperkingen
is het onderwijs er in sommige gevallen noodgedwongen op gericht om de schade te beperken.
• Interactie tussen studenten en docenten en tussen studenten onderling is cruciaal
voor de onderwijskwaliteit en dan met name voor de praktijklessen in het beroepsonderwijs.
• Instellingen doen hun uiterste best om vinger aan de pols te houden wat betreft de
onderwijskwaliteit, maar ook op dit gebied zijn er nieuwe uitdagingen.
• De diploma-eisen voor studenten blijven van kracht om zo de civiele waarde van diploma’s
te borgen. Samen met de NVAO en de inspectie houd ik de kwaliteit van het onderwijs
op respectievelijk instellings- en stelselniveau scherp in het vizier.
• Ik roep de onderwijsteams van de onderwijsstellingen op om goed gebruik te maken van
de geboden oplossingsrichtingen in de servicedocumenten mbo en ho en de professionele
ruimte die er altijd is, om zo het onderwijs zo goed mogelijk te kunnen continueren
op een aanvaardbaar niveau.
Stages, stagetekorten en arbeidsmarktperspectief
Inleiding
Ondanks de enorme inspanning van medewerkers en studenten kan niet alles in het onderwijs
doorgaan. Dat geldt vooral voor praktische onderdelen van het onderwijs waar geen
goed online alternatief voor is, in het bijzonder voor stages in sectoren die hard
geraakt zijn door de coronacrisis. Ik duid het beeld hierover eerst voor mbo en daarna
voor het hoger onderwijs, omdat de omvang van de problematiek verschilt tussen beide
sectoren.
Algemeen beeld mbo
Op 2 oktober jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de tekorten aan stages en leerbanen
en heb ik toegelicht welke stappen de afgelopen maanden zijn genomen om het aanbod
van stages en leerbanen in het mbo op peil te houden.21 Ik heb u toen ook de voortgangsrapportage van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven (SBB) toegestuurd, die op mijn verzoek in april gestart is met het actieplan
stages en leerbanen. Door de aanhoudende coronacrisis en de aangescherpte maatregelen
lopen de tekorten op dit moment weer wat op.22
Het oplopende tekort aan stages en leerbanen is zorgwekkend, juist omdat leren in
de praktijk een essentieel onderdeel is van de mbo-opleiding. Het zoveel mogelijk
oplossen van de tekorten en het aangeven van waar nog wel mogelijkheden zijn, is daarbij
van belang. In het kader van het actieplan stages en leerbanen gaat SBB dan ook analyseren
waar de tekorten zijn en waar nog beschikbare leerplaatsen gevonden kunnen worden
om zo het verschil in vraag en aanbod te kunnen verkleinen. Uw Kamer ontvangt bovendien
binnenkort van mij een brief over loopbaanoriëntatie en
– begeleiding waarin verder wordt ingegaan op mijn strategie met betrekking tot kansberoepen
en het voorlichten van jongeren over de kansen van de verschillende studies.
Voor de langere termijn heeft SBB recent haar arbeidsmarktprognoses geactualiseerd.23 Hierbij is rekening gehouden met de verwachte invloed van de coronacrisis op de werkgelegenheid.
De prognoses geven de verhouding weer tussen het verwachte aantal gediplomeerden dat
op zoek gaat naar werk en het verwachte aantal vacatures dat geschikt is voor een
gediplomeerde schoolverlater. Voor de meeste mbo-opleidingen geven de prognoses een
positief beeld.
In aanvulling op de vervolgacties uit de voortgangsrapportage van 2 oktober heeft
SBB naar aanleiding van signalen uit het mbo-veld enkele aanvullende tijdelijke maatregelen
voorgesteld die ik van harte toejuich (u vindt de notitie van de SBB hierover als bijlage24 bij deze brief). Een belangrijk onderdeel daarbij is de intensivering van de regionale
aanpak, omdat de match tussen leerbedrijf en student in de regio wordt gemaakt en
daar het bestaande verschil in vraag en aanbod verder kan worden aangepakt. Verder
gaat het om het benutten van intersectorale oplossingen. SBB zorgt er daarnaast blijvend
voor dat de kwaliteit en inhoud van de beroepspraktijkvorming niet uit het oog wordt
verloren. Daarmee speelt de SBB een belangrijke rol in het zoveel mogelijk terugdringen
van de stagetekorten in het mbo. Ik bied mbo-instellingen in het nieuwe servicedocument
(versie 5.0) nog meer ruimte om hier invulling aan te geven. Bovenop de verruimde
kaders die het vorige servicedocument al bood, krijgen mbo-instellingen bijvoorbeeld
meer mogelijkheden voor het organiseren van praktijkopdrachten ter vervanging van
de beroepspraktijkvorming in de bol-opleidingen. Instellingen en studenten kunnen
er ter overbrugging ook voor kiezen om keuzedelen in de bpv vorm te geven, waarbij
bij de selectie van keuzedelen gekozen kan worden voor een verbredend of verdiepend
keuzedeel waarvoor het makkelijker is een stage te vinden. Zo kan een gastvrouw in
opleiding met het keuzedeel gastvrijheid bijvoorbeeld in de zorg aan de slag in een
teststraat van de GGD en zo extra vaardigheden opdoen die later van nut zijn in de
opleiding en op de arbeidsmarkt.
Ik wil mijn waardering uitspreken voor alle extra inspanningen van SBB, mbo-instellingen,
werkgevers en andere partners in het mbo in de afgelopen maanden. Ondanks alle inzet
en maatregelen kan het echter toch voorkomen dat het een student of school niet lukt
om tijdig een stageplek of leerbaan te vinden of een passend alternatief te organiseren.
Samen met de mbo-sector heb ik daarom in het servicedocument afspraken gemaakt over
de manier waarop hiermee omgegaan wordt. Ik heb er vertrouwen in dat dit servicedocument
mbo-instellingen tot het einde van het huidige studiejaar 2020–2021 handvatten biedt
om de beroepspraktijkvorming vorm te geven, maar ik houd uiteraard een vinger aan
de pols. In het voorjaar ontvangt uw Kamer een volgende voortgangsrapportage over
het actieplan stages en leerbanen.
Algemeen beeld hoger onderwijs
Als gevolg van de coronacrisis kan het ook voor studenten in het hoger onderwijs in
bepaalde sectoren en regio’s lastiger zijn om een geschikte stageplek te vinden. Het
hoger beroepsonderwijs is door deze problematiek vanwege beroepsgerichtheid van de
opleidingen zwaarder getroffen dan grote delen van het wetenschappelijk onderwijs.
Het moeilijk kunnen vinden van stageplekken in sommige sectoren en regio’s is zorgelijk,
omdat stages een belangrijk onderdeel van de opleiding zijn en voor een goede verbinding
met en voorbereiding op de arbeidsmarkt zorgen. Daarnaast is het doorlopen van één
of meerdere stages bij nagenoeg alle opleidingen in het hoger beroepsonderwijs en
veel opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs een vereiste voor het succesvol
afronden van de opleiding.
Ook voor het praktische deel van het onderwijs geldt dat het door de beperkte mogelijkheden
voor fysiek onderwijs lastiger is om deze doorgang te laten vinden, bijvoorbeeld door
het gebrek aan begeleidingsmogelijkheden. Instellingen proberen, waar mogelijk, stages
en het praktische deel van het onderwijs anders in te vullen of uit te stellen. Dat
gebeurt met grote inspanning en creativiteit. De mogelijkheden zijn echter niet onbeperkt.
Een gevolg hiervan kan zijn dat een deel van de studenten studievertraging oploopt.
Vooral in de vrijetijdssector (onder andere toerisme en horeca), de kunsten en sommige
delen van de techniek- en zorgsector is dit reëel. Hoe dit zich ontwikkelt is niet
zeker en daarom blijf ik daar met de sector over in gesprek. De problematiek is in
het hbo omvangrijker dan in het wo, maar in sommige wo-sectoren speelt het ook, bijvoorbeeld
bij sommige medische opleidingen. Voor sectoren en regio’s waar er sprake is van stagetekorten
geldt dat instellingen zich waar mogelijk inspannen om samen met de student naar alternatieven
te zoeken. Daarbij is er ruimte voor creativiteit. Gezien de huidige situatie kan
het voorkomen dat het de instelling niet in alle gevallen lukt om passende alternatieven
te vinden, wat eventueel tot vertraging kan gaan leiden. Hierbij houden de sector
en ik vinger aan de pols.
De gevolgen van de coronacrisis op de arbeidsmarkt voor pas afgestudeerden uit het
mbo en ho zijn nog niet in de volle breedte in beeld te brengen. Om informatie over
de arbeidsmarkt aan te vullen heeft het CBS, in opdracht van mij, een nieuwe actuele
monitor25 ontwikkeld. De arbeidsdeelname van jongeren die onderwijs volgen is in het derde
kwartaal enigszins hersteld, maar nog niet op het niveau van voorgaand jaar. Naast
afgestudeerden hebben dus ook de huidige studenten niet te maken met een eenvoudig
toegankelijke arbeidsmarkt.26 De nieuwe monitor, die sinds 30 oktober 2020 online is, geeft de arbeidsmarktontwikkelingen
weer op het gebied van banen, uitkeringen en arbeidsdeelname. UWV is daarnaast recent
nagegaan bij welke beroepen in het tweede kwartaal van dit jaar het aantal vacatures
laag was ten opzichte van het aantal werkzoekenden als gevolg van corona. Op middelbaar
beroepsniveau (mbo niveau 2, 3 en 4 en havo/vwo) is er een aantal sectoren met beroepen
die geraakt zijn door de coronacrisis. Dit zijn: horeca-catering, transport en logistiek,
facilitair, cultuur-sport-recreatie, verkoop detailhandel, financieel administratief,
commercieel, contactberoepen, industrie en HR-personeelswerving. Op hoger beroepsniveau
(hbo en wo) betreft het vooral commerciële beroepen en beroepen in de cultuur, sport
en recreatie.27
Conclusies en vervolg
• Ik heb reële zorgen over stagetekorten. Als gevolg van de coronacrisis is het voor
opleidingen in een aantal sectoren en regio’s in het studiejaar 2020–2021 lastig om
op de gebruikelijke wijze invulling te geven aan het leren in de praktijk. In het
servicedocument mbo beschrijf ik welke maatregelen ik neem om vertraging door stagetekorten
zoveel mogelijk te voorkomen. Bovenop de verruimde kaders die het vorige servicedocument
al bood, krijgen mbo-instellingen bijvoorbeeld meer mogelijkheden voor het organiseren
van praktijkopdrachten ter vervanging van de beroepspraktijkvorming in de bol-opleidingen.
Instellingen en studenten kunnen er ter overbrugging ook voor kiezen om keuzedelen
in de bpv vorm te geven. Verder blijf ik monitoren hoe de situatie zich ontwikkelt.
• Wat betreft het hoger onderwijs zal ik samen met de sectorraden en maatschappelijke
partners monitoren hoe de situatie zich ontwikkelt en welke maatregelen er genomen
kunnen worden om stages en praktijkonderwijs zoveel mogelijk door te laten gaan en
om vertraging zoveel mogelijk te voorkomen.
• Het arbeidsmarktperspectief voor pas afgestudeerden is verslechterd. Ik houd daar
aandacht voor.
Algemeen beeld en vervolgstappen
Algemeen beeld
Corona raakt het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs hard, vooral wat
betreft het welzijn en de werkdruk van medewerkers en studenten en de beschikbaarheid
van stages, leerbanen en de praktijklessen op locatie van de instelling. Ik zie geweldige
inspanningen van studenten, docenten en andere medewerkers om het onderwijs door te
laten gaan en om studieresultaten te blijven behalen. Dat lukt tot nu toe behoorlijk
goed en daar heb ik enorme waardering voor. Dat de cijfers die nu beschikbaar zijn
laten zien dat studievertraging door corona vooralsnog beperkt is, neemt de zorgen
echter niet helemaal weg. Hoewel ik mij met de instellingen blijf inzetten om studievertraging
zoveel mogelijk te voorkomen, kunnen we niet uitsluiten dat de cijfers de komende
tijd een minder gunstig beeld laten zien. MBO Raad en VH hebben al aangegeven dat
zij niet denken te kunnen voorkomen dat er in het vervolg van dit studiejaar alsnog
(grotere) achterstanden ontstaan doordat mogelijk niet alle stages en praktijklessen
door kunnen gaan en de begeleiding van studenten die extra persoonlijke zorg en begeleiding
nodig hebben in het gedrang komt. In het wo geldt dit mogelijk ook voor opleidingen
met grote praktijkonderdelen.
Mijn zorg betreft niet alleen eventuele toekomstige vertraging, maar ook bepaalde
aspecten van onderwijskwaliteit en het welzijn van studenten en medewerkers. Gezamenlijk
met alle partijen heb ik geconstateerd dat we veel van hen vragen in deze tijd. Ik
blijf mij met de instellingen inzetten om voortgang te bewaken, welzijn van studenten
en medewerkers waar mogelijk te verbeteren en om onderwijskwaliteit te bewaken. De
inspectie monitort ontwikkelingen in het stelsel en zal naar aanleiding van signalen
over studie- en examenproblemen in voorkomende gevallen met instellingen in contact
treden. Daarbij ga ik samen met de inspectie en de NVAO uit van vertrouwen en hebben
instellingen ruimte om in overleg met de medezeggenschap verstandige keuzes te maken
over het goed vormgeven van het onderwijs.
Met bovenstaande beelden in het achterhoofd heb ik met de verschillende partijen in
het mbo en ho nadere afspraken gemaakt om maximaal in te zetten op onderwijs van goede
kwaliteit, met aandacht voor het welzijn van personeel en studenten. Dit heb ik vastgelegd
in de servicedocumenten mbo en ho.
Vervolgstappen
• We blijven monitoren op de thema’s uit deze brief en in het voorjaar van 2021 informeer
ik u daarover opnieuw.
• Verder stelt het Kabinet € 210 miljoen beschikbaar waarmee basisscholen, middelbare
scholen en mbo-instellingen extra hulp en ondersteuning kunnen inschakelen in deze
coronatijd vanwege de grotere kwetsbaarheid van de leerlingen en studenten in deze
sectoren. Hiervan is € 52 miljoen in 2021 beschikbaar voor het mbo. Daarnaast verkent
het Kabinet of de werkdruk in het gehele onderwijs, dus inclusief het mbo en ho, ook
verlicht kan worden middels tijdelijke «coronabanen», met name door inzet van onderwijsondersteunend
personeel. U bent hierover op 16 november door het Kabinet nader over geïnformeerd.
• In het servicedocument mbo worden creatieve en verantwoorde opties beschreven waar
onderwijsteams gebruik van kunnen maken om het onderwijs toch te kunnen continueren
op een aanvaardbaar niveau. Zo wordt er flexibiliteit geboden ten aanzien van de invulling
van de 1.600 studiebelastingsuren voor beroepspraktijkvorming, begeleide onderwijstijden
en overige uren, waaronder zelfstudie. Ook wordt de mogelijkheid geboden om op een
andere manier invulling te geven aan praktijkonderdelen van de opleiding. Het ho kent
dergelijke urennormen in brede zin niet en daar is regulier al ruimte voor aanpassing
van het onderwijsprogramma.
• In het servicedocument ho heb ik beschreven welke afspraken ik heb gemaakt met VH
en VSNU over het bsa in dit studiejaar, om te voorkomen dat studenten door de huidige
coronacrisis benadeeld worden wat betreft toepassing daarvan. Zie hiervoor ook pagina
5 van deze brief.
• In nieuwe updates van de servicedocumenten mbo en ho zal ik eventuele vervolgafspraken
met de sectoren vastleggen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Bijlage 1 Overzicht relevante moties en toezeggingen
Kamerstuk
Omschrijving
Toelichting
31 288, nr. 861
Motie van het lid Futselaar; De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenspraak
met de onderwijsinstellingen in het najaar met een inventarisatie van de totale studievertraging
te komen en indien nodig met een voorstel te komen voor eventuele vervolgstappen.
Zie met name de paragraaf over studievoortgang en de algemene afsluiting.
35 570 VIII, nr. 71
Motie van de leden Paternotte en Van der Molen; De Tweede Kamer verzoekt de regering
naast maximale inzet om studievertraging te voorkomen, de Kamer te informeren over
onvermijdelijke vertraging en waar nodig studenten te ondersteunen die hierdoor in
de problemen komen en specifiek te bezien of de ov-jaarkaart opnieuw verlengd moet
worden.
Zie met name de paragraaf over studievoortgang en de algemene afsluiting.
31 288, nr. 852
Motie van de leden Paternotte en Westerveld; De Tweede Kamer verzoekt de regering
om de betrokkenheid van de medezeggenschap bij deze keuze te bevestigen richting de
hogescholen en universiteiten; verzoekt de regering tevens, te inventariseren welke
instellingen onderwijsactiviteiten in de avond en het weekend hebben georganiseerd,
en de Kamer voor de volgende begrotingsbehandeling daarover te informeren.
Hierop heb ik in het AO van 7 oktober jl. (Kamerstukken 31 524 en 31 288, nr. 476) mondeling antwoord gegeven. Kern daarvan: toename onderwijs in avonden en weekenden
ten opzichte van de situatie voor corona is zeer beperkt. Bij keuzes over studieprogramma
in coronatijd wordt medezeggenschap betrokken.
31 288, nr. 867
Gewijzigde motie van het lid Bruins; De Tweede Kamer verzoekt de regering onderwijsinstellingen
te vragen rekening te houden met studenten die op een van de weekenddagen om religieuze
reden een rustdag eerbiedigen, zodat onderwijsinstellingen coulant omgaan met een
eventuele aanwezigheidsplicht.
Hierop heb ik in het AO van 7 oktober jl. (Kamerstukken 31 524 en 31 288, nr. 476) mondeling antwoord gegeven. Kern daarvan: doordat het onderwijs in het weekend zeer
beperkt is (volgens VH en VSNU slechts incidenteel) lukt het om rekening te houden
met studenten die op één van de weekenddagen om religieuze redenen een rustdag eerbiedigen.
De Minister OCW zegt toe een beeld van het aantal studenten dat uit beeld is geraakt
door de coronacrisis aan de Tweede Kamer te doen toekomen in de zomer of in het najaar.
Zie met name de paragrafen over studievoortgang en studentenwelzijn.
Bijlage 2 Cijfers studievoortgang
Tabel 1. Aantal diploma’s in het mbo en hoger onderwijs.
Onderwijstype
2018/19
2019/20
Mbo
154.542
154.773
Hbo
74.671
74.304
Wo
85.165
86.139
Tabel 2. Aantal mbo-4 studenten dat het jaar erop doorstroomt naar het hbo.
2018/19
2019/20
doorstroom naar hbo
23.557
(35%)
25.640
(37%)
totaal uitstroom met diploma
67.323
(100%)
68.578
(100%)
Tabel 3. Aantal inschrijvingen in het mbo en hoger onderwijs.
onderwijstype
2019/20
2020/21
Mbo
503.014
511.873
Hbo
463.325
489.626
Wo
306.882
332.004
Tabel 4. Aantal studenten dat instroomt in het mbo en hoger onderwijs.
onderwijstype
2019/20
2020/21
Mbo
164.938
161.304
Hbo
104.925
115.634
Wo
73.023
81.425
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.