Brief regering : Monitoring gevolgen COVID-19 in mbo en ho
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
               31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
         
Nr. 479 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2020
Inleiding
In maart 2020 werden de ruim 1,3 miljoen studenten en de honderdvijftigduizend medewerkers
                  in het mbo, hbo en wo overvallen door de coronacrisis. Instellingen sloten hun deuren
                  en schakelden grotendeels over op online onderwijs. In de loop van de daarop volgende
                  maanden konden er op beperkte schaal weer onderwijsactiviteiten plaatsvinden. Daarbij
                  lag de focus op het doorgaan van toetsing en examinering, praktijkonderwijs en de
                  begeleiding van kwetsbare studenten, met als doel de studievoortgang zoveel mogelijk
                  te blijven waarborgen.
               
Met ingang van studiejaar 2020–2021 zijn het mbo, hbo en wo verder opengesteld voor
                  onderwijsactiviteiten op locatie. Uiteraard met inachtneming van de RIVM-richtlijnen,
                  waaronder het bewaren van de 1,5 meter afstand tot elkaar. Ook hebben koepelorganisaties,
                  vervoersbedrijven, IenW en OCW afspraken gemaakt over het OV-gebruik, waarbij het
                  onderwijs gespreid wordt over de dag, om veilig reizen mogelijk te maken.
               
Instellingen houden sinds de verdere openstelling de richtlijnen aan zoals opgenomen
                  in de servicedocumenten voor beide sectoren en de protocollen die vanuit de eigen
                  onderwijssector zijn opgesteld. Een groot deel van het onderwijs vindt (nog) online
                  plaats, omdat de 1,5 meter afstand moet worden aangehouden en het aantal reisbewegingen
                  zo beperkt blijft. Het is grandioos hoe studenten en medewerkers in deze uitzonderlijke
                  situatie zorgen voor voortgang van het onderwijs.
               
Ik ga in deze brief in op de omstandigheden waaronder het onderwijs inmiddels doorgang
                  vindt en de gevolgen die dat heeft voor studenten en docenten.1 Ik maak hier veelal gebruik van de verschillende enquêtes en onderzoeken die de afgelopen
                  maanden zijn uitgezet onder studenten en docenten. Ik merk hier bij op dat het middelbaar
                  beroepsonderwijs en het hoger onderwijs bestaan uit veel studenten en medewerkers
                  die allemaal hun eigen ervaring hebben van de afgelopen maanden en die ik onmogelijk
                  allemaal recht kan doen in deze brief. Ik heb veel studenten en medewerkers gesproken
                  en blijf dat doen. In deze brief beschrijf ik de grote lijnen op basis van nu beschikbare
                  informatie. Het gaat om voorlopige cijfers en sommige (mogelijke) effecten zijn in
                  deze eerste cijfers nog niet terug te zien. Ik ga in deze brief ook in op een aantal
                  specifieke Kamervragen die in recente debatten gesteld zijn, vooral over eventuele
                  studievertraging. Tevens benoem ik waar de grootste zorgen liggen. Waar relevant geef
                  ik ook aan wat we doen om die zorgen te verminderen. Hierbij verwijs ik ook naar de
                  (updates van de) servicedocumenten mbo en ho, waarin is verwoord welke afspraken we
                  met de sector hebben gemaakt over hoe het onderwijs vorm te geven. Deze zijn op 11 november
                  jl. gepubliceerd op rijksoverheid.nl.2
De pandemie is op het moment van schrijven van deze brief nog in volle gang. Daarom
                  blijf ik monitoren hoe het met het onderwijs, studenten, docenten en ondersteunend
                  personeel gaat, zodat ik een totaaloverzicht blijf houden. Daarvoor gebruiken we bestaande
                  instrumenten zoals de jaarlijks terugkerende studentenmonitor, startmonitor en monitor
                  beleidsmaatregelen die we aanvullen met corona gerelateerde vragen. Daarnaast brengen
                  we ook onderzoeken en beelden op instellingsniveau landelijk bij elkaar. De derde
                  meting van de COVID-19 monitor van de Inspectie van het Onderwijs wordt gelijktijdig
                  met deze brief gepubliceerd. Ook maken we gebruik van het overzicht van corona gerelateerd
                  onderzoek dat het NRO op haar website continu actualiseert3. In het voorjaar van 2021 zal ik uw Kamer opnieuw informeren over de stand van zaken
                  in het mbo en hoger onderwijs.
               
Studievoortgang
Inleiding
De afgelopen maanden is in kaart gebracht welke effecten het coronavirus en de daarmee
                  samenhangende maatregelen hebben gehad op de ontwikkeling van de studievoortgang van
                  studenten in het mbo en hoger onderwijs. In deze paragraaf worden deze effecten uiteen
                  gezet, gebaseerd op de voorlopige inschrijfgegevens zoals bekend bij DUO4 en op openbare bronnen. Ook worden ze van context voorzien door gesprekken met studenten,
                  docenten en bestuurders tijdens bijvoorbeeld werkbezoeken en met de MBO Raad, Vereniging
                  Hogescholen, VSNU, NRTO en NFU. Aanvullend zijn door mij en anderen extra onderzoeken
                  uitgevoerd. Ik sta eerst stil bij diplomering en uitval in het vorige studiejaar.
                  Vervolgens ga ik in op de belangrijkste trends in de inschrijvingen van het huidige
                  studiejaar, waarbij ik ook in ga op studievertraging. In het voorjaar van 2021 zijn
                  er nieuwe gegevens beschikbaar en kunnen er meer, verdiepende, analyses gedaan worden
                  met betrekking tot instroom en uitval en mogelijke effecten van COVID-19 op het mbo
                  en hoger onderwijs.
               
Algemeen beeld
Als we naar het vorige studiejaar (2019–2020) kijken, zien we dat het aantal gediplomeerde
                  mbo-studenten vrijwel gelijk is gebleven ten opzichte van het jaar daarvoor en dat
                  het aantal gediplomeerde ho-studenten zeer beperkt gestegen is. Het gaat in het ho
                  om 160.443 in de peilperiode5 2019 versus 159.836 in de peilperiode 2018. De inspanningen van de mbo- en ho-instellingen
                  om zo veel mogelijk studenten in hun laatste studiejaar te helpen om een diploma te
                  behalen, hebben hieraan bijgedragen. Hetzelfde geldt voor de inspanningen van de studenten
                  zelf, die te midden van de coronacrisis veel flexibiliteit hebben moeten tonen. Zowel
                  de instellingen als de studenten verdienen hier een groot compliment voor. Voor de
                  groep studenten van vorige studiejaar die nog gaat afstuderen in de periode van september
                  tot en met januari 2021 heb ik een compensatieregeling in het leven geroepen om tegemoet
                  te komen aan de kosten voor studievertraging.6
Uit de voorlopige cijfers van DUO blijkt dat de coronamaatregelen er niet toe hebben
                  geleid dat grotere aantallen studenten hun studie voortijdig hebben beëindigd. De
                  uitstroom zonder diploma onder studenten in het studiejaar 2019–2020 is ten opzichte
                  van het voorgaande jaar licht gedaald in het mbo. Dit geldt ook voor de jongeren in
                  de entreeopleiding en op niveau 2. De uitval is aanzienlijk gedaald in het hoger onderwijs.
                  Dit laatste houdt waarschijnlijk mede verband met het besluit om het bindend studieadvies
                  (bsa) aan het einde van jaar 1 op te schorten. Een uitzondering hierop zijn internationale
                  studenten in het hoger onderwijs. Daar lag de uitval iets hoger. Mogelijk komt dit
                  doordat zij er voor hebben gekozen hun studie te pauzeren of te beëindigen of omdat
                  zij niet terug naar Nederland konden reizen.
               
Voor wat betreft de doorstroom van mbo-4 studenten naar het hbo, geldt dat er sprake
                  is van een stijging van ruim 2% ten opzichte van het voorgaande jaar. Circa 1.200
                  mbo-4 studenten zijn doorgestroomd in de verwachting dat zij voor 1 januari 2021 hun
                  mbo-opleiding kunnen afronden, gebruikmakend van de daarvoor gecreëerde mogelijkheid.
                  Daarnaast hebben ongeveer 2.700 wo-bachelor studenten kunnen doorstromen naar een
                  master voordat zij hun bachelor hebben afgerond. Voor wat betreft de doorstroom van
                  havo- en vwo-leerlingen naar het hbo en het wo, geldt dat er sprake is van een sterke
                  toename. Dit valt te verklaren uit de hoge slagingspercentages in het voortgezet onderwijs7, maar kan er bijvoorbeeld ook mee te maken hebben dat minder studenten kiezen voor
                  een tussenjaar. Instellingen geven overigens aan dat het te vroeg is om vast te kunnen
                  stellen in hoeverre er studenten uit het voortgezet onderwijs zijn ingestroomd met
                  een kennisachterstand. De studievoortgang van eerstejaars studenten blijf ik, ook
                  met het oog op deze hogere slagingspercentages, met zorg monitoren.
               
De instroom in het mbo in het huidige studiejaar (2020–2021) is in absolute cijfers
                  zeer licht gedaald ten opzichte van het jaar daarvoor. De verwachte krimp blijft echter
                  uit als gevolg van de hogere instroom vanuit het vo. In het vavo zie ik echter wel
                  een sterke daling van 36% naar iets minder dan 10.000 leerlingen. De daling in het
                  mbo zit in zijn geheel bij de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) en vrijwel geheel
                  bij de studenten van 23 jaar en ouder. Een mogelijke verklaring is het tekort aan
                  leerwerkplekken in bepaalde sectoren, dat is ontstaan door de coronacrisis en de hiermee
                  samenhangende maatregelen. De instroom in het hoger onderwijs is juist gestegen.
               
Beperkte grote wijzigingen in instroom tussen opleidingsrichtingen. In het mbo lijkt het niet zo te zijn dat er als gevolg van de coronacrisis voor andere
                     opleidingsrichtingen gekozen wordt. Er zijn schommelingen in inschrijvingen te zien,
                     maar daarvan ligt de oorzaak vermoedelijk bij andere maatregelen (zoals het toelatingsrecht).
                     Of de daling of stijging van de inschrijvingen is al eerder in eerdere jaren ingezet.
                     Voor hbo en wo gezondheidszorg, hbo techniek en pabo zien we forse stijgingen in het
                     aantal instromers. Hierbij kan de toegenomen aandacht en waardering voor deze sectoren
                     in deze coronatijd een rol spelen. De pabo springt eruit met 32% meer instromers ten
                     opzichte van vorig collegejaar (bron: DUO).
                  
Aan de hand van bovengenoemde indicatoren kan er een voorzichtig eerste beeld geschetst
                  worden van studievertraging in het mbo en hoger onderwijs als gevolg van de coronacrisis
                  en -maatregelen. Kijkende naar het aantal verblijfsjaren in de opleiding van mbo-studenten,
                  zie ik eerste tekenen die erop wijzen dat de groep mbo-studenten die langer doet over
                  het behalen van zijn of haar diploma licht toeneemt. Hiervoor wordt gekeken naar het
                  aantal verblijfsjaren in de opleiding waarvoor de mbo-student staat ingeschreven.
                  De voorlopige cijfers laten zien dat het aandeel mbo-studenten dat langer dan nominaal
                  staat ingeschreven op niveau 2 licht toeneemt (van 22,6% in studiejaar 2019–2020 naar
                  25,2% in studiejaar 2020–2021). Een nog kleinere stijging is te zien bij niveau 3
                  en 4 (beide een plus van 0,5% ten opzichte van voorgaande jaar). Daarbij geldt bovendien
                  dat ik vanuit instellingen het signaal heb gekregen dat zij zich in de laatste maanden
                  van het afgelopen studiejaar met name hebben gericht op de diplomering van laatstejaars
                  studenten, waarmee er achterstanden kunnen zijn ontstaan bij studenten die in het
                  huidige studiejaar het diploma zullen behalen.
               
VH en VSNU geven op basis van inzichten van instellingen aan dat de aantallen behaalde
                  studiepunten in het voorgaande collegejaar in het hbo en wo gemiddeld genomen niet
                  achter zijn gebleven bij voorgaande jaren. Hierbij merken zij op dat er wel verschillen
                  zijn tussen disciplines en regio’s.8 Het is nog te vroeg om een goede inschatting te kunnen geven van de studievoortgang
                  in het huidige studiejaar. De eerste tentamenperiodes vinden over het algemeen in
                  dit najaar plaats. De VH heeft inmiddels al wel benadrukt dat er in de tweede helft
                  van het lopende studiejaar alsnog vertraging kan ontstaan. Sommige studieonderdelen
                  (zoals stages en praktijkonderwijs) die nu niet plaats kunnen vinden, zijn naar het
                  tweede semester verschoven en kunnen, afhankelijk van de omstandigheden, straks mogelijk
                  alsnog geen doorgang vinden. Hiermee samenhangende studievertraging zal zich waarschijnlijk
                  beperken tot een aantal sectoren. In een aantal specifieke sectoren, zoals bijvoorbeeld
                  de vrijetijdsbesteding, kunsten en deels ook de techniek en gezondheidszorg zijn er
                  belemmeringen bij de doorgang van stages en sommige praktijkonderdelen. Een deel van
                  de studenten geeft zelf aan vertraging te hebben of te verwachten. Dat bleek bijvoorbeeld
                  uit een onderzoek door ResearchNed in opdracht van ISO.9 Uit het studentenpanel van JOB blijkt dat 21% van de mbo-studenten verwacht studievertraging
                  op te gaan lopen.10 Bij de cijfers over studievoortgang vind ik het belangrijk om op te merken dat de
                  crisis, die inmiddels acht maanden duurt, een zware wissel trekt op studenten en medewerkers.
                  Ook kunnen we nog niet zien wat effecten zijn van verminderde motivatie, somberte
                  of concentratieverlies op studievoortgang op langere termijn. Het feit dat de studievertraging
                  op basis van de cijfers over het voorgaande studiejaar mee lijkt te vallen, heeft
                  daarom beperkte voorspellende waarde.
               
Om te voorkomen dat studenten in het ho door de huidige coronacrisis benadeeld worden
                  wat betreft toepassing van het bindend studieadvies heb ik daar afspraken over gemaakt
                  met VH en VSNU. Overigens benadruk ik hierbij dat instellingen zelf verantwoordelijk
                  zijn voor de wijze van invulling en toepassing van het studieadvies, waaronder het
                  bsa. Hogescholen geven vanwege de coronacrisis dit jaar, net als in het vorige studiejaar,
                  voor eerstejaarsstudenten die studievertraging oplopen en daardoor de norm van het
                  bsa in het studiejaar 2020–2021 niet halen, de mogelijkheid de bsa-norm te halen in
                  het volgend studiejaar. Zij kiezen daarvoor om studenten nu helderheid te bieden.
                  Aangezien universiteiten vooralsnog geen studievertraging verwachten bij de huidige
                  eerstejaars, zien de universiteiten op dit moment in het academisch jaar geen aanleiding
                  om een generieke coulancemaatregel voor het bsa te nemen. De universiteiten blijven
                  het studieaanbod en de studievoortgang van studenten nauwkeurig monitoren. Indien
                  dit hier aanleiding toe geeft, zal een specifieke opleiding in overleg met de opleidingscommissie
                  alsnog besluiten een coulancemaatregel te nemen voor de eerstejaars in die opleiding.
                  Indien een opleiding dit besluit neemt, worden de studenten van die opleiding hier
                  voor 1 februari 2021 over geïnformeerd, zodat ook zij tijdig duidelijkheid hebben.
                  Daarnaast is er binnen de bestaande regelingen zoals altijd de mogelijkheid voor coulance
                  wanneer individuele studenten onevenredig in de knel komen.
               
Conclusies en vervolg
• Als we naar het vorige studiejaar (2019–2020) kijken, zien we dat het aantal gediplomeerde
                        mbo-studenten vrijwel gelijk is gebleven ten opzichte van het jaar daarvoor en dat
                        het aantal gediplomeerde ho-studenten zeer beperkt gestegen is.
                     
• De eerste voorlopige cijfers tonen aan dat de uitval onder studenten in het studiejaar
                        2019–2020 ten opzichte van het voorgaande jaar licht gedaald is in het mbo en aanzienlijk
                        gedaald is in het hoger onderwijs.
                     
• In het mbo zijn er voorzichtige tekenen die er op wijzen dat een deel van de studenten
                        er langer over gaat doen om het diploma te behalen.
                     
• VH en VSNU geven aan dat het aantal behaalde studiepunten in het studiejaar 2019–2020
                        gemiddeld genomen niet achter loopt bij voorgaande jaren. Wel zijn er verschillen tussen opleidingssectoren.
                     
• MBO Raad en VH verwachten wel dat er in het tweede deel van het studiejaar alsnog
                        breder sprake zal zijn van studievertraging.
                     
• Een deel van de studenten geeft wel aan vertraging te hebben opgelopen door corona
                        of maakt zich daar zorgen over.
                     
• Wat de studievoortgang zal zijn van onlangs ingestroomde eerstejaars en van studenten
                        in het hoger onderwijs die dankzij de zachte knip en het niet-toepassen van het bsa
                        zijn in- of doorgestroomd naar studiejaar 2020–2021 is op dit moment nog niet te zeggen.
                     
• In het voorjaar zal ik u opnieuw informeren over studievoortgang.
Studentenwelzijn
Inleiding
Voor de coronacrisis gaven studenten al aan stress en druk te ervaren. Veelal gaat
                  het om een combinatie van factoren waarbij de druk- en stressbeleving voor elke student
                  anders is. Ik heb al voor de pandemie opdracht gegeven voor onderzoek onder studenten
                  door het RIVM naar risicofactoren in het hoger onderwijs die druk en stress versterken.
                  De resultaten van dit onderzoek komen halverwege 2021 beschikbaar.
               
Algemeen beeld
Inmiddels zijn er door verschillende partijen onderzoeken uitgevoerd naar het mentale
                  welzijn van studenten in deze pandemie. Hoewel deze onderzoeken niet altijd gebruik
                  maken van een representatieve groep studenten, komt hieruit wel een beeld naar voren
                  over de gevolgen voor het mentale welzijn van veel studenten in het mbo en ho. De
                  aan de onderzoeken deelnemende studenten geven aan meer gestrest te zijn en ook meer
                  depressieve klachten te hebben. Ze hebben moeite met de eenzaamheid en zelfregulatie
                  die het onderwijs op afstand van ze vraagt en ze hebben zorgen over hun toekomstige
                  studieverloop. Thuis studeren wordt ook als lastig ervaren. Dat geldt zowel voor mbo-
                  als voor ho-studenten.
               
Een derde van de mbo-studenten die deel heeft genomen aan het studentenpanel van JOB
                     (oktober 2020) geeft bijvoorbeeld aan dat het nooit of vaak niet goed lukte om thuis
                     te studeren, en voor ook ongeveer een derde van de studenten lukte dat soms wel en
                     soms niet. Redenen waarom het thuis studeren niet goed lukte voor deze studenten waren:
                     de kwaliteit van de lessen die thuis minder goed was, het zich niet goed kunnen concentreren
                     en de thuissituatie die als te druk werd ervaren. Ook het missen van een eigen ruimte
                     of een goede computer is genoemd. Twee derde van alle studenten geeft aan de lessen
                     slechter te vinden. Een ongeveer even groot deel heeft minder contact met de begeleiders
                     en is minder gemotiveerd om aan school te werken. Wel vinden vier op de tien studenten
                     dat ze beter geworden zijn in zelfstandig werken, tegen drie op de tien studenten
                     voor wie het omgekeerde geldt. De helft van de studenten zegt meer tijd kwijt te zijn
                     aan studie en stage.
                  
Het onderzoek van Turner11 laat zien dat studenten van alle onderzochte instellingen aangeven de flexibiliteit
                     door onderwijs op afstand te waarderen. Het maakt het bijvoorbeeld mogelijk om lessen
                     te volgen op tijden dat het hen uitkomt, en ook de mogelijkheid van het terugspoelen
                     en stilzetten van video’s wordt als positief gezien. Ook is 40% tot 50% van de studenten
                     (redelijk) tevreden over samenwerken met andere studenten op afstand en wordt het
                     ontbreken van reistijd als positief ervaren. Wel wordt ook aangegeven dat het onderwijs
                     volgen vanuit huis voor meer afleiding zorgt, bijvoorbeeld van huisgenoten en familie.
                     Ook wordt aangegeven dat er soms sprake is van technische beperkingen en het moeilijker
                     is om het werk te structureren. Verder blijkt een deel van de studenten juist meer
                     contact te hebben met de docenten dan voorheen.
                  
Studenten hebben behoefte aan betrokkenheid van en met hun opleiding en aan duidelijkheid
                  en structuur. Zij missen het contact met hun studiegenoten. Driekwart van de mbo-studenten
                  in het studentenpanel van JOB geeft aan dat zij het contact met vrienden en klasgenoten
                  (erg) missen. In mijn gesprekken met studenten en studentenorganisaties in zowel mbo
                  als ho hoor ik soortgelijke geluiden en ook de COVID-monitor van de inspectie maakt
                  duidelijk dat er zorgen zijn over de socialisatiefunctie van het onderwijs.
               
Studenten die kampen met extra stress, onzekerheid of concentratieproblemen roep ik
                  vooral op zich te melden bij hun instelling, bijvoorbeeld een mentor, studieadviseur,
                  studentendecaan of docent. Uit mijn contacten met instellingen hoor ik terug dat de
                  aanvragen voor begeleiding en ondersteuning door studieadviseurs, studentendecanen
                  en studentpsychologen zijn toegenomen. Studentenwelzijn staat meer dan ooit hoog op
                  de agenda van instellingen, die zich inspannen om studenten passende begeleiding en
                  ondersteuning te geven. Aan instellingen vraag ik om goed in contact te blijven met
                  studenten, in het bijzonder met studenten in een kwetsbare positie. Mbo-instellingen
                  hebben over het algemeen een goede zorgstructuur en zoeken veelvuldig contact via
                  mail, telefoon, WhatsApp, skype en social media. Docenten, trajectbegeleiders, maatwerkcoaches
                  en schoolmaatschappelijk werk maken hier veel werk van. Ook in het hoger onderwijs
                  is er sprake van dergelijke zorg voor studenten. Instellingen geven aan dat zij hun
                  online begeleiding hebben opgeschaald tijdens de pandemie en zij lijken er mede hierdoor
                  in geslaagd om te voorkomen dat grote aantallen studenten uit beeld zijn geraakt.
                  Exacte aantallen van «uit beeld geraakte studenten» in het ho zijn niet te geven,
                  omdat er bijvoorbeeld geen aanwezigheidsplicht geldt. Studenten in het hoger onderwijs
                  zijn over het algemeen meerderjarig en ook in reguliere tijden zijn er soms studenten
                  die tijdelijk minder deelnemen aan lessen of colleges. Dat is soms ook een bewuste
                  keuze en het leidt niet altijd tot studievertraging. Ik vraag instellingen in het
                  ho om zich desondanks juist in deze tijd extra in te blijven zetten om studenten niet
                  uit het oog te verliezen.
               
Aan studenten moet door de opleiding zoveel mogelijk duidelijkheid gegeven worden
                  over hoe de opleiding georganiseerd is en instellingen moeten duidelijk communiceren
                  over eventuele aanpassingen in lessen en examens. In de servicedocumenten mbo en ho
                  is het belang van goede communicatie met studenten opnieuw onderstreept. Verder roep
                  ik studenten en instellingen op om ambitieus te zijn maar ook met realisme en mildheid
                  naar elkaar te kijken en verwachtingen aan te passen aan de huidige omstandigheden.
                  Ik moedig medestudenten, verenigingen, vrienden en familie aan om naar elkaar om te
                  kijken, om open te zijn, en om vaker het gesprek aan te gaan over mentaal welzijn.
               
Grote behoefte aan zelfstudieplekken
De behoefte aan zelfstudieplekken is groot. Hogescholen, universiteiten en mbo-instellingen
                     zoeken naar manieren waarop zij dit binnen de RIVM-richtlijnen kunnen vormgeven. Er
                     wordt daarnaast zoveel mogelijk ondersteuning gegeven die inspeelt op de situatie
                     van het thuis en alleen studeren en het online onderwijs. Hiertoe worden bijvoorbeeld
                     speciale workshops ontworpen door zowel studentenpsychologen als studentendecanen.
                     Ook bij faculteiten zijn diverse initiatieven ontstaan om dit te faciliteren.
                  
Onderzoek Caring Universities
Voor de zomer van 2020 heeft Caring Universities12 een vragenlijst uitgezet bij studenten van de VU, Maastricht University, Universiteit
                     Leiden en Universiteit Utrecht waarbij studenten werd gevraagd naar de impact van
                     de COVID-19 pandemie op hun mentale gezondheid. Uit de rapportage blijkt dat 43.3%
                     aangeeft dat online les volgen een negatief effect op de studie heeft, 56.3% zich
                     slechter kan concentreren, 52.5% eenzamer is en 44.6% somberder is. Het percentage
                     studenten met matige tot ernstige depressieve klachten is 10.6% hoger dan in de periode
                     voor COVID-19 (was 22.5% in 2019) en matige tot ernstige angstklachten is 5.3% hoger
                     (was 12.9% in 2019). De onderzoekers plaatsen onder andere zelf als kanttekeningen
                     bij het onderzoek dat de respons niet hoog genoeg is om een uitspraak te kunnen doen
                     over alle studenten en dat niet te duiden is in hoeverre de resultaten een direct
                     gevolg zijn van de COVID-19 pandemie.
                  
Ik heb op 20 november jl. een factsheet op rijksoverheid.nl geplaatst met tips voor
                  thuis studeren en tips om mentale en fysieke klachten tegen te gaan.13 Ik blijf met studenten, docenten en instellingen dit onderwerp volgen en blijf kennisdeling
                  bevorderen. Zo heb ik op 26 oktober een (online) inspiratie-evenement bijgewoond,
                  georganiseerd door de werkgroep studentenwelzijn, waar goede voorbeelden en inzichten
                  werden gedeeld. Het document met dit overzicht is gepubliceerd op de website van het
                  landelijk netwerk.14 Ook heeft de werkgroep studentenwelzijn een handreiking studentenwelzijn in coronatijd
                  gemaakt om instellingen handvatten te geven die stress kunnen verminderen van studenten
                  met een ondersteuningsvraag. Deze is tevens gepubliceerd op de website van de rijksoverheid
                  en gedeeld met instellingen en uw Kamer.15
Naast de zorgen die ik zie bij studenten zie ik bij hen ook grote maatschappelijke
                  betrokkenheid. Op zeer uiteenlopende manieren zetten studenten zich in voor de samenleving.
                  Mooie voorbeelden daarvan zijn te zien op de website die de Landelijke Kamer van Verenigingen
                  heeft gelanceerd bij het uitrollen van de landelijke campagne «Daar doe ik het voor»
                  onder studenten.16
Conclusies en vervolg
• Studenten hebben het zwaar in deze tijd. Het thuis studeren wordt door het merendeel
                        van de studenten als lastig ervaren en de aan de onderzoeken deelnemende studenten
                        geven aan meer gestrest te zijn en ook meer depressieve klachten te hebben. Ook hebben
                        velen zorgen over hun studieverloop.
                     
• Hoewel verminderd welzijn in brede zin nog niet lijkt te leiden tot (meer) studievertraging
                        heb ik hier wel zorg over en vraag ik instellingen om daar ook met zorg mee om te
                        blijven gaan.
                     
• Ten behoeve van het studentenwelzijn roep ik studenten en instellingen op om ambitieus
                        te zijn maar ook met realisme en mildheid naar elkaar te kijken en verwachtingen aan
                        te passen aan de huidige omstandigheden. Ik moedig medestudenten, verenigingen, vrienden
                        en familie aan om naar elkaar om te kijken, om open te zijn, en om vaker het gesprek
                        aan te gaan over mentaal welzijn. Hierbij vraag ik instellingen om zich juist in deze
                        tijd extra in te blijven zetten om studenten niet uit het oog te verliezen en om drempels
                        om contact te zoeken laag te houden.
                     
Welzijn en werkdruk medewerkers
Inleiding
De werkdruk bij docenten en andere medewerkers in mbo, hbo en wo is hoog. Toen de
                  coronacrisis uitbrak in maart 2020 moest al het onderwijs anders worden vormgegeven
                  en dat blijft aandacht vragen, ook vanwege de onzekerheid over eventuele nieuwe maatregelen
                  of versoepelingen. Ik heb grote waardering voor de inzet en de wijze waarop medewerkers
                  hier mee om zijn gegaan.
               
Mbo- en ho-instellingen houden het welzijn en de werkdruk van medewerkers vanuit de
                  eigen verantwoordelijkheid goed in de gaten en monitoren dit via eigen onderzoek.
                  In deze paragraaf schets ik het landelijke beeld voor zover gegevens op dit niveau
                  beschikbaar zijn. Docenten in mbo en ho voelen de zorg voor de studievoortgang en
                  het welzijn van de studenten. Tegelijk spelen ook andere thema’s een rol bij het ervaren
                  welzijn die samenhangen met corona, zoals eenzaamheid, spanning of bijzondere familieomstandigheden.
               
Algemeen beeld
Medewerkers werden in het voorjaar overvallen door de coronacrisis en kwamen terecht
                  in een situatie van «overleven» waarin alles er op gericht was om op de korte termijn
                  zoveel mogelijk schade te voorkomen. Nu, in de periode na de zomer, bevinden mbo-instellingen,
                  hogescholen, universiteiten en hun medewerkers zich in een periode die zich kenmerkt
                  door «aanpassen». Het gaat om een heel nieuwe situatie, waarbij er met het aanhouden
                  van de 1,5 meter afstand maar beperkt fysiek les gegeven kan worden en dit gecombineerd
                  moet worden met online lessen. Dit vraagt van medewerkers een nieuwe set van vaardigheden
                  die door een deel nog verder ontwikkeld moet worden. Het kost tijd om nieuwe vaardigheden
                  aan te leren en tegelijkertijd het onderwijs al in die nieuwe vormen te verzorgen.
                  Ook zie ik dat medewerkers meer tijd kwijt zijn aan het leveren van maatwerk en, waar
                  nodig, extra begeleiding. In het wetenschappelijk onderwijs combineren medewerkers
                  hun onderwijstaken doorgaans met onderzoekstaken, wat in deze context een extra belastende
                  factor is geweest. Het doel is te komen tot een nieuwe stabiele situatie waarin de
                  ervaren werkdruk en stress weer afneemt, waarin medewerkers nieuwe vaardigheden hebben
                  ontwikkeld en er nieuwe routines zijn ingeoefend. Dat het onderwijs relatief goed
                  door kon gaan is te danken aan de grote toewijding van al deze medewerkers. Ik zie
                  dan ook dat veel instellingen initiatieven nemen om docenten te ondersteunen bij de
                  omslag naar online onderwijs. Ik juich deze ontwikkeling toe omdat het zowel de werkdruk
                  voor docenten kan verlagen als bijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs
               
Uit de monitoring van de inspectie blijkt dat de werkdruk onder docenten in het mbo
                  is toegenomen. Docenten missen het contact met de studenten, vinden het lesgeven op
                  afstand een schrale invulling van hun functie en onder docenten neemt de vermoeidheid
                  toe. Hier speelt ook de combinatie van werk en zorgtaken een rol. In het ho wijst
                  de inspectie de werkdruk van docenten aan als een belangrijk vraagstuk en als een
                  belemmering voor het uitvoeren van het aangepaste onderwijs.
               
Een peiling door CNV17 onder werknemers in het mbo en ho bevestigt het beeld dat sinds de intrede van corona
                  onderwijspersoneel in deze sectoren een toegenomen werkdruk ervaren. In de top drie
                  van oorzaken voor de verhoging van de werkdruk staan volgens deze rapportage de combinatie
                  van fysiek en online lesgeven, de toegenomen voorbereidingstijd en de handhaving van
                  de coronamaatregelen bij studenten.
               
Uit onderzoek onder mbo-docenten en schoolleiders die zijn aangesloten bij de Leraren
                  Community OCW en de BVMBO18 blijkt dat de werkdruk is toegenomen bij de meeste docenten. Er zijn wel verschillen
                  tussen opleidingssoorten en tussen docenten, aangezien er verschillende factoren meespelen.
                  De één is online vaardiger en zekerder dan de ander, wat voor de digitaal minder bekwame
                  en zekere docent meer werkdruk met zich meebrengt. Dezelfde lesstof kost meer tijd
                  dan voorheen. Bovendien nemen met het werken achter de laptop fysieke klachten toe.
                  Ook de pedagogische aspecten en interactieve aard van het vak worden gemist.
               
Uit een peiling die de AOb onder haar leden in het mbo en ho hield blijkt eveneens
                  dat werknemers meer stress en werkdruk ervaren en meer uren werken.19 Tegelijkertijd vindt grofweg de helft van het personeel dat de gevoelde collegialiteit
                  is afgenomen. Hetzelfde geldt voor de ervaren veiligheid. Veel docenten werken inmiddels
                  grotendeels vanuit huis. In de enquête geeft een behoorlijk deel aan het psychisch
                  niet lang meer vol te houden.
               
Conclusies en vervolg
• Het welzijn van medewerkers staat onder druk.
• In het personeelsbeleid en het werkdrukbeleid zorgen instellingen in afstemming met
                        de medezeggenschapsraad waar relevant voor afstemming van het beleid op de huidige
                        situatie.
                     
• Instellingen en OCW houden bij onderzoeken rekening met de belastbaarheid van medewerkers.
• Aan mbo-instellingen wordt in het servicedocument de gelegenheid geboden om een time-out
                        in te lassen, wanneer daar behoefte aan is. Tijdens zo’n time-out kunnen docenten
                        tijd krijgen om zich verder te bekwamen in het geven van online-onderwijs of om keuzes
                        te maken in het onderwijsprogramma met de focus op studieloopbaanbegeleiding, coaching
                        en het welzijn van de student. In het ho zie ik dat instellingen zelf ook dergelijke
                        mogelijkheden bieden aan medewerkers.
                     
• Ik kijk met instellingen en de NVAO hoe accreditatielasten beperkt kunnen blijven,
                        zonder de basale voortgang van deze vorm van kwaliteitsborging te belemmeren.
                     
Onderwijskwaliteit
Inleiding
Onderwijskwaliteit wordt altijd en dus ook in de huidige omstandigheden gemonitord.
                  Instellingen, NVAO en inspectie hebben en houden ook in coronatijd immers hun reguliere
                  verantwoordelijkheden ten aanzien van het bewaken van de onderwijskwaliteit en de
                  naleving van regelgeving.20 Het doel is en blijft om de student een zo helder mogelijk perspectief te bieden
                  op een goed onderwijsprogramma en een kwalitatief goed diploma. Het spreekt voor zich
                  dat instellingen er in deze crisis niet aan zullen worden gehouden om het onmogelijke
                  te doen. Aanpassingen van het studieprogramma binnen de kaders van de wet en conform
                  de afspraken in de servicedocumenten zijn mogelijk, mits de kwaliteit van het onderwijs
                  maar scherp in het vizier wordt gehouden.
               
Instellingen doen hun uiterste best om de kwaliteit te borgen. Dit stelt hen wel voor
                  nieuwe uitdagingen, omdat de nieuwe situatie en inrichting van het onderwijs ook andere
                  vragen met zich meebrengt. De monitoring gebeurt met inzet van de reguliere kwaliteitszorgsystemen,
                  met daarin een belangrijke rol voor de opleidingscommissies, medezeggenschapsraden,
                  studentenraden en examencommissies. Bij veel instellingen vinden daarnaast extra vormen
                  van monitoring plaats om te inventariseren waar studenten en docenten in deze tijd
                  tegenaan lopen. Ook is er extra aandacht voor docentprofessionalisering, training
                  en kennisdeling, bijvoorbeeld tussen de voorzitters van examencommissies.
               
Algemeen beeld
In verdiepingssessies waarin OCW in gesprek gaat met onder andere de sectorraden,
                  studentenorganisaties, inspectie en de NVAO blijkt dat er bij allen zorgen zijn over
                  de onderwijskwaliteit. Het te behalen eindniveau staat niet ter discussie, maar de
                  manier waarop studenten tot dat eindniveau komen is wel een aandachtspunt. Vooral
                  voor het praktijkonderwijs is online onderwijs vaak geen goed alternatief. In rondetafelsessies
                  die ik houd met studenten krijg ik de bevestiging dat die interactie tussen docent
                  en student en tussen studenten onderling cruciaal is voor de onderwijskwaliteit. Dat
                  geldt in het bijzonder voor interactie op de onderwijslocatie en het praktijkonderwijs,
                  die een basis vormen voor de socialisatie en persoonvorming van studenten en voor
                  het opdoen van vaardigheden, en daarmee voor de onderwijskwaliteit.
               
Mijn beeld is dat de zorgen die geuit worden over onderwijskwaliteit niet zozeer gaan
                  over de meetbare diploma-eisen. Het eindniveau blijft immers overeind. Daarop wordt
                  getoetst en instellingen blijven inzetten op het meten van hun onderwijskwaliteit.
                  De zorgen gaan meer over het missen van belangrijke aspecten van het onderwijs waarvoor
                  het niet of minder goed lukt om goede alternatieven te vinden, zoals de interactie
                  en het aanleren van een kritische attitude.
               
Verschillende onderzoeken bevestigen dat er zorgen zijn over de kwaliteit van het
                  onderwijs. Uit eerder genoemd onderzoek van de AOb onder een deel van de leden blijkt
                  dat 75% van de respondenten zich zorgen maakt over de onderwijskwaliteit. Zij geven
                  aan moeilijk te kunnen controleren of studenten aangehaakt zijn. Deze zorgen komen
                  ook naar voren uit het onderzoek onder deelnemers van de Leraren Community OCW. Ook
                  de Inspectie van het Onderwijs uit haar zorgen hierover. De inspectie constateert
                  dat scholen en onderwijsinstellingen hun uiterste best doen om de onderwijskwaliteit
                  op een acceptabel niveau te houden. Zij ziet dat instellingen werken aan een goede
                  online didactiek en aan het maken van afgewogen keuzes tussen verschillende onderwijsvormen.
                  Deze innovatie wordt nu versneld, maar vergt ook nog de nodige tijd. Tegelijkertijd
                  wordt ook geconstateerd dat er, vanwege de zware omstandigheden waaronder het onderwijs
                  wordt uitgevoerd, op veel plekken noodgedwongen gewerkt wordt aan het beperken van
                  schade waar het gaat om bijvoorbeeld studievertraging en niet aan het continu borgen
                  en verbeteren van de onderwijskwaliteit. Uit de meting ten aanzien van het mbo komen,
                  met name in gevallen waarin de beroepspraktijkvorming niet of nauwelijks doorgang
                  kan vinden, ook vragen naar boven over de houdbaarheid van de onderwijspraktijk in
                  de huidige situatie en of herdefiniering van het begrip kwaliteit en de hantering
                  hiervan in het onderwijs nodig is.
               
Hoewel ik met de studenten en docenten van mening ben dat fysieke onderwijsactiviteiten
                     door moeten kunnen blijven gaan en dat ik uitkijk naar ruimte voor meer fysiek onderwijs,
                     zie ik ook positieve ontwikkelingen in het online onderwijs. Zo wordt de interactie
                     tussen docent en student via nieuwe manieren georganiseerd, bijvoorbeeld door te werken
                     met kleine interactieve groepen en door inzet van (studenten)buddies. Kennisnet biedt
                     docenten hulp bij het organiseren van onderwijs op afstand via bijvoorbeeld lesopafstand.nl.
                  
Ook is er intussen meer ruimte voor het gevarieerder en interactiever maken van online
                     onderwijs en investeren zowel bekostigde als private onderwijsinstellingen in verbetering
                     van digitaal onderwijs. Ook VH ziet vanuit de zorg voor onderwijskwaliteit dat er
                     ook positieve ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld doordat de digitale vaardigheden van
                     studenten in rap tempo verder toenemen en dat ze zelfstandiger leren werken. Drie
                     op de tien mbo-studenten van het studentenpanel van JOB geeft aan beter geworden te
                     zijn in het zelfstandig werken. Het geeft studenten in mbo en ho ook meer flexibiliteit,
                     omdat zij op hun eigen moment kennis tot zich kunnen nemen door opgenomen colleges
                     of kennisclips. Daarnaast ervaren docenten dat zij studenten meer verantwoordelijkheid
                     kunnen geven dan zij vooraf dachten. Dit kan op de langere termijn een positief effect
                     hebben op het onderwijs. VSNU ziet ondanks alles ook positieve ontwikkelingen en geeft
                     aan dat er bijvoorbeeld Er wordt op verschillende fronten kwaliteitswinst ervaren.
                     Zo nemen de digitale vaardigheden van studenten in rap tempo verder toe, leren ze
                     -hoe cru dan ook- zelfstandiger te werken en kunnen zij op hun eigen moment kennis
                     tot zich nemen door opgenomen colleges of kennisclips. Daarbij ervaren docenten ook
                     dat zij studenten meer verantwoordelijkheid kunnen geven dan zij vooraf dachten. Dit
                     kan op de langere termijn ook een positief effect hebben op het onderwijs.
                  
signalen zijn van docenten dat studenten bij online hoorcolleges makkelijker vragen
                     lijken te stellen, via bijvoorbeeld de chatfunctie of andere online tools. Verder
                     ontstaan er nieuwe, innovatieve vormen van lesgeven, zoals het gebruik van serious
                     games of het integreren van individuele excursies door de student in de eigen omgeving
                     in de leerstof. Uit onderzoek van Turner blijkt dat het mbo tijdens de lock down van
                     maart tot en met juni heel snel de omschakeling maakte van fysiek naar online onderwijs.
                     Ook in het ho is die omslag heel snel gemaakt.
                  
Het Versnellingsplan is een initiatief van VH, VSNU en SURF voor innovatie van het
                     onderwijs met behulp van ICT in het hoger onderwijs. Daarbij wordt onder andere aandacht
                     besteed aan professionalisering van docenten, flexibilisering van het onderwijs, digitale
                     (open) leermiddelen, evidence informed onderwijsinnovatie met ICT, Ed-tech, veilig
                     en betrouwbaar benutten van studiedata en verbetering van de aansluiting op de arbeidsmarkt.
                     Het Versnellingsplan heeft geanticipeerd op de crisis en heeft samen met het ComeniusNetwerk
                     en het ECIO een vraagbaak opgezet voor online onderwijs. Hierin wordt kennis en expertise
                     gedeeld om zo docenten en instellingen zo goed mogelijk te ondersteunen bij het vormgeven
                     van online onderwijs. Daarnaast heeft het Versnellingsplan een tweetal nieuwe werkgroepen
                     ingericht om aanvullend bij te dragen aan de digitalisering van het onderwijs: toetsen
                     op afstand en Online Onderwijs in Praktijkvaardigheden. Dit draagt bij aan de onderwijskwaliteit,
                     juist ook in coronatijd.
                  
Conclusies en vervolg
• Er zijn breed gedeelde zorgen over de onderwijskwaliteit gezien de beperkingen die
                        er zijn.
                     
• Als grootste kwetsbaarheid voor het kunnen blijven bieden van onderwijskwaliteit zie
                        ik de werkdruk bij docenten, de knelpunten ten aanzien van stages en praktijkonderwijs
                        en studenten die het zonder extra zorg en begeleiding niet redden. Door deze beperkingen
                        is het onderwijs er in sommige gevallen noodgedwongen op gericht om de schade te beperken.
                     
• Interactie tussen studenten en docenten en tussen studenten onderling is cruciaal
                        voor de onderwijskwaliteit en dan met name voor de praktijklessen in het beroepsonderwijs.
                     
• Instellingen doen hun uiterste best om vinger aan de pols te houden wat betreft de
                        onderwijskwaliteit, maar ook op dit gebied zijn er nieuwe uitdagingen.
                     
• De diploma-eisen voor studenten blijven van kracht om zo de civiele waarde van diploma’s
                        te borgen. Samen met de NVAO en de inspectie houd ik de kwaliteit van het onderwijs
                        op respectievelijk instellings- en stelselniveau scherp in het vizier.
                     
• Ik roep de onderwijsteams van de onderwijsstellingen op om goed gebruik te maken van
                        de geboden oplossingsrichtingen in de servicedocumenten mbo en ho en de professionele
                        ruimte die er altijd is, om zo het onderwijs zo goed mogelijk te kunnen continueren
                        op een aanvaardbaar niveau.
                     
Stages, stagetekorten en arbeidsmarktperspectief
Inleiding
Ondanks de enorme inspanning van medewerkers en studenten kan niet alles in het onderwijs
                  doorgaan. Dat geldt vooral voor praktische onderdelen van het onderwijs waar geen
                  goed online alternatief voor is, in het bijzonder voor stages in sectoren die hard
                  geraakt zijn door de coronacrisis. Ik duid het beeld hierover eerst voor mbo en daarna
                  voor het hoger onderwijs, omdat de omvang van de problematiek verschilt tussen beide
                  sectoren.
               
Algemeen beeld mbo
Op 2 oktober jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de tekorten aan stages en leerbanen
                  en heb ik toegelicht welke stappen de afgelopen maanden zijn genomen om het aanbod
                  van stages en leerbanen in het mbo op peil te houden.21 Ik heb u toen ook de voortgangsrapportage van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
                  Bedrijfsleven (SBB) toegestuurd, die op mijn verzoek in april gestart is met het actieplan
                  stages en leerbanen. Door de aanhoudende coronacrisis en de aangescherpte maatregelen
                  lopen de tekorten op dit moment weer wat op.22
Het oplopende tekort aan stages en leerbanen is zorgwekkend, juist omdat leren in
                     de praktijk een essentieel onderdeel is van de mbo-opleiding. Het zoveel mogelijk
                     oplossen van de tekorten en het aangeven van waar nog wel mogelijkheden zijn, is daarbij
                     van belang. In het kader van het actieplan stages en leerbanen gaat SBB dan ook analyseren
                     waar de tekorten zijn en waar nog beschikbare leerplaatsen gevonden kunnen worden
                     om zo het verschil in vraag en aanbod te kunnen verkleinen. Uw Kamer ontvangt bovendien
                     binnenkort van mij een brief over loopbaanoriëntatie en
                  
– begeleiding waarin verder wordt ingegaan op mijn strategie met betrekking tot kansberoepen
                     en het voorlichten van jongeren over de kansen van de verschillende studies.
                  
Voor de langere termijn heeft SBB recent haar arbeidsmarktprognoses geactualiseerd.23 Hierbij is rekening gehouden met de verwachte invloed van de coronacrisis op de werkgelegenheid.
                  De prognoses geven de verhouding weer tussen het verwachte aantal gediplomeerden dat
                  op zoek gaat naar werk en het verwachte aantal vacatures dat geschikt is voor een
                  gediplomeerde schoolverlater. Voor de meeste mbo-opleidingen geven de prognoses een
                  positief beeld.
               
In aanvulling op de vervolgacties uit de voortgangsrapportage van 2 oktober heeft
                  SBB naar aanleiding van signalen uit het mbo-veld enkele aanvullende tijdelijke maatregelen
                  voorgesteld die ik van harte toejuich (u vindt de notitie van de SBB hierover als bijlage24 bij deze brief). Een belangrijk onderdeel daarbij is de intensivering van de regionale
                  aanpak, omdat de match tussen leerbedrijf en student in de regio wordt gemaakt en
                  daar het bestaande verschil in vraag en aanbod verder kan worden aangepakt. Verder
                  gaat het om het benutten van intersectorale oplossingen. SBB zorgt er daarnaast blijvend
                  voor dat de kwaliteit en inhoud van de beroepspraktijkvorming niet uit het oog wordt
                  verloren. Daarmee speelt de SBB een belangrijke rol in het zoveel mogelijk terugdringen
                  van de stagetekorten in het mbo. Ik bied mbo-instellingen in het nieuwe servicedocument
                  (versie 5.0) nog meer ruimte om hier invulling aan te geven. Bovenop de verruimde
                  kaders die het vorige servicedocument al bood, krijgen mbo-instellingen bijvoorbeeld
                  meer mogelijkheden voor het organiseren van praktijkopdrachten ter vervanging van
                  de beroepspraktijkvorming in de bol-opleidingen. Instellingen en studenten kunnen
                  er ter overbrugging ook voor kiezen om keuzedelen in de bpv vorm te geven, waarbij
                  bij de selectie van keuzedelen gekozen kan worden voor een verbredend of verdiepend
                  keuzedeel waarvoor het makkelijker is een stage te vinden. Zo kan een gastvrouw in
                  opleiding met het keuzedeel gastvrijheid bijvoorbeeld in de zorg aan de slag in een
                  teststraat van de GGD en zo extra vaardigheden opdoen die later van nut zijn in de
                  opleiding en op de arbeidsmarkt.
               
Ik wil mijn waardering uitspreken voor alle extra inspanningen van SBB, mbo-instellingen,
                  werkgevers en andere partners in het mbo in de afgelopen maanden. Ondanks alle inzet
                  en maatregelen kan het echter toch voorkomen dat het een student of school niet lukt
                  om tijdig een stageplek of leerbaan te vinden of een passend alternatief te organiseren.
                  Samen met de mbo-sector heb ik daarom in het servicedocument afspraken gemaakt over
                  de manier waarop hiermee omgegaan wordt. Ik heb er vertrouwen in dat dit servicedocument
                  mbo-instellingen tot het einde van het huidige studiejaar 2020–2021 handvatten biedt
                  om de beroepspraktijkvorming vorm te geven, maar ik houd uiteraard een vinger aan
                  de pols. In het voorjaar ontvangt uw Kamer een volgende voortgangsrapportage over
                  het actieplan stages en leerbanen.
               
Algemeen beeld hoger onderwijs
Als gevolg van de coronacrisis kan het ook voor studenten in het hoger onderwijs in
                     bepaalde sectoren en regio’s lastiger zijn om een geschikte stageplek te vinden. Het
                     hoger beroepsonderwijs is door deze problematiek vanwege beroepsgerichtheid van de
                     opleidingen zwaarder getroffen dan grote delen van het wetenschappelijk onderwijs.
                     Het moeilijk kunnen vinden van stageplekken in sommige sectoren en regio’s is zorgelijk,
                     omdat stages een belangrijk onderdeel van de opleiding zijn en voor een goede verbinding
                     met en voorbereiding op de arbeidsmarkt zorgen. Daarnaast is het doorlopen van één
                     of meerdere stages bij nagenoeg alle opleidingen in het hoger beroepsonderwijs en
                     veel opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs een vereiste voor het succesvol
                     afronden van de opleiding.
                  
Ook voor het praktische deel van het onderwijs geldt dat het door de beperkte mogelijkheden
                     voor fysiek onderwijs lastiger is om deze doorgang te laten vinden, bijvoorbeeld door
                     het gebrek aan begeleidingsmogelijkheden. Instellingen proberen, waar mogelijk, stages
                     en het praktische deel van het onderwijs anders in te vullen of uit te stellen. Dat
                     gebeurt met grote inspanning en creativiteit. De mogelijkheden zijn echter niet onbeperkt.
                     Een gevolg hiervan kan zijn dat een deel van de studenten studievertraging oploopt.
                     Vooral in de vrijetijdssector (onder andere toerisme en horeca), de kunsten en sommige
                     delen van de techniek- en zorgsector is dit reëel. Hoe dit zich ontwikkelt is niet
                     zeker en daarom blijf ik daar met de sector over in gesprek. De problematiek is in
                     het hbo omvangrijker dan in het wo, maar in sommige wo-sectoren speelt het ook, bijvoorbeeld
                     bij sommige medische opleidingen. Voor sectoren en regio’s waar er sprake is van stagetekorten
                     geldt dat instellingen zich waar mogelijk inspannen om samen met de student naar alternatieven
                     te zoeken. Daarbij is er ruimte voor creativiteit. Gezien de huidige situatie kan
                     het voorkomen dat het de instelling niet in alle gevallen lukt om passende alternatieven
                     te vinden, wat eventueel tot vertraging kan gaan leiden. Hierbij houden de sector
                     en ik vinger aan de pols.
                  
De gevolgen van de coronacrisis op de arbeidsmarkt voor pas afgestudeerden uit het
                  mbo en ho zijn nog niet in de volle breedte in beeld te brengen. Om informatie over
                  de arbeidsmarkt aan te vullen heeft het CBS, in opdracht van mij, een nieuwe actuele
                  monitor25 ontwikkeld. De arbeidsdeelname van jongeren die onderwijs volgen is in het derde
                  kwartaal enigszins hersteld, maar nog niet op het niveau van voorgaand jaar. Naast
                  afgestudeerden hebben dus ook de huidige studenten niet te maken met een eenvoudig
                  toegankelijke arbeidsmarkt.26 De nieuwe monitor, die sinds 30 oktober 2020 online is, geeft de arbeidsmarktontwikkelingen
                  weer op het gebied van banen, uitkeringen en arbeidsdeelname. UWV is daarnaast recent
                  nagegaan bij welke beroepen in het tweede kwartaal van dit jaar het aantal vacatures
                  laag was ten opzichte van het aantal werkzoekenden als gevolg van corona. Op middelbaar
                  beroepsniveau (mbo niveau 2, 3 en 4 en havo/vwo) is er een aantal sectoren met beroepen
                  die geraakt zijn door de coronacrisis. Dit zijn: horeca-catering, transport en logistiek,
                  facilitair, cultuur-sport-recreatie, verkoop detailhandel, financieel administratief,
                  commercieel, contactberoepen, industrie en HR-personeelswerving. Op hoger beroepsniveau
                  (hbo en wo) betreft het vooral commerciële beroepen en beroepen in de cultuur, sport
                  en recreatie.27
Conclusies en vervolg
• Ik heb reële zorgen over stagetekorten. Als gevolg van de coronacrisis is het voor
                        opleidingen in een aantal sectoren en regio’s in het studiejaar 2020–2021 lastig om
                        op de gebruikelijke wijze invulling te geven aan het leren in de praktijk. In het
                        servicedocument mbo beschrijf ik welke maatregelen ik neem om vertraging door stagetekorten
                        zoveel mogelijk te voorkomen. Bovenop de verruimde kaders die het vorige servicedocument
                        al bood, krijgen mbo-instellingen bijvoorbeeld meer mogelijkheden voor het organiseren
                        van praktijkopdrachten ter vervanging van de beroepspraktijkvorming in de bol-opleidingen.
                        Instellingen en studenten kunnen er ter overbrugging ook voor kiezen om keuzedelen
                        in de bpv vorm te geven. Verder blijf ik monitoren hoe de situatie zich ontwikkelt.
                     
• Wat betreft het hoger onderwijs zal ik samen met de sectorraden en maatschappelijke
                        partners monitoren hoe de situatie zich ontwikkelt en welke maatregelen er genomen
                        kunnen worden om stages en praktijkonderwijs zoveel mogelijk door te laten gaan en
                        om vertraging zoveel mogelijk te voorkomen.
                     
• Het arbeidsmarktperspectief voor pas afgestudeerden is verslechterd. Ik houd daar
                        aandacht voor.
                     
Algemeen beeld en vervolgstappen
Algemeen beeld
Corona raakt het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs hard, vooral wat
                  betreft het welzijn en de werkdruk van medewerkers en studenten en de beschikbaarheid
                  van stages, leerbanen en de praktijklessen op locatie van de instelling. Ik zie geweldige
                  inspanningen van studenten, docenten en andere medewerkers om het onderwijs door te
                  laten gaan en om studieresultaten te blijven behalen. Dat lukt tot nu toe behoorlijk
                  goed en daar heb ik enorme waardering voor. Dat de cijfers die nu beschikbaar zijn
                  laten zien dat studievertraging door corona vooralsnog beperkt is, neemt de zorgen
                  echter niet helemaal weg. Hoewel ik mij met de instellingen blijf inzetten om studievertraging
                  zoveel mogelijk te voorkomen, kunnen we niet uitsluiten dat de cijfers de komende
                  tijd een minder gunstig beeld laten zien. MBO Raad en VH hebben al aangegeven dat
                  zij niet denken te kunnen voorkomen dat er in het vervolg van dit studiejaar alsnog
                  (grotere) achterstanden ontstaan doordat mogelijk niet alle stages en praktijklessen
                  door kunnen gaan en de begeleiding van studenten die extra persoonlijke zorg en begeleiding
                  nodig hebben in het gedrang komt. In het wo geldt dit mogelijk ook voor opleidingen
                  met grote praktijkonderdelen.
               
Mijn zorg betreft niet alleen eventuele toekomstige vertraging, maar ook bepaalde
                  aspecten van onderwijskwaliteit en het welzijn van studenten en medewerkers. Gezamenlijk
                  met alle partijen heb ik geconstateerd dat we veel van hen vragen in deze tijd. Ik
                  blijf mij met de instellingen inzetten om voortgang te bewaken, welzijn van studenten
                  en medewerkers waar mogelijk te verbeteren en om onderwijskwaliteit te bewaken. De
                  inspectie monitort ontwikkelingen in het stelsel en zal naar aanleiding van signalen
                  over studie- en examenproblemen in voorkomende gevallen met instellingen in contact
                  treden. Daarbij ga ik samen met de inspectie en de NVAO uit van vertrouwen en hebben
                  instellingen ruimte om in overleg met de medezeggenschap verstandige keuzes te maken
                  over het goed vormgeven van het onderwijs.
               
Met bovenstaande beelden in het achterhoofd heb ik met de verschillende partijen in
                  het mbo en ho nadere afspraken gemaakt om maximaal in te zetten op onderwijs van goede
                  kwaliteit, met aandacht voor het welzijn van personeel en studenten. Dit heb ik vastgelegd
                  in de servicedocumenten mbo en ho.
               
Vervolgstappen
• We blijven monitoren op de thema’s uit deze brief en in het voorjaar van 2021 informeer
                        ik u daarover opnieuw.
                     
• Verder stelt het Kabinet € 210 miljoen beschikbaar waarmee basisscholen, middelbare
                        scholen en mbo-instellingen extra hulp en ondersteuning kunnen inschakelen in deze
                        coronatijd vanwege de grotere kwetsbaarheid van de leerlingen en studenten in deze
                        sectoren. Hiervan is € 52 miljoen in 2021 beschikbaar voor het mbo. Daarnaast verkent
                        het Kabinet of de werkdruk in het gehele onderwijs, dus inclusief het mbo en ho, ook
                        verlicht kan worden middels tijdelijke «coronabanen», met name door inzet van onderwijsondersteunend
                        personeel. U bent hierover op 16 november door het Kabinet nader over geïnformeerd.
                     
• In het servicedocument mbo worden creatieve en verantwoorde opties beschreven waar
                        onderwijsteams gebruik van kunnen maken om het onderwijs toch te kunnen continueren
                        op een aanvaardbaar niveau. Zo wordt er flexibiliteit geboden ten aanzien van de invulling
                        van de 1.600 studiebelastingsuren voor beroepspraktijkvorming, begeleide onderwijstijden
                        en overige uren, waaronder zelfstudie. Ook wordt de mogelijkheid geboden om op een
                        andere manier invulling te geven aan praktijkonderdelen van de opleiding. Het ho kent
                        dergelijke urennormen in brede zin niet en daar is regulier al ruimte voor aanpassing
                        van het onderwijsprogramma.
                     
• In het servicedocument ho heb ik beschreven welke afspraken ik heb gemaakt met VH
                        en VSNU over het bsa in dit studiejaar, om te voorkomen dat studenten door de huidige
                        coronacrisis benadeeld worden wat betreft toepassing daarvan. Zie hiervoor ook pagina
                        5 van deze brief.
                     
• In nieuwe updates van de servicedocumenten mbo en ho zal ik eventuele vervolgafspraken
                        met de sectoren vastleggen.
                     
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Bijlage 1 Overzicht relevante moties en toezeggingen
                  
Kamerstuk
Omschrijving
Toelichting
31 288, nr. 861
Motie van het lid Futselaar; De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenspraak
                                 met de onderwijsinstellingen in het najaar met een inventarisatie van de totale studievertraging
                                 te komen en indien nodig met een voorstel te komen voor eventuele vervolgstappen.
                              
Zie met name de paragraaf over studievoortgang en de algemene afsluiting.
35 570 VIII, nr. 71
Motie van de leden Paternotte en Van der Molen; De Tweede Kamer verzoekt de regering
                                 naast maximale inzet om studievertraging te voorkomen, de Kamer te informeren over
                                 onvermijdelijke vertraging en waar nodig studenten te ondersteunen die hierdoor in
                                 de problemen komen en specifiek te bezien of de ov-jaarkaart opnieuw verlengd moet
                                 worden.
                              
Zie met name de paragraaf over studievoortgang en de algemene afsluiting.
31 288, nr. 852
Motie van de leden Paternotte en Westerveld; De Tweede Kamer verzoekt de regering
                                 om de betrokkenheid van de medezeggenschap bij deze keuze te bevestigen richting de
                                 hogescholen en universiteiten; verzoekt de regering tevens, te inventariseren welke
                                 instellingen onderwijsactiviteiten in de avond en het weekend hebben georganiseerd,
                                 en de Kamer voor de volgende begrotingsbehandeling daarover te informeren.
                              
Hierop heb ik in het AO van 7 oktober jl. (Kamerstukken 31 524 en 31 288, nr. 476) mondeling antwoord gegeven. Kern daarvan: toename onderwijs in avonden en weekenden
                                 ten opzichte van de situatie voor corona is zeer beperkt. Bij keuzes over studieprogramma
                                 in coronatijd wordt medezeggenschap betrokken.
                              
31 288, nr. 867
Gewijzigde motie van het lid Bruins; De Tweede Kamer verzoekt de regering onderwijsinstellingen
                                 te vragen rekening te houden met studenten die op een van de weekenddagen om religieuze
                                 reden een rustdag eerbiedigen, zodat onderwijsinstellingen coulant omgaan met een
                                 eventuele aanwezigheidsplicht.
                              
Hierop heb ik in het AO van 7 oktober jl. (Kamerstukken 31 524 en 31 288, nr. 476) mondeling antwoord gegeven. Kern daarvan: doordat het onderwijs in het weekend zeer
                                 beperkt is (volgens VH en VSNU slechts incidenteel) lukt het om rekening te houden
                                 met studenten die op één van de weekenddagen om religieuze redenen een rustdag eerbiedigen.
                              
De Minister OCW zegt toe een beeld van het aantal studenten dat uit beeld is geraakt
                                 door de coronacrisis aan de Tweede Kamer te doen toekomen in de zomer of in het najaar.
                              
Zie met name de paragrafen over studievoortgang en studentenwelzijn.
Bijlage 2 Cijfers studievoortgang
                  
Tabel 1. Aantal diploma’s in het mbo en hoger onderwijs.
Onderwijstype
2018/19
2019/20
Mbo
154.542
154.773
Hbo
74.671
74.304
Wo
85.165
86.139
Tabel 2. Aantal mbo-4 studenten dat het jaar erop doorstroomt naar het hbo.
2018/19
2019/20
doorstroom naar hbo
23.557
(35%)
25.640
(37%)
totaal uitstroom met diploma
67.323
(100%)
68.578
(100%)
Tabel 3. Aantal inschrijvingen in het mbo en hoger onderwijs.
onderwijstype
2019/20
2020/21
Mbo
503.014
511.873
Hbo
463.325
489.626
Wo
306.882
332.004
Tabel 4. Aantal studenten dat instroomt in het mbo en hoger onderwijs.
onderwijstype
2019/20
2020/21
Mbo
164.938
161.304
Hbo
104.925
115.634
Wo
73.023
81.425
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.