Brief regering : Jaarcijfers, moties en toezeggingen over dierproeven
32 336 Dierproeven
Nr. 110 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2020
Met deze brief bied ik uw Kamer de meest recente jaarcijfers over dierproeven aan
uit de «Zo doende 2019», het jaarverslag van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) over de in Nederland verrichte dierproeven en het toezicht op de Wet op de
dierproeven (Wod). Daarnaast informeer ik uw Kamer over de volgende toezeggingen en
moties die ik heb gedaan tijdens het AO dierproeven op 11 april 2019 (Kamerstuk 32 336, nr. 104):
• Motie van de leden Graus en Wassenberg over inzichtelijk maken hoeveel belastinggeld
wordt besteed aan proefdiervrije innovaties (Kamerstuk 32 336, nr. 93);
• Motie van het lid Moorlag over verminderen van het gebruik van proefdieren door prijsprikkels
(Kamerstuk 32 336, nr. 103);
• Toezegging bij de begrotingsbehandeling LNV op 9 oktober 2019, om te onderzoeken of
1% van het onderzoeksbudget voor dierproeven kan worden overgeheveld naar proefdiervrije
innovatie.
• Motie van de leden Graus en Wassenberg over afbouwen van de honderdduizenden «proefdieren
zonder proef» (Kamerstuk 32 336, nr. 92).
Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over een gezamenlijk
project van LNV en de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) over openheid over het
dierproefonderzoek en een advies van het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid
(NCad) over het gebruik van de teen(koot)knip bij muizen.
Inleiding
Op 4 september jl. heb ik uw Kamer de voorgangsrapportage van het programma Transitie
Proefdiervrije Innovatie aangeboden (Kamerstuk 32 336, nr. 108) en op 28 oktober jl. de Terugblik op TPI (Kamerstuk 32 336, nr. 109). Hierin schreef ik dat er in het afgelopen 2,5 jaar flinke stappen zijn gezet om
de transitie naar proefdiervrije innovatie te versnellen. In deze brief schreef ik
echter ook dat deze transitie met verschillende snelheden gaat en een lange adem vergt.
Hoewel in sommige onderzoeksdomeinen al veel kan worden bereikt zonder dierproeven,
zijn er voor andere onderzoeksdomeinen nog geen alternatieven in zicht. Onderzoekers
hebben nu dus vaak nog geen alternatief voor een dierproef. Zolang dierproeven nodig
blijven, is het van belang om het welzijn van het proefdier zo goed mogelijk te waarborgen
en blijft het 3V-beleid van verfijning, vermindering en vervanging van toepassing.
Het onderzoek naar het COVID-19 virus en de zoektocht naar een nieuw vaccin gebeurt
veelal met behulp van dierproeven. Maar in crisissituaties doen zich vaak ook nieuwe
kansen voor, ook waar het gaat om proefdiervrije innovaties. Zo hebben ZonMw en de
stichting Proefdiervrij in korte tijd extra geld vrijgemaakt, specifiek voor proefdiervrij
COVID-19 onderzoek. Om de eventuele kansen van de coronacrisis voor de transitie naar
proefdiervrije innovatie beter in beeld te krijgen, heb ik het Nationaal Comité advies
dierproevenbeleid (NCad) gevraagd om hier nader onderzoek naar te doen. Ik verwacht
dat een eerste tussenrapportage in het voorjaar van 2021 beschikbaar zal zijn.
Onderzoek financieringsstromen dierproeven en proefdiervrije innovatie
Met deze brief bied ik uw Kamer het rapport aan van het door mij gevraagde onderzoek
«Studie naar de financiën van proefdieronderzoek en dierproefvrij innovaties», uitgevoerd
door het onderzoeksbureau Technopolis group1. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van de leden Graus en Wassenberg (Kamerstuk
32 336, nr. 93) en motie van het lid Moorlag (Kamerstuk 32 336, nr. 103).
De vraag hoeveel publieke middelen aan dierproefonderzoek worden besteed, kent een
lange geschiedenis. Dat geldt ook voor het idee om een heffing op proefdieren te introduceren,
om met de opbrengst daarvan proefdiervrije alternatieven te bevorderen. In 2003 heeft
de toenmalige Minister van VWS een proefdierheffing als niet-doeltreffend afgewezen.
In 2011 is geconcludeerd dat het inzichtelijk maken van de onderzoeksbudgetten voor
dierproeven een «vrijwel onuitvoerbare opdracht» is (Kamerstuk 29 200 XVI, nr. 150 resp. Kamerstuk 30 168, nr. 32).
Vorig jaar heb ik bij het VAO dierproeven op 15 mei 2019 (Handelingen II 2018/19,
nr. 82, item 7) uw Kamer toegezegd dat ik alsnog een poging wil doen om deze getallen boven water
te krijgen. Toen was al duidelijk dat dit een moeilijke klus zou worden en uw Kamer
heeft ook aangegeven dat «het niet op de miljoen precies» hoefde te zijn. Het onderzoek
bleek ingewikkelder te zijn dan aanvankelijk gedacht, waardoor Technopolis pas eind
oktober jl. deze rapportage op kon leveren.
De voornaamste conclusies van Technopolis zijn:
• De geschatte overheidsbijdrage aan dierproeven is 50–60 miljoen euro per jaar.
• De geschatte overheidsbijdrage aan proefdiervrije innovaties is 20–35 miljoen euro
per jaar.
• Het invoeren van een heffing op dierproeven is niet doelmatig of doeltreffend om het
aantal dierproeven terug te brengen.
• Het invoeren van een bonus op proefdiervrij onderzoek kan wel bijdragen aan het versnellen van de transitie
naar proefdiervrije innovatie, maar de gesuggereerde heffing van 1% op dierproeven
levert daarvoor te weinig geld op.
Ik ben blij dat het Technopolis toch is gelukt om voldoende gegevens boven tafel te
krijgen om daarmee een inschatting te kunnen maken van de overheidsbijdragen aan dierproeven
en proediervrije innovaties. Wel wil ik benadrukken dat de door Technopolis genoemde
bedragen een momentopname (2018) betreffen die gebaseerd is op een steekproef onder
vier dierproefinstellingen.
Technopolis geeft aan dat (afhankelijk van het gekozen scenario) een heffing weliswaar
zou kunnen leiden tot vermindering van het proefdiergebruik in Nederland, maar dat
komt dan vooral door uitwijken van dierproefonderzoek naar het buitenland. Het wereldwijde
aantal dierproeven zal er dus niet door dalen. Technopolis geeft bovendien aan dat
een heffing niet zal leiden tot meer of snellere implementatie van proefdiervrije
alternatieven in Nederland.
Technopolis stelt dat een heffing zelfs een verslechtering van het wetenschapsklimaat
in Nederland tot gevolg kan hebben en verminderd draagvlak voor TPI. Ook vanuit de
TPI-partners bereiken mij soortgelijke signalen.
Technopolist stelt in het rapport dat een positieve financiële prikkel op proefdiervrij
onderzoek wél bij kan dragen aan het versnellen van de transitie naar proefdiervrije
innovatie. LNV draagt zelf al jaarlijks ca. 5,5 miljoen euro bij met geoormerkte middelen
voor proefdiervrij onderzoek.
Dat bedrag vanuit LNV kan ik helaas niet verder verhogen. Maar ik ben erg blij dat
ándere partners van TPI ook al een aantal specifieke onderzoekscalls voor proefdiervrij
onderzoek in de maak hebben met geoormerkt, extra budget. Allereerst de NWA-call voor
een proefdiervrije veiligheidsbeoordeling, waaraan zes ministeries in totaal 3 miljoen euro
bijdragen in 2021–2023. Maar ook de onderzoekscall van ZonMw en de Stichting Proefdiervrij
voor proefdiervrij COVID-19 onderzoek die zij in de zomer van 2020 openstelden. De
afgelopen jaren hebben de TPI-partners Samenwerkende Gezondheidsfondsen, Topsector
LifeSciences & Health, ZonMw en de Stichting Proefdiervrij samen met het NWO-domein
Toegepaste en Technische Wetenschappen (TTW) gewerkt aan een onderzoeksprogramma voor
de ontwikkeling van nieuwe, efficiëntere, humane meetmodellen voor gezondheidsonderzoek. In 2019 werd voor een eerste oproep van dit
programma ruim 3,5 miljoen euro gereserveerd, gevolgd door 5,5 miljoen euro voor een
tweede oproep in 2020.
Technopolis doet tot slot kort een zestal aanbevelingen om knelpunten op het gebied
van de transitie naar proefdiervrije alternatieven weg te nemen. Bijvoorbeeld om internationale
lobby te voeren voor de acceptatie van alternatieven en om in het onderwijs meer aandacht
te geven aan 3V en alternatieven. De meeste van deze aanbevelingen zijn nu al onderdeel
van TPI, zoals u kunt lezen in de voortgangsrapportage en de terugblik op TPI (Kamerstuk
32 336, nrs. 108 en 109). Deze aanbevelingen zal ik ook onder de aandacht brengen van de TPI-partners opdat
zij kunnen worden meegenomen in een vervolgagenda van de TPI. Deze wordt momenteel
door de TPI-partners uitgewerkt. Ik verwacht dit in het voorjaar van 2021 naar uw
Kamer te kunnen sturen.
Jaarcijfers uit de «Zo doende» jaarregistratie 2019
De NVWA zal de volledige jaarregistratie 2019 over dierproeven, zoals gebruikelijk,
pas aan het eind van het jaar uitbrengen. Op mijn verzoek zijn echter de belangrijkste
tabellen uit de «Zo doende 2019» nu al toegevoegd aan deze brief2 zodat uw Kamer over de meest recente jaarcijfers kan beschikken bij het AO van 12 november
aanstaande. Het volledige rapport, de «Zo doende 2019», zal eind dit jaar worden gepubliceerd
op de website van de NVWA3.Met de «Zo doende» informeert de NVWA de samenleving ieder jaar over de aantallen
dieren en diersoorten die zijn gebruikt in dierproeven, voor welke doeleinden en met
welke mate van ongerief.
Uit het rapport blijkt dat in de Nederlandse vergunninghouders in 2019 448.656 dierproeven
registreerden; dit is een marginale toename (+ 257 dieren) ten opzichte van 2018.
Er zijn minder dierproeven uitgevoerd met onder andere honden, apen, ratten en zebravissen.
Ik ben blij dat daarmee de aantallen dierproeven in de jaren 2018 en 2019 met 15%
zijn afgenomen ten opzichte van het aantal dierproeven in 2017. Het aantal dierproeven
ligt daarmee voor de derde keer in de afgelopen jaren ruim onder de grens van 500.000
dieren. Ik hoop dat deze ontwikkeling doorzet.
(Proef)dieren gedood zonder te zijn gebruikt in fok of dierproef
Naast de registratie van dierproeven rapporteert de NVWA ook over het aantal dieren
dat is gefokt voor dierproeven maar niet daarvoor is ingezet. In 2019 zijn 329.105
proefdieren gedood zonder te zijn gebruikt in een dierproef of als fokdier. Dit aantal
is vergelijkbaar met de voorafgaande jaren. Het betreft bijna allemaal muizen en zebravissen,
waarvan 75% genetisch is gemodificeerd (GM). Dit grote aantal dieren dat als «fokoverschot»
wordt beschouwd, geeft mij een ongemakkelijk gevoel. Het gaat om levende wezens met
gevoel en met een intrinsieke waarde.
Ik heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het ontstaan van een overschot aan dieren helaas
inherent is aan het fokken van GM-dierlijnen (Kamerstuk 32 336, nr. 89). Er is altijd sprake van een bepaald percentage dieren dat niet de gewenste genetische
eigenschappen heeft die nodig zijn voor de betreffende dierproef of fok. Door het
verbeteren van de efficiëntie en de kwaliteit van het fokken van GM-dieren lijkt verbetering
wel mogelijk. Ik heb daarom het NCad gevraagd om efficiëntie- en kwaliteitscriteria
op te stellen, welke ik in 2019 met de grootste proefdierfaciliteiten die GM-dieren
fokken heb besproken. Inmiddels doen die faciliteiten er al veel aan om fokoverschotten
zoveel mogelijk te reduceren. Zo hebben zij fokcoördinatoren aangesteld voor een goed
beheer van de foklijnen en om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen.
Het NCad heeft ook geadviseerd om een nationaal overzicht te creëren van bestaande
GM-dierlijnen. Daarmee zouden onderzoekers makkelijker dieren tussen hun faciliteiten
kunnen uitwisselen of overwegen experimenten in de faciliteit uit te voeren waar die
dieren al zijn. In het Verenigd Koningrijk is al een soortgelijk systeem succesvol
in werking, de zogenaamde «mouse locator».
Het UMC Groningen heeft het initiatief genomen om voor Nederland een database op te
richten waarin de verschillende proefdierfaciliteiten hun beschikbare GM muizen- en
eventueel zebravislijnen kunnen melden en uitwisselen. Ook de expertise met betrekking
tot het cryo-preserveren en transgenese (het maken van een GM dier) kan hiermee worden
uitgewisseld. Het plan voor deze database heb ik besproken in het directeurenoverleg
van academische proefdierfaciliteiten waarbij de directeuren hun commitment hebben
uitgesproken. Concreet gaan er nu drie instituten (de UMC’s van Groningen, Leiden
en Nijmegen) aan de slag met de database in een eerste «proof of concept». Hierbij
wordt ook onderzocht wat het effect is op de reductie van het fokoverschot.
Ik ben blij dat het dierproevenveld, naast de stappen die reeds zijn gezet, zich verder
wil inspannen om een reductie van het fokoverschot te realiseren en ik zal dit initiatief
ondersteunen. Hiermee geef ik tevens uitvoering aan de motie van de leden Graus en
Wassenberg (Kamerstuk 32 336, nr.92).
NCad advies Teen(koot) knip
De teen(koot)knip is een internationaal zeer gebruikelijke methode om muizen in één
handeling te genotyperen en te identificeren. Hiervoor wordt bij zeer jonge muizenpups
(5–7 dagen oud) het eerste kootje van een teen verwijderd. In 2013 heeft de toenmalige
Staatssecretaris van EZ tijdens de wetsbehandeling toegezegd een verbod van de teen(koot)knip
te gaan overwegen, mits er een volwaardig alternatief beschikbaar is. Daarna heeft
ZonMW uitgebreid onderzoek verricht naar alternatieven voor de teen (koot)knip, maar
zij moest in 2016 concluderen dat dat er geen alternatief beschikbaar is waarin er
in één handeling zowel identificatie als genotypering van het dier kan plaatsvinden.
Eén handeling is belangrijk in deze context omdat het meervoudig uit het nest halen
en fixeren grote additionele stress oplevert voor muizenpups.
Een uitgebreid literatuuronderzoek van het UMC Radboud heeft uitgewezen dat niet te
concluderen is of er überhaupt wel of niet ongerief aanwezig is bij de teen(koot)knip,
laat staan de mate waarin (Kamerstuk 32 336, nr. 64).
In 2018 heb ik uw Kamer toegezegd om te willen kijken of er in Europees verband kan
worden gekomen tot een volwaardig alternatief voor die teenknip en heb hiervoor het
NCad om advies gevraagd.
Het NCad heeft het advies in de zomer van 2020 afgerond4. Hierin constateert het NCad dat er ook elders in Europa geen alternatieven voorhanden
zijn die het mogelijk maken om de teenknip uit te faseren. Het NCad heeft geen Code
of practice opgesteld omdat ook andere methoden voor genotypering of identificatie
met ongerief gepaard gaan. Het advies is om per onderzoeksopzet telkens opnieuw een
zorgvuldige afweging te maken. Nieuwe technieken zoals «individuele gezichtsherkenning»
en betere DNA-isolatie en analysetechnieken zouden in de toekomst wellicht kunnen
helpen om de teen(koot)knip te vervangen. Tot die tijd moet ik helaas concluderen
dat, ondanks jarenlang intensief onderzoek, er geen volwaardige alternatieve methode
voor de teen(koot)knip beschikbaar is. Omdat er geen alternatieven voorhanden zijn
is het niet opportuun om deze methode nu uit te faseren. Wel wil ik de verantwoordelijkheid
van de onderzoeker en de dierproefinstelling benadrukken om bij de keuze van een geschikte
methode ook de aspecten van integriteit en welzijn van het dier zwaar mee te laten
wegen.
Openheid over dierproeven
Dierenwelzijn is een thema dat op veel maatschappelijke belangstelling mag rekenen.
Vanuit die achtergrond worden nut en noodzaak van dierproeven regelmatig ter discussie
gesteld. Tegelijkertijd spelen dierproeven nog steeds een belangrijke rol in medische,
farmaceutische en wetenschappelijke vooruitgang. Het aantal Wob-verzoeken neemt de
laatste jaren toe, ook in het domein van de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) en
de NVWA. Ik zie dit als een teken dat de maatschappij meer transparantie en openbaarheid
verwacht van onderzoekers, proefdierinstellingen, CCD en mijn ministerie.
Bedrijven en kennisinstellingen zien ook deze behoefte aan meer transparantie. Er
zijn al mooie voorbeelden op het gebied van openheid over proefdieronderzoek terwijl
andere instellingen zijn zich nog oriënteren op de mogelijkheden.
In september 2020 heb ik in samenwerking met de CCD twee digitale bijeenkomsten georganiseerd
met ongeveer 40 vertegenwoordigers van bedrijven, universiteiten en kennisinstellingen.
Daarbij ging het over de stand van zaken op het gebied van transparantie en de mogelijkheid
om stappen vooruit te zetten. In 2021 zal ik twee pilots faciliteren met de CCD, bedrijven
en kennisinstellingen om te experimenteren met concepten zoals «open by design» en
om de publiekscommunicatie van instellingen te verbeteren door actieve openbaarheid.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.