Brief regering : Vrijheid van meningsuiting in het onderwijs
35 570 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021
Nr. 92 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA EN VAN ONDERWIJS,
               CULTUUR EN WETENSCHAP
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2020
Op vrijdag 16 oktober is Samuel Paty op gruwelijke wijze vermoord. Een bevlogen Franse
                  leraar die zijn leerlingen de waarde van het vrije woord wilde bijbrengen en dit met
                  de dood heeft moeten bekopen. Hij is het slachtoffer geworden van een terroristische
                  daad, waarvan de gevolgen tot ver buiten Frankrijk voelbaar zijn. Deze moord is een
                  aanslag op de democratische rechtsstaat. Wij willen hierbij nogmaals onze afschuw
                  uitspreken en ons medeleven en solidariteit betuigen aan Frankrijk. In deze brief
                  zullen wij, zoals verzocht door uw Kamer tijdens het Vragenuur op 27 oktober jl. (Handelingen II
                  2020/21, nr. 16), ingaan op wat deze aanslag betekent voor het onderwijs in Nederland.
               
Allereerst willen wij benadrukken dat het kabinet vierkant achter de grondwettelijke
                  vrijheid van meningsuiting staat, en achter de leraren die de waarde van vrijheid
                  overbrengen op volgende generaties. Het recht op vrijheid van meningsuiting is één
                  van de pijlers van onze democratische rechtsstaat en een wezenskenmerk van een vrije
                  en democratische samenleving. Daaraan doet niet af dat deze vrijheid ook grenzen kent,
                  zoals vastgelegd in bijvoorbeeld de uitingsdelicten in het Wetboek van Strafrecht.
                  Het is een collectieve verantwoordelijkheid van onze samenleving om de vrijheid van
                  meningsuiting te waarborgen. Juist wanneer extremisten trachten het vrije woord onder
                  druk te zetten met intimidatie of geweld, is het van belang daarvoor niet te zwichten,
                  maar met elkaar pal achter de verworvenheden van onze vrije democratische rechtsstaat
                  te blijven staan.
               
In deze brief gaan wij achtereenvolgens in op het belang van vrijheid en veiligheid
                  op scholen, de wijze waarop vrijheid van meningsuiting terugkomt in de klas, het ondersteunen
                  van leraren en de waarde van goed burgerschapsonderwijs.
               
Vrijheid op school
De schok in de Nederlandse onderwijswereld is begrijpelijkerwijs groot. Leraren ervaren
                  dat er een aanslag is gepleegd op een collega, maar ook op hun beroep. Het roept vragen
                  op over hoe het met hun eigen veiligheid is gesteld. Wij voelden dat ook in de gesprekken
                  die wij hierover hebben gevoerd, bijvoorbeeld vorige week met leraren van een school
                  in Den Haag. Scholen hebben de afgelopen weken op diverse manieren stilgestaan bij
                  de aanslag en hun solidariteit en medeleven betuigd aan Frankrijk. Er is gesproken
                  over de manier waarop leraren in vrijheid en veiligheid les kunnen geven en de dilemma’s
                  die dit met zich meebrengt. Zij hebben de belangrijke taak leerlingen en studenten
                  handvatten te bieden om zich te ontwikkelen tot zelfstandige burgers die kunnen samenleven
                  in een land dat wordt gekenmerkt door vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit.
                  Die taak is soms ingewikkeld. Leraren moeten in vrijheid hun werk kunnen doen, zonder
                  enige vorm van intimidatie ten aanzien van de inhoud of de vorm van hun lesprogramma.
               
Helaas hebben wij deze week moeten constateren dat de vrijheid en veiligheid van leraren
                  in Nederland niet altijd vanzelfsprekend is. Veel scholen hebben afgelopen maandag
                  gehoor gegeven aan onze oproep om solidariteit te tonen met Frankrijk en aandacht
                  te besteden aan de vrijheid van meningsuiting. Dit is op een uitstekende en integere
                  wijze gedaan, waarmee het belang van dit onderwerp goed onder de aandacht van leerlingen
                  is gebracht. Tot onze ontsteltenis hebben de acties in het kader van de vrijheid van
                  meningsuiting op scholen in Rotterdam en Den Bosch geleid tot onrust en zelfs tot
                  bedreigingen. Het is volstrekt onacceptabel dat de veiligheid van leraren onder druk
                  komt te staan omdat zij de waarde van het vrije woord overbrengen. Het intimideren
                  en bedreigen van leraren kan op geen enkele wijze worden getolereerd en hier treden
                  wij dan ook hard tegen op. Het is belangrijk dat aangifte is gedaan door de scholen
                  en leraren die het betreft. Deze scholen staan in nauw contact met de politie, de
                  Inspectie van het Onderwijs en de Stichting School en Veiligheid (SSV). Er is een
                  ondersteuningsteam van de SSV ingezet om hen te helpen bij deze situatie. Leraren
                  die zich met overtuiging inzetten voor de vrijheid van meningsuiting verdienen onze
                  volledige steun en hun veiligheid dient te allen tijde gegarandeerd te worden.
               
Veiligheid op school
In Nederland is het bevoegd gezag verantwoordelijk voor het veiligheidsbeleid op een
                  school. Maar zaken als bedreiging, radicalisering en bij de aanslag op Paty zelfs
                  terrorisme, overstijgen de verantwoordelijkheid van de school en vragen om een justitiële
                  aanpak. Adequaat reageren op eventuele signalen die kunnen wijzen op dergelijke ernstige
                  risico’s vergt nauwe samenwerking tussen scholen, politie, justitie, en in sommige
                  gevallen ook veiligheidsdiensten. In dit kader willen wij wijzen op diverse samenwerkingsdocumenten
                  en handreikingen die zijn ontwikkeld door het Centrum voor Criminaliteitspreventie
                  en Veiligheid, de SSV en het Nederlands Jeugdinstituut.1
De aanslag in Parijs is een wake-upcall voor ons allemaal, waardoor wij ons eens te
                  meer realiseren hoe belangrijk het is dat scholen signalen van dreiging serieus nemen
                  en ermee naar de politie stappen. Wij roepen leraren en scholen dan ook op om aangifte
                  te doen wanneer zij bedreigd of geïntimideerd worden. In het kader van de recente
                  toename van wapenbezit rondom school werken wij landelijk en lokaal aan het versterken
                  van de samenwerking tussen het onderwijs, de gemeenten en de politie. U wordt binnenkort
                  nader geïnformeerd over het actieplan «Wapens en Jongeren» door onze collega’s van
                  Justitie en Veiligheid.
               
Het algemene gevoel van veiligheid onder leraren is sinds 2010 tamelijk constant,
                  zo blijkt uit de Monitor Sociale Veiligheid.2, 3 In het primair onderwijs (hierna po) en het middelbaar beroepsonderwijs (hierna mbo)
                  geeft ongeveer 95 procent van de leraren aan zich veilig te voelen op school. In het
                  voortgezet onderwijs (hierna vo) geldt dit voor ruim 90 procent. Deze rapportage biedt
                  ook inzicht in wat voor soort incidenten leraren meemaken op scholen. In een recent
                  tevredenheidsonderzoek onder medewerkers in het mbo beoordelen zij hun veiligheid
                  met een 7,9.4 Dit is een lichte stijging ten opzichte van de vorige meting. Desondanks mogen dergelijke
                  cijfers nooit tot tevredenheid stemmen zolang niet iedere leraar zich veilig en vrij
                  voelt om zijn of haar beroep uit te oefenen. Er zijn nog geen cijfers beschikbaar
                  over wat de aanslag op Samuel Paty heeft gedaan met het veiligheidsgevoel onder leraren.
                  Zowel in de evaluatie van de Wet veiligheid op school (conform de motie Van Meenen
                  en Kwint) als in de volgende Monitor Sociale Veiligheid, zal de veiligheidspositie
                  van leraren worden meegenomen.5
Vrijheid van meningsuiting bespreken in de klas
Leraren kunnen zich door heftige gebeurtenissen als deze onveilig voelen, en zich
                  misschien zelfs afvragen of zij onderwerpen die gevoelig kunnen liggen nog wel aan
                  de orde durven te stellen, ook wanneer er geen sprake is van een concrete dreiging.
                  Zij geven aan dat de juiste vorm om thema’s te bespreken die gevoelig kunnen liggen
                  in de klas soms een dilemma kan zijn. Juist wanneer thema’s gevoelig liggen is het
                  belangrijk dat deze besproken worden. Zo kunnen leerlingen en studenten op een veilige
                  manier in aanraking komen met de omgangsvormen en rechten die passen bij een vrije
                  samenleving.
               
Leraren kunnen het beste inschatten welke lesvormen en materialen het meest passend
                  zijn in de context van hun eigen school en klas. Dat geldt ook voor de keuze om ouders
                  en leerlingen of studenten wel of niet te informeren over een aanstaande les die mogelijk
                  gevoelig ligt. De ene leraar zal kiezen voor een meer theoretische les over het belang
                  van de vrijheid van meningsuiting, waarbij rekening wordt gehouden met bepaalde sentimenten
                  en spanningen in de klas. Een ander zal kiezen voor een les waarin die sentimenten
                  en spanningen juist expliciet naar voren worden gebracht. Aangaande dit soort gevoelige
                  vraagstukken past ons vanuit Den Haag terughoudendheid en vertrouwen in de professionaliteit
                  van leraren.
               
Leraren faciliteren, ondersteunen en opleiden
Leraren moeten in vrijheid en veiligheid hun werk kunnen doen. Wij voelen ons hier
                  als Ministers verantwoordelijk voor. De gebeurtenissen in Frankrijk benadrukken het
                  belang van deskundige leraren en van een sterk ondersteuningsaanbod. Dit geven wij
                  op verschillende manieren vorm.
               
Scholen kunnen kosteloos gebruik maken van de ondersteuning die SSV biedt. Specifiek
                  over de moord in Frankrijk is een aantal handvatten opgesteld door de Universiteit
                  Utrecht, die op de website van SSV zijn geplaatst.6 Daarnaast heeft SSV een breder trainingsaanbod op het gebied van veiligheid, onder
                  andere om leraren (in opleiding) voor te bereiden op het voeren van gesprekken over
                  onderwerpen die mogelijk gevoelig liggen in de klas. Zo is er voor het po de training
                  «Samenleven op school met ruimte voor verschil», en voor het vo en het mbo de training
                  «Dialoog onder druk». In deze trainingen leren leraren(teams) via democratische gespreksvoering
                  om te gaan met heftige discussies, om wederzijds begrip te stimuleren, maar ook om
                  te begrenzen waar nodig. Op de website van SSV is een uitgebreide kennisbank met materiaal
                  en handreikingen te raadplegen.
               
Ook in het mbo wordt ingezet op kennisdeling en bevordering van de professionalisering
                  van leraren, mede naar aanleiding van de motie van de leden Van den Berge en Rog.7 Daarnaast ondersteunen het Kennispunt MBO Burgerschap en de Werkplaats Burgerschap
                  leraren bij het vormgeven van goed burgerschapsonderwijs. Deze ondersteuning biedt
                  leraren meer kennis en inzicht in de praktijk en helpt hen bij het bevorderen van
                  de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Hiervoor zijn in 2019 en 2020 additionele
                  middelen beschikbaar gesteld.
               
Tevens is er veel ondersteuningsaanbod om het wederzijdse respect te vergroten en
                  radicalisering te signaleren en te voorkomen. Er zijn veel partijen die hier een belangrijke
                  bijdrage aan leveren. Zo helpt het aanbod van de Respect Education Foundation, het
                  COC en de Anne Frank Stichting bij het vergroten van tolerantie onder leerlingen,
                  en stellen deskundigen hun kennis over radicaliserende jongeren ter beschikking aan
                  het onderwijs.
               
In de lerarenopleidingen wordt meer aandacht besteed aan burgerschap en sociale veiligheid
                  dan voorheen. Deze onderwerpen maken sinds de herijking in 2018 onderdeel uit van
                  de kennisbasis van de lerarenopleidingen. Zo worden leraren beter voorbereid op het
                  voeren van complexe gesprekken, maar ook op het tijdig herkennen van signalen dat
                  de veiligheid van leerlingen in het geding is.
               
Met deze concrete voorbeelden trachten wij uw Kamer een concreter inzicht te geven
                  in de wijze waarop wij leraren ondersteunen en opleiden, zonder hierbij uitputtend
                  te kunnen zijn. Wij roepen scholen op om gebruik te maken van het ondersteuningsaanbod.
               
Burgerschapsonderwijs
Burgerschapsonderwijs is van groot belang om de basiswaarden van de democratische
                  rechtsstaat te beschermen. Het kan zorgen voor meer wederzijds begrip en kennis aangaande
                  andere overtuigingen, culturen en godsdiensten. Ook kan het bijdragen aan het voorkomen
                  van radicalisering. Omdat de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs
                  momenteel te vrijblijvend is en onvoldoende duidelijkheid biedt, zijn wij bezig deze
                  opdracht te verduidelijken en aan te scherpen. De behandeling van dit wetsvoorstel
                  in uw Kamer is voorzien op maandag 9 november aanstaande. Als het wetsvoorstel wordt
                  aangenomen, wordt wettelijk verankerd dat het burgerschapsonderwijs gericht is op
                  het bevorderen van het respect voor en de kennis van de basiswaarden vrijheid, gelijkwaardigheid
                  en solidariteit. Dat betekent onder meer dat de vrijheid van meningsuiting verplicht
                  behandeld dient te worden door scholen in hun burgerschapsonderwijs. Uit een ander
                  onderdeel van dit wetsvoorstel volgt dat scholen moeten zorgdragen voor een schoolcultuur
                  die in overeenstemming is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, en
                  die leerlingen een oefenplaats biedt om te leren hoe die basiswaarden in de dagelijkse
                  realiteit handen en voeten krijgen. Als antidemocratisch gedachtegoed onderdeel is
                  van de schoolcultuur, biedt het wetsvoorstel burgerschap een solide juridische basis
                  voor toezicht, handhaving en sanctionering.
               
Ook het wetsvoorstel dat gericht is op de verruiming van het bestuurlijk instrumentarium
                  biedt meer mogelijkheden om op te treden tegen antidemocratische elementen in een
                  school. In het kader van de integrale curriculumherziening worden de kerndoelen rondom
                  het burgerschapsonderwijs aangescherpt. Deze aanscherping krijgt, mede op verzoek
                  van uw Kamer, prioriteit in de curriculumherziening.8
Daarnaast zijn de kwalificatie-eisen voor burgerschap in het mbo verduidelijkt. Studenten
                  leren zo omgaan met andere zienswijzen en opvattingen en zich hier op een respectvolle
                  manier toe te verhouden. Verder introduceren wij in het wetsvoorstel voor de verruiming
                  van het bestuurlijk instrumentarium, naar analogie van de bepaling in het ho, ook
                  voor het mbo de verplichting tot het bevorderen van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
               
Ook in het hoger onderwijs moeten de deelnemers aan de academische discussies, zowel
                  leraren als studenten, zich vrij uit kunnen spreken en moet veiligheid geborgd zijn.
                  In dit kader voert de Inspectie van het Onderwijs een inventarisatie uit naar maatschappelijk
                  verantwoordelijkheidsbesef. Hierin komt onder andere de vraag aan de orde of studenten
                  zich vrij voelen om hun mening te geven. De resultaten van deze inventarisatie worden
                  begin 2021 verwacht.
               
Wij moeten waakzaam zijn dat onze democratische rechtsstaat vitaal en robuust blijft.
                  Dat is een permanente opgave. Onderwijs is daarin een krachtig instrument. Leraren
                  zijn rolmodellen die opkomen voor de vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit waaraan
                  onze samenleving zijn kracht ontleent. Door het werk dat zij verrichten, leren onze
                  kinderen het belang van de verworvenheden van de democratische rechtsstaat.
               
Leraren verdienen en krijgen daarbij van ons als Ministers de volledige waardering
                  en steun.
               
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media - 
              
                  Mede ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap