Brief regering : Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) en politiecapaciteit
29 628 Politie
Nr. 985 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2020
Overzicht en aanleiding
Het rapport Lokale Handhaving door de Politie van de Inspectie van Justitie en Veiligheid raakt aan een kwestie die breder is en
waarover ik uw Kamer al eerder heb geïnformeerd. In de verschillende brieven over
dit onderwerp vanaf december 20171 tot en met mijn meest recente brief van 30 juni 20202 heb ik inzichtelijk gemaakt hoe de operationele bezetting zich ontwikkelt en hoe
de investeringen van dit kabinet in de politie hun weerslag krijgen. Daarbij is altijd
aangegeven dat de politiecapaciteit door een dal zal gaan. Daarin zijn we nu aangekomen.
De uitdaging waar de politie voor staat is duidelijk. Momenteel is in de Gebiedsgebonden
Politiezorg (GGP) sprake van een onderbezetting en van andere factoren die leiden
tot inzetbaarheids- en inplanbaarheidsvraagstukken, waardoor grote rooster- en werkdruk
ontstaat. Uit de analyse die als bijlage bij deze brief is gevoegd blijkt dat het
vooral knelt bij de agenten die in roosterdienst werken (incidentafhandeling)3. In de relevante functiegroepen bij de GGP is op dit moment een onderbezetting van
1.175 fte. Die problematiek speelt overigens niet overal in gelijke mate. Het doet
zich versterkt voor in de grootstedelijke gebieden.
Dit trekt een wissel op alle agenten die in de GGP werkzaam zijn. Deze situatie wordt
veroorzaakt door een combinatie van factoren: de later dan verwachte leeftijdsgebonden
uitstroom, de financieel noodzakelijke afbouw van eerder ontstane overbezetting, en
de verhoogde doorstroom naar andere functies binnen de politie. De inmiddels verhoogde
instroom van aspiranten kan met die ontwikkelingen op dit moment nog geen gelijke
tred houden.
Een tweede set aan factoren ter verklaring van de hoge werkdruk zit in de veranderingen
van het werkaanbod: denk bijvoorbeeld aan de vele demonstraties, de (verhoogde) inzet
vanuit de basisteams in het kader van het stelsel van bewaken en beveiligen en het
groeiend aantal meldingen over personen met verward gedrag. De afhandeling van zo’n
melding bijvoorbeeld, gaat vanwege de tijd gemoeid met het beschikbaar komen van passend
vervoer en/of veilige opvang, gepaard met een verdergaand verlies aan feitelijke operationele
inzetbaarheid. In het gesprek dat wij voeren heeft ook uw Kamer regelmatig zorgen
geuit over de gevolgen van de capaciteitsdruk voor het werk van de politie in het
algemeen en voor het werk in de basispolitiezorg en de wijkgerichte aanpak in het
bijzonder. Het rapport van de Inspectie onderstreept dit laatste nog eens.
Hoewel het mijn zorgen over de huidige situatie zeker niet kan wegnemen, zij toch
opgemerkt dat de hier aan de orde zijnde problematiek zich in de komende jaren wel
degelijk zal oplossen. De politieorganisatie is op weg naar een nieuw evenwicht tussen
formatie- en bezetting in 2024–2025, ook binnen de GGP. Vanaf dat moment is de vervangingsopgave
achter de rug en zal de landelijke uitbreiding van de operationele capaciteit met
2.400 fte gerealiseerd zijn. Daaronder zijn agenten voor de wijk en capaciteit voor
bewaken en beveiligen, zeden en mensenhandel, conform de besluiten die het kabinet
de afgelopen jaren in overleg met uw Kamer heeft genomen. Hiervoor heeft het kabinet
circa 400 miljoen euro structureel aan de politieorganisatie beschikbaar gesteld.
In 2018 kwam daarnaast nog 91 miljoen euro beschikbaar om de onvermijdelijke periode
van krapte zoveel als mogelijk te verlichten door de operationele medewerkers te ontlasten
en zo meer voor politiewerk beschikbare uren te creëren. Dit zijn incidentele middelen,
in drie tranches, voor de jaren 2019–2021. Deze middelen konden en kunnen lokaal op
verschillende manieren worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het inzetten van overuren
of het inhuren van niet-executieve medewerkers4.
Om de politie sneller weer op zijn (uit te breiden) capaciteit te brengen is recentelijk
nog besloten tot een vernieuwing van het basispolitieonderwijs die de opleidingsduur
zal terugbrengen van drie naar twee jaar en het onderwijs meer toekomstbestendig zal
maken5. Dat is een beslissing van blijvende betekenis voor een betere politie. In essentie
zijn daarmee alle beslissingen genomen die genomen kónden worden om over een aantal
jaren een verjongde en uitgebreide politieorganisatie te hebben staan.
Het is echter onvermijdelijk dat in de tussentijd de druk op de mensen in de GGP groot
blijft en dat er op vele plekken, moeilijke keuzes gemaakt moeten worden. Ik ben mij
ervan bewust wat dat met politiemensen doet. Dat zie ik bij al mijn werkbezoeken in
de GGP. Dat geldt te meer in deze voor iedereen belastende corona-tijd. Van de politie
en van anderen wordt ook nu weer om een extra inspanning gevraagd. Het is indrukwekkend
te zien dat al die politiemensen er dan toch weer voor ons staan.
In lijn met de al genomen besluiten en ingezette acties die ik hierboven heb aangeduid,
zijn aanvullende maatregelen nodig. Daarover zijn politie, de gezagen de bonden en
ikzelf het eens. In de komende weken en maanden zal nadere uitwerking van die maatregelen
plaatsvinden. Daarbij worden ook de gezagen betrokken. Deze maatregelen, waarvan ik
later in deze brief een nader beeld geef, zullen de huidige bezettings- en roosterproblematiek
niet geheel kunnen oplossen, maar wel verder verlichten. Waar het gaat om het werkaanbod
van de politie zullen de gezagen en ikzelf met nog meer scherpte en terughoudendheid
keuzes moeten maken als het gaat om bijvoorbeeld nieuwe taken, landelijke of lokale
prioriteiten. Ook zal vaker dan voorheen het collectieve, organisatiebelang moeten
prevaleren boven de alleszins te begrijpen wensen van individuele medewerkers. Het
besef dat maatregelen onvermijdelijk zijn legt een gezamenlijke verantwoordelijkheid
op ons allen, wetende dat die maatregelen consequenties zullen hebben voor het werk
van de politie, voor de medewerkers en voor de burgers.
Binnen de politieorganisatie vraagt dit een beroep op de solidariteit en betrokkenheid
van alle politiemedewerkers uit alle onderdelen van de politieorganisatie. En dat
terwijl in de afgelopen tijd al zoveel van deze medewerkers is gevraagd. Uw Kamer
en ik hebben hiervoor bij meerdere gelegenheden onze waardering uitgesproken. De korpschef
en ik hebben gezamenlijk onderzocht of er naast de woorden, niet ook een tastbaar
gebaar van waardering en stimulans gemaakt kan worden. De korpschef van politie heeft
met mijn volle steun besloten zijn medewerkers in december een netto geldbedrag van
€ 300 te doen toekomen. Dat achten wij gelet op de krapte in de GGP en de solidariteit
en flexibiliteit die dat van de medewerkers blijft vragen, niet meer dan gepast.
De gevraagde solidariteit en de aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk omdat de
taak die in ons land aan de politie is opgedragen, te weten de handhaving van onze
rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen van ons die deze behoeven, altijd moet
worden vervuld. Die verantwoordelijkheid blijft, ongeacht onderbezetting, rooster-
of werkdruk.
Dat gegeven legt op mij en de korpschef en op onze opvolgers een extra verantwoordelijkheid
om ervoor te zorgen dat een situatie als waarin we nu zitten, zich niet nog een keer
kan voordoen. Samen met de korpsleiding van politie ga ik hier onderzoek naar doen.
Wat is er voor de politieorganisatie nodig om een volgende uitstroompiek tijdig in
beeld te krijgen en te kunnen opvangen? Evident houd ik de samenhang in de gaten met
lopende trajecten zoals het WODC-onderzoek ter uitvoering van de motie Rosenmöller
inzake de financiering van politie, Openbaar Ministerie en Rechtspraak (Kamerstuk
35 300, C).
Aanvullende maatregelen
Zoals gezegd doet de druk op de inzetbare capaciteit zich vooral voor bij agenten
die in roosterdienst werken (incidentafhandeling), in de praktijk vooral in de GGP.
Daarin zit de kern van de problematiek, want er is beduidend minder inzetbare capaciteit,
terwijl de roosters altijd gevuld moeten worden. Daardoor moet een groter beroep worden
gedaan op de beschikbare agenten en dus ook op wijkagenten. De recentste cijfers van
de politie laten zien dat we de komende jaren op veel plaatsen in het land rekening
moeten houden met hoge roosterdruk voor de relatief kleine groep agenten die in de
GGP belast zijn met de incidentafhandeling, die 24 uur per dag en 7 dagen per week
doorgaat.
Er zijn aanvullende maatregelen nodig om de basispolitiezorg als het gaat om de incidentafhandeling
de komende tijd te garanderen en de betrokken politiemedewerkers op korte termijn
zoveel als mogelijk te ontlasten. Die conclusie wordt door politie, bonden, gezagen
en mijzelf breed gesteund. Daarbij is en blijft het wijkgerichte werken de basis van
de politiezorg in ons land. In verband met maatschappelijke ontwikkelingen als digitalisering
en polarisatie staat de politie daar de komende jaren voor de opgave om de verankering
in de wijk te behouden en de positie op het web te versterken. Om die doorontwikkeling
van de GGP zo goed mogelijk te kunnen begeleiden en sturen, brengen de politie en
ik de situatie en het werkaanbod in de basisteams zo nauwgezet mogelijk in kaart.
In de bijlage bij deze brief vindt u een aantal elementen daarvan.
De politie, de politievakbonden en ik hebben een pakket aan mogelijke tijdelijke maatregelen
geïdentificeerd. Wij zijn het erover eens dat solidariteit en collectiviteit de uitgangspunten
moeten zijn, zowel nu als bij het duurzaam samen verder bouwen aan de politie die
de maatschappelijke uitdagingen ook in de toekomst adequaat tegemoet kan treden. Vanaf
vandaag betekent dit dat alle politieonderdelen en alle politiemedewerkers in principe
een bijdrage leveren aan het aanpakken van de roosterdruk in de GGP en er dus potentieel
in alle domeinen lastige keuzes moeten worden gemaakt. Het besluit om maatregelen
te nemen wordt op eenheidsniveau door de politiechef samen met het gezag genomen en
in daartoe geëigende overleggen met de bonden en de medezeggenschap besproken. Er
is een palet aan maatregelen in kaart gebracht, waar de politiechef afhankelijk van
de lokale situatie uit kan kiezen. Alle eenheden en alle basisteams zijn immers verschillend
qua uitgangspositie ten tijde van de inrichting, qua actuele (onder)bezetting en de
mate waarin dat knelt, qua inzetbaarheid en wat betreft werkgebied en werklast. Tot
de maatregelen waaruit door politiechefs gekozen kan worden, behoort het inzetten
van gecertificeerde medewerkers uit andere onderdelen in de vol continu roosters in
de GGP, bijvoorbeeld voor een aantal diensten per jaar. Zo kan het inzetten van bijvoorbeeld
medewerkers van districtsrecherches, informatieknooppunten en flexteams als ook de
inzet van operationeel experts of van medewerkers die in een programma- of beleidsfunctie
actief zijn, potentieel enkele honderden extra fte’s aan inplanbare capaciteit opleveren.
Aan de instroom-kant behoort het vergroten van de instroom met «executieven met een
specifieke inzet» (ESI) in de gebiedsgebonden politie tot de mogelijkheden. Voorts
worden er creatieve maatregelen in kaart gebracht om de GGP te ontlasten, zoals het
inzetten van studenten bij de aanpak van veelvoorkomende criminaliteit. Ook zal worden
bezien of er mogelijkheden zijn voor de eenheden om elkaar te ontlasten middels een
vorm van bovenregionale bijstand. Waar het gaat om het werkaanbod van de politie zullen
door de gezagen in extra scherpte lokale en landelijke keuzes gemaakt moeten worden.
De korpschef zal centraal zicht verschaffen op lokale uitgangssituaties en de genomen
maatregelen. Hij laat de effecten daarvan monitoren en informeert mij daar periodiek
over. Effecten zullen worden gerelateerd aan de 24/7 inzet van de basisteams. In het
Strategisch Beraad en in de bijzondere commissies wordt samen met de bonden het effect
van de maatregelen geëvalueerd en bezien of het noodzakelijk is om die te intensiveren.
Zowel op eenheidsniveau als via het LOVP zullen de gezagen hierbij ook betrokken zijn.
Op basis van het beeld van de lokale uitgangssituaties kan (centrale) bijsturing plaats
vinden op bijvoorbeeld het verdelen van de nieuwe instroom, het verdelen van vacatureruimte
over alle onderdelen van de eenheid of het anders omgaan met de invulling van vacatures.
Het is de bedoeling dat met al deze maatregelen een substantiële inzetbaarheidswinst
in de GGP wordt geboekt. Dat is echter geen gratis capaciteit en zal onvermijdelijk
ten koste gaan van belangrijk werk elders. Het kan leiden tot een minder snelle doorstroom
van zaken in bijvoorbeeld de veel voorkomende criminaliteit, minder inzet in de informatieorganisaties
van de politie, of minder mogelijkheden voor inzet bij evenementen. De incidentenafhandeling
en het werk in de wijk hebben de primaire aandacht nodig en dat zal in de komende
jaren voor ons allemaal niet alleen leidend zijn, maar ook merkbaar.
Reactie op Inspectierapport
De Inspectie legt in haar rapport Lokale Handhaving door de Politie de vinger op een van de consequenties van het hierboven uiteengezette knelpunt ten
aanzien van de inzetbare politiecapaciteit in de GGP. De Inspectie concludeert dat
wijkagenten hun verbindende rol in de wijk in de middelgrote gemeenten en op het platteland
niet voldoende waar kunnen maken, doordat zij in deze gebieden vaak voor noodhulp
worden ingezet. Ook vormen de vele signalen over personen met verward gedrag voor
een grote belasting van de politie. Volgens de Inspectie heeft dit tot gevolg dat
het kennisniveau van en inzicht in problemen in de wijk bij de politie afneemt, waardoor
wijkagenten geen goede invulling kunnen geven aan hun signalerende en preventieve
rol. De politie is daarvoor in toenemende mate afhankelijk van de gemeente. Met name
de thema’s ondermijning en jeugd worden in de grote en middelgrote steden zo opgepakt
dat de politie steeds meer een repressieve uitvoeringsorganisatie is geworden, aldus
de Inspectie.
De Inspectie doet twee aanbevelingen aan mij. In eerste plaats beveelt de Inspectie
mij aan om met het (lokaal) gezag te bespreken wat voor soort politieorganisatie wenselijk
is in Nederland, namelijk een meer repressieve politieorganisatie of een politie die
in verbinding is met alle lagen van de samenleving. Vanzelfsprekend ben ik doorlopend
met de gezagen in gesprek over de positie van de politie in de samenleving, welke
politie we in de toekomst nodig hebben en wat dit betekent voor de gewenste doorontwikkeling
van de politie. Helder is dat noch de gezagen noch ik zelf van mening zijn dat er
sprake is van een op handen keuze tussen een politie in verbinding of een repressieve
politie. Wel zien wij aanleiding om de politie op beide elementen verder toekomstbestendig
te maken.
Verder verwijs ik nog naar de door uw Kamer aangenomen motie van het lid Den Boer
c.s.6 Deze motie verzoekt om in samenspraak met de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
(hierna: WRR) en in samenspraak met burgers een visie te ontwikkelen op de toekomst
van de politiefunctie in Nederland. Over mijn eerste gesprekken met de WRR, berichtte
ik u in januari van dit jaar. Inmiddels is de WRR begonnen met verschillende activiteiten
die zullen uitmonden in een WRR-verkenning in het voorjaar van 2021. De WRR verkent
de vraag of reflectie op de taak van de politie nodig is gegeven twee maatschappelijke
trends. Het betreft de steeds verdergaande digitalisering van de samenleving en trend
dat steeds vaker private partijen veiligheidstaken op zich nemen. Ter ondersteuning
van deze verkenning onderzoekt de WRR eveneens wat een aantal andere Europese landen
op dit gebied doen. Ik verwacht de opbrengsten daarvan in het late voorjaar van 2021
aan uw Kamer te kunnen aanbieden.
Ook beveelt de Inspectie mij aan om in gesprek te gaan met de Staatssecretaris van
VWS over mogelijkheden om personen met verward gedrag voortijdig op te pikken en door
te geleiden. Zoals uw Kamer bekend, ben ik hierover reeds geruime tijd met mijn collega
van VWS in gesprek. Uw Kamer is over de voortgang in het realiseren van passend vervoer,
de inrichting van beoordelingslocaties en de instelling van een meldnummer onlangs
geïnformeerd7. Over het vraagstuk van de gegarandeerde beschikbaarheid van beveiligde bedden vinden
nu constructieve overleggen plaats. Over de uitkomst daarvan zal uw Kamer op korte
termijn worden geïnformeerd. Kortom, ook in dit lastige onderwerp wordt de nodige
voortgang geboekt.
Maatschappelijke ontwikkelingen en GGP
De Inspectie snijdt breder het thema aan van verbondenheid van de politie in de wijken.
Laat daar geen misverstand over bestaan maar dat is, was en zal de prioriteit van
het kabinet, de gezagen en de politie zelf zijn. Evident vergt dat onderhoud en ook
blijvende investeringen. De al eerder met uw kamer gedeelde ontwikkelagenda GGP is
juist bedoeld om ervoor te zorgen dat de GGP ook in een veranderende maatschappij
zo geworteld kan blijven in onze maatschappij als nodig is om effectief te kunnen
zijn voor de veiligheid van onze samenleving. Door in de wijken aanwezig te zijn –
zowel fysiek als digitaal – en de bewoners, ondernemers en instellingen die er actief
zijn te kennen en door hen gekend te worden, genereert de politie de nodige slagkracht
om aan de voorkant van lokale en maatschappelijke problemen te zitten en er, waar
nodig, doeltreffend tegen op te treden.
Voor een stevige (informatie)positie van de politie in de wijken is het nodig om de
wijze waarop de politie in verbinding staat af te stemmen op de ontwikkelingen in
de samenleving. Veiligheidsvraagstukken veranderen en vragen om een vernieuwde aanpak
als gevolg van ontwikkelingen zoals globalisering, de internationalisering van criminaliteit,
de (verdere) digitalisering van de samenleving. Het profiel van wijken verandert als
gevolg van verschuivingen in de demografie van Nederland. Hierdoor ontstaat er bijvoorbeeld
een steeds groter verschil tussen stad en platteland. Wijken en buurten veranderen
ook doordat de problemen die er spelen veranderen. We zien dit bijvoorbeeld als gevolg
van de aanwezigheid van ondermijnende criminaliteit in een wijk of buurt. Er kunnen
dan als het ware parallelle samenlevingen ontstaan waarin de politie weinig (of geen)
voet aan de grond krijgt. Ook een ontwikkeling als de huidige Covid-19 crisis draagt
eraan bij dat de politie (en haar partners) zich in sommige wijken (tijdelijk) moet
instellen op andere problemen. We zien bovendien dat het onrustig is in Nederland.
Dit uit zich bijvoorbeeld in de antiracisme- en anti-lockdown-demonstraties, in de
aanhoudende boerenprotesten en in rellen en ongeregeldheden in bepaalde wijken deze
zomer.8 Dergelijke uitingen van maatschappelijk ongenoegen geven blijk van polarisatie en
spanningen tussen bepaalde groepen burgers, maar ook van een binnen bepaalde groepen
beleefd anti-overheidssentiment.
Ontwikkelagenda GGP
De maatschappelijke ontwikkelingen, zoals hierboven genoemd, werken door in het werkaanbod
van de GGP. Ze vragen van de politie om flexibel en wendbaar te zijn en lokaal op
een effectieve wijze te reageren op de veranderingen in de samenleving. Dit is een
doorlopende opgave voor de politieorganisatie. De Ontwikkelagenda GGP stimuleert –
en ondersteunt waar nodig – het proces van de doorontwikkeling van de GGP en benoemt
voor de komende jaren welke maatschappelijke ontwikkelingen daarbij leidend zullen
zijn. Zo wordt er vanuit de agenda gewerkt aan het verder integreren van de digitale
wereld in het werk van de GGP («werken in wijk en web»). De komende tijd wordt ingezet
op het versterken van de digitale vakbekwaamheid van de medewerkers. Dit gebeurt door
middel van trainingen en begeleiding door gespecialiseerde medewerkers of vrijwilligers,
het uitbreiden van het aantal digitale wijkagenten in de basisteams die zich richten
op de online verbindingen in een bepaalde wijk en het stimuleren van een netwerk van
digitale wijkagenten waarbinnen kennis en ervaringen kunnen worden uitgewisseld.
Als gevolg van de digitalisering van het werk in de GGP zijn de mogelijkheden om mobiel
te werken toegenomen. Dit biedt de mogelijkheid om de verbinding met de wijk en de
informatiepositie van de politie te versterken door daar aanwezig te zijn waar burgers
zijn en er behoefte aan hebben. Er wordt in dit verband geëxperimenteerd met het op
een eigentijdse wijze aanwezig zijn in de wijk («versterken van wendbare nabijheid»).
De politie bereidt momenteel een aantal pilots voor waarin het gebruik van elektrische
voertuigen als mobiel gesprekspunt in de wijken en buurten getest wordt. Deze voertuigen
kunnen bijvoorbeeld op markten, scholen of evenementen worden ingezet en zijn een
vorm om voor burgers herkenbaar in de wijken aanwezig te zijn en een laagdrempelig
contact te bieden. Met de pilot Gaming zet de politie in om laagdrempelig contact
te leggen met jongeren om zo te horen wat er speelt en waar nodig te helpen. De politie
zet ook in op het versterken van de wendbare nabijheid door te verkennen op welke
wijze de surveillance in de toekomst kan worden vormgegeven. Er wordt thans onderzoek
gedaan naar nieuwe concepten in de noodhulp. Het is de verwachting dat dit onderzoek
inzichten kan opleveren met betrekking tot een eventueel efficiëntere en effectievere
inzet van de capaciteit in de basisteams voor het werk in de GGP.
Verder reageert de politie op de ontwikkeling van polarisatie en spanningen in de
samenleving en de invloed die dit heeft op het politiewerk in de GGP («omgaan met
de wereld in de wijk»). De Ontwikkelagenda GGP sluit op dit punt aan bij de visie
«Politie voor iedereen». Daarnaast wordt er onder de noemer «Bondgenoten» gewerkt
aan de opbouw van netwerken waarbij gemeente, politie en mensen uit de «haarvaten»
van de lokale gemeenschappen met elkaar in contact staan. Die verbinding leidt tot
onderling vertrouwen en draagt bij aan de legitimatie van de politie. De netwerken
kunnen bovendien worden ingezet ter voorkoming of vermindering van maatschappelijke
onrust in de wijken. Ook wordt de aanpak van ondermijning in de basisteams versterkt
(«samenspannen tegen ondermijning»). Er wordt thans ingezet op de versterking van
de start-bekwaamheid, vakbekwaamheid en handelingsbekwaamheid van medewerkers, onder
meer in het kader van de nieuwe basisopleiding. Daarnaast stimuleert de politie de
bewustwording van ondermijning onder kwetsbare doelgroepen, zoals ondernemers en jeugd,
door voorlichting te geven en hierin samen te werken met partners.
De verbeteringen in de capaciteit, de versterking van de vakbekwaamheid en de verbeterde
omgang met nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zullen er naar mijn overtuiging
voor zorgen dat de politie in Nederland opgewassen zal blijken te zijn voor de taken
van nu en morgen. Dat zoiets blijvende investeringen vergt, is niet nieuw. Recentelijk
nog heb ik van de gezagen en de politie een notitie ontvangen over hoe zij tegen de
noodzaak aankijken voor verdere versterking van de politie. Daarin wordt gewezen op
de noodzaak meer capaciteit beschikbaar te stellen, maar net zo belangrijk is de doorontwikkeling
van de politieorganisatie en het politievak. De plannen die dit kabinet mogelijk heeft
gemaakt, vergen nog tot 2024 – 2025 om volledig uitgevoerd te kunnen worden. Wat daarbovenop
en daarna nog nodig en mogelijk is, zal aan een nieuw kabinet zijn.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.