Brief regering : Kabinetsreactie op het Rli advies "De bodem bereikt?!"
30 015 Bodembeleid
Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2020
Op 29 juni jl. heeft de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) een advies
uitgebracht met de titel «De bodem bereikt?!». Hierbij stuur ik u mede namens de Minister
van BZK de reactie van het kabinet op dit rapport.
De kern van het advies is dat de vitaliteit van de Nederlandse bodems onder druk staat.
Dit heeft belangrijke gevolgen voor de omgevingskwaliteit en het producerend vermogen
van de gronden in ons land. Volgens de Rli nemen de kwaliteit en kwantiteit van de
agrarische productie af, natuur- en bosgebieden worden aangetast door verzuring en
overbemesting en de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater staat onder druk. Koolstofopslag
in de bodem en waterbufferend vermogen van de bodem kunnen verhoogd worden ten opzichte
van de huidige situatie. Met dit advies wijst de Rli op de urgentie van deze problematiek
en pleit voor een stevigere aanpak in het bodembeleid.
Deze boodschap komt op een goed moment. In de LNV-visie «Waardevol en verbonden» heeft
het kabinet ook benadrukt hoe cruciaal goede bodemkwaliteit is voor de toekomst van
de landbouw, de voedselvoorziening en het landelijk gebied. Niet alleen het productievermogen
hangt ervan af, ook de biodiversiteit, de klimaatbestendigheid en de waterkwaliteit.
Het advies van de Raad bevat richtinggevende handreikingen om beter, duurzamer met
onze bodems om te gaan.
Stuur op meerdere functies en functies volgen bodem
De ruimte in Nederland is beperkt. Daarom moeten de bodems in het landelijk gebied
volgens Rli waar mogelijk voor combinaties van functies worden gebruikt zoals landbouw
en koolstofopslag, of bos en waterretentie. Ook landbouw en natuur kunnen veelal goed
samengaan.
De principes «functie volgt bodem» en «meervoudig bodemgebruik» sluiten aan bij de
nationale belangen en afwegingsprincipes die in de NOVI worden benoemd.
Om een gezonde en veilige fysieke leefomgeving te kunnen bereiken en behouden is een
goede kwaliteit van lucht, bodem, water en voldoende natuur noodzakelijk. Een draagkrachtige
bodem en goed functionerend bodemwatersysteem is zowel in het stedelijk als in het
landelijk gebied van belang.
Met onder andere het aangekondigde Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), dat
onder de NOVI zal worden gestart, wordt beoogd om richting te geven aan de ontwikkeling
van het landelijk gebied. In het NPLG wordt overzicht geboden over relevante trajecten
en wordt een analyse gemaakt van alle opgaven in het landelijke gebied met mogelijke
kansen en knelpunten in ruimtegebruik en kwaliteit. Uiteindelijk leidt dit tot een
toekomstvisie voor het landelijk gebied. Met de lessen die getrokken kunnen worden
uit het overzicht van de lopende ruimtelijke opgaven en gebiedsuitwerkingen, doet
het programma voorstellen voor instrumenten (generiek of gebiedsspecifiek) die de
uitvoering van de opgaven in het landelijk gebied moeten ondersteunen. Daarbij brengt
het programma in kaart in hoeverre het huidige instrumentarium adequaat (b)lijkt te
zijn voor de veranderingsopgaven die opdoemen dan wel hoe de effectieve inzet van
die instrumenten kan worden bevorderd. Daarbij zal rekening moeten worden gehouden
met waar de kwetsbare bodems moeten worden ontzien, de bodemkwaliteit kan worden verbeterd
en functies passend moeten worden gemaakt aan een geschikte bodem. Dit beleid krijgt
verder vorm op het provinciaal beleidsniveau (ruimtelijk beleid, natuurbeheer en landinrichting)
en het gemeentelijk beleidsniveau (ruimtelijke bestemming en beheervoorwaarden).
De kabinetsvisie op een toekomstbestendige kringlooplandbouw en het verbinden van
landbouw en natuur zijn cruciaal om een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk
gebied, zoals omschreven in de NOVI, vorm te geven. Natuurinclusieve vormen van landbouw
kunnen een bijdrage leveren aan het verbeteren van de bodemstructuur en het bodemleven,
door onder andere minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest en door
een hogere bodemdiversiteit. Agroforestry zie ik als zo’n kansrijke vorm van natuurinclusieve
landbouw, waarbij houtige gewassen geïntegreerd worden met akkerbouw of veeteelt.
In het kader van onder andere de bossenstrategie zijn Rijk en provincies momenteel
aan het uitwerken hoe de ontwikkeling van agroforestry in Nederland gestimuleerd kan
worden. Daarnaast wordt in de bossenstrategie een ambitie uitgewerkt voor het stimuleren
van (met name) houtige landschapselementen, en werk ik bovendien aan een investeringsregeling
voor de aanplant van niet-productieve landschapselementen in het agrarisch gebied.
Ook in de praktijk van het beheer van de agrarische gronden van het Rijk wordt de
ernst van de gevolgen van de bodemdegradatie en vraagstukken als de depositie van
stikstof onderkend. In de aanbevelingen van de raad zie ik diverse aanknopingspunten
met het uitvoeringsbeleid van het RijksVastgoedBedrijf (RVB). Denk aan het Regionaal
Ontwikkelprogramma (ROP) en aan de RVB-Portefeuillestrategie voor de Gronden. Het
RVB volgt het geactualiseerde beleid voor de agrarische gronden van de Staat. Dit
houdt onder meer in, dat rijksgronden kunnen worden ingezet voor (nationale) beleidsdoelen.
Daartoe hoort ook het streven naar het borgen van de bodemkwaliteit.
Richt instrumentarium op bodemvitaliteit
De raad adviseert om het beleidsinstrumentarium aan te passen teneinde te kunnen sturen
op bodemvitaliteit. Dit betreft het opzetten van een monitorings- en kennissysteem
waarin informatie wordt verzameld en gedeeld over de bodemvitaliteit, het aanpassen
van de pacht-, mest- en fiscale wetgeving, het introduceren van op maat gesneden beloningsvormen
voor duurzaam bodembeheer, bijvoorbeeld via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
en de invoering van schadeherstelmaatregelen. De raad geeft hiervoor een aantal voorbeelden.
Voor het nieuwe GLB, dat vorm krijgt in een nationaal strategisch plan, streeft het
kabinet naar een juiste balans tussen het stellen van voorwaarden in de conditionaliteit
enerzijds, bijvoorbeeld om bodemdegradatie tegen te gaan, de bodem in de winter te
beschermen of gewasrotatie te bevorderen en anderzijds het stimuleren en belonen van
verdergaande goede praktijken in een eco-regeling en/of het agrarisch natuurbeheer.
Nadrukkelijk zet ik er op in om bodemmaatregelen te stimuleren met eco-regelingen
mogelijk door waardering ervan in een integraal puntensysteem.
Het Nationaal programma landbouwbodems1 geeft invulling aan de afspraak in het klimaatakkoord om in 2030 jaarlijks 0,5 Mton
CO2-eq in minerale landbouwbodems vast te leggen. Met het programma wordt gestuurd op
het bereiken van duurzaam beheer van alle Nederlandse landbouwbodems in 2030. Dit
ten behoeve van een betere bodemvruchtbaarheid, klimaatbestendigheid, schoner oppervlakte-
en grondwater, een hogere biodiversiteit en het vastleggen van koolstof.
Ook voor het versterken van bos en natuur, is de bodem van groot belang.
De maatregelen die de Rli schetst waaraan natuurterreinbeheerders kunnen bijdragen,
worden onder meer meegenomen in de uitwerking van de Bossenstrategie en het Programma
Natuur, waar ik samen met provincies aan werk. Zo gaat het om een betere vochthuishouding,
meer menging met loofsoorten die een rijker strooisel geven of het voorkomen van bodemverdichting.
Monitorings- en kennissysteem
De raad adviseert het opzetten van een monitorings- en kennissysteem waarin meer informatie
wordt verzameld en gedeeld over de bodemvitaliteit. Binnen het Nationaal Programma
Landbouwbodems vindt monitoring, kennisontwikkeling en -verspreiding plaats waarmee
ook informatie over bodemkwaliteit, koolstofvastlegging en maatregelen van duurzaam
bodembeheer wordt verkregen. Inmiddels is een set van fysische, chemische en biologische
indicatoren ontwikkeld (indicatorset BLN 1.0) waarmee de bodemkwaliteit eenduidig
kan worden vastgesteld (Rapport WPR-795, juli 2019). Naast een algemene beoordeling
van de bodem en de mate van koolstofvastlegging, wordt hiermee een integraal beeld
van de bodemkwaliteit verkregen. Op basis van de uitgevoerde landsdekkende nulmeting,
vervolgmetingen en de nadere validering van de toe te passen maatregelen wordt onder
meer de koolstofopbouw over langere termijn gemeten en inzichtelijk gemaakt.
Tevens wordt een landelijke monitoring ontwikkeld, waarmee maatregelen voor duurzaam
bodembeheer en koolstofvastlegging die op de boerenbedrijven worden toegepast zullen
worden gevolgd in de tijd. In samenwerking met de verschillende stakeholders die deelnemen
aan het Nationaal Programma Landbouwbodems onder leiding van onafhankelijk trekker
Jan Jacob van Dijk wordt gewerkt aan verschillende manieren om deze indicatorset in
tools te verwerken die in de praktijk door ondernemers gebruikt kunnen worden.
Wet- en regelgeving
Rli geeft aan dat de Nationale Omgevingsvisie, de Bodemstrategie, de Milieuvisie,
de mest- en pachtwetgeving en het fiscaal beleid niet altijd een gunstige invloed
hebben op de vitaliteit van de bodems. De heersende wet- en regelgeving is bovendien
verstrengeld met de belangen van gevestigde partijen. Dure investeringen in drijfmeststallen
en mestinjectieapparatuur vertragen bijvoorbeeld het omschakelen naar het gebruik
van vaste mest, hetgeen van groot belang is voor de bodemvitaliteit, zo stelt Rli.
Ten slotte worden internationale milieudoelen volgens de Rli niet bereikt.
Rli beveelt aan om wettelijke belemmeringen weg te nemen die vitale bodems in de weg
staan. Ik neem deze aanbeveling ter harte. Bezien zal worden hoe wettelijke belemmeringen
kunnen worden weggenomen. Deels betreft het regels die ook al in het kader van de
omschakeling naar kringlooplandbouw worden heroverwogen en aangepakt.
Er lopen acties om bijvoorbeeld de mestwetgeving en het pachtstelsel zo in te richten
dat deze duurzaam beheerde bodems dichterbij brengen. Zo kan vanuit het mestbeleid
gedacht worden aan het bieden van meer ruimte voor het toepassen van compost, wat
kan bijdragen aan een betere bodemkwaliteit.
Zoals ik in mijn hoofdlijnenbrief herziening pachtbeleid (Kamerstuk 27 924, nr. 73) heb aangegeven deel ik de analyse van de Rli dat de huidige pachtwetgeving de pachter
onvoldoende prikkelt tot goed bodembeheer. Daarom wil ik de pachtwetgeving zo veranderen
dat langlopende pachtcontracten worden gestimuleerd. In dezelfde brief heb ik aangegeven
dat ik net als de Rli de noodzaak zie om de mogelijkheden van de verpachter uit te
breiden om duurzaamheidsvoorwaarden op te nemen in het prachtcontract.
Binnen de fiscale wet- en regelgeving kunnen ondernemers gebruik maken van de milieu-investeringsregelingen
Mia en Vamil. Ondernemers komen in aanmerking voor Mia en/of Vamil als ze investeren
in een bedrijfsmiddel dat op de milieulijst staat en voldoet aan de daarin gestelde
eisen. Op deze milieulijst staan diverse technieken die bijdragen aan bodembescherming
en grondstofbesparingen, zoals apparatuur voor plaats specifiek bemesten en teeltsystemen
voor vollegrondgewassen in de openlucht.
Beloningsvormen
De raad stelt dat slimme financiële prikkels nodig zijn voor de opschaling van natuurinclusieve
landbouw, die van groot belang is voor het bereiken van vitale bodems. Indien bodems
meer functies moeten gaan vervullen, vindt de raad het logisch daar een financiële
vergoeding aan agrariërs, bos- of natuurbeheerders tegenover te stellen.
De aanbeveling van Rli past goed bij de reeds ingezette acties om boeren verder te
stimuleren de beweging richting kringlooplandbouw te maken. Hiervoor is het van belang
dat door hen en door ketenpartijen en overheden eenduidig wordt gestuurd op de belangrijkste
doelen en dat er handvatten zijn om prestaties te belonen. In het realisatieplan van
de LNV-visie «Waardevol verbonden» is aangegeven dat de overheid de regie neemt om
bij aanvullende beloningen deze zo veel mogelijk te standaardiseren (bijvoorbeeld
geënt op kritische prestatie-indicatoren, kpi’s).
Inmiddels is het denken over kpi’s in een volgende fase gekomen, mede na het uitkomen
van het advies van het Louis Bolk Instituut (Jan Willem Erisman) en Boerenverstand
(Frank Verhoeven) Integraal op weg naar kringlooplandbouw 2030. Een voorstel voor kritische prestatie
indicatoren systematiek2. Op basis van dit advies wordt verder gewerkt aan het uitwerken van een integrale
set geschikte kpi’s, waaronder op het onderwerp bodem. Deze zullen in de praktijk
worden uitgeprobeerd in de experimenteergebieden voor kringlooplandbouw. In de praktijk
lopen er al diverse initiatieven. Zo wordt er in het kader van het Deltaplan biodiversiteit
gewerkt aan kpi’s. Ook is door de initiatiefnemers van het Deltaplan een biodiversiteitsmonitor
voor melkveebedrijven ontwikkeld en is er voor de akkerbouw een in voorbereiding,
waarbij bodemkwaliteit een van de indicatoren is. Daarnaast werken overheden, maatschappelijke
partijen en ondernemers ook binnen het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland
(IBP-VP) samen aan kpi’s, bijvoorbeeld bij Brabants Bodem (Externe link:https://www.vangoghnationalpark.com/over-brabants-bodem) en een gebiedspilot over akkerbouw in de Zuidwestelijke Delta.
In een aantal Regio Deals en IBP-VP gebieden zijn thema’s als een gezonde bodem en
het tegengaan van schadelijke effecten van bodemdaling onderwerp van de regionale
opgave waaraan Rijk en regionale partijen gezamenlijk werken. Voorbeelden van Regio
Deals zijn Zuid Oost Friesland en het Groene Hart. In Zuid Oost Friesland staat de
bodem onder druk door droogte (veenweideproblematiek, beekdalen), klimaat en landbouw
(uitputting). De Regio Deal zet onder andere in op een leer- en kenniscentrum ten
behoeve van (agrarisch) ondernemers, studenten en onderzoekers voor minimaal dertig
unieke bodemproeven/projecten op het gebied van klimaat, waterkwaliteit en biodiversiteit.
In de Regio Deal bodemdaling Groene Hart werken acht regionale overheden en het Rijk
samen aan handelingsperspectief voor burgers en bedrijven met betrekking tot bodemdaling.
Zo wordt er bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar infiltratiesystemen die bodemdaling
verminderen en tot hogere opbrengsten kunnen leiden voor de landbouw. Ten behoeve
van het stedelijke gebied wordt een veelvoud aan innovatieve en bestaande wegfunderingen
nauwkeurig gemonitord op zettingen. Met de verkregen data kunnen bestaande (geotechnische)
modellen verbeterd worden. De combinatie van deze projecten moet tot een verbetering
leiden van de kwaliteit van de openbare ruimte, tegen lagere beheerkosten.
Voorbeelden uit IBP-VP gebieden zijn Laag Holland en de Achterhoek. In IBP-VP gebied
Laag Holland (voorheen Amsterdam Wetlands) wordt geëxperimenteerd met veenontwikkeling,
peilgestuurde drainage, lisdoddenteelt en het verkleien van veen. In de Achterhoek
wordt verkend hoe andere verdienmodellen voor de landbouw in combinatie met inrichtingsmaatregelen
kunnen bijdragen aan het beter vasthouden van water in het gebied.
Ter invulling van de afspraken uit het klimaatakkoord om jaarlijks 0,5 Mton CO2-eq in landbouwbodems vast te leggen, zullen gewassen een stimulans krijgen die duurzaam
bodembeheer bevorderen en meer dan gemiddeld CO2 vastleggen in de bodem. Diepwortelende rustgewassen, zoals zomergranen, zijn positief
voor verschillende maatschappelijke opgaven zoals CO2 vastlegging, klimaatadaptatie en het sluiten van nutriëntenkringlopen (beperken emissies
naar grond- en oppervlaktewater). Daarom laat ik in het kader van het opstellen van
het Nationaal Strategisch Plan (NSP) ten behoeve van de komende periode van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) onderzoek doen naar de omvang en waarde van deze bijdragen, inclusief
de eventuele verschillen per grondsoort.
Een GLB-waardering zal echter – zeker in het geval van akkerbouw/bouwland – onvoldoende
prikkels genereren om deze gewassen economisch interessant te maken. Welke waardering
mogelijk is en hoe de interactie tussen blijvende teelten en bouwlandpercelen is,
zal ook onderdeel zijn van de hierboven genoemde studie in het kader van het NSP-traject.
In hun genoemde advies concluderen Erisman en Verhoeven dat er sprake moet kunnen
zijn van stapeling van beloningen. Als inmenging van de overheid niet leidt tot terugtrekkende
bewegingen van marktpartijen, is dit een interessant concept. Welke waardering mogelijk
is vanuit het GLB en hoe de interactie tussen blijvende teelten en bouwlandpercelen
is, zal onderdeel zijn van de interventielogica van het Nationaal Strategisch Plan.
Het RVB stimuleert samen met de lokale overheid meervoudig (agrarisch) grondgebruik
in Flevoland: dat kan zijn agrarisch gebruik van relatief natte gronden of het combineren
van meerdere functies (wonen, natuur, agrarisch, waterbeheer). Ook kunnen proefprojecten
met duurzame vormen van landbouw (agroforestry, strokenteelt) op rijksgronden worden
ontwikkeld (toezegging Staatssecretaris BZK, Zeewolde, maart 2019).
Schadeherstel
In de Bossenstrategie werken Rijk en provincies onder andere aan de ambitie voor bosuitbreiding
en revitalisering van de Nederlandse bossen. Zo is er de ambitie om het bosareaal
in 2030 met 10% te laten toenemen (ca. 37.000) hectare. Een deel van deze bossen zal
dienen als bufferzone om kwetsbare natuurgebieden. De revitalisering van het Nederlandse
bos is een andere belangrijke ambitie van de Bossenstrategie. Het herstel van de bosbodems
is een van de focuspunten. De revitaliseringsmaatregelen van de bosbodem zijn bijvoorbeeld
het gericht aanplanten van boomsoorten met rijk strooisel en toepassing van steenmeel.
De uitwerking van de revitalisering maatregelingen wordt onder andere meegenomen in
Programma Natuur.
Ten slotte
Ik heb gemerkt dat het onderwerp bodem inspirerend is voor velen en een verbinding
vormt op verschillende onderwerpen. Bodemkwaliteit gaat velen aan het hart en is in
ieders belang. De komende periode zal ik gebruiken om de reeds ingeslagen weg om de
bodemkwaliteit in Nederland te verbeteren voort te zetten en te versterken.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit