Brief regering : Voortgang in verschillende dossiers (openbaar) personenvervoer
23 645 Openbaar vervoer
28 642
Sociale veiligheid openbaar vervoer
Nr. 730
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2020
De afgelopen maanden hebben in het teken gestaan van een veilige en optimale inzet
van het openbaar vervoer tijdens de corona-crisis. Vanzelfsprekend heeft dit van alle
betrokken partijen in de sector de nodige energie en inzet gevraagd. Ik wil hiervoor
graag mijn complimenten en waardering uitspreken. Naast de maatregelen die nodig zijn
voor een veilige en optimale inzet van het openbaar vervoer tijdens de coronacrisis
is er ook voortgang geboekt op diverse trajecten op het gebied van openbaar vervoer
en taxi. Met het oog op het door uw Kamer geplande Nota Overleg over OV & Taxi op
4 november a.s. informeer ik u in deze brief over de voortgang van:
• de sociale veiligheid in het openbaar vervoer;
• het financiële kader voor het nieuwe OV-betalen;
• de evaluatie van de regeling onkostenvergoedingen vrijwilligers personenvervoer per
auto;
• de planning van de hoofdlijnennotitie voor de beschikbaarstelling van OV-reizigersdata.
Sociale veiligheid
De veiligheid en veiligheidsbeleving voor reizigers en personeel in het openbaar vervoer
is van groot belang. Hoewel de meeste reizigers zich houden aan de afspraken, zien
we helaas ook voorbeelden van mensen die dat niet doen en zelfs agressief gedrag vertonen.
Dat is volstrekt onacceptabel en wordt dan ook niet getolereerd door de handhavers
in het openbaar vervoer. Partijen werken daarop samen, delen kennis en ervaringen
en nemen extra maatregelen om een veilig openbaar vervoer te blijven aanbieden voor
reizigers en personeel.
Hieronder wordt dieper ingegaan op de monitoring van incidenten in het openbaar vervoer
in relatie tot de maatregelen in het kader van covid-19 en op de stand van zaken met
betrekking tot het reisverbod.
Monitoring van incidenten en boetes in relatie tot corona
De inzet is om op een veilige manier het openbaar vervoer te kunnen blijven aanbieden.
Daartoe zijn een reeks maatregelen genomen zoals de verplichting van het dragen van
een mondkapje, het toewijzen van staanplaatsen in de voertuigen, looproutes op het
station, het beschermen van personeel met spatschermen en het maken van afspraken
met werkgevers en onderwijsinstellingen over het spreiden van reizigers. De ontwikkelingen
worden doorlopend gemonitord. Er wordt aan de hand van het aantal check-ins en het
gebruik van kaartsoorten gelet op het gebruik van het openbaar vervoer, de drukte
op de perrons en de spreiding van doelgroepen waarmee afspraken zijn gemaakt, over
de dag. Ook worden het aantal incidenten en boetes gemonitord in relatie tot het dragen
van een mondkapje en het afstand houden op stations, halters en perrons. De cijfers
worden wekelijks gedeeld en besproken met de betrokken partijen.
Het gebruik van het openbaar vervoer ligt op dit moment rond de 40% van het niveau
in dezelfde periode in 2019. Conform de toezegging aan uw Kamer1ben ik met NS in gesprek gegaan over de toenemende drukte op sommige perrons.
Op dit moment is van drukte vrijwel geen sprake meer door de teruglopende reizigersaantallen
door de nieuwe maatregelen die vanaf 15 oktober 2020 van kracht zijn. Inmiddels is
het besluit genomen dat de mondkapjesplicht ook op stations en (overdekte) perrons
zal gelden. Dit wordt uitgewerkt op basis van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.
Tot die tijd geldt het dringende advies van het kabinet om ook op stations en (overdekte)
perrons een mondkapje te dragen.
Het totaal aantal incidenten in het ov in de eerste drie kwartalen van 2020 is 1616.
Dit is ongeveer gelijk aan het aantal incidenten gemeld in dezelfde periode in 2019.
Gezien de sterke daling van het aantal reizigers sinds april, is het totaal aantal
incidenten in verhouding dus toegenomen. Dat is gedeeltelijk te verklaren door de
nieuwe maatregelen, zoals het dragen van een mondkapje waarop wordt gehandhaafd. Ook
het achterin stappen in de bus of tram waardoor minder controle mogelijk is heeft
daaraan bijgedragen. Ook zeggen vervoerders dat de afname van het aantal reizigers
nu juist meer zicht geeft op de overlastplegers die anders waren opgegaan in de massa.
Per week worden er tussen 100–200 incidenten gemeld in relatie tot corona. Dit aantal
is al geruime tijd stabiel en lijkt de laatste weken af te nemen. Het aantal boetes
in relatie tot mondkapjes neemt juist sterk toe tot 360 per week als gevolg van een
strengere handhaving.
Reisverbod
Zoals is vermeld in de brief van 27 maart 2020 aan uw Kamer2, ben ik in gesprek met het openbaar ministerie, vervoerders en politie over de mogelijkheden
om een reisverbod op te leggen voor een ruimer gebied dan alleen voor de desbetreffende
OV-lijn op basis van samenwerking tussen meerdere vervoerders. Het voornemen bestaat
om via een pilot met een regionaal reisverbod in Oost-Nederland situaties aan te pakken
waarin geweldsmisdrijven worden gepleegd (de zogenoemde A-incidenten). De verschillende
vervoerders in Oost-Nederland hebben daartoe een plan van aanpak opgesteld.
Dit plan van aanpak wordt binnenkort besproken met de betrokken partijen en op basis
van die uitkomsten zullen verdere stappen worden gezet. Ik houd uw Kamer op de hoogte
van de ontwikkelingen.
Financieel kader regionaal openbaar vervoer voor het nieuwe OV-betalen
De introductie van het nieuwe OV betalen is weer een stap dichterbij. In het NOVB
van mei 2019 was reeds besloten tot invoering van betalen met de bankpas (EMV-standaard)
en barcode-betalen in het OV, omdat dit het reizen en betalen voor het OV laagdrempeliger
en dus aantrekkelijker maakt. Reizigers hebben immers bijna allemaal wel een bankpas
of mobiele telefoon op zak en een specifieke OV kaart is niet langer noodzakelijk.
Eén van de uitgangspunten van het NOVB-besluit is dat de invoering opbrengstenneutraal
moet plaatshebben en dat op concessieniveau overeenstemming is over de financiële
effecten. Voor de regionale concessies, dus voor het stads- en streekvervoer, moest
dit uitgangspunt nog uitgewerkt worden. De wijze waarop dit uitgangspunt invulling
zou moeten krijgen bleek het afgelopen jaar een complexe puzzel. De methodiek, waarop
ik hierna zal ingaan, heeft in principe betrekking op de jaren 2021, 2022 en 2023.
Vanaf 2024 is het de bedoeling dat de techniek onder de OV chipkaart uitgezet kan
worden waardoor er nieuwe mogelijkheden ontstaan om tarieven en abonnementen kostenneutraal
voor reizigers en opbrengstneutraal voor vervoerders en opbrengstverantwoordelijke
overheden in te voeren.
Indien er geen onderscheid is tussen het tarief van een reis met de bankpas en met
de OV-chipkaart dan leidt dat tot opbrengstenderving, omdat reizigers die nu op een
duurder los kaartje reizen (zoals wagenkaart en uurkaart) overstappen op betalen met
de bankpas. En omdat de meeste reizigers een bankpas hebben is opbrengstderving reëel.
Om zicht te krijgen op welk deel van de bankpas reizigers voorheen losse kaartjes
kocht wordt een «aanmeld functie» gecreëerd, dit is een eenmalig registratie via een
nog op te zetten online loket. Hierdoor wordt een deel van de derving verklaard. Wanneer
een reiziger zich niet registreert kan hij wel met de bankpas betalen in het OV, maar
betaalt «lokaal tarief». Dat tarief komen regionale overheden en vervoerders per concessie
overeen en de prijs die de reiziger betaalt kan hoger liggen dan wanneer hij reist
met de OV-chipkaart. Bij de trein liggen de «lokale tarieven» gelijk aan de OV chipkaart
tarieven en is er geen onderscheid.
Voor de opbrengstenderving die dan nog binnen het stads- en streekvervoer resteert
tot de implementatie van het nieuwe productenpalet moet een landelijk afsprakenkader
oplossing bieden. Onderdeel hiervan is een ophoging van het opstaptarief voor bus,
tram, metro met 1 cent. Er wordt daarnaast per concessie een «bandbreedte vervoerdersrisico»
gekozen. Als het opbrengsteneffect binnen een vooraf vastgesteld percentage van de
reizigersopbrengsten blijft, is het voor risico van de vervoerder. Boven en onder
de bandbreedte nemen concessieverlener -en houder maatregelen.
Consumentenorganisaties hebben over de hoofdlijnen van bovenstaande methodiek advies
uitgebracht. Zij steunen de ontwikkeling van nieuwe betaalwijzen die het OV aantrekkelijker
zullen maken.
Zij adviseren om de aanmeldfunctie te voorkomen zodat de bankpas altijd gebruikt kan
worden tegen hetzelfde tarief als de OV-chipkaart. Als dit toch niet kan, dan adviseren
zij om het loket voor aanmelding zo klantvriendelijk mogelijk in te richten. Onder
voorwaarden kunnen zij instemmen met het ophogen van het opstaptarief omdat voor de
bankpas geen aanschafkosten hoeven te worden betaald zoals bij de huidige OV-chipkaart.
Nadat deze methodiek in september j.l. is besproken in het NOVB hebben de decentrale
overheden en stad- en streekvervoerders groen licht van hun achterbannen gekregen.
Wel wordt er op dit moment nog druk gezocht naar mogelijkheden om de aanmeldfunctie
overbodig te maken. Hierover spreken we in november in het NOVB en daarna volgt de
stap van formele besluitvorming door gedeputeerde staten en Dagelijkse Besturen van
de Vervoerregio’s op basis van de definitieve invulling. Ik zal u hierover begin 2021
informeren in de voortgangsrapportage van het NOVB over 2020.
Naast de methodiek om tot een opbrengstneutrale invoering van het nieuwe OV-betalen
te komen is er ook gewerkt aan een oplossing voor het vraagstuk van vervroegde afschrijvingen
en herinvesteringen in nieuwe apparatuur bij concessiewisselingen. Een zgn. poolconstructie
bij Translink, waarbij vervoerders de noodzakelijke apparatuur kunnen leasen, is op
hoofdlijnen uitgewerkt en wordt nu concreet ingevuld.
Evaluatie regeling onkostenvergoedingen vrijwilligers personenvervoer per auto
De regeling onkostenvergoedingen vrijwilligers personenvervoer per auto is in 2016
gewijzigd. De regeling beoogt positieve effecten te bereiken door meer ruimte te creëren
voor initiatieven van vrijwilligers. Het achterliggende doel is dat die initiatieven
met dit type vervoer een gewenste maatschappelijke functie kunnen vervullen. Onderdeel
van de regeling is het uitvoeren van een evaluatie, twee jaar na de start van de regeling.
Onderdeel van de evaluatie is het bekijken van eventuele marktverstorende effecten.
De evaluatie is inmiddels afgerond en is als bijlage bij deze brief gevoegd3. De belangrijkste conclusies zijn dat het vervoer door vrijwilligers aanvankelijk
gegroeid is en daarna gestabiliseerd en dat de regeling niet marktverstorend heeft
gewerkt. In het rapport worden ook een aantal aanbevelingen gedaan over o.a. de ontwikkeling
van een toetsingskader vrijwilligersvervoer en het verbeteren van de informatievoorziening
over de regeling. De aanbevelingen werk ik de komende tijd samen met de betrokken
partijen verder uit.
Hoofdlijnennotitie voor het beschikbaar stellen van OV-reizigersinformatie
In de brief van 24 maart 20204 heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een hoofdlijnennotitie aangekondigd
waarin nut, noodzaak en proportionaliteit van regelgeving voor het beschikbaar stellen
van informatie gebaseerd op OV-reizigersinformatie uitgewerkt worden. In de brief
geeft de Minister aan te streven naar afronding van de hoofdlijnennotitie rond de
zomer van 2020. Daarbij stond een beknopte hoofdlijnennotitie voor ogen met uitgangspunten,
randvoorwaarden en de contouren van een algemene maatregel van bestuur (amvb).
De amvb moet getoetst worden aan onder meer de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming,
de Mededingingswet en aan aspecten van bedrijfsvertrouwelijkheid.
Op basis van reacties uit de sector, heb ik besloten de toetsingsmomenten al zoveel
mogelijk in het kader van de hoofdlijnennotitie uit te voeren in plaats van in het
amvb-traject. Hierdoor wordt de hoofdlijnennotitie later afgerond dan beoogd, maar
het voordeel is dat de betrokken partijen in een vroeg stadium stap voor stap in het
proces worden meegenomen.
Ik verwacht dat de hoofdlijnennotitie in de loop van het voorjaar van 2021 aan uw
Kamer kan worden aangeboden. De monitoring van de mobiliteitsontwikkelingen tijdens
de coronacrisis ondervindt hiervan overigens geen hinder. De Minister van Infrastructuur
en Waterstaat heeft uw Kamer hierover geïnformeerd in de brief van 10 juli 20205.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat