Brief regering : Afgifte vergunning voor export militair materieel naar Pakistan via Turkije
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 333 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN
BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2020
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk
22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de
drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexport
aanvragen naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning
ter waarde van € 46.729.000,– voor uitvoer van militair materieel naar Pakistan via
Turkije.
Een Nederlands bedrijf heeft op 27 oktober 2020 een exportvergunning verkregen voor
de uitvoer naar Pakistan via Turkije van radar- en C3-systemen en onderdelen daarvoor
inclusief bijbehorende technologie, programmatuur en technische ondersteuning.
De eindgebruiker van deze radar- en C3-systemen is de Pakistaanse marine. De goederen
zullen deels in Turkije worden geassembleerd en volledig in Turkije worden geïntegreerd
aan boord van Pakistaanse korvetten. Het desbetreffende schip kent meerdere toepassingen
en zal onder andere worden ingezet bij maritieme patrouilles en onderzeebootdetectie,
kustbescherming en bescherming van vaarroutes.
De aanvraag is voor de eindbestemming Pakistan getoetst aan de acht criteria van het
EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (GBVB/944/2008). Deze toetsing,
waarvan de essentie ten aanzien van het meest relevante criterium hieronder wordt
weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten.
Handhaving regionale stabiliteit (criterium 4)
Toetsing aan criterium 4 is negatief indien er een duidelijk risico bestaat dat de
te leveren militaire goederen ingezet zullen worden voor agressie jegens een ander
land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Het korvet waarvoor
de systemen in de huidige aanvraag zijn bestemd zal voor meerdere taken worden ingezet,
waaronder voor maritieme patrouilles alsook andere legitieme veiligheids- en ordehandhavingstaken.
Pakistan is verwikkeld in een territoriaal conflict met India over de regio Kasjmir.
Ook kent Pakistan een ingewikkelde relatie met buurland Afghanistan. Beide regio’s
zijn echter landlocked, waardoor de eindgebruiker van deze transactie, de Pakistaanse marine, geen rol speelt
in deze regio’s. De korvetten waarvoor deze goederen bestemd zijn, zijn – gezien de
huidige samenstelling van de Pakistaanse vloot die reeds vergelijkbare en zwaardere
vaartuigen bevat – niet van dien aard dat deze de bestaande machtsbalans tussen Pakistan
en India zou verstoren.
Gelet op het bovenstaande bestaat er geen duidelijk risico dat de huidige transactie
bijdraagt aan agressie of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Toetsing
aan criterium 4 is positief.
Naleving internationaal recht/non-proliferatie (criterium 6)
Toetsing aan criterium 6 valt voor Pakistan altijd negatief uit, aangezien Pakistan
geen partij is van het Non-proliferatieverdrag en zelf ook kernwapens bezit. Negatieve
toetsing aan criterium 6 hoeft volgens het Gemeenschappelijk Standpunt niet altijd
doorslaggevend te zijn. Aangezien de huidige aanvraag geen raakvlakken heeft met kernwapens
en daarmee het Non-proliferatieverdrag niet direct relevant is voor deze aanvraag,
is de negatieve toetsing van criterium 6 niet doorslaggevend.
Ook de overige zes criteria zijn getoetst. Voor Pakistan bestaan duidelijke zorgpunten
ten aanzien van de mensenrechtensituatie en interne conflicten. De Pakistaanse marine
is echter niet betrokken bij deze punten van zorg. Daarmee is ook op de overige zes
criteria positief getoetst.
De aanvraag is voor de bestemming Turkije getoetst aan het aanvullende nationale exportcontrolebeleid
jegens Turkije en het zevende criterium van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake
wapenexport (GBVB/944/2008), omdat in Turkije slechts sprake is van de assemblage
en integratie van de radar- en C3-systemen. De eindbestemming en het eindgebruik van
deze goederen ligt in Pakistan. Dit is conform de staande praktijk.
Aanvullende nationale exportcontrolebeleid jegens Turkije
Sinds 11 oktober 2019 geldt een aangescherpt beleid voor de afgifte van exportvergunningen
op militaire goederen en dual-use goederen met militair eindgebruik voor eindbestemming
Turkije. Er worden tot nader order geen nieuwe exportvergunningen afgegeven voor Turkije.
Dit aangescherpte beleid is alleen van toepassing op leveringen met eindbestemming
Turkije. De eindbestemming van de goederen in onderhavige transactie is niet Turkije,
maar Pakistan. Daarmee verzet de toekenning van de huidige vergunning zich niet met
het aanvullende nationale exportcontrolebeleid voor Turkije.
Omleidingsrisico (criterium 7)
Toetsing aan criterium 7 is negatief indien het gevaar bestaat dat het goed in het
ontvangende land een andere (ongewenste) bestemming krijgt of onder ongewenste voorwaarden
opnieuw wordt uitgevoerd.
Zowel de Turkse als de Pakistaanse partij in deze transactie heeft een eindgebruikersverklaring
ondertekend waarin wordt bevestigd dat de Pakistaanse marine de eindgebruiker is van
deze goederen. Daarmee zijn er geen zorgen dat de goederen zullen worden omgeleid
en is toetsing aan criterium 7 positief.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Indieners
-
Indiener
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Medeindiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.