Brief regering : De economische impact van het coronavirus en contactbeperkende maatregelen
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 193 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, FINANCIËN EN SOCIALE ZAKEN
               EN WERKGELEGENHEID EN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, FINANCIËN
               EN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2020
De tweede golf is een feit: het aantal besmettingen loopt hard op en de druk op de
                  zorg neemt zorgwekkend toe. Rijk, medeoverheden, sociale partners en maatschappelijke
                  organisaties staan samen voor de complexe uitdaging om tegelijkertijd de gezondheid
                  van burgers te beschermen, de economie overeind te houden en de sociale gevolgen te
                  minimaliseren. Het kabinet heeft daarom op 13 oktober jl. nieuwe maatregelen afgekondigd,
                  zodat we het virus weer een halt kunnen toeroepen. Deze maatregelen zijn noodzakelijk,
                  maar dat neemt niet weg dat deze economisch pijnlijk kunnen zijn. Vanaf 1 oktober
                  jl. is daarom het steun- en herstelpakket ingegaan. Dit steun- en herstelpakket, zoals
                  beschreven in de brief die op 28 augustus jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 35 420, nr. 105) is verstuurd, is ingericht op de mogelijkheid van een tweede golf.
               
Er is voor brede, mee-ademende regelingen gekozen om flexibel in te spelen op de grillen
                  van het virus. Gegeven de huidige situatie, met meer besmettingen, verwachten we dat
                  het gebruik van de regelingen zal toenemen en de uitgaven aan het steun- en herstelpakket
                  in totaal miljarden euro’s hoger zullen uitvallen. Met Prinsjesdag verwachtte het
                  kabinet nog circa € 3,5 miljard aan uitgaven aan subsidieregelingen over het vierde
                  kwartaal van dit jaar op basis van het basisscenario uit de Macro Economische Verkenning
                  van het Centraal Planbureau. In het geval dat de contactbeperkende maatregelen uit
                  het voorjaar weer moeten worden doorgevoerd, dan kan dat bedrag oplopen tot circa
                  € 10 miljard over het vierde kwartaal van dit jaar.De hoogte van de steun is namelijk
                  gekoppeld aan het omzetverlies. Zo is het denkbaar dat de NOW-subsidies voor alleen
                  al de horeca en cultuur met zo’n € 900 miljoen kunnen toenemen in dit kwartaal ten
                  opzichte van de begroting. Het beroep op de TVL zal in het vierde kwartaal eveneens
                  een derde hoger kunnen liggen dan waarmee rekening is gehouden, wat circa € 200 miljoen
                  extra zou betekenen. Indien het virus verder oplaait en verdere contactbeperkende
                  maatregelen noodzakelijk zijn, zal de steun nog verder toenemen. De onzekerheid is
                  ongekend groot en het steunpakket is erop gericht om aan deze onzekerheid tegemoet
                  te komen en daarbij ruimte te bieden aan mensen en bedrijven om zich aan te passen
                  aan een nieuwe situatie en een steun in de rug te bieden waar dat nodig is.
               
Het virus zal nog een tijd bij ons zijn en het economisch beeld blijft daarom zorgelijk.
                  De kans dat we niet terugkeren naar de economie van voorheen groeit en de kans dat
                  aanpassing nodig is, wordt met de week groter. De aanpassingen die bedrijven doorvoeren
                  om de crisis te boven te komen zijn voorlopig nog nodig en misschien wel blijvend
                  van aard. Het steun- en herstelpakket biedt ruimte aan mensen en bedrijven om zich
                  aan te passen aan een nieuwe situatie. Het is daarbij helaas onvermijdelijk dat er
                  bedrijven failliet gaan en sommige werknemers zullen op zoek moeten naar ander werk
                  en kunnen hopelijk in andere sectoren aan de slag. De recente ontwikkeling van het
                  virus onderstreept deze noodzaak. Het kabinet heeft daarom als onderdeel van het derde
                  steun- en herstelpakket ook een ruim flankerend pakket doorgevoerd.
               
Desalniettemin heeft het kabinet steeds gezegd dat onvoorziene omstandigheden of onevenredige
                  klappen reden kunnen zijn voor een extra steun in de rug. In deze brief worden daarom
                  extra maatregelen bekend gemaakt voor de sectoren die door de recente maatregelen
                  een onevenredige klap hebben gekregen, zoals de horeca, cultuur, evenementen en sport.
                  Het kabinet heeft onder meer besloten tot een tijdelijke verbreding van de TVL naar
                  alle sectoren en voor een eenmalige tegemoetkoming voor de horeca. Bij die keuze speelt
                  mee dat sectoren zich niet of nauwelijks konden voorbereiden op de nieuwe maatregelen.
                  Dit is ook toegezegd in het debat van 14 oktober jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 14, item 8) en conform de motie van het lid Asscher c.s. en de motie van het lid Stoffer (Kamerstuk
                  35 420, nrs. 110 en 129). Tot slot heeft de coronacrisis ook financiële impact voor de medeoverheden. Het
                  kabinet kiest er voor de huidige afspraken met betrekking tot compensatie onverkort
                  te continueren.
               
Deze brief gaat eerst in op de economische impact van het virus en de effecten van
                  de nieuwe beperkende maatregelen op de economie. Vervolgens wordt uiteengezet hoe
                  het bestaande steun- en herstelpakket de klappen van de crisis en de beperkingen opvangt.
                  Daarna zet het kabinet uiteen welke aanvullende maatregelen worden genomen naar aanleiding
                  van de recente ontwikkelingen.
               
De effecten van de crisis en de nieuwe restricties op onze economie
De nieuwe opleving van het virus kleurt de economische verwachtingen somber. De kans
                  dat we niet terugkeren naar de economie van voorheen groeit. De aanpassingen die bedrijven
                  doorvoeren om de crisis te boven te komen, zijn voorlopig nog nodig en misschien wel
                  blijvend van aard.
               
De laatste raming van het Centraal Planbureau (CPB) ging er in het basisscenario vanuit
                  dat er geen contactbeperkende maatregelen meer nodig zouden zijn. In dit scenario
                  raamde het CPB een krimp van 5 procent dit jaar, met een heropleving van 3 procent
                  in 2021. Inmiddels weten we dat het uitgangspunt van deze raming niet meer realistisch
                  is. Het aantal faillissementen blijft vooralsnog relatief laag, maar de coronacrisis
                  trekt al een stevige wissel op de arbeidsmarkt. De werkloosheid is het afgelopen halfjaar
                  gestegen van 2,9 procent naar 4,4 procent. De aanpassingen in de arbeidsmarkt verlopen
                  vooralsnog voornamelijk via de flexibele schil. Vooral jongeren zijn hard geraakt:
                  zij werken vaker op een tijdelijk contract en in de harder geraakte sectoren.
               
De kans op een somberder scenario, waarbij onze economie ook volgend jaar krimp zal
                  vertonen met een verder oplopende werkloosheid en toenemende faillissementen, is groter
                  geworden. En waar de economische schade zich voorheen hoofdzakelijk beperkte tot specifieke
                  sectoren, zal deze zich in toenemende mate breder in de economie voordoen. Voorlopig
                  blijft de economische ontwikkeling onzeker en dus ook in welk scenario de Nederlandse
                  economie zich bevindt. Dat hangt onder andere af van de ontwikkeling van het virus
                  in Nederland, de mate en duur van contactbeperkende maatregelen en van de ontwikkeling
                  van een vaccin. Eind november komt het CPB met een nieuwe economische raming met een
                  actueel economisch beeld.
               
Ook hangt de situatie in Nederland af van de wereldeconomie. Ten opzichte van het
                  voorjaar is het mondiaal economisch beeld minder symmetrisch geworden. Oplevingen
                  van het virus in landen wisselen elkaar meer dan voorheen af. Terwijl Nederland – en
                  veel andere Europese landen – geconfronteerd worden met een heropleving van het virus,
                  lijkt het virus in andere delen van de wereld op dit moment onder controle te zijn.
                  Dat dit tot grote verschillen leidt in economische uitkomsten weerspiegelt zich ook
                  in de laatste cijfers. Omdat het virus inmiddels niet meer overal ter wereld even
                  heftig toeslaat, wist de wereldhandel zich de afgelopen maanden voorzichtig te herstellen:
                  in juni en juli was sprake van een heropleving met een groei van resp. 7,9 en 4,8 procent.1 Waardeketens lijken inmiddels weerbaarder dan tijdens de eerste golf. Waar de Nederlandse
                  economie in het tweede kwartaal met 8,5 procent kromp ten opzichte van een kwartaal
                  eerder, laten andere landen zoals China al een aanzienlijke inhaalgroei zien.
               
Niet alleen mondiaal, ook in Nederland zien we grote verschillen ontstaan in de mate
                  waarin het virus ons raakt. Er zijn zelfs sectoren die hun bedrijfsresultaten de afgelopen
                  maanden hebben zien verbeteren als gevolg van de situatie waarin we ons bevinden,
                  bijvoorbeeld als gevolg van meer bezorging aan huis. Andere sectoren houden zich vooralsnog
                  staande in de tegenwind, zoals de financiële sector. Het meest recente Overzicht Financiële
                  Stabiliteit van De Nederlandse Bank (DNB) bevestigt dit beeld. Doordat de kapitalisatie
                  van de bankensector in de afgelopen jaren sterk is verbeterd, zijn banken nu beter
                  in staat om de gevolgen van de crisis op te vangen zonder dat zij de kraan van de
                  kredietverlening aan huishoudens en bedrijven dicht hebben hoeven draaien.2
Maar er zijn er ook sectoren die het erg moeilijk hebben. In het tweede kwartaal van
                  dit jaar daalde de omzet in de horeca als geheel met ca. 57 procent ten opzichte van
                  een jaar eerder. De culturele sector is tevens hard geraakt, met een productiedaling
                  van ruim 37 procent in het tweede kwartaal van dit jaar. En ook sportclubs hebben
                  hun inkomsten sterk zien terugvallen, doordat zij de kantine hebben moeten sluiten
                  en hun activiteiten deels hebben moeten stopzetten.
               
Als gevolg van de extra contactbeperkende maatregelen die op 13 oktober jl. zijn aangekondigd,
                  zijn er specifieke sectoren die wederom extra hard geraakt worden. In het voorjaar
                  was er sprake van een intelligente lockdown. Nu zijn er sectoren die open kunnen blijven,
                  terwijl anderen de deuren weer moeten sluiten. Sommige sectoren zijn gesloten in het
                  algemeen belang om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Het is voor ondernemers
                  extra wrang dat zij de deuren moeten sluiten, terwijl andere bedrijfstakken open kunnen
                  blijven. Het gaat hierbij immers om sectoren die ook tijdens de eerste golf al grote
                  offers hebben geleverd of waar op andere wijze een groot beroep is gedaan op hun aanpassingsvermogen.
                  Het kabinet probeert hier met omvangrijkere steun aan de hardst getroffen sectoren
                  rekenschap aan te geven. Daarnaast geeft het kabinet een extra steun in de rug, daar
                  waar het vet op de botten de afgelopen periode is afgenomen.
               
De (on)mogelijkheid voor bedrijven om zich voor te bereiden op contactbeperkende maatregelen
                  speelt mee in de overweging om aanvullende steun te bieden. Het kabinet heeft op 13 oktober
                  jl. een routekaart gepubliceerd die de inzet van contactbeperkende maatregelen inzichtelijk
                  maakt in verhouding tot de verspreiding van het virus (Kamerstuk 25 295, nr. 656). Naar de toekomst kan deze routekaart sectoren en bedrijven helpen om zich voor
                  te bereiden op zulke maatregelen en hun bedrijfsvoering aan te passen. Bij de maatregelen
                  die op 13 oktober zijn aangekondigd was er echter nauwelijks voorbereidingstijd, waardoor
                  ondernemers soms te maken krijgen met onvoorziene kosten.
               
De recente ontwikkelingen onderstrepen dat het virus voorlopig bij ons blijft en dat
                  economische aanpassingen nodig zijn, hoe pijnlijk dat vaak ook is. Zeker bij een langere
                  economische terugval is het niet haalbaar of wenselijk om de economie te bevriezen.
                  Door de noodpakketten en het steun- en herstelpakket heeft de coronacrisis daarnaast
                  een groot effect op de overheidsfinanciën. Doordat de schuld de laatste jaren is afgebouwd
                  is er ruimte gecreëerd om deze schok voor de overheidsfinanciën op te vangen. Door
                  deze ruimte nu in te zetten om de economie te ondersteunen, draagt de overheid bij
                  aan stabiliteit en continuïteit. Tegelijkertijd zullen de overheidsfinanciën bij een
                  langere en/of diepere crisis ook verder verslechteren. Los van de directe kosten van
                  aanvullende steunmaatregelen leidt dat namelijk tot een hogere staatsschuld, omdat
                  de overheid minder belasting ontvangt en meer uitgeeft aan werkloosheidsuitkeringen.
                  De buffer die nu wordt aangesproken, is dan ook niet onbeperkt en zal op termijn weer
                  opgebouwd moeten worden. De vorige crisis leert dat dit niet te acuut moet gebeuren,
                  zodat de economie zich goed kan herstellen.
               
Concluderend hebben de opleving van het virus en de nieuwe restricties merkbare gevolgen
                  voor onze economie en voor het beroep op de regelingen die het kabinet heeft getroffen.
                  Ten eerste worden de gevolgen voor de economie steeds breder zichtbaar. Ten tweede
                  nemen verschillen in de invloed van het virus op de economie toe, zowel in ons eigen
                  land als tussen landen. Ten derde zijn er specifieke sectoren die extra te lijden
                  hebben onder de contactbeperkende maatregelen, met zeer beperkte voorbereidingstijd,
                  wat tot onevenredige uitkomsten kan leiden.
               
Waar vangt het steunpakket de klappen van de crisis en de aanscherpingen op?
Het steun- en herstelpakket beweegt onder andere mee met de mate van omzetderving
                  en daarmee met de grillen van het virus. Doordat maatregelen voor een langere periode
                  bekend zijn, brengt het kabinet duidelijkheid en waar mogelijk stabiliteit. De inzet
                  is dat bedrijven en werkenden voor langere tijd weten waar zij op kunnen rekenen en
                  op basis daarvan zo goed mogelijk heel moeilijke keuzes kunnen maken.
               
De vormgeving van de steunmaatregelen zorgt ervoor dat de omvang van de steun gelijke
                  tred houdt met de impact die een bedrijf ondervindt: hoe groter het omzetverlies,
                  hoe meer aanspraak een bedrijf maakt op NOW- en TVL-subsidies. Als een bedrijf zowel
                  NOW- als TVL-subsidie ontvangt, wordt dus via beide wegen tegemoetgekomen aan de nieuwe
                  situatie bij bedrijven. De recente ontwikkelingen en verdergaande contactbeperkende
                  maatregelen zullen naar verwachting tot een toename van het aantal subsidieaanvragen
                  leiden in specifieke sectoren als de horeca en cultuur. Indien het gebruik in deze
                  sectoren weer oploopt tot een niveau dat vergelijkbaar is met de sluiting in het voorjaar,
                  betekent dit alleen hier al € 900 miljoen extra uitgaven in het vierde kwartaal van
                  2020 ten opzichte van waar tot op heden rekening mee werd gehouden in de begroting.
                  Hiermee komen de totale uitgaven aan de NOW ruim een derde deel hoger uit. En hoe
                  meer subsidie wordt verstrekt via de NOW, hoe meer banen we behouden in Nederland.
                  Als ook voor de Tozo het beroep gedurende de laatste maanden van 2020 met een derde
                  deel hoger uitvalt, dan stijgen de uitgaven in 2020 met ruim € 100 miljoen. Het beroep
                  op de TVL zal in het vierde kwartaal eveneens een derde hoger kunnen liggen dan waarmee
                  rekening is gehouden, wat circa € 200 miljoen extra uitgaven tot gevolg zou hebben.
               
Hieronder wordt nader uitgelegd hoe de generieke maatregelen uit het steun- en herstelpakket
                  zoals beschreven in de brief die op 28 augustus jl. aan uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk
                  35 420, nr. 105) uitkomst bieden aan ondernemers tijdens deze fase van de crisis. Daarna wordt kort
                  stilgestaan bij bestaande regelingen die specifieke sectoren op de been houden.
               
NOW
Met de NOW wil het kabinet banen beschermen. De NOW ademt mee met het omzetverlies:
                  hoe meer omzetverlies, hoe meer steun het bedrijf ontvangt om de loonkosten te dragen.
                  Daar waar de nieuwe restricties gaan leiden tot meer omzetderving, wordt dit opgevangen
                  binnen het steunpakket. Aan het gebruik van de NOW zien we dat bepaalde sectoren zwaarder
                  geraakt zijn door de contactbeperkende maatregelen en het veranderende gedrag van
                  consumenten. De horeca en cultuur vertegenwoordigen samen zo’n 13 procent van het
                  totale gebruik van de NOW.
               
In de NOW-3 ontvangt een bedrijf tot 1 januari a.s. maximaal 80 procent van de loonsom.
                  Bij 100 procent omzetverlies bedraagt de subsidie dus 80 procent van de loonsom. Bovendien
                  krijgen bedrijven de mogelijkheid om de loonsom enigszins te laten dalen zonder dat
                  dit tot een korting op de NOW-subsidie leidt. Dat stelt werkgevers en werknemers in
                  staat om zich aan te passen aan de economische situatie. In de eerste tranche van
                  NOW-3 (NOW-3.1 van 1 oktober tot en met 31 december 2020), kan de loonsom met 10 procent
                  dalen ten opzichte van juni 2020 zonder dat dit tot een korting leidt. De loonsom
                  kan dalen door natuurlijk verloop of door afspraken over het loon met werknemers.
                  In sommige gevallen zal de loonsom dalen door het ontslag van werknemers. Als hierdoor
                  de loonsom meer is gedaald dan 10 procent, valt de subsidie uiteraard wel lager uit.
               
In de begroting van SZW (Kamerstuk 35 570 XV, nr. 1) is momenteel een bedrag van € 2,7 miljard opgenomen aan verwachte subsidie-uitgaven
                  voor NOW-3.1. Dit is op basis van een scenario van voorzichtig economisch herstel
                  (MEV), zonder tweede lockdown. Indien de economische situatie anders uitpakt, bewegen
                  de uitgaven aan de NOW mee met het aantal subsidieontvangers en de omzetderving. Ter
                  illustratie: indien het totaal aan aanvragen van NOW-3.1 die van NOW-1 evenaart met
                  een vergelijkbare omzetdaling, dan vallen de totale uitgaven aan NOW ook vergelijkbaar
                  uit. De subsidietoekenning voor NOW-3.1 komt in dit scenario grofweg uit op € 9,5 miljard.
                  Hiervan is de inschatting dat circa € 1,3 miljard betrekking zou hebben op horeca
                  en cultuur3. Deze simulatie laat zien dat de NOW-subsidie meebeweegt met het aantal aanvragen
                  en de omzetfluctuaties van het bedrijfsleven.
               
TVL
Ook de TVL is zo vormgegeven dat de hoogte van de subsidie mee-ademt met het geleden
                  omzetverlies. Hoe hoger dit verlies, hoe hoger de subsidie. De subsidie is namelijk
                  gebaseerd op het omzetverlies en het gemiddelde percentage vaste lasten van bedrijven
                  in hun sector. Het omzetverlies wordt vastgesteld door vergelijking van de omzet in
                  de subsidieperiode met de omzet in dezelfde periode in het voorgaande jaar. Zo wordt
                  rekening gehouden met seizoenfluctuaties en wordt beoogd de subsidie zoveel mogelijk
                  aan te laten sluiten bij de daadwerkelijke omzetderving. Wel wordt de subsidie gemaximeerd
                  door het vastgestelde subsidieplafond. Voor het volgende TVL-tijdvak (Q4 2020) is
                  de maximale hoogte van de subsidie vastgesteld op € 90.000 voor drie maanden, in het
                  eerste tijdvak (juni-september 2020) was dat € 50.000 voor vier maanden. In totaal
                  is er voor de TVL in de periode 1 oktober 2020 tot 1 juli 2021 ruim € 1,8 miljard
                  geraamd, waarvan ruim € 600 miljoen voor Q4 2020.
               
In de TVL ontvangt een bedrijf 50 procent van het vaste lasten percentage van de sector
                  maal het omzetverlies. Bij 30 procent omzetverlies ontvangt een bedrijf dus 50 procent
                  x 30 procent = 15 procent van de vaste lasten. Bij 100 procent omzetderving is dit
                  50 procent van deze vaste lasten.
               
Een doorsnee caféonderneming met een referentieomzet van € 39.500 per maand die voorafgaand
                  aan de nieuwe maatregelen te maken had met een 30 procent omzetderving, ontvangt ca.
                  € 3.800 per maand aan subsidie vanuit de TVL en NOW. Bij een 100 procent omzetderving
                  door de nieuwe maatregelen loopt dit bedrag op tot ca. € 12.600 aan subsidie per maand
               
Tozo
De Tozo-regeling beweegt mee met de omstandigheden waarin zelfstandig ondernemers
                  zich bevinden. Het aantal uitkeringen zal oplopen indien er grotere inkomensverliezen
                  ontstaan. Zelfstandig ondernemers waarvan het huishoudinkomen als gevolg van coronamaatregelen
                  onder het sociaal minimum komt, komen in aanmerking voor een uitkering die het inkomen
                  aanvult tot het sociaal minimum. Zelfstandigen van wie het inkomen verder onder het
                  sociaal minimum daalt, ontvangen onder de Tozo daardoor een hogere uitkering. Bij
                  brief van 28 september jl. heeft het kabinet laten weten op dit moment af te zien
                  van het invoeren van aanscherpingen in de Tozo in de vorm van een beperkte vermogenstoets.
                  Deze vermogenstoets zal in plaats van 1 oktober 2020 nu per 1 april 2021 worden ingevoerd.
                  Dit geeft gemeenten de ruimte om vanaf 1 januari 2021 de ondersteuning van zelfstandig
                  ondernemers bij heroriëntatie zorgvuldig ter hand te nemen.
               
Uitstel van betaling van belastingen
Belastingheffing beweegt mee met de omstandigheden van een ondernemers. De belasting
                  die een ondernemer verschuldigd is zal minder zijn naarmate de ondernemer minder omzet
                  of winst geniet. Dat neemt niet weg dat de belasting die ondernemers verschuldigd
                  zijn hen in liquiditeitsproblemen kunnen brengen als het plotseling minder gaat. Dit
                  kabinet voert een ruimhartig beleid ten aanzien van het uitstel van betaling van belastingen.4 Dat beleid steunt ondernemers die door de impact van de coronacrisis in betalingsproblemen
                  zijn gekomen. Per 20 oktober 2020 hebben ruim 200.000 ondernemers gebruik gemaakt
                  van het uitstelbeleid en is de uitstaande belastingschuld ruim € 11,5 miljard. Voor
                  het kabinet blijft het van groot belang deze steun te bieden, zodat onnodige faillissementen
                  als gevolg van de coronacrisis kunnen worden voorkomen. Bij een ruimhartig uitstelbeleid
                  past een ruimhartige regeling voor het aflossen van de belastingschuld die in de afgelopen
                  maanden is opgebouwd. Het kabinet heeft daarom in de brief van 29 september jl. (Kamerstuk
                  35 420, nr. 146) de motie van de Kamer (Kamerstuk 35 420, nr. 123) omarmd om de aflossingstermijn van 24 maanden te verlengen naar 36 maanden, en pas
                  vanaf 1 juli 2021 de aflossing van opgebouwde schulden te starten.
               
Garantieregelingen
Het corona garantie-instrumentarium is ingericht om te voorzien in liquiditeitsbehoeften
                     van ondernemers als gevolg van de coronacrisis, daar waar de markt dit niet oppakt.
                     Het betreft de KKC, BMKB-C en de GO-C en is aanvullend op het reguliere garantie-instrumentarium.
                  
Hoewel het gebruik van de garantieregelingen vooralsnog beperkt is in verhouding tot
                     de beschikbare garantieruimte, kan de vraag hiernaar toenemen als andere liquiditeitssteun
                     wordt afgebouwd. De KKC en GO-C lopen eind dit jaar af, de BMKB-C loopt op 1 april
                     2021 af.
                  
Het gebruik van de regelingen is als volgt:5
• Reguliere GO en GO-C: volgens de laatste stand is ruim € 659 miljoen aan krediet verstrekt (omgerekend
                        circa € 560 miljoen aan garantieruimte6), zo’n 5 procent van de totale de capaciteit. Bij de initiële GO-C prognose van banken
                        was het effect van de NOW niet meegenomen.
                     
• Reguliere BMKB en BMKB-C: er is volgens de laatste stand € 858 miljoen aan krediet verstrekt (circa € 580 miljoen
                        aan garantieruimte), dit is ongeveer een derde van de totale capaciteit.
                     
• KKC: er is € 42 miljoen krediet verleend (totale capaciteit € 750 miljoen), 5 procent
                        van de totale capaciteit.
                     
• COL: Er zijn twee rondes Corona overbruggingsleningen via de ROM’s gedaan. Hiervoor is
                        eerder € 300 miljoen beschikbaar gekomen. Bij het sluiten van de oorspronkelijke termijn
                        is nog € 50 miljoen onbenut en is besloten de COL te verlengen om zo liquiditeit voor
                        start- en scale-ups en non-bancaire financiers beschikbaar te houden.
                     
• Qredits heeft vanuit het noodpakket tot eind dit jaar een overbruggingskredietfaciliteit
                        van € 25 miljoen ter beschikking gekregen voor Qredits-klanten.
                     
In aanvulling op de reguliere en overheidgegarandeerde financiering hebben Nederlandse
                  banken een groot deel van hun klanten afgelopen half jaar een algemene, generieke
                  betaalpauze aangeboden om de initiële schok van de coronacrisis op te vangen. Banken
                  hebben inmiddels een beter inzicht in de situatie van individuele klanten en hebben
                  meer ruimte om samen met bedrijven die in problemen zijn gekomen op zoek te gaan naar
                  passende oplossingen. Dat betekent niet dat banken nu geen uitstel meer mogen of zullen
                  verlenen, het betekent alleen dat zij per klant moeten kijken of dat mogelijk en verstandig
                  is. DNB geeft aan in het Overzicht Financiële Stabiliteit aan dat de eerste effecten
                  van de pandemie op de financiële positie van banken zichtbaar zijn geworden. Zo is
                  het percentage niet-presterende leningen (NPL’s) in het tweede kwartaal van 2020 licht
                  opgelopen en neemt het aantal leningen met een verhoogd kredietrisico toe ten opzichte
                  van het vierde kwartaal van 2019. Het steunpakket heeft er onder ander voor gezorgd,
                  dat deze stijging niet forser is geweest. Banken hebben wel meer voorzieningen opgenomen
                  met het oog op een verwachte toekomstige stijging van wanbetalingen.7
Flankerend sociaal beleid
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor de arbeidsmarkt. Mensen zullen hun baan
                  verliezen en op zoek moeten naar een andere baan. Anderen zullen de overstap willen
                  maken van hun huidige werk naar werk met meer toekomstperspectief. Het kabinet heeft
                  oog voor de moeilijke situatie waarin mensen zich kunnen bevinden en biedt daarom
                  passende ondersteuning en begeleiding. Met het aanvullend sociaal pakket van circa
                  € 1,4 miljard maakt het kabinet de begeleiding bij het vinden van nieuw werk en om-
                  en bijscholing mogelijk. Daarnaast gaat het kabinet mensen die kwetsbaar zijn in deze
                  economische crisis, zoals jongeren en mensen in de banenafspraak, extra ondersteuning
                  bieden en komen aanvullende middelen beschikbaar – onder andere via de bijzondere
                  bijstand – om armoede tegen te gaan en mensen met problematische schulden de juiste
                  ondersteuning te bieden. Werkenden, werkzoekenden en werkgevers worden op deze manier
                  ondersteund om in te spelen op de nieuwe economische situatie.
               
Gemeenten, uitvoeringsorganisaties, sociale partners en scholen krijgen daarbij de
                  ruimte om hun het benodigde perspectief te bieden. Zo krijgen gemeenten met de invulling
                  van de motie van het lid Smeulders c.s. (Kamerstuk 35 420, nr. 118) de ruimte om een aantal re-integratie-instrumenten in de bijstand waar jongeren
                  tot 27 jaar nu van zijn uitgesloten, tot 1 juli 2021 ook voor deze groep open te stellen.
                  Dit betreft de vrijlating van inkomsten (uit arbeid), het vrijstellen van de vrijwilligersvergoeding
                  en het vrijlaten van inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder. Ook wordt de
                  zoektermijn van vier weken bij de aanvraag van een bijstandsuitkering voor specifieke
                  groepen kwetsbare jongeren tot 1 juli 2021 volledig buiten werking gesteld en kunnen
                  gemeenten besluiten tot 1 juli 2021 via maatwerk de zoekperiode niet toe te passen.
                  Aan de motie is invulling gegeven via een nota van wijziging (Kamerstuk 35 557, nr. 8) bij het wetsvoorstel COVID-19 SZW en JenV (Kamerstuk 35 557) dat in behandeling is bij de Tweede Kamer. Het kabinet zet zich samen met medeoverheden
                  in voor een goede dienstverlening voor burgers, van het laten rijden van het openbaar
                  vervoer tot het uitvoeren van GGD-testen.
               
Sectorspecifieke maatregelen
Naast bovenstaande generieke maatregelen zijn er ook regelingen getroffen om specifieke
                  sectoren door te crisis te loodsen. Zo heeft het kabinet een aanvullend steunpakket
                  voor de cultuursector van bijna € 500 miljoen op touw gezet, waaronder hulp voor de
                  gesubsidieerde kunsten en een regeling voor behoud van het varend erfgoed (de zogenaamde
                  bruine vloot). De sportsector wordt ondersteund middels tegemoetkomingen voor amateursportorganisaties
                  en verhuurders van sportaccommodaties. Zorg en ondersteuning op afstand wordt gesubsidieerd.
                  En ook dierentuinen krijgen een speciale tegemoetkoming om het hoofd boven water te
                  houden.
               
Maatregelen die nog in uitwerking zijn
Ten slotte is er nog een aantal maatregelen die zijn aangekondigd in het steun- en
                  herstelpakket van 28 augustus jl. in uitwerking. Zo onderzoekt het kabinet momenteel
                  samen met de reisbranche de haalbaarheid en wenselijkheid van een kredietfaciliteit
                  gekoppeld aan bestaande vouchers. Mocht blijken dat een rol voor de overheid hierin
                  aantoonbaar doelmatig en wenselijk is, dan zal het kabinet zich daarop beraden. Zoals
                  aangekondigd in de Kamerbrief van 28 augustus jl. (Kamerstuk 35 420, nr. 105) werkt het kabinet in samenwerking met Invest-NL aan het inrichten van een nationale
                  scale-up faciliteit voor het bevorderen van de groeimogelijkheden van scale-ups. Zo spoedig mogelijk zal het kabinet de Kamer hierover informeren.
               
Welke aanpassingen aan generieke of sectorspecifieke maatregelen zijn nodig?
Het kabinet is zich ervan bewust dat niet alle bedrijven gered kunnen worden. Aanpassingen
                  in de economie zijn noodzakelijk gezien de langdurige grip van het virus. Ook de recente
                  ontwikkeling van het virus en de genomen contactbeperkende maatregelen onderstrepen
                  dat het virus voorlopig bij ons is, en daarmee ook dat het belangrijk blijft voor
                  bedrijven en werkenden om zich aan te passen. Bij de beslissing of steun wordt geboden,
                  speelt naast rechtvaardigheid ook een economische afweging mee. We onderscheiden hierbij
                  enerzijds aanpassingen aan het bestaande pakket, waardoor ook het langere termijn
                  vertrouwen en aanpassingsvermogen versterkt wordt, en anderzijds een steun in de rug
                  van ondernemers om onvoorziene en onevenwichtige klappen op de korte termijn te verlichten.
               
Maatschappelijke winst door inzet in cruciale sectoren
De huidige situatie vraagt van iedereen een grote inzet, zowel als het gaat om de
                  directe impact in de zorg en volksgezondheid als het draaiende houden van de samenleving
                  en het ondersteunen van de economie. Het effect van de coronacrisis op verschillende
                  sectoren verschilt enorm. Waar de ene sector, zoals de gezondheidszorg, overuren draait,
                  ligt een andere sector, zoals de evenementenbranche, grotendeels stil. Daarnaast zien
                  we als gevolg van de coronacrisis grote uitdagingen ontstaan in cruciale delen van
                  de samenleving, zoals in de zorg, kinderopvang en het onderwijs en ook bij het bron-
                  en contactonderzoek en het toezicht op de naleving van de contactbeperkende maatregelen.
                  Die druk wordt alleen maar groter nu het griepseizoen voor de deur staat.
               
Het kabinet wil daarom in kaart brengen waar de inzet van extra mensen kan helpen
                  bij het verlenen van cruciale dienstverlening. Het gaat dan om (tijdelijke) banen
                  voor coronaondersteuning voor bijvoorbeeld het komend halfjaar. Zo snijdt het mes
                  aan twee kanten: we helpen de maatschappelijke crisis te verzachten in cruciale sectoren
                  en het virus te bestrijden, terwijl we perspectief bieden aan mensen die niet naar
                  hun werk kunnen of geen werk hebben. Mensen krijgen zo de mogelijkheid én de ruimte
                  om tijdelijk zinnig betaald werk te doen wat enorm gewaardeerd wordt door personeel
                  in de sectoren die nu onder grote druk opereren. Het kabinet is van mening dat dit
                  potentieel van grote meerwaarde kan zijn, maar is zich er terdege van bewust dat de
                  uitwerking nog aandacht nodig heeft. Samen met partners moeten we dit zorgvuldig doordenken.
                  Zowel de behoefte (vraag) als de beschikbaarheid van mensen (aanbod) worden in kaart
                  gebracht en moeten op elkaar worden afgestemd. De uitvoerbaarheid in de arbeidsmarktregio
                  verdient nadrukkelijke aandacht en hoe mensen die graag een bijdrage zouden kunnen
                  leveren en organisaties die ondersteuning nodig hebben, lokaal aan elkaar gekoppeld
                  kunnen worden.
               
De rijksoverheid neemt het voortouw door met de partners te kijken hoe vraag en aanbod
                  bij elkaar kunnen worden gebracht. Dit zal niet eenvoudig zijn maar samen kan er veel.
                  Onder meer de eerder aangekondigde arbeidsmarktondersteunings- en begeleidingstructuur
                  uit het aanvullend sociaal pakket (Kamerbrief van 23 september jl. (Kamerstuk 35 420, nr. 134)) zou hiervoor goed benut kunnen worden. Door deze inzet worden mensen met weinig
                  of geen werk weer aan het werk geholpen en de cruciale delen van de economie krijgen
                  de nodige ondersteuning. Deze crisis overkomt ons immers allemaal en alleen samen
                  kunnen we zo goed mogelijk weer uit deze crisis komen. Uw Kamer wordt hier op korte
                  termijn over geïnformeerd.
               
Hieronder wordt aangegeven welke aanvullende maatregelen het kabinet neemt.
Subsidieregeling voorraad- en aanpassingskosten horeca
Een deel van de horeca heeft door verscherping van overheidsmaatregelen op 15 oktober
                  2020 haar deuren noodgedwongen moeten sluiten voor een periode van minimaal 4 weken.
                  Dit terwijl de horeca kosten heeft gemaakt voor de (bederfelijke) voorraad in hun
                  ijskast waar ze nu mee blijven zitten. Afhaal en bezorging is immers slechts in beperkte
                  mate een alternatief. Daarnaast heeft specifiek de horeca noodzakelijke investeringen
                  gedaan om ook in de winter met inachtneming van de gedragsregels omzet te kunnen maken,
                  vooral door het winterklaar maken van de terrassen met bijvoorbeeld overkappingen.
                  Dit zijn eenmalige variabele kosten die niet worden gedekt vanuit het generieke steun-
                  en herstelpakket, waaronder de TVL.
               
Om de ondernemers tegemoet te komen in deze gemaakte kosten wordt er een eenmalige
                  subsidie verstrekt. Het kabinet werkt deze nieuwe subsidie momenteel uit. Om deze
                  subsidie snel beschikbaar te kunnen stellen en om de regeldruk voor horecaondernemers
                  te beperken, wordt bij de uitvoering aansluiting gezocht bij de voorwaarden en uitvoering
                  van de TVL-subsidie. Eet- en drinkgelegenheden incl. nachtclubs en kantine-exploitanten
                  die een TVL-aanvraag succesvol indienen, maken aanspraak op deze subsidie.8 De subsidie is gelijk aan circa 2¾ procent van de omzetderving voor eet- en drinkgelegenheden.
                  Voor een doorsnee café-ondernemer komt dit naar verwachting neer op een subsidie van
                  circa € 2.5009. Deze eenmalige vergoeding komt bovenop de TVL-subsidie en valt buiten de reeds verhoogde
                  cap van € 90.000. Voor de nieuwe subsidie wordt een budget van € 40 miljoen gereserveerd.
                  De voorwaarden en uitwerking worden voorafgaand aan de openstelling gepubliceerd.
               
Omdat de subsidie aansluit op de voorwaarden, openstelling en berekening van de TVL,
                  hoeven horecaondernemers geen tweede aanvraag in te dienen bij de Rijksdienst voor
                  Ondernemend Nederland (RVO.nl). Horecaondernemers kunnen naar verwachting vanaf medio
                  november a.s. een TVL-subsidie aanvragen. De nieuwe subsidie voor voorraad-en aanpassingskosten
                  wordt voor de horeca hierbij automatisch opgeteld.
               
Tijdelijke verbreding van de TVL
Door aanhoudende beperkingen en de reeds aangekondigde verscherping van overheidsmaatregelen,
                  worden de gevolgen van de coronacrisis voor ondernemers die zich verder in de keten
                  bevinden steeds zichtbaarder. De gevolgen van de overheidsmaatregelen raken niet alleen
                  de direct getroffen sectoren, maar sijpelen door in de productieketen en hebben bijvoorbeeld
                  impact op onderdelen van de transportsector. Deze sectoren zijn niet direct getroffen
                  door overheidsmaatregelen, maar zien hun omzet wel sterk teruglopen. Ondanks dat de
                  SBI-code-afbakening een goed middel is gebleken om de getroffen sectoren snel en gericht
                  in een tegemoetkoming te voorzien, kent deze methode ook zijn beperkingen. SBI-codes
                  zijn een generiek middel om sectoren te categoriseren en houden in sommige gevallen
                  geen rekening met de toeleveranciersketen in een bepaalde sector.
               
Het kabinet heeft besloten om de TVL in het huidige tijdvak van de TVL (Q4 2020) open
                  te stellen voor alle sectoren. De SBI-code-afbakening ter vaststelling van de doelgroep
                  komt daarmee eenmalig te vervallen in Q4. Ondernemers moeten voldoen aan de reeds
                  gestelde eisen van de TVL, waaronder het minimale omzetdervingspercentage van 30 procent.
                  Ook blijven SBI-codes leidend ter vaststelling van de vaste lasten. De land- en tuinbouw
                  kan bij deze verbreding ook gebruik maken van de TVL. Krediet- en financiële instellingen
                  zijn uitgezonderd van deze verbreding. Uitgaande van het Europese tijdelijke steunkader
                  COVID-19, op grond waarvan de verlenging van de TVL, net als de oorspronkelijke TVL,
                  zal worden genotificeerd bij de Europese Commissie voor goedkeuring als staatssteun,
                  mag namelijk geen ondersteuning worden verleend aan deze ondernemingen.
               
Voor deze eenmalige verbreding van de TVL voor Q4 2020 is € 140 miljoen gereserveerd.
                  Ondernemers kunnen naar verwachting vanaf medio november a.s. een aanvraag indienen
                  voor TVL Q4 2020 bij RVO.nl. De verbreding van de TVL is in principe eenmalig voor
                  Q4 2020. Met de gepubliceerde routekaart is het mogelijk voor ondernemers om tijdig
                  te anticiperen en hun bedrijfsvoering aan te passen op veranderende omstandigheden.
                  De eenmalige openstelling in Q4 wordt in december conform motie Asscher (Kamerstuk
                  35 420, nr. 110) meegenomen in de algehele evaluatie van het steun- en herstelpakket.
               
Evenementenbranchemodule
Door de noodzakelijke maatregelen vanwege het coronavirus zijn veel evenementen niet
                     doorgegaan. Veel organisatoren en toeleveranciers in de evenementenindustrie (waaronder
                     kermissen) zijn afhankelijk van de zomermaanden en hebben deze periode door de aanhoudende
                     beperkingen veel omzet gemist. Nadat voor dit najaar weer activiteiten werden opgestart,
                     is door de extra maatregelen voor de evenementenbranche de kans om een deel van de
                     gemiste omzet goed te maken, niet meer mogelijk. Bovendien is het perspectief op omzet
                     voor deze ondernemers voor een langere periode beperkt aangezien het zomerseizoen
                     nog ver weg is.
                  
De TVL is zo ingericht dat het omzetverlies wordt vastgesteld op basis van het verschil
                     met dezelfde kwartaal in het voorgaande jaar, zodat ondernemers op eenvoudige wijze
                     hun omzetderving kunnen aantonen en de TVL binnen wat voor RVO.nl uitvoerbaar is,
                     zoveel mogelijk gerichte steun geeft. Seizoengebonden ondernemers in de evenementenindustrie
                     ontvangen in het hoogseizoen een daarom relatief meer TVL-subsidie ten opzichte van
                     het laagseizoen. In het laagseizoen valt de TVL-subsidie echter lager uit, want ook
                     in 2019 was in deze kwartalen de omzet immers beperkt. Er zijn bedrijven uit de evenementenindustrie
                     die in TVL 1.0 subsidie hebben ontvangen, maar waarbij in het vierde kwartaal van
                     2019 de referentieomzet zo laag was dat ze niet aan de minimale voorwaarden van de
                     TVL voldoen en daarom niet in aanmerking komen voor een nieuwe TVL Q4 2020-aanvraag.
                     Nu alternatieve verdienmogelijkheden door extra contactbeperkende maatregelen beperkt
                     zijn, heeft het kabinet besloten eenmalig een module voor de evenementenbranche in
                     te richten in de TVL om deze bedrijven uit TVL 1.0 ook in de winter te ondersteunen.
                  
Een ondernemer komt voor de module in aanmerking wanneer:
• Ze wel voor TVL 1.0 in aanmerking is gekomen, maar niet voor TVL Q4 2020 in aanmerking
                        zal komen vanwege een te lage referentieomzet in het 4e kwartaal van 2019.
                     
• Ze binnen een SBI-code valt die aangeduid is als evenement-gerelateerd.
• Ze kan aantonen minimaal één festival of evenement te hebben georganiseerd of voor
                        haar omzet voor minimaal 70% afhankelijk te zijn van levering aan festivals of evenementen.
                     
Ondernemingen uit de evenementenindustrie die door een lage referentieomzet in 2019
                  geen aanspraak kunnen maken op de aankomende TVL-subsidie, ontvangen eenmalig een
                  bedrag gebaseerd op de hoogte van hun TVL 1.0 subsidie. De eenmalige kosten hiervan
                  worden globaal geraamd op € 11 miljoen. Het kabinet werkt deze regeling momenteel
                  uit.
               
Premiemaatregel voor overwerk
Sinds 1 januari jl. betalen werkgevers, als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans
                  (WAB), een lage WW-premie voor vaste contracten en een hoge WW-premie voor flexibele
                  contracten. Op grond van de WAB is in het Besluit Wfsv ook geregeld dat werkgevers
                  met terugwerkende kracht de hoge WW-premie moeten afdragen voor vaste werknemers die
                  in een kalenderjaar meer dan 30% hebben overgewerkt. Deze bepaling kan onbedoelde
                  effecten hebben in sectoren waar door het coronavirus veel extra overwerk nodig is,
                  zoals de zorg. Om deze onbedoelde effecten weg te nemen, is de zogenaamde 30% herzieningssituatie
                  in 2020 opgeschort. Ook in 2021 zal in bepaalde sectoren nog veel overwerk nodig zijn
                  als gevolg van corona. De 30% herzieningssituatie zal daarom tevens in 2021 worden
                  opgeschort. De Minister van SZW zal deze aanpassing zo spoedig mogelijk uitwerken.
               
Verlenging Garantieregelingen
De ervaring leert dat ondernemers, maar ook financiers voor nu over het algemeen uit
                  de voeten kunnen met de nood- en herstelpakketten van het Rijk. Door de TVL, de NOW
                  en uitstel van belastingafdracht is er vooralsnog voldoende steun gericht op liquiditeit
                  voordat ondernemers externe financiering aangaan met behulp van de garantieregelingen.
               
Om bedrijven in hun liquiditeitsbehoefte te blijven ondersteunen acht het kabinet
                  het van belang om de corona garantieregelingen te verlengen. Met het aflopen of afbouwen
                  van andere maatregelen kan de liquiditeitsbehoefte immers groter worden. Daarom worden
                  het corona garantie-instrumentarium en de financieringsregelingen COL via de Regionale
                  Ontwikkelingsmaatschappijen en de Overbruggingskredietfaciliteit Qredits, gelijk aan
                  het EU COVID-19 staatssteunkader, verlengd tot en met 30 juni 2021. Daarvan zal een
                  melding bij de Europese Commissie worden gedaan. Voor de BMKB-C wordt een verlenging
                  tot eind 2021 voorgestaan omdat deze regeling een solide basis biedt om het mkb te
                  ondersteunen dat financiering zoekt en BMKB-C buiten het COVID-19 staatssteunkader
                  valt.
               
Het kabinet blijft, samen met DNB, AFM en de financiële sector, nauwgezet de ontwikkelingen
                  en de risico’s monitoren. Hoewel zij daar vooralsnog geen aanleiding toe ziet, geeft
                  DNB in haar Overzicht Financiële Stabiliteit aan opnieuw een pandemiestresstest uit
                  te kunnen voeren mocht de situatie wijzigen, om zo te bezien wat de mogelijke gevolgen
                  voor het bankwezen zouden kunnen zijn.
               
Time-out arrangement (TOA)
Het kabinet wil ondernemers in zwaar weer ondersteunen in hun zoektocht naar private
                  oplossingen om een faillissement af te wenden. Veel ondernemers dreigen niet alleen
                  hun levenswerk te verliezen en hun personeel te moeten ontslaan, bij een faillissement
                  kunnen ondernemers nog jaren worden achtervolgd vanwege persoonlijke aansprakelijkheden.
                  Dit kan bovendien mensen afschrikken om de risico’s van het ondernemerschap (opnieuw)
                  aan te gaan. Terwijl Nederland straks – wanneer corona weer onder controle komt –
                  ondernemende mensen nodig heeft om onze economie op te bouwen. Faillissementen resulteren
                  ook in onbetaalde rekeningen bij andere bedrijven. Om de ingrijpende consequenties
                  voor zowel betrokken mensen als onze economie en werkgelegenheid te voorkomen, is
                  een zachte landing bij het permanent of tijdelijk stopzetten van deze bedrijven van
                  belang. Om die reden werkt het kabinet met stakeholders aan flankerend beleid om ondernemers
                  te helpen bij de inzet van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA).
               
De WHOA helpt ondernemers om een akkoord met schuldeisers (en aandeelhouders) tot
                  stand te brengen waarbij de schulden worden gesaneerd en faillissementen worden voorkomen.
                  De rechter kan dan een akkoord bevestigen, waardoor schuldeisers (of aandeelhouders)
                  die niet met het akkoord hebben ingestemd toch aan het akkoord worden gebonden. Wel
                  gelden daarbij de in de WHOA aan het akkoord gestelde eisen en moet voldoende steun
                  bestaan voor het akkoord. De WHOA treedt per 1 januari 2021 in werking. Vooruitlopend
                  hierop kunnen ondernemers starten met de voorbereidingen.10 Dit biedt ondernemers nu al de gelegenheid in overleg te treden met hun schuldeisers,
                  het akkoord alvast uit te werken en dit voor te leggen aan schuldeisers (en aandeelhouders).
                  Indien ondernemers hierbij alvast de voorschriften van de WHOA in acht nemen, kan
                  dit direct na 1 januari 2021 voor bevestiging aan de rechter worden voorgelegd.
               
De WHOA is voor ondernemers een ingewikkelde en vrij technische wet waar ze zonder
                     ondersteuning niet goed mee uit de voeten zullen kunnen. Bovendien neemt de WHOA niet
                     alle knelpunten weg die ondernemers tegenkomen bij het tijdelijk stilleggen of definitief
                     stoppen van hun bedrijf. In het totaalpakket aan ondersteuning, het time-out arrangement
                     (TOA), is hier aandacht voor.
                  
De ondersteuning binnen de TOA zal bestaan uit meerdere elementen. Een deel loopt
                     al en een deel van dit flankerend beleid wordt verder uitgewerkt. Vorige maand is
                     het programma «Zwaar weer» gestart bij de Kamer van Koophandel. Dit programma bestaat
                     uit dienstverlening voor ondernemers in zwaar weer, zoals doorverwijzing, advies en
                     een routewijzer. Volgende maand zal een platform met praktische informatie worden
                     gelanceerd. Ondernemers vinden daar informatie over welke stappen zij zelf al kunnen
                     zetten en hoe ze daarbij kunnen worden ondersteund. Vanaf januari zal de dienstverlening
                     van de Kamer van Koophandel en het Ondernemersklankbord verrijkt zijn met extra, op
                     de WHOA toegespitste, ondersteuning. Het gaat dan om advies, doorverwijzing, coaching
                     en een tool die de totstandkoming van akkoorden vereenvoudigt.
                  
Het kabinet werkt daarnaast verder uit hoe de totstandkoming van akkoorden met schuldeisers
                  om een faillissement af te wenden verder kan worden bevorderd. Voor de slagingskansen
                  van akkoorden is bijvoorbeeld de stellingname van grote schuldeisers van groot belang.
                  Het kabinet spant zich dan ook in om samen met andere schuldeisers, intermediairs
                  en schuldhulpverleners richtlijnen voor een soepelere behandeling van saneringsverzoeken
                  te ontwikkelen. Bij deze richtlijnen is aandacht voor de benadering van kleine schuldeisers
                  die zelf in financiële problemen zouden komen. Een gezamenlijke benadering van deze
                  problematiek zal naar verwachting het perspectief voor het bedrijfsleven verder verbeteren.
                  Hierbij heeft het kabinet aandacht voor de situatie waarin de fiscale uitstelregeling
                  voor een onderneming niet afdoende blijkt. Met het oog daarop zet de Belastingdienst
                  zich gedurende de coronacrisis in om levensvatbare ondernemingen een toekomstperspectief
                  te bieden. Bij de concrete invulling hiervan is de uitvoerbaarheid een randvoorwaarde.
                  Bij de beoordeling van saneringsverzoeken komt de nadruk te liggen op welke ruimte
                  er is om ondersteuning te bieden in plaats van op een strikt, formeel-juridische uitvoering
                  van de regeling. Dit kan er onder omstandigheden toe leiden dat in het belang van
                  het voortbestaan van de onderneming de Belastingdienst minder zware eisen stelt aan
                  deelname aan een saneringsakkoord. De Belastingdienst kan in een dergelijk geval bijvoorbeeld
                  akkoord gaan met een uitkering die lager is dan hetgeen aan inningsmogelijkheden beschikbaar
                  is of kan een betalingstermijn van 36 maanden (in plaats van 12 maanden) voor de uitkering
                  toestaan.
               
Naast betalingsachterstanden en schulden kampen ondernemers ook met toekomstige (doorlopende)
                  betalingsverplichtingen. Uit de praktijk blijkt dat betalingsverplichtingen rondom
                  vaste lasten ondernemers in sommige sectoren beletten om tijdelijk met hun bedrijf
                  te kunnen stoppen, bijvoorbeeld om hun verdienmodel aan te passen. Ondernemers die
                  tijdelijk met hun bedrijf stoppen en die voldoen aan de voorwaarden van de TVL, kunnen
                  gebruik blijven maken van de TVL. Loonbetaling is ook een belangrijke kostenpost voor
                  werkgevers; door de NOW-subsidie drukt loondoorbetaling echter minder zwaar op bedrijven
                  tijdens deze crisis. Bovendien kunnen werkgevers en werknemers onderling afspraken
                  maken over relevante doorlopende verplichtingen, zoals het doen van een loonoffer
                  of het opgeven van bovenwettelijke vakantiedagen. Wanneer een ondernemer overgaat
                  tot het ontslag van een werknemer, vormt de transitievergoeding mogelijk een beletsel
                  voor het stoppen of tijdelijk stilleggen van het bedrijf. Het is ook hier voor werkgevers
                  en werknemers nu al mogelijk om onderling afspraken te maken over de hoogte en de
                  uitbetaling van de transitievergoeding. Bovendien kan de transitievergoeding ook in
                  maximaal 6 maanden worden betaald in het geval dat betaling binnen een maand leidt
                  tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van de werkgever. In de ogen van
                  het kabinet bieden deze mogelijkheden voldoende soelaas voor bestaande problematiek.
               
Afsprakenkader voor de detailhandel
Het is maatschappelijk van groot belang om winkels zoveel mogelijk open te houden.
                  Dat kan alleen maar als dat veilig kan en de richtlijnen worden nagevolgd. Hierover
                  is intensief overleg met de detailhandelssector. Op 27 oktober bekrachtigt het kabinet
                  met de branches in de detailhandel het «Afsprakenkader Naleving en Handhaving Verantwoord
                  winkelen». Dit afsprakenkader betreft een systematische aanpak met afspraken over
                  de naleving en handhaving van protocollen in de detailhandel. Het afsprakenkader bevat
                  maatregelen om veilig winkelen te garanderen ten aanzien van onder andere inrichtingsmaatregelen
                  in en om de winkel en in de openbare ruimte van winkelgebieden. Met de branches in
                  de detailhandel en de veiligheidsregio’s worden afspraken gemaakt over de strikte
                  naleving, zelfhandhaving en indien noodzakelijk handhaving door de veiligheidsregio,
                  gemeenten en justitie. Het kabinet spreekt waardering uit voor de manier waarop deze
                  sector hiermee verantwoordelijkheid neemt.
               
Cultuur
Het kabinet heeft op 28 augustus aangekondigd € 482 miljoen extra beschikbaar te stellen
                  voor de eerste helft van 2021 voor de culturele sector. Dit bedrag komt bovenop de
                  generieke steunmaatregelen waarvan de culturele sector gebruik kan maken. Een deel
                  van de culturele instellingen waarvan de eerder verstrekte ontheffing op basis van
                  «groot (cultureel) belang» is ingetrokken met de nieuwe maatregelen, wordt geholpen
                  vanuit dit steunpakket van € 482 miljoen, dat nu wordt uitgewerkt en naar verwachting
                  op 16 november aan uw Kamer wordt gestuurd.
               
Voor het niet-gesubsidieerde deel van de culturele sector onder andere de vrije theaterproducenten,
                  geldt dat zij nog onvoldoende gebruik kunnen maken van het huidige generieke pakket.
                  Door de aangescherpte maatregelen lopen deze partijen tegen forse extra verliezen
                  aan. Voor vrije theaterproducenten is immers ook sprake van «weggegooide» producties
                  (gemaakte kosten voor scenario’s, decors, acteursrepetities) die door de sluiting
                  van theaters niet meer kunnen worden ingehaald. Hierdoor ontstaat een financieel gat
                  met als gevolg dat investeringen in nieuwe producties niet mogelijk zijn. Om deze
                  reden wordt € 40 miljoen vrijgemaakt om deze vrije theaterproducenten te ondersteunen
                  door kosten die zij gemaakt hebben deels te compenseren. Hiermee worden zij in staat
                  gesteld om opnieuw investeringen te doen voor nieuwe en bestaande producties. In combinatie
                  met het tweede steunpakket in de culturele in culturele sector hiermee toegerust om
                  met de uitdagingen van deze tijden om te gaan.
               
In de evenementenbranche wordt daarnaast gesproken over nieuwe verzekeringsinstrumenten,
                  waarmee activiteiten mogelijk weer hervat kunnen worden. Mocht blijken dat een rol
                  voor de overheid hierin aantoonbaar doelmatig en wenselijk is, dan beraadt het kabinet
                  zich daarop.
               
Sportverenigingen
De aanscherping van de coronamaatregelen treft de sport hard, nu het kabinet heeft
                  besloten dat er geen wedstrijden mogen worden georganiseerd en publiek moet worden
                  geweerd. Voor verenigingen is het nu lastiger om sporters trainingen te bieden terwijl
                  ook het organiseren van competities, waarvoor sporters mede contributie betalen, niet
                  mogelijk is. De organisatie van competitie is in hoofdzaak de reden waarom een vereniging
                  lid is van een sportbond. Bovendien blijven kantines gesloten, die een belangrijke
                  inkomstenbron vormen voor sportverenigingen. De kabinetsmaatregelen raken zowel de
                  buiten- als de binnensport hard, en zet de overlevingskracht van verenigingen onder
                  druk.
               
Toen de sport eerder dit jaar ook flink geraakt werd door de coronamaatregelen zijn
                  verenigingen die hun accommodatie huren, gecompenseerd voor hun vaste lasten via de
                  regeling Tegemoetkoming Verhuurders Sportaccommodaties (TVS). De verenigingen die
                  de accommodatie in eigen bezit hebben zijn toen gecompenseerd via de regeling Tegemoetkoming
                  Amateursportorganisaties (TASO).
               
Met het oog op de nieuwe coronamaatregelen wordt het sport-specifieke pakket aangepast
                  en opnieuw opengesteld voor de periode van 1 oktober t/m 31 december, met een uitvoering
                  die erop is gericht om de nieuw ontstane financiële schade van amateursportverenigingen
                  te compenseren. Hiervoor wordt de onderbesteding uit de TVS en TASO (€ 60 miljoen)
                  ingezet, daarnaast zal er overlegd worden met de sector over de gevolgen van de coronamaatregelen.
               
Parallel hieraan wordt gekeken naar de financiële schade bij zwembaden en ijsbanen,
                  die bij uitstek de gevolgen ondervinden van beperkte publieke toegang terwijl de doorlopende
                  kosten gelijk blijven. Het onderzoek naar deze schade loopt nog en de definitieve
                  resultaten worden medio november verwacht, maar de eerste resultaten wijzen op significante
                  verliezen bij de zwembaden en ijsbanen. Ook hier is aandacht voor.
               
Wat betreft de sportcompetities sluiten we onze ogen niet voor de financiële gevolgen
                  bij sportbonden door de coronamaatregelen. Op zeer korte termijn staat een gesprek
                  hierover gepland tussen de NOC*NSF en de Minister voor Medische Zorg en Sport.
               
Het Mulier Instituut monitort de gevolgen van de coronacrisis voor de sport, en kijkt
                  hierbij ook naar de financiële gevolgen en pijnpunten bij amateursportverenigingen
                  als gevolg van de aanscherpingen van de coronamaatregelen. Medio november worden de
                  definitieve resultaten van het Mulier onderzoek verwacht en met de Kamer gedeeld.
                  De resultaten van deze monitor vormen de basis om met de sector in overleg te gaan
                  over de financiële situatie van de verschillende organisaties in de sportsector.
               
Daarnaast kan de sportsector uiteraard ook, als aan de geldende voorwaarden voldaan
                  wordt, gebruik blijven maken van de generieke steunmaatregelen.
               
Medeoverheden
Medeoverheden vervullen een cruciale rol in de coronacrisis. Rijk en medeoverheden
                  zullen gezamenlijk blijven optrekken om de gevolgen van de impact van de coronacrisis
                  te bestrijden. De nieuwe coronamaatregelen zullen waarschijnlijk gevolgen hebben voor
                  de inkomsten en uitgaven van medeoverheden. Tussen Rijk en medeoverheden geldt nog
                  steeds de afspraak over reële compensatie van medeoverheden voor door hun gederfde
                  inkomsten en de door hen gemaakte kosten. Het kabinet is en blijft hierover in overleg
                  met de medeoverheden. Hierbij nemen alle overheden samen hun verantwoordelijkheid
                  om hun inkomsten en uitgaven zoveel mogelijk beheersbaar te houden in de nieuwe situatie.
                  Op sommige terreinen zijn al specifieke afspraken gemaakt over hoe de hoogte van de
                  compensatie van medeoverheden meebeweegt met de crisis, zoals onder andere de vergoeding
                  van inkomstenderving en de extra kosten van GGD’s en veiligheidsregio’s, extra kosten
                  voortkomend uit de Tijdelijke Wet COVID-19 onder andere op het gebied van Toezicht
                  en Handhaving en extra kosten met betrekking tot het openbaar vervoer en de Tozo.
                  Ook de komende periode zal het kabinet de gevolgen van de coronacrisis voor medeoverheden
                  nauwlettend blijven volgen en hierover in gesprek blijven met de medeoverheden.
               
Naar aanleiding van de nieuwe maatregelen heeft het kabinet in het bijzonder aandacht
                  voor de extra kosten bij gemeenten op het gebied van Sport en Cultuur, zoals eerder
                  benoemd in deze brief. Daarnaast is de verwachting dat de inkomstenderving van gemeenten
                  verder zal oplopen dan de hier nu voor gereserveerde € 100 miljoen. Hoewel dit met
                  veel onzekerheid is omgeven wordt de reservering hiervoor verhoogd met € 150 miljoen
                  tot in totaal € 250 miljoen. Zodra meer bekend is over de financiële impact van de
                  inkomstenderving op gemeentelijk niveau zal de uitkering verder worden uitgewerkt.
                  Mocht dit bedrag alsnog niet nodig blijken dan vloeien deze middelen weer terug naar
                  de schatkist.
               
Naast de impact van de nieuwe coronamaatregelen van 13 oktober jl. zullen er door
                  gemeenten tevens extra kosten worden gemaakt in het kader van de verkiezingen in verband
                  met het verzoek van uw Kamer om vervroegd stemmen in het stemlokaal en stemmen per
                  brief mogelijk te maken. Uw Kamer zal hierover nog geïnformeerd worden.
               
Voor Caribisch Nederland wordt een vergelijkbare benadering gekozen als in Europees
                  Nederland. De komende periode zal nader uitgewerkt worden hoe de extra steunmaatregelen
                  in Europees Nederland vertaald worden naar Caribisch Nederland. Uw Kamer wordt hierover
                  per brief separaat geïnformeerd.
               
Conclusie
Het is een gezamenlijke opdracht om met elkaar zo goed als mogelijk uit de crisis
                  te komen. Het kabinet blijft de economische ontwikkelingen op de voet volgen en wil
                  bedrijven, ondernemers en burgers ondersteunen in hun pad om zich aan te passen aan
                  de nieuwe omstandigheden. De problematiek rondom quarantaine voor zowel werknemers
                  als werkgevers heeft daarbij nadrukkelijk de aandacht van het kabinet. Met de publicatie
                  van de routekaart is er ook voor de toekomst meer duidelijkheid over wat ondernemers
                  kunnen verwachten.
               
Ondanks alle inspanningen van het kabinet en de maatregelen uit het sociaal pakket,
                  zullen er toch mensen zijn die door deze crisis hun baan verliezen en werkloos thuis
                  komen te zitten. Het kabinet realiseert zich hoe ingrijpend zo’n gebeurtenis kan uitpakken
                  in het leven van mensen. Daarom hebben we blijvend oog voor de maatschappelijke impact
                  van de crisis en de beperkende maatregelen. In deze context voert het kabinet ook
                  op reguliere basis overleg met sociale partners.
               
De maatregelen die we met deze brief nemen, tonen aan dat het kabinet bereid is om
                  de stappen te zetten die noodzakelijk zijn om Nederland door de crisis te loodsen.
                  Bovendien informeren wij Uw Kamer uiterlijk december over de voorzetting van het steun-
                  en herstelpakket conform de motie Asscher (Kamerstuk 35 420, nr. 110) en over een strategie om de steunpakketten te evalueren.
               
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën - 
              
                  Mede ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën - 
              
                  Mede ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid