Brief regering : Beleidsreactie inspectierapporten over de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel
29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel
Nr. 239 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2020
De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de inspectie) heeft twee onderzoeken
                  opgeleverd over de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel. Met deze brief bied ik
                  u deze rapporten aan1. Het eerste rapport betreft een thematisch onderzoek naar de resocialisatie van tbs-gestelden.
                  Het tweede rapport betreft onderzoek naar aanleiding van een ernstig incident tijdens
                  de resocialisatie van een tbs-gestelde, die op dat moment verbleef in forensisch psychiatrisch
                  centrum (hierna: FPC) De Oostvaarderskliniek. In deze brief geef ik daarom een gecombineerde
                  reactie op beide onderzoeken.
               
De vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid heeft mij daarnaast op 17 juli
                  2020 verzocht uw Kamer te informeren over de actuele wachttijden en de capaciteit
                  van tbs-klinieken en verzocht om een reactie op het artikel «Klinieken raken vol,
                  wachtlijst groeit: «Het tbs-systeem is aan het vastlopen»» van 15 juli 2020.2 In deze brief ga ik ook in op dat verzoek.
               
Bevindingen inspectie
De inspectie geeft in het thematisch onderzoek aan dat de wijze waarop het tbs-stelsel
                  vorm heeft gekregen aantoonbaar bijdraagt aan de veiligheid van de samenleving. Wel
                  ziet zij noodzaak om binnen het stelsel de uitvoering te versterken. In dat kader
                  identificeert de inspectie in het thematisch onderzoek een aantal externe factoren
                  als knelpunten die druk geven op het resocialisatietraject van tbs-gestelden. Dit
                  betreft met name knelpunten in de inkoopsystematiek, in de samenwerking tussen klinieken
                  en reclassering en in de in-, door- en uitstroom van tbs-gestelden. Dit laatste werd
                  eerder dit jaar ook gesignaleerd door de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
                  in haar advies «Langdurig in de tbs», dat ik op 24 juni 2020 aan uw Kamer heb aangeboden.3 De inspectie concludeert dat door deze opeenstapeling van factoren en omstandigheden
                  de hoofden behandeling in de FPC’s onder te grote druk staan, waardoor FPC’s teveel
                  beperkt worden in de mate waarop de regievoering op het resocialisatietraject plaats
                  kan vinden.
               
De inspectie concludeert in het incidentonderzoek dat tijdens het proefverlof van
                  betrokkene onvoldoende regie is gevoerd. Naast een aantal structurele zaken die door
                  de inspectie zijn opgenomen in het thematisch onderzoek is in deze casus sprake van
                  een aantal unieke tekortkomingen. Ik kom hier later in mijn reactie op terug.
               
Reactie
De tbs-maatregel met dwangverpleging wordt ter bescherming van de samenleving opgelegd
                  aan daders van ernstige misdrijven die lijden aan een psychische stoornis. De maatregel
                  kan zo lang als nodig duren om het gevaar voor de samenleving terug te brengen en
                  is een vrijheidsbenemende maatregel, waarvoor waarborgen zijn vastgelegd in Europese
                  regelgeving.4 Daarom beslist de rechter voor de eerste keer na twee jaar (en daarna in ieder geval
                  iedere twee jaar) of de tbs-maatregel moet worden verlengd of dat deze dient te worden
                  beëindigd. Daarbij wordt ook gekeken naar de voortgang van de behandeling en de tijdigheid
                  van verschillende stappen in de tenuitvoerlegging, bijvoorbeeld het starten van behandelingen
                  en overplaatsingen.5 Klinieken zijn daarom altijd scherp op het bewaken van de voortgang in de behandeling.
                  Enige druk op de tenuitvoerlegging is dus inherent aan de tbs-maatregel.
               
Het Nederlandse tbs-stelsel werkt goed, zo blijkt uit recidivecijfers. Het percentage
                  personen dat binnen twee jaar na uitstroom recidiveert is verhoudingsgewijs laag voor
                  de tbs met dwangverpleging, namelijk 8,4 procent voor tbs-waardige delicten en 19
                  procent voor algemene recidive.6 Ondanks deze resultaten, doen incidenten zich van tijd tot tijd voor. In het lopende
                  jaar zijn er tot nu toe bijna 900 verlofmachtingen verleend en hebben zich 23 onttrekkingen
                  (waaronder twee ontvluchtingen) voorgedaan. Uiteraard zet iedereen in de tbs-sector
                  zich iedere dag in om incidenten te voorkomen. De veiligheid van de forensische zorg
                  verbeteren heeft ook mijn hoogste prioriteit. Honderd procent veiligheid is echter
                  helaas niet te garanderen.
               
Tegelijkertijd is dat geen excuus voor fouten. Ik vind het belangrijk iedere keer
                  zorgvuldig te onderzoeken wat de aanleiding van een incident is en te kijken welke
                  lessen we uit incidenten kunnen trekken. Alleen zo kunnen we bepalen of verbeteringen
                  nodig zijn en houden we het systeem scherp. Als incidenten het gevolg zijn van dingen
                  die in het stelsel niet goed werken, dan pakken we die kwetsbaarheden aan. De afgelopen
                  jaren heb ik in samenwerking met het veld aan de hand van een gestructureerde aanpak
                  de prioriteiten in de verbetering van de forensische zorg opgepakt. De voorliggende
                  rapporten van de inspectie omvatten een grondige analyse van de tenuitvoerlegging
                  van de tbs-maatregel, die voor mij op een aantal punten de ingezette koers bevestigen
                  en daarnaast zichtbaar maken waar we nog extra op moeten inzetten.
               
In mijn reactie op de onderzoeken ga ik in op de acties die ik reeds in gang heb gezet
                  en wat ik aanvullend ga doen om de door de inspectie geconstateerde knelpunten aan
                  te pakken om de druk op het resocialisatietraject te verminderen. Ik doe dat aan de
                  hand van drie thema’s: de capaciteit van de tbs-klinieken en vervolgvoorzieningen,
                  de regie op het resocialisatietraject en de toetsing van verlof. Tot slot ga ik in
                  op de specifieke bevindingen vanuit het incidentonderzoek naar FPC De Oostvaarderskliniek.
               
1. Vergroten van capaciteit tbs-klinieken en vervolgvoorzieningen
Voldoende capaciteit (plekken) in tbs-voorzieningen, zowel in de FPC’s als in voorzieningen
                  waar tbs-gestelden later in hun resocialisatietraject heen kunnen, is noodzakelijk.
                  De inspectie concludeert dat er sprake is van belemmeringen in de door- en uitstroom,
                  onder meer door een tekort aan passende vervolgvoorzieningen, waardoor tbs-gestelden
                  langer dan nodig in FPC’s verblijven, wat de mogelijkheden tot instroom voor nieuwe
                  patiënten beperkt. Daarbij concludeert de inspectie ook dat er bij de inkoop door
                  de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) niet op type en onvoldoende op de
                  kwaliteit van de vervolgvoorziening wordt gestuurd. Ook stelt de inspectie dat het
                  stelsel onvoldoende langdurige financiële zekerheid biedt, doordat inkoopcontracten
                  voor twee jaar worden afgesloten.
               
Vergroten van (sturing op) capaciteit
Ten aanzien van de beschikbaarheid van vervolgvoorziening worden knelpunten op twee
                  vlakken geconstateerd. Allereerst moeten er voldoende plekken beschikbaar zijn in
                  vervolgvoorzieningen en ten tweede moeten de beschikbare plekken ook kwalitatief in
                  orde zijn. Om de druk op de FPC’s te verlagen neem ik zowel maatregelen om op de korte
                  termijn de capaciteit te vergroten, alsook om op de lange termijn de sturingsmogelijkheden
                  op capaciteit te vergroten.
               
In brede zin is een hogere capaciteitsbehoefte in de gehele forensische zorg zichtbaar.
                  Ik wil dat de actuele capaciteit voor de gehele forensische zorg zo goed mogelijk
                  aansluit op de behoefte. Daarom is er in de ontwerpbegroting voor 2021 voor de forensische
                  zorg structureel 100 miljoen extra beschikbaar gekomen.7 Om de capaciteit van passende vervolgvoorzieningen te vergroten, is een speciaal
                  team van DJI sinds het najaar van 2019 bezig om een uitbreiding van klinische uitstroomplaatsen
                  op de lagere beveiligingsniveaus 1 en 2 in combinatie met een hoge zorgintensiteit
                  te realiseren. Dit doen zij door in samenwerking met forensische zorgaanbieders knelpunten
                  in kaart te brengen en naar oplossingen te zoeken. Dit proces kost tijd. Op basis
                  van de rapporten van de inspectie zie ik aanleiding om op korte termijn extra capaciteit
                  te realiseren. Duidelijk is dat het vinden van een vervolgvoorziening niet altijd
                  makkelijk is. Ik wil zorgen voor meer plekken in die voorzieningen, zodat de doorstroom
                  vanuit de FPC’s beter loopt en de druk eerder in de keten ook afneemt. Ik heb DJI
                  gevraagd extra plekken voor forensisch beschermd wonen te realiseren. DJI is in gesprek
                  met zorgaanbieders om in lijn met de acties van eerder genoemd team een groter en
                  passend aanbod aan plekken voor forensisch beschermd wonen te realiseren. Hiermee
                  verwacht ik de doorstroom in de keten te verbeteren en de druk op de FPC’s te verminderen.
                  Bij de realisatie van deze plekken is de samenwerking met gemeenten van belang. Hier
                  kom ik later in mijn reactie op terug.
               
Op de lange termijn wil ik dat DJI meer in het zadel komt als het gaat om (toekomstige)
                  capaciteitsbehoefte. Door meer zicht en meer sturingsmogelijkheden daarop te creëren
                  kan sneller worden ingesprongen als zich problemen in de doorstroom voordoen om de
                  druk op FPC’s structureel hanteerbaar te houden. Dat wil ik op twee manieren bereiken.
                  De instroom aan de voorkant van de tbs-maatregel, via de opleggingen door de rechter
                  is lastig te voorspellen. Als tbs-gestelden echter eenmaal zijn begonnen aan hun strafrechtelijk
                  traject zijn wel patronen te herkennen over het verloop van het traject en kan een
                  inschatting worden gemaakt van de benodigde capaciteit in het traject. Daarvoor is
                  allereerst noodzakelijk dat administratieve systemen toegerust zijn om het verloop
                  van deze trajecten te monitoren. De huidige ICT-systemen van DJI, die voornamelijk
                  zijn toegerust op het proces van indicatiestelling en plaatsing, kunnen dat niet.
                  Ik wil dat verbeteren. Daarom onderzoek ik of een ICT-systeem kan worden ontwikkeld
                  dat beter in beeld brengt welke zorg een forensische cliënt ontvangt zodat zorgtrajecten
                  beter in beeld komen, waardoor betere prognoses over de benodigde capaciteit kunnen
                  worden gemaakt. Ten tweede bekijk ik, zoals in de voortgangsbrief forensische zorg
                  van 24 juni 2020 is aangegeven, of de huidige inkoopsystematiek voor forensische zorg
                  kan worden verbeterd. Mijn doel is binnen de kaders van de aanbestedingswet tot een
                  nieuwe inkoopsystematiek te komen, die DJI beter in staat stelt op capaciteit en kwaliteit
                  te sturen. De nieuwe systematiek moet er tevens voor zorgen dat DJI en de zorgaanbieders
                  niet onnodig tegenover elkaar komen te staan, maar zoveel mogelijk in dialoog tot
                  goede afspraken kunnen komen. Naar verwachting is de nieuwe systematiek eind dit jaar
                  gereed.
               
Ik wil ook forensische zorgaanbieders ondersteunen in het uitbreiden van capaciteit.
                  In dat kader ben ik met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in gesprek
                  om te verkennen of er mogelijkheden zijn om de forensische zorg aan te laten sluiten
                  bij het Waarborgfonds voor de Zorgsector. Dit fonds verstrekt garanties op leningen
                  die zorgaanbieders willen afsluiten, bijvoorbeeld ten behoeve van uitbreiding van
                  hun capaciteit. Hiermee kunnen wellicht bepaalde financiële belemmeringen worden weggenomen
                  die het uitbreiden van plaatsen bemoeilijken.
               
VKC-verzoek capaciteit en wachtlijsten tbs-klinieken
De vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid verzocht mij uw Kamer te informeren
                  over de actuele capaciteit en wachttijden voor de tbs-klinieken. Op peildatum augustus
                  2020 verbleven er 1.419 justitiabelen in een FPC. Dat schuurt tegen de maximale capaciteit
                  van de tbs-klinieken aan. Dit zorgt er voor dat patiënten soms moeten wachten voordat
                  er een plek vrijkomt. Deze wachttijd was in 2019 gemiddeld drie maanden en is sterk
                  afhankelijk van de vastgestelde stoornis, de benodigde zorg en het beveiligingsniveau
                  in combinatie met de actuele beschikbaarheid in een FPC.8 Niet iedere plek is namelijk geschikt voor elk type patiënt.
               
Verbeteren van kwaliteit vervolgvoorzieningen
Uiteraard is het van belang dat er niet alleen voldoende plekken in vervolgvoorzieningen
                  zijn om cliënten te plaatsen, maar dat die plaatsen ook van voldoende kwaliteit zijn.
                  En dat deze plekken na het sluiten van een inkoopcontract ook van voldoende kwaliteit
                  blijven. Ik wil dat vanaf het begin van een tbs-behandeling tot aan het einde van
                  een resocialisatietraject forensische scherpte voorop staat. Het moet vooraf helder
                  zijn wat verwacht wordt van tbs-voorzieningen, zodat DJI maar ook andere instellingen
                  weten wat ze van elkaar mogen verwachten en elkaar daarop scherp kunnen houden. Daarom
                  faciliteer ik het veld bij het maken van een kwaliteitskader voor de forensische zorg.
                  Eerder heb ik uw Kamer daarover bericht.9 Naar verwachting wordt dit kwaliteitskader nog dit jaar aangeboden bij het Zorginstituut
                  Nederland (ZIN) na het in kaart brengen van de financiële consequenties van de implementatie.
                  Dan kan het naar verwachting vanaf 2022 worden gebruikt bij de inkoop. Met dit kwaliteitskader
                  krijgt DJI ook meer ruimte om gerichtere afspraken (zowel kwalitatief als kwantitatief)
                  over kwaliteit te maken en daarop te sturen.
               
Vergroten van draagvlak voor terugkeer in samenleving
Tot slot wil ik met betrekking tot de beschikbaarheid van vervolgvoorzieningen kort
                  ingaan op het draagvlak en de tolerantie in de samenleving. Het komt voor dat terugkeer
                  van een (ex-)tbs-gestelde lokaal tot onrust leidt. Dat kan ik mij goed voorstellen.
                  Tegelijkertijd is het voor de veiligheid van de maatschappij van belang dat iemand
                  een woning en werk heeft en na zijn straf of maatregel een normaal leven kan oppakken
                  om recidive blijvend te voorkomen. Dit vraagt dat alle betrokken partijen hieraan
                  hun steentje bijdragen. Dit is geen nieuwe maatschappelijke opgave, maar in recente
                  jaren is te zien dat de realisatie van plekken in uitstroomvoorzieningen lastiger
                  wordt. Daarom heb ik een gesprek gepland staan met burgemeesters over de dilemma’s
                  waarmee zij in dat kader worden geconfronteerd, en de wijze waarop wij dit knelpunt
                  gezamenlijk kunnen adresseren op een wijze die recht doet aan de belangen van omwonenden,
                  de (ex)tbs-gestelde en de samenleving.
               
2. Verbeteren van de regie op het resocialisatietraject
Ik acht het essentieel dat sprake is van regie en overzicht gedurende het gehele traject
                  van behandeling van een tbs-gestelde. Tijdens de tbs-behandeling is de inhoudelijke
                  regierol belegd bij het hoofd behandeling van een FPC. De inspectie ziet een aantal
                  factoren in de taakuitvoering dat de goede uitvoering van deze regierol door de hoofden
                  behandeling onder druk zet. In onderstaande paragraaf ga ik achtereenvolgens in op
                  de acties die worden genomen ten aanzien van de effecten van generieke maatregelen,
                  de personele bezetting en de samenwerking tussen reclassering, kliniek en vervolgvoorziening
                  bij een externe overplaatsing van een tbs-gestelde.
               
Vermindering ongewenste effecten generieke maatregelen
Zoals ik eerder in deze brief aangaf, vind ik het wenselijk dat altijd oog wordt gehouden
                  voor mogelijke verbeteringen van het tbs-stelsel. Daarbij hoort ook dat indien nodig
                  wordt bezien of eerder genomen maatregelen wel (nog steeds) tot de gewenste effecten
                  leiden. De inspectie noemt in haar thematisch onderzoek dat generieke maatregelen
                  soms in de weg staan van het benodigde maatwerk in individuele resocialisatietrajecten.
                  Zij beveelt aan de regel af te schaffen waarbij één jaar geen verlof wordt toegekend
                  aan een tbs-gestelde in geval van een onttrekking of het begaan van een strafbaar
                  feit. Hierbij verwijst de inspectie naar de RSJ die dit begin dit jaar ook adviseerde.10 In mijn voortgangsbrief forensische zorg van 24 juni 2020 heb ik toegezegd om de
                  effecten van deze maatregel nader te laten onderzoeken. Uit gesprekken met klinieken
                  is naar voren gekomen dat het automatisch voor een jaar stopzetten van verlof negatieve
                  consequenties kan hebben voor de voortgang van de behandeling en zelfs risico’s met
                  zich mee kan brengen voor de veiligheid op lange termijn. Zo kan iemand gedemotiveerd
                  raken voor de behandeling of kan een vervolgplek waarvoor de patiënt op de lijst stond
                  niet meer beschikbaar zijn. In beide situaties stagneert de behandeling en daarmee
                  de doorstroom. Rechters kunnen vervolgens besluiten dat de tbs-maatregel disproportioneel
                  wordt en de maatregel beëindigen. Ik ben het met de inspectie, de RSJ en de klinieken
                  eens dat de maatregel in zijn algemeenheid de voortgang van de behandeling teveel
                  onder druk zet en daarmee onvoldoende bijdraagt aan een veilige en succesvolle re-integratie
                  in de maatschappij. Ik ben dan ook voornemens om deze maatregel af te schaffen. Uiteraard
                  geldt nog steeds dat iedere onttrekking goed geëvalueerd dient te worden en dat bij
                  een volgende verlofaanvraag een eventuele eerdere onttrekking wordt meegewogen.11 In de uiteindelijke afweging om het verlof dan al dan niet toe te kennen zal hiermee
                  echter meer ruimte zijn voor maatwerk.
               
Een tweede algemene maatregel betreft het terugbrengen van de gemiddelde behandelduur
                  van de tbs-maatregel, waartoe in 2013 samen met de sector is besloten.12 Aanleiding was dat de hoge gemiddelde behandelduur leidde tot een gebrek aan vertrouwen
                  bij advocaten en rechters in de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel en een verminderd
                  aantal opleggingen daarvan. De gemiddelde behandelduur van de tbs-maatregel is teruggebracht
                  van ruim tien naar acht jaar. Hiermee is ook de doorstroom in het tbs-systeem verbeterd.
                  Ook van deze maatregel bezie ik breder de effecten, zoals ik in mijn brief van 24 juni
                  2020 heb aangekondigd. De resultaten daarvan verwacht ik begin 2021 waarna ik uw Kamer
                  op de hoogte stel van de uitkomsten.
               
Versterken van personele bezetting
De inspectie beschrijft een aantal knelpunten op het gebied van de personele bezetting
                  in de FPC’s, waardoor druk komt te liggen op de tenuitvoerlegging van resocialisatietrajecten.
                  De oorzaak van deze knelpunten ligt deels in een hoge werkdruk, ook doordat de arbeidsmarkt
                  niet optimaal is. De inspectie beschrijft dat het bij elkaar brengen van risicosignalen
                  onder druk staat doordat medewerkers door bezettingsproblemen in de FPC’s niet altijd
                  voldoende toegerust zijn om deze signalen te herkennen. Ook bestaat het risico dat
                  door personeelswisselingen en het hebben van minder vast personeel belangrijke informatie
                  verloren gaat.
               
Naar aanleiding van de bevindingen van de inspectie heeft de Taskforce Veiligheid
                  en Kwaliteit op mijn verzoek bij alle FPC’s geïnventariseerd of er sprake is van acute
                  personeelstekorten waardoor de taakuitvoering in het geding is. Dat blijkt niet het
                  geval. De Taskforce heeft als een van haar prioriteiten gesteld ervoor te zorgen dat
                  goed en gekwalificeerd personeel kan worden aangetrokken voor de forensische zorg.
                  Vanuit de Taskforce is in augustus 2020 de arbeidsmarktcampagne «Werken in de forensische
                  zorg» gestart. Via de website www.werkeninforensischezorg.nl, verschillende radiocommercials en een magazine over werken in de forensische zorg
                  wordt het werk in deze belangrijke sector onder de aandacht gebracht. Daarnaast is
                  er een toolkit beschikbaar voor instellingen voor forensische zorg om hen te helpen
                  bij het werven van nieuw personeel. Zoals ik eerder in deze brief al aangaf wil ik
                  dat vanaf het begin van een tbs-behandeling tot aan het einde van een resocialisatietraject
                  forensische scherpte voorop staat. Dat wordt onderschreven door de sector forensische
                  zorg. Vanuit de Taskforce is in dat kader het Programma Forensisch Vakmanschap opgezet.
                  Dit programma moet er voor zorgen dat de medewerkers in de forensische zorg beschikken
                  over een stevige, gedeelde forensische basiskennis op thema’s zoals risicotaxatie-
                  en management. Nog in 2020 gaat een pilot van dit programma van start.
               
Herijken samenwerking tussen FPC, reclassering en vervolgvoorziening
Wanneer een tbs-gestelde verder is in het resocialisatietraject, wordt in gevallen
                  waarin dat verantwoord wordt geacht in de fase van transmuraal verlof overgegaan tot
                  overplaatsing naar een (lager-beveiligde) vervolgvoorziening. De regierol en de verantwoordelijkheid
                  voor de tbs-gestelde blijft gedurende die tijd wel belegd bij het FPC. De inspectie
                  concludeert dat bij een externe overplaatsing naar een vervolgvoorziening het zicht
                  op risicomanagement en daarmee de regie op het resocialisatietraject wordt beperkt
                  door knelpunten in de samenwerking tussen FPC, reclassering en vervolgvoorziening.
                  Dit speelt in het bijzonder als de tbs-gestelde resocialiseert in een andere regio
                  dan waar het FPC zich bevindt en als wordt samengewerkt in het kader van proefverlof.
                  In deze situaties is het van groot belang dat er heldere afspraken zijn tussen het
                  FPC, reclassering en de vervolgvoorziening. Daarvoor is het forensisch psychiatrisch
                  toezicht ingesteld. De essentie is een intensieve multidisciplinaire samenwerking
                  tussen FPC, reclassering en eventuele vervolgvoorziening bij het resocialisatietraject
                  van een tbs-gestelde. Op basis van de individuele zorg-, behandel- en beveiligingsbehoefte
                  van een tbs-gestelde worden maatwerkafspraken gemaakt over wie welke rol heeft in
                  de begeleiding, behandeling en het toezicht gedurende een resocialisatietraject. Uit
                  de rapporten blijkt dat dit niet altijd goed loopt. Deze knelpunten wil ik oplossen.
                  Een externe overplaatsing is een kritiek moment in een tbs-traject omdat een tbs-gestelde
                  in een andere omgeving terecht komt, met nieuwe begeleiders en in de meeste gevallen
                  meer vrijheden. Juist dan moeten FPC, vervolgvoorziening en reclassering in synergie
                  werken en in regelmatig contact met elkaar staan. De inspectierapporten bieden specifieke
                  aanknopingspunten op basis waarvan het forensisch psychiatrisch toezicht dient te
                  worden aangescherpt. Zo ontbreekt een procesbeschrijving van de taken en verantwoordelijkheden
                  in geval van een vervolgvoorziening in de transmurale en proefverloffase. Hierdoor
                  is voor deze situaties niet altijd duidelijk wie wat moet doen en wie waar voor verantwoordelijk
                  is. Ook begrijp ik van de tbs-klinieken dat de informatievoorziening rondom de overplaatsing
                  van een tbs-gestelde tijdens proefverlof naar een andere zorgaanbieder beter kan.
                  Ik wil het forensisch psychiatrisch toezicht op deze punten aanscherpen. Daarnaast
                  laat ik breder evalueren op welke andere punten verbeteringen kunnen worden doorgevoerd.
                  Voor het eind van 2020 verwacht ik hiervan de uitkomsten.
               
3. Aanscherpen van afspraken rond de toetsing van verlof en inspectietoezicht
In een goed functionerend tbs-systeem is een zorgvuldige verloftoetsing essentieel.
                  Ik ben dan ook blij dat de inspectie constateert dat de toetsing van verlof zorgvuldig
                  is vormgegeven. Wel wordt in de uitvoering een aantal kwetsbaarheden gesignaleerd.
                  In onderstaande paragraaf ga ik in op de acties die hierop zijn ondernomen.
               
Aanscherpen externe verloftoetsing
Uit de rapporten blijkt dat het nodig is de afspraken rondom het aanleveren van informatie
                  voor verloftoetsing aan te scherpen. Dit geldt in het bijzonder bij het indienen van
                  wijzigingen van verlofplannen, vooral in die gevallen waarbij sprake is van een overplaatsing
                  naar een externe voorziening. De externe verloftoetsing is een van de speerpunten
                  van het tbs-stelsel. Ik vind het van het grootste belang dat het Adviescollege verloftoetsing
                  tbs (AVT) zijn belangrijke taak gedegen en grondig kan uitvoeren. Ik wil dat zij beschikken
                  over alle relevante informatie, ook als het gaat om een beoordeling van een wijziging
                  van een verlofplan. Naar aanleiding van de rapporten organiseert het Adviescollege
                  verloftoetsing tbs (AVT) op korte termijn een conferentie met de tbs-instellingen
                  over de wijze waarop bestaande processen en procedures kunnen worden verbeterd, aansluitend
                  bij de aanbevelingen van de inspectie. Onderwerp van gesprek zijn onder meer de eisen
                  die worden gesteld aan een wijziging van een verlofplan en de gevolgen voor een verlofmachtiging
                  in geval van terugplaatsing van een tbs-gestelde naar een FPC. Ik ben blij dat AVT
                  en klinieken voortvarend aan de slag gaan met de aanbevelingen van de inspectie om
                  de afspraken aan te scherpen. In de voortgangsbrief forensische zorg die ik eind dit
                  jaar aan uw Kamer verwacht te sturen, kom ik terug op de resultaten hiervan.
               
Versterken van inspectietoezicht
In het rapport van de inspecties komt naar voren dat het van belang is dat evaluaties
                  van onttrekkingen en incidenten breed worden opgezet, waarbij ook organisatiefactoren
                  zoals de personele bezetting worden meegenomen. Dit onderschrijf ik. Navraag bij de
                  FPC’s leert mij dat deze factoren door de FPC’s altijd worden meegenomen in interne
                  evaluaties, maar dat de evaluatierapporten met het oog op het medisch beroepsgeheim
                  niet altijd integraal kunnen worden verstrekt aan de inspectie. Ik vind het wenselijk
                  dat de inspectie alle informatie kan inzien die nodig is voor het uitvoeren van haar
                  toezicht. Zoals ik uw Kamer op 21 september 2020 heb geïnformeerd ten aanzien van
                  het inspectietoezicht op de Pompestichting, wordt in de Reparatiewet forensische zorg
                  daarom een duidelijke grondslag voor gegevensverstrekking – waaronder medische gegevens
                  – aan de inspectie geïntroduceerd. De reparatiewet is inmiddels voor advies aan de
                  Raad van State gezonden, waarna deze aan uw Kamer wordt aangeboden.
               
4. Incidentonderzoek FPC De Oostvaarderskliniek
Tot slot wil ik ingaan op het incidentonderzoek inzake FPC De Oostvaarderskliniek.
                  Dit onderzoek betreft een ernstig incident tijdens het proefverlof van een tbs-gestelde
                  die op dat moment in het FPC verbleef. Deze tbs-gestelde is in september 2020 veroordeeld
                  voor de moord op een ex-tbs-patiënt van het FPC.
               
De casus speelde zich af binnen de context van het tbs-stelsel en de hier boven behandelde
                  knelpunten die door de inspectie in het thematisch onderzoek zijn geconstateerd. Dit
                  betreft onder andere problemen met betrekking tot het vinden van een geschikte vervolgvoorziening
                  en onduidelijkheden in de afspraken tussen het FPC, de reclassering en de vervolgvoorziening.
               
In deze casus was daarbovenop echter sprake van een opeenstapeling van een aantal
                  uitzonderlijke omstandigheden, wat leidde tot een situatie waarin onvoldoende grip
                  was op de betrokken tbs-gestelde. Het incidentrapport laat zien dat het FPC, maar
                  ook de reclassering en de vervolgvoorziening, op meerdere momenten gedurende het proefverlof
                  niet de forensische scherpte hebben getoond die verwacht mag worden. De inspectie
                  legt op verschillende punten de vinger op de zere plek. Zo kreeg betrokkene op de
                  resocialisatieafdeling onvoldoende structurering en begrenzing. Door onduidelijke
                  communicatie onderling tijdens het proefverlof ontstond onduidelijkheid tussen het
                  FPC en de reclassering over wie toezicht hield op betrokkene. Ook constateert de inspectie
                  dat FPC De Oostvaarderskliniek nadat de betrokken tbs-gestelde zich onttrok uit de
                  forensisch psychiatrische afdeling (FPA) Franeker, geen melding bijzonder voorval
                  heeft gedaan aan DJI. Dit was niet conform de geldende procedures. Deze bevindingen
                  van de inspectie zijn ernstig.
               
Na het incident, nu anderhalf jaar geleden, heeft FPC De Oostvaarderskliniek, zoals
                  gebruikelijk, intern onderzoek gedaan en alle verbetermaatregelen getroffen die op
                  basis daarvan naar voren kwamen. Zo zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
                  van het FPC, vervolgvoorzieningen en reclassering, alsook binnen het FPC zelf, duidelijker
                  belegd in situaties waarbij tbs-gestelden terug worden geplaatst vanuit een vervolgvoorziening.
                  Ook is een multidisciplinaire trajectcommissie ingevoerd om betere tegenspraak te
                  organiseren bij resocialisatietrajecten en om te zorgen dat belangrijke informatie
                  over het resocialisatietraject beter wordt gedeeld. De Inspectie Justitie en Veiligheid
                  en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zal de voortgang hiervan scherp monitoren.
               
Afsluitend
Alhoewel buiten kijf staat dat het tbs-systeem van meerwaarde is in onze samenleving,
                  blijft verbetering mogelijk. De inspectie heeft met deze onderzoeken daar een waardevolle
                  bijdrage aan geleverd. Met de in deze brief genoemde maatregelen verwacht ik goede
                  stappen te zetten naar een nog beter tbs-systeem, waarbij belangrijke knelpunten in
                  de door- en uitstroom worden aangepakt. Afsluitend wil ik nog benoemen dat ik waardering
                  heb voor de wijze waarop de betrokken partijen (DJI, klinieken, reclassering, en het
                  AVT) samenwerken om verbeteringen door te voeren. Uiteindelijk waken zij er gezamenlijk
                  voor dat deze soms moeilijke doelgroep op veilige en verantwoorde wijze kan terugkeren
                  in de maatschappij.
               
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Indieners
- 
              
                  Indiener
 S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
