Brief regering : Verslag Raad voor Concurrentievermogen van 29 september 2020
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 505 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2020
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen die op 29 september 2020 plaatsvond.
De Raad heeft ingestemd met de algemene oriëntatie (Raadsakkoord) over de openstaande
punten van Horizon Europe. De nog openstaande punten betroffen de budgetverdeling
tussen de pijlers in Horizon Europe, internationale samenwerking en synergieën met
andere EU-programma’s.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
VERSLAG RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN
Horizon Europe
Algemene oriëntatie
De Raad heeft ingestemd met de algemene oriëntatie (Raadsakkoord) over de openstaande
punten van Horizon Europe. De nog openstaande punten betroffen de budgetverdeling
tussen de pijlers in Horizon Europe, internationale samenwerking en synergieën met
andere EU-programma’s. De discussie in de Raad ging alleen over de eerste twee genoemde
punten.
Het eerste discussiepunt betrof de budgetverdeling over de pijlers van het Horizon
Europe-programma. Er lagen twee opties op tafel; door het Duits voorzitterschap was
in eerste instantie voorgesteld om de budgetten evenredig te verdelen over de pijlers,
in lijn met het oorspronkelijke Commissievoorstel uit 2018. De tweede optie was om
€ 200 miljoen te verplaatsen van de Europese Innovatieraad (pijler 3) naar de Marie
Skłodowska Curie-Acties (MSCA, pijler 1). MSCA financiert vrij en ongebonden onderzoek
van voornamelijk jonge onderzoekers en faciliteert daarin ook samenwerking tussen
kennisinstellingen en bedrijfsleven. Dit voorstel werd gedaan vanuit het idee dat
deze relatief beperkte budgetverschuiving een grote impact op de carrières van jonge
onderzoekers kan hebben.
De meeste lidstaten pleitten in hun interventie voor de tweede optie, gezien het belang
van jonge onderzoekers voor de toekomst van Europees onderzoek. In het kader van compromisbereidheid
riep het voorzitterschap de lidstaten gedurende de Raad op om akkoord te gaan met
deze optie. Uiteindelijk konden alle lidstaten met de tweede optie instemmen en was
hiermee de discussie over de interne budgetverdeling afgerond.
Nederland sprak in zijn interventie ook de voorkeur uit voor de tweede optie. Het
resultaat past in de Nederlandse onderhandelingsinzet; voldoende budget voor pijler
1, welke zich richt op vrij en ongebonden onderzoek en waarvan MSCA ook onderdeel
uitmaakt. Ook blijft het evenwicht tussen de drie pijlers van Horizon Europe bewaard.
Nederland heeft verder in zijn interventie het belang van fundamenteel onderzoek en
de European Research Council benadrukt. Ook heeft Nederland de belangrijke rol van
het mkb als katalysator voor transities uitgelicht en aangegeven daarom tevreden te
zijn met de versterkte mogelijkheden voor deelname van het mkb aan Horizon Europe.
Daarnaast vroeg Nederland de Europese Commissie om de opties te bekijken voor financiële
compensatie voor jonge onderzoekers van wie het onderzoek door COVID-19 vertraging
heeft opgelopen. Nederland werd hierin gesteund door enkele grote lidstaten.
Het tweede discussiepunt betrof de artikelen die betrekking hebben op internationale
samenwerking. In deze artikelen wordt vastgelegd onder welke voorwaarden landen van
buiten de EU kunnen associëren bij Horizon Europe. Ook leggen deze artikelen vast
onder welke voorwaarden derde landen mee kunnen doen op projectniveau, of in uitzonderlijke
gevallen kunnen worden uitgesloten. De discussie spitste zich toe op twee punten;
ten eerste het beperken van deelname van entiteiten uit derde landen vanwege strategische
belangen van de Unie en de lidstaten, en ten tweede de betrokkenheid van lidstaten
bij de onderhandelingen tussen de Commissie en derde landen over associatie.
Ten aanzien van het eerste punt over het beperken van deelname van entiteiten uit
derde landen, benadrukte het merendeel van de lidstaten dat de kracht van Horizon
Europe het open karakter is; op basis van de criteria impact en excellentie kan ook
met partners van buiten de EU worden samen gewerkt. Dit komt het Europese wetenschapsniveau
en de concurrentiekracht ten goede. Wel moeten de strategische- en veiligheidsbelangen
van de Unie en de technologische soevereiniteit goed bewaakt worden en daarin moeten
we niet naïef zijn. Enkele lidstaten benadrukten dat de crisis heeft aangetoond dat
we niet te zeer afhankelijk moeten zijn van landen buiten de EU en dat we daarom onze
technologie juist moeten beschermen. Het voorzitterschap gaf in reactie op de lidstaten
aan dat het belangrijk is om een balans te vinden tussen openheid en de noodzaak van
het beschermen van Europese strategische belangen. Volgens het voorzitterschap voorzien
de artikelen met betrekking tot internationale samenwerking daar voldoende in. Met
betrekking tot het tweede punt wilden diverse lidstaten meer duidelijkheid over de
betrokkenheid van de Raad in de associatieonderhandelingen met derde landen. In reactie
op deze lidstaten gaf Eurocommissaris Gabriel aan dat artikel 218 van het Verdrag
inzake de werking van de Europese Unie, al voorziet in een rol voor de Raad. Daarnaast
garandeerde Gabriel een transparant associatieproces met nauwe betrokkenheid van lidstaten.
Dit statement van de Eurocommissaris was voor de lidstaten afdoende om te kunnen instemmen
met de voorliggende algemene oriëntatie.
Nederland heeft in relatie tot internationale samenwerking ingebracht dat we optimaal
gebruik moeten maken van onze onderzoeks- en innovatie-ecosystemen en samen moeten
werken met partners binnen en buiten Europa. Alleen dan kunnen we de Europese wetenschappelijke
en industriële positie versterken en maatschappelijke impact creëren. Horizon Europe
speelt daarbij een belangrijke rol. Het uitgangspunt voor Nederland is hierbij «as open as possible, as closed as necessary». Ook heeft Nederland benadrukt dat lidstaten vroeg in het onderhandelingsproces met
derde landen betrokken moeten worden en de hoop uitgesproken dat de onderhandelingen
er toe leiden dat we de uitstekende samenwerking onder Horizon 2020 met geassocieerde
landen zoals Zwitserland in Horizon Europe kunnen voortzetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap