Brief regering : Tussentijdse evaluatie Programma aardgasvrije wijken
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 684 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 oktober 2020
Het Programma aardgasvrije wijken (hierna: PAW) heeft een tussenevaluatie laten uitvoeren
naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer en de gewijzigde motie
van het lid Koerhuis1. Hierbij ontvangt u de door Rebel en KWINK Groep uitgevoerde tussentijdse evaluatie
en ga ik in op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van deze evaluatie2. In algemene zin onderschrijf ik de conclusies en aanbevelingen van harte. Middels
deze brief geef ik op hoofdlijnen aan hoe ik het programma wil verbeteren en doorontwikkelen.
Rol PAW bij de wijkgerichte aanpak
In algemene zin concluderen Rebel en KWINK Groep dat het PAW een belangrijke rol vervult
bij de aardgasvrije opgave van gemeenten. Ze geven aan dat gemeenten mede dankzij
het PAW in beweging zijn gekomen om te werken aan het aardgasvrij maken van wijken
en ook het besef hebben wat deze opgave betekent. Er zijn echter ook nog onduidelijkheden
en mogelijkheden voor verbetering. Rebel en KWINK Groep doen een aantal aanbevelingen
om het programma te versterken.
Doelstelling van het PAW en relatie tot het Klimaatakkoord helder maken
Rebel en KWINK Groep constateren, in lijn met de Algemene Rekenkamer, dat onvoldoende
helder is wat de relatie is tussen het leren en het sturen op aantallen aardgasvrije
woningen. Ook constateren ze dat de verhouding tussen het PAW en het later getekende Klimaatakkoord niet voldoende duidelijk
is beschreven.
Ik zal dit verhelderen. Het doel van het PAW is, zoals eerder gedeeld met de Tweede
Kamer3, het leren op welke wijze het aardgasvrij maken van wijken kan worden ingericht en
opgeschaald. Hiervoor is het noodzakelijk dat er daadwerkelijk aardgasvrije woningen
en andere gebouwen gerealiseerd worden, zowel binnen de proeftuinen als daarbuiten
(«leren door te doen»). Door het hele proces van planvorming tot uitvoering te doorlopen
kan worden geleerd over een effectieve en opschaalbare wijkaanpak door gemeenten,
samen met bewoners, woningcorporaties, netbeheerders, warmtebedrijven, bouwers en
installateurs, en andere betrokkenen. Het PAW maakt dit mogelijk middels proeftuinen
en het ontsluiten van leerervaringen via het Kennis- en Leerprogramma (KLP).
Het doel in het Klimaatakkoord is om met de wijkgerichte aanpak 1,5 miljoen woningen
en andere gebouwen te verduurzamen in de periode tot en met 2030. Hiervoor wordt een
groot aantal instrumenten ingezet: een schuif in de energiebelasting, aantrekkelijke
financiering en subsidies, isolatiestandaarden en streefwaarden, innovatie en kostenreductie,
et cetera. Ook de activiteiten van het PAW, zoals de proeftuinen en het KLP, ondersteunen
deze aanpak. Het PAW zelf heeft geen kwantitatief doel, anders dan het realiseren
van een 50 tot 100-tal proeftuinen als gevolg waarvan naar verwachting circa 50.000
woningen worden verduurzaamd (aardgasvrij of aardgasvrij-ready worden gemaakt).
Ik zal samen met het Uitvoeringsoverleg Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving bezien hoe
het PAW nog sterker verbonden kan worden met de uitvoering van het Klimaatakkoord
en specifiek het opschalen van de wijkgerichte aanpak. Hierbij worden de resultaten
van de reflectie op één jaar Klimaatakkoord Gebouwde omgeving betrokken4. Tevens zal ik hierbij de aanbevelingen uit het jaarrapport van het Overlegorgaan
Fysieke leefomgeving (OFL) betrekken5. Het OFL adviseert het PAW over de participatie in aardgasvrije wijken.
Leren concreter maken
Rebel en KWINK Groep constateren dat de proeftuinen, het KLP en de beleidsagenda logische
instrumenten zijn om invulling te geven aan de leerdoelstellingen van het programma
en dat zij elkaar aanvullen. Ook geven ze aan dat de monitoringssystematiek van het
programma goed is uitgewerkt en dat met de themaplannen die in ontwikkeling zijn een
stap in de goede richting wordt gezet voor de verdere concretisering van de leerdoelen.
De onderzoekers adviseren de leerdoelstellingen nog explicieter te maken en te borgen
in de uitvoering.
De aanbevelingen van Rebel en KWINK Groep sluiten goed aan op de stappen die al worden
gezet binnen het PAW. Ik zal de verdere uitwerking van de leerdoelstellingen opnemen
in een aangepast programmaplan en begin 2021 samen met de tweede voortgangsrapportage
van het PAW naar uw Kamer sturen. Hierbij zal ik ten behoeve van het concretiseren
van het leren mede gebruik maken van de wetenschappelijke analyse die het Planbureau
voor de Leefomgeving uitvoert en waarover voor het einde van het jaar over gerapporteerd
zal worden.
Inrichting van het programma doorontwikkelen
Rebel en KWINK Groep adviseren om het interbestuurlijk karakter van het programma
te versterken en de betrokkenheid van de programmapartners (ministeries van BZK en
EZK, VNG, IPO en Unie van Waterschappen) meer te expliciteren. Hierbij geven ze aan
dat een kritische onafhankelijke blik vanuit het PAW cruciaal is en dat het programma
voor die onderdelen die het Rijksbeleid zelf raken «checks en balances» moet organiseren.
Verder adviseren Rebel en KWINK Groep de samenwerking tussen het KLP en het Expertise
Centrum Warmte (ECW) te versterken.
Deze aanbevelingen sluiten aan bij twee recent gepubliceerde adviezen: «Als één overheid.
Slagvaardig de toekomst tegemoet!»6 en het eerder genoemde «Reflectie op één jaar Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving».
In deze adviezen wordt aangegeven dat de energietransitie in de gebouwde omgeving
meer regie en uitvoeringskracht vereist. De komende tijd zal ik samen met de interbestuurlijke
partners en met het Uitvoeringsoverleg Gebouwde Omgeving nader uitwerken hoe het PAW
kan worden doorontwikkeld, hoe de rol en positie van het PAW binnen het Klimaatakkoord
versterkt kan worden en hoe de verbinding met de wijkgerichte aanpak nog beter gelegd
kan worden. Hierbij zal ik betrekken hoe een betere balans tussen de betrokkenheid
van de departementen en verbondenheid met uitvoering op lokaal en regionaal niveau
kan worden bereikt en hoe de samenwerking tussen het PAW en het ECW verder kan worden
versterkt.
Tweede ronde proeftuinen aardgasvrije wijken
Rebel en KWINK Groep hebben geen specifiek onderzoek gedaan naar het proces van de
selectie van de tweede ronde proeftuinen. Wel constateren ze dat het PAW zelflerend
is geweest en dat de aanvraagsystematiek en het selectieproces voor deze tweede ronde
is aangepast en aangescherpt met onder meer een veel stevigere check op de robuustheid
van het project en de kwaliteit van de businesscase. Daarnaast zijn volgens de onderzoekers
de leereffecten en mogelijkheden voor synergie met andere thema’s explicieter gemaakt.
Op basis van de tweede uitvraag in november 20197 hebben 71 gemeenten vóór 1 mei 2020 een aanvraag ingediend. Deze gemeenten hebben
in de afgelopen maanden samen met hun stakeholders veel tijd en energie gestoken in
het opstellen van een aanvraag in de verwachting, zoals ook met gemeenten gecommuniceerd,
dat de selectie en toekenning van een rijksbijdrage rond 1 oktober 2020 zal plaatsvinden.
Ik constateer dat er op basis van de tussentijdse evaluatie geen aanleiding is de
tweede ronde proeftuinen niet door te laten gaan of uit te stellen. Ik hecht er bovendien
aan dat de eerder gemaakte afspraken met de gemeenten worden nagekomen. De vereisten
en beoordelingscriteria voor de tweede ronde proeftuinen zijn immers tot stand gekomen
op basis van de evaluatie van de eerste ronde proeftuinen en de inbreng van de Tweede
Kamer tijdens het Algemeen Overleg van 3 juli 20198. De vereisten voor de tweede ronde zijn hierop aangescherpt om te borgen dat de aanvragen
van deze nieuwe proeftuinen van goede kwaliteit zijn, met een brede variëteit aan
technieken, robuuste businesscases en goede betrokkenheid van de bewoners.
Bovendien zijn de leerervaringen die worden opgedaan in de proeftuinen cruciaal voor
de transitievisies warmte en de wijkuitvoeringsplannen die hierop gebaseerd worden.
Ik verwacht dat gemeenten hierdoor een beter beeld hebben waar en hoe de energietransitie
te starten en welke mogelijkheden en aandachtspunten er zijn bij de verschillende
opties voor verduurzaming.
Ik ben thans bezig om een evenwichtige selectie te maken. De Adviescommissie aardgasvrije
wijken, met de meest betrokken stakeholders en twee onafhankelijke hoogleraren9, adviseert mij hierover. Hierbij vind ik een belangrijk uitgangspunt dat er sprake
is van goed uitvoerbare plannen met een solide businesscase en betaalbaar aanbod voor
de bewoners. Ik zie in de ingediende aanvragen de inzet van veel verschillende technieken
met een goede diversiteit op het gebied van energiebesparing via isolatie en duurzame
warmteoplossingen. Hierbij worden verschillende bronnen ingezet zoals aquathermie
en geothermie, maar ook groen gas en waterstof. Omdat er nog geen proeftuinen met
waterstof zijn, ben ik voornemens dit in de selectie op te nemen. Verder kan gekomen
worden tot een goede spreiding over Nederland met proeftuinen zowel in grootstedelijk
gebied als in kleinere steden en dorpen.
Ik ben voornemens in oktober een definitief besluit te nemen over de selectie.
Deze selectieronde zal wederom worden geëvalueerd. Ik zal uw Kamer hierover in november
2020 informeren. Op basis van deze evaluatie zal ik een derde ronde proeftuinen voorbereiden.
Zoals ik in mijn brief over de stand van zaken Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving10 heb aangegeven, zal ik in de derde uitvraag voor proeftuinen nog meer de nadruk leggen
op stapsgewijze oplossingen met een groot CO2-besparingspotentieel. Dit ligt vooral voor de hand in wijken waar het aardgasnet
voorlopig nog niet aan vervanging toe is, of de alternatieven nog niet voldoende uitontwikkeld
zijn of nog te duur zijn. Hiermee kan een goede aanvulling gerealiseerd worden op
het huidige palet aan proeftuinen. Ik verwacht in de eerste helft van 2021 te starten
met deze uitvraag.
Onafhankelijke evaluatie in 2022
Zoals eerder aangekondigd zal in 2022 een bredere onafhankelijke evaluatie van het
PAW worden uitgevoerd die gericht is op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het
gehele programma. Ik zal u ruim van tevoren over de opzet informeren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties