Brief regering : Reactie op het RLI advies ‘Verzet de wissel: naar beter internationaal reizigersvervoer per trein
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
35 377 EU-voorstel: Mededeling van de Commissie over de Europese Green Deal COM (2019) 640
Nr. 903 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2020
Hierbij ontvangt u mijn reactie op het advies «Verzet de Wissel: naar beter reizigersvervoer
per spoor» van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI)1. Internationaal treinverkeer kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verduurzaming
van de transportsector, en het realiseren van Nederlandse duurzaamheidsdoelen. Het
advies van 1 juli 2020 heeft als centrale vraag: «Hoe kunnen de factoren die een betere
bereikbaarheid per spoor van (en vanuit) Nederland in de weg staan, worden weggenomen?».
De raad heeft bij het uitwerken van deze vraag twee afbakeningen aangebracht:
1. Het advies spitst zich toe op de bereikbaarheid voor het reizigersverkeer. Het goederenvervoer
komt wel aan de orde voor zover dit invloed heeft op het reizigersverkeer per spoor.
2. Het advies richt zich met name op de hoofdaansluitingen van Nederland op het internationale
netwerk van snelle treinen in België, Frankrijk en Duitsland, die ook van belang zijn
voor de bereikbaarheid van verder gelegen bestemmingen. De internationale treinverbindingen
die vooral een regionale betekenis hebben worden in het advies niet meegenomen.
Samenvatting van het advies
De RLI stelt dat het voor de economische concurrentiekracht van stedelijke agglomeraties
in Europa belangrijk is dat internationale bestemmingen goed bereikbaar zijn. Juist
de bijdrage die internationaal treinverkeer kan leveren aan de verduurzaming van de
transportsector maakt dat de RLI stelt dat er meer gebruik moet worden gemaakt van
de internationale trein. Ondanks dat er afgelopen jaren veel geïnvesteerd is in Europese
railinfrastructuur, is het reizigersvervoer per spoor minder sterk gegroeid dan andere
modaliteiten.
De RLI stelt daarom de vraag waarom er niet meer gebruik wordt gemaakt van de internationale
trein. In de analyse die de RLI heeft gemaakt is gekeken naar de factoren die de reiziger
weerhouden van het kiezen voor de internationale trein alsook naar die factoren die
een betere bereikbaarheid per spoor (naar en vanuit Nederland) in de weg staan, en
hoe deze factoren kunnen worden weggenomen, waarbij de Raad de reiziger centraal stelt.
De RLI geeft hierop 11 aanbevelingen verdeeld over 5 thema’s, wetende: a) Europese
corridoraanpak; b) Mobiliteitsdiensten; c) Vervoersdiensten; d) Verkeersdiensten;
e) Infrastructuur.
Reactie op het advies
Het RLI advies is een waardevolle aanvulling op mijn beleid op het gebied van internationaal
personenvervoer per spoor. Tevens sluit het advies goed aan bij de gesprekken die
in Europees verband, mede ook in het kader van de Green Deal, over het verder optimaliseren
van de internationale trein als duurzaam alternatief bij internationaal reisverkeer
reeds gestart zijn.
Zoals ik uw Kamer via verschillende brieven heb gemeld is de trein hét duurzame en
comfortabele alternatief voor het vliegtuig en de auto, zeker voor de kortere afstanden
binnen Europa. De analyse en aanbevelingen van de RLI sluiten dan ook goed aan op
het position paper2 over het internationaal personenvervoer per spoor wat de Minister van IenW op 29 januari
2020 heeft aangeboden aan de EC (commissarissen Vălean en Timmermans), met als doel
deze duurzame vorm van mobiliteit hoog op de Europese agenda te krijgen zodat het
met prioriteit wordt meegenomen in de verdere uitwerking van de Europese Green Deal.
Het Nederlands position paper geeft een analyse van de belangrijkste kansen en uitdagingen voor het verbeteren
van het Europese spoornetwerk voor personenvervoer. Het advies van de RLI zie ik als
een steun in de rug van de stappen die gezet moeten worden op dit onderwerp. Denk
aan: het centraal zetten van de reiziger, het verkennen van de markt, de focus leggen
op een Europees brede corridoraanpak, de inzet op maatregelen zoals het makkelijker
boeken van spoorreizen en kopen van treintickets, een efficiënte benutting van het
bestaande spoor en het nagaan of er technische of economische barrières zijn voor
de zelfstandige ontwikkeling van de treindiensten door de marktpartijen ofwel dat
nadere maatregelen, waaronder contractering van diensten, dienen te worden overwogen.
De oproep in het RLI advies om een sterkere Europese samenwerking aan te gaan sluit
ook goed aan bij de politieke verklaring van 28 Europese landen afgelopen juni3. Daarin is afgesproken om gezamenlijk te werken aan een plan om de knelpunten die
ervaren worden op het gebied van internationaal personenvervoer per spoor, zoals ook
benoemd door de RLI, aan te pakken, zodat men vaker en makkelijker de trein kan nemen
op afstanden tot 800 kilometer binnen Europa.
Naar aanleiding van de politieke verklaring wordt nu met medewerking van ook de Europese
Commissie, de ERA, Shift2Rail en OTIF en verschillende sectorpartijen, maar ook de
Europese Reizigers Federatie (EPF) gewerkt aan de oprichting van een Europees Platform
van zo veel mogelijk lidstaten en EU-organisaties met als doel om de knelpunten op
het gebied van het internationaal personenvervoer per spoor gezamenlijk op te pakken.
Tevens heeft het Duits Voorzitterschap op 21 september 2020 tijdens de Ministersconferentie
over spoor het onderwerp expliciet geadresseerd.
Reactie op de aanbevelingen
Europese corridoraanpak
1: Zet in op een goede internationale coördinatie op de hoofdspoorverbindingen tussen
de belangrijkste stedelijke agglomeraties van Europa.
Het belang van Europese samenwerking wordt onderschreven en Nederland heeft, zoals
hierboven beschreven, het voortouw genomen om dit proces op gang te brengen. Op 4 juni
jl. hebben 28 Europese landen een politieke verklaring omarmd waarin men afspreekt
een samenwerkend platform van lidstaten, Europese organisaties, sectorpartijen en
de reizigersfederatie op te richten. Dit platform zal onder meer gaan onderzoeken
op welke wijze het netwerk van internationaal personenvervoer per spoor mede via corridors
verbeterd kan worden.
Een Europese corridorautoriteit, zoals door RLI gesuggereerd wordt, zal in dat kader
ook besproken kunnen worden, waarbij wel benoemd moet worden dat de (regels ten behoeve
van de) verdeling van capaciteit bij de nationale overheden ligt. De verwachting is
dan ook dat het overdragen van nationale bevoegdheden aan een eventuele Europese (corridor)vervoersautoriteit
niet op korte termijn geregeld zal zijn. Ik onderschrijf wel dat afstemming van de
nationale capaciteitsverdelingsregels voor internationaal personenvervoer wenselijk
is. Nationaal vervoer krijgt gezien de grotere reizigersaantallen vaak voorrang op
internationaal vervoer met aanzienlijk lagere reizigersaantallen. Ik zie daarom wel
mogelijkheden, mogelijk ondersteund met Europese maatregelen, voor versterkte samenwerking
tussen de lidstaten van eenzelfde corridor.
Mobiliteitsdiensten
2: Verbeter de vindbaarheid en boekbaarheid van internationale treinreizen.
3: Zorg dat treintickets minimaal negen maanden van tevoren beschikbaar zijn.
4: Verbeter reizigersrechten.
Het gemak om met de internationale trein te kunnen reizen door verbeterde ticketing
services kan zeker nog sterk verbeterd worden. Mede daarom is dit ook een expliciet
aandachtspunt van het Europese Platform wat naar aanleiding van de politieke verklaring
is opgericht. Samen met Europese landen, maar juist ook met Europese organisaties
en sectorpartijen wordt onderzocht op welke wijze dit aspect van de internationale
treinreis op de korte termijn verbeterd kan worden. Het gaat daarbij in Europees opzicht
om standaardisering van data uitwisseling, het delen van data en de mogelijkheden
van 3e partijen om internationale rail tickets te kunnen verkopen.
Daarnaast wordt hier ook op nationaal niveau veel aandacht aan besteedt, bijvoorbeeld
via de internationale MaaS-pilot in Limburg en het zoveel mogelijk toegankelijk maken
van alle bestemmingen tot 700 kilometer door NS in haar boekingssystemen.
Wat betreft het 9 maanden van te voren beschikbaar stellen van tickets geldt dat in
Nederland NS en ProRail onderzoeken op welke wijze het verruimen van de boekingstermijn
kan worden gerealiseerd. Complicerende factor hierbij is dat in de spoorwereld de
capaciteit per jaar wordt toebedeeld. Het verbeteren van het internationale proces
voor het verdelen van capaciteit en komen tot een goede dienstregeling voor internationale
treinen is dan ook een van de aandachtspunten van het Europese Platform. Zie hiervoor
ook onder het thema verkeersdiensten het project Time Table Redesign.
De RLI geeft aan dat Nederland zich volgens de raad zou moeten blijven inzetten voor
betere reizigersrechten voor internationale treinpassagiers en op dit punt minimaal
vergelijkbare rechten bepleiten als bij het vliegverkeer. Dit is in de lijn van de
motie van het lid Remco Dijkstra c.s. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 791). Nederland heeft hiervoor bij diverse gelegenheden bij Raadswerkgroepen en in de
COREPER gepleit. Met name compensatie voor de reiziger bij een – deels – vertraagde
reis is belangrijk onderwerp van Europese discussie.
Dit soort compensatie is op dit moment inzet van een voorstel van het Europarlement,
maar dat moet nog aangenomen worden. Het zou dan gaan om compensatie van de gehele
reis, dus inclusief gemiste aansluitingen. Voorwaarde is dat er sprake is van een
enkel ticket en geen losse tickets. Er is nog geen stellingname over het al dan niet
opzetten van een garantiefonds voor te betalen compensatie aan reizigers bij gemiste
aansluitingen, in geval dit niet opgelost wordt door vervoerders onderling.
De RLI geeft ook aan dat de door de Raad bepleite rechten in het Nederlandse systeem
onvoldoende gewaarborgd zijn. De Nederlandse situatie voldoet echter al aan de meeste
punten die nu besproken worden in Europa om de verordening te wijzigen. Zo is het
in Nederlandse treinen al mogelijk om fietsen mee te nemen en heeft reisassistentie
een aanmeldtijd van één uur, waar in Europees verband wordt gepleit voor 24 uur.
Vervoersdiensten
5: Stimuleer nieuwe internationale vervoersdiensten.
6: Maak van de internationale trein een aantrekkelijk product.
Het advies van RLI om actief op te zoek te gaan naar vervoerders die grensoverschrijdende
verbindingen willen verzorgen sluit goed aan bij de marktverkenning voor internationaal
spoorvervoer die ik heb aangekondigd in mijn voornemen in het kader van het integrale
besluit voor de marktordening op het spoor na 20244. Door middel van deze verkenning wil ik nagaan welke internationale verbindingen
in open toegang tot stand komen. Als uit de marktverkenning blijkt dat een verbinding
niet in open toegang tot stand komt dan houd ik de optie open om deze verbinding tot
stand te brengen in een aparte concessie samen met buurlanden of – al dan niet tijdelijk
– in de vervoerconcessie voor het HRN.
Het RLI noemt in haar aanbeveling ook een aantal knelpunten zoals een tekort aan materieel.
Onderdeel van de marktverkenning is ook om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke
knelpunten op verbindingen. Daarom is de insteek van de marktverkenning – naast zicht
te krijgen op het marktpotentieel – ook om te kijken of technische, financiële of
andere knelpunten de toetreding tot de markt van internationale verbindingen bemoeilijken.
De eerste resultaten van de marktverkenning worden in de eerste helft van 2021 verwacht.
Wat betreft het aantrekkelijker maken van het internationale treinproduct noemt de
RLI het aanpassen van de regels voor BTW en infrastructuurheffing als mogelijke oplossing
voor het aantrekkelijker maken van de prijs van een internationale treinreis. Het
aanpassen van de regels voor zowel de BTW als voor de gebruiksvergoeding worden in
Europa gemaakt of aangepast. De afronding van de verordening duurzame spoormarkt wordt
spoedig verwacht, op basis daarvan kunnen lidstaten vanwege de COVID-19 crisis tijdelijk
de gebruiksvergoeding verlagen. In Europees verband loopt reeds een langdurig proces
over het aanpassen van de regels rondom BTW, hier is het Ministerie van Financiën
bij betrokken. Wanneer dit proces is afgerond kan bekeken worden of Nederland op basis
daarvan zaken aan wil passen in het BTW-stelsel in Nederland. In het Europese platform
kan ook het effect van de hoogte van de gebruiksvergoeding op de ontwikkeling van
de internationale spoorvervoersmarkt aan de orde komen. Het anders invullen van de
regels voor BTW en gebruiksvergoeding voor internationale treinen in alleen Nederland
heeft immers maar een beperkt effect op de prijs van treinreizen die maar voor een
beperkt deel in Nederland rijden.
Via de coalitie Anders Reizen, waar het Rijk onderdeel van uitmaakt, wordt in Nederland
ingezet op het stimuleren van reizen met de trein. De ruim 60 grote organisaties met
een vertegenwoordiging van 500.000 medewerkers, hebben onder andere afgesproken om voor zakenreizen tot 700 kilometer die
niet digitaal kunnen plaatsvinden de trein te nemen om op hun bestemming te komen.
Aan een publiekscampagne, een andere aanbeveling van de RLI, is in samenwerking met
Milieu Centraal reeds gewerkt, maar vanwege de reisbeperkingen in het kader van COVID-19
is deze nog niet uitgevoerd. Ondertussen werkt Milieu Centraal in opdracht van IenW
wel verder aan het verbeteren en bevorderen van het gebruik van hun rekentool (www.klimaatwijsopreis.nl) door andere partijen, waaronder de reisbranche.
Verkeersdiensten
7: Verbeter afstemming treinpaden ten behoeve van internationale treinreiziger.
8: Stimuleer toepassing informatietechnologie voor beter gebruik spoorcapaciteit.
Capaciteitsverdeling is een complex onderdeel van het spoor waar meerdere spoordossiers
(nationaal, regionaal, internationaal en spoorgoederen) bij elkaar komen. In het geval van schaarse capaciteit wijzen prioriteringsregels
uit welke vervoerder voorrang krijgt op het spoor. Er loopt momenteel een traject
om de huidige capaciteitsverdelingsregels in Nederland te herzien, waarbij ook gekeken
wordt op welke wijze internationaal spoor een robuuste plek kan krijgen in de capaciteitsverdeling.
De aanbeveling van de RLI om voldoende ruimte in de capaciteit voor internationale
treinen te borgen, wordt hierin meegenomen. Aan het einde van dit jaar verwacht ik
in de jaarlijkse brief over de voorgenomen aanpassing van regelgeving op het spoor
meer te melden over de voortgang van dit herzieningstraject.
De RLI stelt tevens dat er reistijdwinst te boeken is voor internationale treinen
als de tijdpaden die ter beschikking worden gesteld door de betrokken infrabeheerders
beter op elkaar wordt afgestemd. De afstemming van treinpaden tussen landen zal een
onderdeel uitmaken van het Europese Platform, wat naar aanleiding van de politieke
verklaring wordt opgericht.
Verder geldt dat er door de sector gewerkt wordt aan het project Time Table Redesign
met als oogmerk om zowel voor het spoorgoederenvervoer als het personenvervoer per
spoor meerjarige zekerheid te kunnen bieden aan ook internationale vervoersdiensten
en daarnaast sneller in te kunnen spelen op nieuwe vraag voor treinpaden voor marktpartijen.
Verwachting is daarbij hogere klanttevredenheid en betere benutting van de infrastructuur.
In de Berlijn-verklaring van 21 september 2020 wordt hier aandacht voor gevraagd.
De verwachting is dat de Europese Commissie zal nagaan hoe het Europese raamwerk deze
ontwikkeling kan faciliteren.
Als laatste geldt dat Nederland het belang onderschrijft van implementatie van ERTMS
op Europese corridors, zowel voor het goederenvervoer als het personenvervoer. In
de TEN T verordening 1315/2013/EC staan de verplichtingen voor de core network corridors
opgenomen en er is een Europees Deployment Plan opgesteld (EU)1017/6. Nederland stelt
op basis van de voortgangsrapportage ERTMS het Nationale Implementatieplan op.
Infrastructuur
9: Investeer in grensoverschrijdend spoor.
10: Investeer in één oostelijke corridor.
11: Ontvlecht regionaal, nationaal en internationaal spoorvervoer.
De RLI stelt dat er investeringen nodig zijn om de railinfrastructuur te verbeteren
op een aantal grensoverschrijdende spoorverbindingen. Dit betreft volgens de RLI met
name de verbindingen Eindhoven-Düsseldorf, Heerlen-Aken/Maastricht-Luik en Groningen-Bremen.
In deze verbindingen wordt reeds aanzienlijk geïnvesteerd, daarmee sluit deze aanbeveling
aan bij mijn beleid. Bij de kort grensoverschrijdende verbindingen zien we met name
uitdagingen op het gebied van de exploitatie van de treindienst, alsook op de effecten
van de internationale treindienst op het nationale net. Dit wordt onder andere verder
onderzocht in de marktverkenning internationaal spoor, het Toekomstbeeld OV, maar
ook bij specifieke verbindingen zoals bij het aan uw kamer toegezegde onderzoek naar
de verbinding Randstad-Heerlen-Aken.
Het investeren in een sterke oostelijke corridor komt overeen met mijn ambities. In
de contouren van het Toekomstbeeld OV van vorig jaar februari is opgenomen dat er
ingezet moet worden op één gebundelde hoogwaardige verbinding per landsgrens, dus
ook in een oostelijke corridor. Deze ambitie wordt momenteel nader uitgewerkt in de
netwerkuitwerking van het Toekomstbeeld OV waarmee wordt toegewerkt naar een concrete
ontwikkelagenda richting 2040. Dit najaar zal ik uw kamer hierover informeren.
Tot slot
Gelet op de stappen die het afgelopen jaar zijn gezet met het Nederlands position paper, de Europees brede politieke verklaring, het RLI advies en de aandacht vanuit het
Duitse EU-voorzitterschap, alsook het vooruitzicht op het Europese Year of The Rail
2021 is nu het momentum gecreëerd om in breder Europees verband door te pakken en
de optimalisatie van het internationale spoor in Europa verder te concretiseren. Verbetering
van internationaal spoor vergt actie op niveau van lidstaten, de Europese Commissie
en ook spoorsector en de door de RLI gesignaleerde verbeterpunten zullen in dat kader
dan ook verder onderzocht gaan worden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat