Brief regering : Fiche: Mededeling EU-strategie bestrijding seksueel kindermisbruik
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2926
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 september 2020
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Goed Fiscaal Bestuur (Kamerstuk 22 112, nr. 2924)
Fiche: Mededeling Veiligheidsuniestrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 2925)
Fiche: Mededeling EU-strategie bestrijding seksueel kindermisbruik
Fiche: Mededeling EU-actieplan inzake vuurwapenhandel (Kamerstuk 22 112, nr. 2927)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Mededeling EU-strategie bestrijding seksueel kindermisbruik
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
EU-strategie voor een meer effectieve strijd tegen seksueel kindermisbruik
b) Datum ontvangst Commissiedocument
juli 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM (2020) 607
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52020DC0607
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid
2. Essentie voorstel
De Commissie heeft op 24 juli jl. een strategie voor een meer effectieve strijd tegen
seksueel kindermisbruik (hierna: de strategie) gepresenteerd, als onderdeel van de
brede EU Veiligheidsuniestrategie1. Het doel van de strategie is om de strijd tegen seksueel misbruik van kinderen,
zowel online als offline, in de EU doeltreffender te maken. De strategie kondigt hiertoe
concrete initiatieven aan. Deze initiatieven richten zich op het ondersteunen van
lidstaten bij het voorkomen van seksueel misbruik van kinderen, het bieden van passende
hulp aan slachtoffers en het verzekeren van effectief onderzoek en vervolging van
dergelijke misdrijven. De initiatieven zijn bedoeld om de actie van particuliere en
publieke actoren, zowel in de EU als wereldwijd, te stimuleren.
De Commissie benoemt acht concrete initiatieven in de strategie, waarbij een onderscheid
wordt gemaakt tussen implementatie en ontwikkeling van het bestaand wettelijk kader
enerzijds en versterking van de rechtshandhaving en samenwerking anderzijds.
Onder implementatie en ontwikkeling van een goed wettelijk kader voor de bescherming
van kinderen worden drie initiatieven benoemd. Het eerste initiatief van de Commissie
is gericht op het waarborgen van het huidige wettelijk kader door de lidstaten. Hierbij
is van belang dat lidstaten de implementatie van de richtlijn inzake seksueel kindermisbruik2 met prioriteit afronden. Het tweede initiatief ziet op het garanderen dat met EU-wetgeving
een doeltreffend antwoord mogelijk is. Hieronder valt onder andere snelle implementatie
en afronding van de e-evidence voorstellen3 en een wetsvoorstel om onlinedienstverleners te verplichten bekend materiaal van
seksueel kindermisbruik op te sporen en daarvan melding te maken bij de autoriteiten4. Het derde initiatief ziet op het identificeren van hiaten in wetgeving door middel
van een uitgebreide studie of de huidige EU-wetgeving, de richtlijn ter bestrijding
van seksueel misbruik van kinderen, volstaat. Ook het in kaart brengen van best practices en prioritaire acties op EU-niveau worden meegenomen. In deze studie worden ook technologische
mogelijkheden zoals het gebruik van encryptie en het anonimiseren meegenomen.
De resterende vijf initiatieven vallen onder versterking van de rechtshandhaving en
verbetering van de samenwerking tussen alle stakeholders. Het vierde initiatief ziet
op versterking van de rechtshandhaving door oprichting van een Innovatie Hub en Lab
bij Europol waarbij onder andere de behoeften van lidstaten zullen worden bezien om
de uitdagingen van digitale onderzoeken aan te kunnen. Het vijfde initiatief heeft
betrekking op het bij elkaar brengen van onderzoekers en personen werkzaam in de praktijk
in een preventienetwerk om o.a. door de uitwisseling van best practices seksueel kindermisbruik doeltreffender te kunnen voorkomen. Voorts stelt de Commissie
als zesde initiatief voor om een Europees centrum op te richten ter voorkoming en
bestrijding van seksueel kindermisbruik. Het zevende initiatief ziet op het stimuleren
van de private sector om de bescherming van kinderen te waarborgen bij het ontwikkelen
van hun producten en diensten. Het EU-internetforum waarbij deskundigen uit het bedrijfsleven
zijn aangesloten, speelt hierbij een belangrijke rol. Eén van de specifieke initiatieven
onder het EU-internet forum waarnaar wordt verwezen is het, met inachtneming van fundamentele
rechten, in kaart brengen en beoordelen van mogelijke oplossingen voor bedrijven om
kindermisbruikmateriaal te kunnen detecteren en rapporteren. Tot slot, geeft de Commissie
in het achtste initiatief aan dat bescherming van kinderen wereldwijd moet worden
verbeterd door de samenwerking tussen overheden, dienstverleners, regionale organisaties
en het maatschappelijk middenveld te bevorderen via de WePROTECT Global Alliance en daartoe bestemde financiering.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De strijd tegen seksueel kindermisbruik, zowel online als offline, is een internationale
uitdaging waarbij samenwerking tussen landen noodzakelijk is. De Nederlandse benadering
om (online) seksueel kindermisbruik tegen te gaan, geschiedt langs een drietal lijnen:
naast een intensieve strafrechtelijke aanpak wordt ook ingezet op preventie en publiek-private
samenwerking onder meer tussen bedrijven, straf- en zorgketens. Het kabinetsbeleid
sluit nauw aan op de gestelde initiatieven van de Europese Commissie.5
(1) Als eerste, richt de aanpak zich op het versterken van de strafrechtelijke aanpak.
Daarbij wordt ook de internationale samenwerking op dit gebied verstevigd.
(2) Daarnaast zet het kabinet ook in op preventie om seksueel kindermisbruik te voorkomen.
Het beleid richt zich op zowel potentiële slachtoffers, als daders. Hierin is de voorlichting
van ouders en kinderen een belangrijk element. Daarnaast wordt er ingezet op de screening
van justitiële antecedenten bij iedereen die professioneel of als vrijwilliger wil
werken met minderjarigen.
(3) Verder acht het kabinet een goede publiek-private samenwerking noodzakelijk. Het
kabinet heeft flink geïnvesteerd in een goede samenwerking met de private sector.
Streven is daarbij dat hostingbedrijven zich vrijwillig actief inzetten voor het schonen
en schoonhouden van hun eigen servers. Daarbij is het van belang dat de publiek-private
samenwerking wordt voorzien van een stevig handhavingsinstrument in gevallen waar
hostingbedrijven niet vrijwillig meewerken aan het spoedig verwijderen van kindermisbruikmateriaal.
Het kabinet streeft er naar het toezicht onder te brengen bij een onafhankelijke nationale
autoriteit die voldoende handhavingsmiddelen ter beschikking heeft. Daarnaast zal
het kabinet in september 2020 de namen bekendmaken van aangeschreven hostingbedrijven
die niet tijdig kindermisbruikmateriaal van hun servers verwijderen op basis van gegevens
van een monitor van de Technische Universiteit Delft. Ten aanzien van encryptie is
het kabinet momenteel aan het bezien hoe rechtmatige toegang tot versleutelde communicatie
kan worden verkregen en betrekt daarbij de voor- en nadelen daarvan.6 Hierbij wordt gewerkt aan oplossingen binnen de kaders van het kabinetsstandpunt
van 20167 en bezien of een internationale oplossing mogelijk is.8
De EU-richtlijn 2011/93/EU is met ingang van 1 maart 2014 geïmplementeerd in de Nederlandse
wet- en regelgeving.9 Nederland is onlangs gestart met een modernisering van de wetgeving inzake seksuele
misdrijven in het Wetboek van Strafrecht. Hiertoe is in mei 2020 een voorontwerp van
een wetsvoorstel seksuele misdrijven in (internet)consultatie gegaan10, waarin het materiële beschermingsniveau van de richtlijn als uitgangspunt is genomen.
In aanvulling hierop wordt in het voorontwerp de strafrechtelijke bescherming tegen
(online) seksueel misbruik van kinderen op een aantal punten uitgebreid en versterkt,
onder andere via een strafbaarstelling van sexchatting met kinderen onder de 16 jaar.
Daarnaast is onlangs een wetsvoorstel in consultatie gegaan dat het verrichten van
voorbereidingshandelingen met het oog op het plegen van seksueel misbruik van een
kind zelfstandig strafbaar stelt.
Op het gebied van het tegengaan van seksueel kindermisbruik wereldwijd ondersteunt
Nederland het Meldpunt meldkindersekstoerisme.nl en de campagne Don’t Look Away (DLA), om reizigers bewust te maken van het fenomeen seksueel kindermisbruik wereldwijd,
en de mogelijkheid te bieden hiervan melding te maken. DLA is een goed voorbeeld van
samenwerking tussen private en publieke partijen. Verder houdt Nederland er in het
beleid rekening mee dat seksueel kindermisbruik ook kan plaatsvinden als vorm van
seksuele uitbuiting van kinderen (mensenhandel).
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Wat betreft de implementatie en ontwikkeling van een goed wettelijk kader voor de
bescherming van kinderen steunt het kabinet de oproep van de Commissie tot spoedige
implementatie van het huidig wettelijk kader.11 Voorts is het kabinet voorstander van het tegengaan van online kindermisbruikmateriaal
als onderdeel van een bredere aanpak tegen illegale inhoud online. Het kabinet verwelkomt
het wetsvoorstel om onlinedienstverleners te verplichten bekend materiaal van seksueel
kindermisbruik op te sporen en daarvan melding te maken bij de autoriteiten. Gezien
de aard van het internet is een EU-aanpak essentieel om te voorkomen dat dergelijk
materiaal naar een server in een andere lidstaat wordt verplaatst. Bij de vormgeving
van het wetsvoorstel is het wel van belang dat er flexibiliteit blijft bestaan voor
bestuursrechtelijke handhaving zoals dat momenteel wordt ingericht in Nederland. Ook
hecht het kabinet aan brede samenwerking met private partijen bij bestrijding van
online seksueel kindermisbruik waarbij onder andere oplossingen worden verkend om
rechtshandhavingsautoriteiten rechtmatige toegang te verlenen tot versleuteld bewijs.
Ook voor de opsporing van andere ernstige strafbare feiten is dat van belang. Het
kabinet ondersteunt de afbakening van de Commissie in deze discussie. Zij stelt als
uitgangspunt dat privacy en de beveiliging van elektronische communicatie voldoende
gewaarborgd moeten blijven. Tevens zijn de kaders uit het kabinetsstandpunt over encryptie
leidend voor de Nederlandse inbreng en zal conform het standpunt de afwegingen die
daaraan ten grondslag liggen worden uitgedragen12.
Het kabinet verwelkomt ook de initiatieven die betrekking hebben op de versterking
van de rechtshandhaving en verbetering van de samenwerking tussen alle stakeholders.
Het kabinet ziet de noodzaak van intensivering van de inspanningen op het gebied van
preventie om seksueel kindermisbruik te voorkomen. Daarbij is het van belang dat ervaringen
en informatie beter worden gedeeld in multi-stakeholder verband, zowel binnen als
buiten de EU. Daarnaast zou het wenselijk zijn als in EU-verband nader wordt verkend
hoe meer structureel inzicht kan worden verkregen in veroordelingen van buiten de
EU voor seksueel misbruik van kinderen. Het beter gebruik maken van het European Criminal Records Information System (ECRIS) bij het screenen van personeel werkzaam met kinderen komt tot genoegen van
het kabinet terug in de strategie. Hierbij moet in overweging worden genomen dat met
het verplicht opvragen van informatie via ECRIS bij «werken met kinderen», grote veiligheidswinst
zal worden geboekt, aangezien de huidige plicht tot het leveren van informatie via
ECRIS (2011/EC/93), in de praktijk slechts tot uitwisseling tussen enkele lidstaten
heeft geleid. Ook verwacht het kabinet dat een Europees centrum om seksueel kindermisbruik
te voorkomen en te bestrijden tot verbetering kan leiden en ziet daarom met belangstelling
uit naar de uitwerking van het idee. De Nederlandse overheid en politie zijn desgewenst
beschikbaar om een actieve bijdrage te leveren aan de aangekondigde studie van de
Commissie naar een verdere uitwerking van een centrum. Het kabinet is van mening dat
ondersteuning door het Innovatie Hub en Lab bij Europol van de lidstaten nuttig kan
zijn bij onderzoek en innovatie ten behoeve van digitale onderzoeken. Bij dat laatste
is het wel van belang dat het niet ten koste mag gaan van Europol’s kerntaken. Ook
onderschrijft het kabinet het voornemen van de Commissie om initiatieven van private
bedrijven te stimuleren om de bescherming van kinderen beter te waarborgen in hun
producten.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De verwachting is dat andere lidstaten een positieve grondhouding zullen hebben ten
opzichte van het voorstel. Met name het belang van het verbeteren van de mogelijkheden
voor digitale opsporing, het spoedig verwijderen van kindermisbruikmateriaal en het
intensiveren van preventie-inspanningen wordt breed gedeeld onder de EU-lidstaten.
Het Europees Parlement acht bestrijding seksueel kindermisbruik een belangrijk thema
en zet zich hier actief voor in. Zo is er door het EP een resolutie aangenomen met
onder meer een voorstel voor een Child Protection Center voor rechtshandhaving, preventie en slachtofferhulp.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Op het
terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is sprake van een gedeelde
bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2, sub j, VWEU). Op grond
van artikel 83 VWEU kunnen het EP en de Raad richtlijnen vaststellen voor de aanpak
van ernstige misdrijven (met inbegrip van seksuele uitbuiting van kinderen).
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Seksueel
misbruik van kinderen online en offline heeft een prominente grensoverschrijdende
dimensie. Alleen door maatregelen op EU-niveau kunnen deze misdrijven effectiever
en efficiënter worden bestreden, waardoor optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is.
c) Proportionaliteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit.
Het voorgestelde EU-optreden is bedoeld om de lidstaten te ondersteunen bij het efficiënter
en effectiever bestrijden van seksueel kindermisbruik door de samenwerking op EU-niveau
te versterken door middel van wetgevende en niet-wetgevende maatregelen. De in de
strategie genoemde initiatieven lijken volgens het kabinet geschikt om de gestelde
doelstellingen te bereiken. Doordat de initiatieven gericht zijn op het ondersteunen
van de lidstaten gaan deze niet verder dan nodig is.
d) Financiële gevolgen
De EU meldt voorts dat voor de voorstellen eigen Europese middelen beschikbaar zijn.
De Commissie geeft niet aan hoe het een Europees centrum ter voorkoming en bestrijding
van seksueel kindermisbruik wenst te financieren. Het kabinet zal de Commissie op
dit punt om opheldering vragen. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen
gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het
MFK 2014–2020 en het MFK 2021–2027, en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting.
De EU-voorstellen liggen in het verlengde van bestaand beleid (Hernieuwde aanpak online
seksueel kindermisbruik) dat Nederland op nationaal niveau in deze kabinetsperiode
heeft ingezet en geïntensiveerd. De voorstellen versterken de Nederlandse inzet en
vergen thans geen extra financiële inspanningen. Eventuele budgettaire gevolgen worden
ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de
regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht
De mededeling zelf zal niet worden onderworpen aan een effectbeoordeling, aangezien
deze alleen de mogelijke initiatieven beschrijft en doelstellingen en streefcijfers
aankondigt. In plaats daarvan zal elk nieuw initiatief in het kader van de strategie
dat naar verwachting aanzienlijke gevolgen zal hebben, een effectbeoordeling ondergaan
om zo nodig aanvullend bewijs en gegevens te verzamelen. Het tweede initiatief gericht
op het garanderen dat met EU-wetgeving een effectieve respons mogelijk is, zou mogelijk
tot meer regeldruk kunnen leiden voor Nederlandse bedrijven. Het kabinet zal zich
inzetten om onnodige regeldruk te voorkomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken