Brief regering : Reactie op de motie van de leden Van Helvert en Voordewind over als terroristiche organisatie kwalificeren van Ahrar al-Sham (Kamerstuk 35300-V-23)
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 558 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 september 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van de motie van de leden
Van Helvert (CDA) en Voordewind (CU), waarin uw Kamer vraagt om Ahrar al-Sham voor
te dragen voor de Europese sanctielijst terrorisme en bij gebrek aan consensus Ahrar
al-Sham toe te voegen aan de Nationale sanctielijst terrorisme (Kamerstuk 35 300 V, nr. 23, aangenomen op 19 november 2019).
In deze brief zal ik eerst ingaan op de doelstellingen van terrorismesancties, vervolgens
op het wettelijk kader zoals ook beschreven in het bevriezingsprotocol1 en daarna op het verzoek van uw Kamer om Ahrar al Sham voor te dragen voor de Europese
dan wel nationale sanctielijst terrorisme.
Doelstelling terrorismesancties
Het primaire doel van zowel de Europese sanctielijst terrorisme als de nationale sanctielijst
terrorisme is de bestrijding van terrorisme en het tegengaan van terrorismefinanciering
door een bevriezingsmaatregel op te leggen. Het bevriezen van tegoeden in het kader
van terrorismebestrijding vloeit voort uit internationale verplichtingen die door
de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN VR) en/of de Raad van de Europese Unie
zijn vastgesteld. Aan deze verplichting wordt zowel op VN-, EU- als op nationaal niveau
uitvoering gegeven.
Het bevriezen van tegoeden is een van de maatregelen die het kabinet neemt om terrorisme
te voorkomen. Doel is het voor individuen en/of organisaties moeilijker maken terroristische
activiteiten te plegen of er (financieel) bij betrokken te zijn door hun tegoeden
te bevriezen en hun bankrekeningen te blokkeren. Bovendien is het voor derden verboden
dergelijke organisaties en personen tegoeden, andere financiële activa en economische
middelen ter beschikking te stellen.
Wettelijk kader Europese sanctielijst terrorisme
VN VR resolutie 1373 (2001) schept voor VN-lidstaten een internationaal bindende verplichting
om de financiering van terrorisme te bestrijden en de tegoeden, andere financiële
activa of andere economische middelen van personen en organisaties die zich bezighouden
met terroristische activiteiten, te bevriezen. Aan VN VR resolutie 1373 wordt in EU-verband
uitvoering gegeven middels Gemeenschappelijk Standpunt (GS), nr. 2001/930/GBVB, GS
nr. 2001/931/GBVB, Verordening (EG) nr. 2580/2001 en Besluit (GBVB) 2016/1693.
Bevriezingsmaatregelen op EU-niveau in het kader van terrorismesancties worden genomen
door de Raad van de Europese Unie en voorbereid in Raadswerkgroepen COMET en RELEX.
Deze Raadswerkgroepen komen een aantal keer per jaar bijeen. Nederland kan personen
of organisaties waartegen nationale bevriezingsmaatregelen zijn genomen bij de EU
voordragen voor listing op de Europese sanctielijst terrorisme, opdat de bevriezingsmaatregelen
worden overgenomen. Nederland kan een persoon of organisatie tevens voordragen voor
EU-listing zonder dat sprake is van een nationale bevriezingsmaatregel, bijvoorbeeld
op grond van een veroordeling voor het plegen van een terroristische daad. Unanimiteit
is vereist voor een listing op de Europese sanctielijst terrorisme.
Wettelijk kader Nationale sanctielijst terrorisme
De Sanctiewet 1977 geeft de Minister van Buitenlandse Zaken de bevoegdheid ministeriële
regelingen vast te stellen ter uitvoering van internationale verplichtingen. De Sanctieregeling
terrorisme 2007-II is de wettelijke basis waarop Nederland de verplichting die voortvloeit
uit VN VR resolutie 1373 uitvoert.
De nationale bevriezingsmaatregel is een preventieve bestuurlijke maatregel. De toepassing
is territoriaal beperkt. Buiten het grondgebied van Nederland wordt de maatregel alleen
toegepast op Nederlanders en Nederlandse rechtspersonen. Vanwege deze beperking wordt
er slechts over gegaan tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien sprake is van
aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder indien aanwijzingen
bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische
activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan.
Plaatsing van Ahrar al-Sham op de Europese sanctielijst terrorisme
Om uitvoering te geven aan de motie heeft Nederland tijdens twee opvolgende COMET
werkgroepen, op 15 mei 2020 en op 18 juni 2020, gepleit om Ahrar al-Sham op te nemen
op de Europese sanctielijst terrorisme naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank
Rotterdam van 29 maart 2019 waarin geoordeeld is dat Ahrar al-Sham een terroristische
organisatie is. Tijdens de werkgroepen werd duidelijk dat het voorstel van Nederland
op onvoldoende steun kon rekenen van andere EU-lidstaten. Hierdoor ontbrak de noodzakelijke
consensus om Ahrar al-Sham op de Europese sanctielijst terrorisme te plaatsen.
Als voorbereiding op de werkgroepen voerde Nederland gesprekken met een aantal EU-lidstaten
over de mogelijke listing van Ahrar al-Sham. Daaruit bleek dat er twijfels bestaan
of Ahrar al-Sham als organisatie nog wel bestaat en of ze niet zijn opgegaan in een
andere organisatie. Diverse openbare bronnen beschrijven de mogelijkheid dat Ahrar
al-Sham is opgegaan in andere organisaties.2
Plaatsing Ahrar al-Sham op de Nationale sanctielijst terrorisme
Nadat duidelijk was dat plaatsing van Ahrar al-Sham op de Europese sanctielijst terrorisme
niet mogelijk was, is bekeken of de organisatie nationaal kan worden gelist. Vanwege
de territoriale beperking van de Nationale sanctielijst blijkt dit echter ook niet
mogelijk. Er zijn namelijk geen aanwijzingen dat deze organisatie in of vanuit Nederland
(een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren
daarvan. De inlichtingendiensten zien Ahrar al-Sham als een van oorsprong salafistische
strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Zeer waarschijnlijk heeft de groep nooit
een reële gewelddadige internationale agenda gehad en het is onwaarschijnlijk dat
hier op de midden tot lange termijn verandering in komt. Daarom zien de diensten de
strijdgroep op dit moment niet als een direct gevaar voor de nationale veiligheid.
Conclusie
Ondanks de Nederlandse inspanningen is het niet gelukt om Ahrar al-Sham toegevoegd
te krijgen aan de Europese sanctielijst terrorisme. Mocht er in de toekomst een indicatie
zijn dat er wel voldoende steun is voor plaatsing van Ahrar al-Sham op de Europese
sanctielijst terrorisme dan zal ik mij daarvoor inzetten en uw Kamer daarover informeren.
Plaatsing op de nationale sanctielijst is niet mogelijk, omdat er geen aanwijzingen
dat de organisatie in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten
ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Indien de inlichtingendiensten
in de toekomst wel aanwijzingen hebben dat er aanslagen in of vanuit Nederland worden
ontplooid of gefaciliteerd dan zal ik uiteraard opnieuw bezien of een nationale bevriezingsmaatregel
mogelijk is.
Het bovenstaande doet overigens niets af aan het oordeel van de Rechtbank Rotterdam
dat Ahrar al-Sham een strijdgroep is die hun ideologie realiseert door middel van
terroristische misdrijven. Openbare bronnen onderschrijven dat onderdelen van Ahrar
al-Sham in Syrië terroristische aanslagen hebben gepleegd.3 Ik veroordeel het gebruik van geweld tegen onschuldige burgers ten zeerste.
Het kabinet is en blijft gecommitteerd aan het bestrijden van terrorisme, onder andere
door het tegen gaan van terrorismefinanciering. We zullen internationale en nationale
sanctielijsten terrorisme voor deze doelstelling blijven inzetten.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken