Brief regering : Appreciatie Commissievoorstellen voor het waarborgen van spoorveiligheid en interoperabiliteit in de Kanaaltunnel
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2916 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 september 2020
Hierbij treft u een appreciatie aan over de Commissievoorstellen gepubliceerd op 27 juli
jl., inzake de vaste Kanaalverbinding met het VK en de toepassing van de regels met
betrekking tot spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit in de Kanaaltunnel.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Appreciatie Commissievoorstellen voor het waarborgen van spoorveiligheid en interoperabiliteit
in de Kanaaltunnel
De Commissie presenteerde op 27 juli jl. twee voorstellen: i) voorstel voor een besluit
om Frankrijk in staat te stellen te onderhandelen met het Verenigd Koninkrijk over
een overeenkomst tot aanvulling van zijn bestaande bilaterale verdrag met het Verenigd
Koninkrijk betreffende de bouw en de exploitatie door privéconcessionarissen van een
vaste kanaalverbinding (Verdrag van Canterbury) en ii) een voorstel voor een verordening
tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/798 over spoorveiligheid. Bij elkaar moeten
deze voorstellen een veilige en efficiënte operatie van de spoorverbinding in de Kanaaltunnel
waarborgen na het aflopen van de overgangsperiode uit het EU-VK terugtrekkingsakkoord.
De snelheid van het Brusselse onderhandelingsproces maakt het noodzakelijk in dit
geval af te wijken van de gebruikelijke procedure en uw Kamer via deze geannoteerde
agenda, in plaats van via een BNC-fiche, te informeren. Dit is in lijn met de werkwijze
voor gevallen waar een spoedige reactie van Nederland noodzakelijk is.1
Inhoud voorstellen
Als gevolg van het aflopen van de overgangsperiode wijzigt de samenstelling van de
nationale veiligheidsinstantie die toezicht houdt op de Kanaaltunnel; van een Intergouvernementele
Commissie bestaande uit twee lidstaten (Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) naar
een die bestaat uit een lidstaat en een derde land. Volgens de bestaande richtlijn
spoorveiligheid2 kan een derde land geen deel uitmaken van een nationale veiligheidsinstantie. Om
de veilige en efficiënte exploitatie van de Kanaaltunnel te waarborgen, is het volgens
de Europese Commissie noodzakelijk dat één enkele veiligheidsinstantie verantwoordelijk
is en dezelfde regels toepast op de hele Kanaaltunnel. Dit zou de Intergouvernementele
Commissie moeten blijven, bestaande uit Frankrijk en het Verenigd koninkrijk. Het
voorstel voor een verordening is bedoeld om het Verenigd Koninkrijk na de overgangsperiode
als derde land wel deel uit te kunnen laten maken van de nationale veiligheidsinstantie
voor de Kanaaltunnel.
Het tweede voorstel is bedoeld Frankrijk te machtigen om met het Verenigd Koninkrijk
te onderhandelen over een internationale overeenkomst om de veilige en efficiënte
exploitatie van de Kanaaltunnel te waarborgen, door ervoor te zorgen dat na de overgangsperiode
een enkele veiligheidsinstantie (de Intergouvernementele Commissie) verantwoordelijk
blijft voor de Kanaaltunnel. In deze internationale overeenkomst moet geregeld worden
dat de Intergouvernementele Commissie de verplichting op zich neemt de EU-regels over
spoorwegveiligheid en interoperabiliteit toe te passen. Ook moet geregeld worden dat
het arbitrage panel vragen die verband houden met de uitleg van bepalingen van Unierecht
verwijst naar het EU Hof van Justitie voor een bindende uitspraak hierover.
Nederlandse positie
Nederland staat positief tegenover beide voorstellen. Nederland kent een spoorverbinding
voor passagiers via de Kanaaltunnel met het VK (Eurostar) en heeft er direct belang
bij dat de continuïteit van de spoorverbinding via de Kanaaltunnel na afloop van de
overgangsperiode wordt gewaarborgd.
Krachtenveld
Uit de eerste besprekingen in Brussel bleek dat alle lidstaten beide voorstellen kunnen
steunen.
Bevoegdheid
Het voorstel voor een verordening is gebaseerd op art. 91(1) VWEU (gemeenschappelijk
vervoerbeleid). Het voorstel voor het besluit is gebaseerd op art. 91(1) VWEU en art.
2(1) VWEU (machtiging van een lidstaat wanneer de Unie exclusief bevoegd is). Nederland
kan zich vinden in deze rechtsgrondslagen. Beide voorstellen volgen de gewone wetgevingsprocedure,
hetgeen betekent dat de Raad zal moeten instemmen met gekwalificeerde meerderheid,
en dat het EP een medebeslissingsbevoegdheid heeft.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Nederland heeft een positief oordeel over de subsidiariteit van het voorstel voor
een verordening. Het optreden van de Unie vergemakkelijkt de uniforme toepassing van
de eisen over spoorwegveiligheid en interoperabiliteit. Een dergelijke maatregel kan
alleen op het niveau van de Unie worden genomen. De subsidiariteitstoets is niet van
toepassing op het voorstel voor het besluit, aangezien er sprake is van een exclusieve
bevoegdheid van de Unie.
Nederland heeft een positief oordeel over de proportionaliteit van de voorstellen.
De voorstellen zijn gericht op continuering van de veiligheid en interoperabiliteit
van de spoorverbinding door de Kanaaltunnel na afloop van de overgangsperiode. De
voorstellen zijn uitsluitend gericht op het waarborgen van de spoorveiligheid en de
interoperabiliteit in de Kanaaltunnel na afloop van de overgangsperiode en gaan niet
verder dat dit beoogde doel. Ze gaan daarbij niet verder dan noodzakelijk aangezien
hiermee wordt bereikt dat het VK betrokken blijft bij de Intergouvernementele Commissie,
waarbij deze Commissie verantwoordelijk blijft voor de veiligheid in de Tunnel, zoals
reeds het geval is.
Financiële gevolgen
Op nationaal niveau zijn er geen financiële gevolgen, dit geldt ook voor het EU-budget.
Implicaties voor handhaving en uitvoering
Het voorstel heeft voor Nederland geen implicaties voor de handhaving en uitvoering.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat