Brief regering : Instelling van de wetenschappelijke curriculumcommissie ten behoeve van de curriculumherziening in het funderend onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
31 289
Voortgezet Onderwijs
Nr. 547
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de instelling van de wetenschappelijke curriculumcommissie
ten behoeve van de curriculumherziening in het funderend onderwijs. Zij is nu aan
zet om te adviseren over de technische en inhoudelijke bruikbaarheid van de voorstellen
van Curriculum.nu en de werkopdracht aan de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO).
Daarnaast informeer ik u middels deze brief over de stappen die worden gezet om de
bijgestelde vervolgaanpak vorm te geven. Hierbij ga ik ook dieper in op de aangenomen
moties die tijdens het VAO Curriculum.nu van 16 juni jl. zijn ingediend (Handelingen
II 2019/20, nr. 83, item 39).
1. Instelling wetenschappelijke curriculumcommissie
Op 15 juli jl. is per koninklijk besluit een wetenschappelijke curriculumcommissie
ingesteld die onafhankelijk advies zal geven over de vernieuwing van het curriculum
voor het primair en voortgezet onderwijs. Hierbij doet zij richtinggevende aanbevelingen
voor bijstelling van de kerndoelen en eindtermen waarmee het formele curriculum wettelijk
is vastgelegd. Hiernaast buigt de commissie zich over de inrichting van een systematiek
voor periodieke herijking van het curriculum.
In het reeds gepubliceerde instellingsbesluit is de adviestaak nader gespecificeerd.
Deze adviestaak is opgesteld op basis van de motie van de leden Rog en Van Meenen.1 Voor het samenstellen van de curriculumcommissie heeft in juli en augustus een open
werving plaatsgevonden. Uit de verschillende reacties is een selectie gemaakt waarbij
rekening is gehouden met een diversiteit van achtergronden en expertise, in lijn met
de opdracht van de commissie om met een brede, kritische blik naar het proces en de
(concept)onderwijsdoelen te kijken. Het kabinet heeft de voorzitter en de leden van
de commissie recent benoemd:
• prof. dr. Roel Kuiper, historicus en filosoof, hoogleraar en rector aan de TU Kampen
(voorzitter);
• dr. Orhan Agirdag, socioloog en universitair hoofddocent onderwijskunde aan de Katholieke
Universiteit Leuven en de Universiteit van Amsterdam;
• prof. dr. Gert Biesta, onderwijspedagoog en als hoogleraar werkzaam aan de National
University of Ireland at Maynooth, de University of Edinburgh, en de Universiteit
voor Humanistiek;
• prof. dr. Roel Bosker, hoogleraar theoretische en vergelijkende onderwijswetenschappen
aan de Rijksuniversiteit Groningen;
• dr. Nienke Nieveen, onderwijskundige, universitair hoofddocent curriculumontwerp en
opleidingsdirecteur lerarenopleidingen aan de Universiteit Twente;
• prof. dr. Maartje Raijmakers, hoogleraar onderwijswetenschappen en cognitieve ontwikkeling
aan de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam;
• prof. dr. Jan van Tartwijk, hoogleraar onderwijswetenschappen aan de Universiteit
Utrecht.
Het instellingsbesluit is op 28 juli jl. gepubliceerd in de Staatscourant, het benoemingsbesluit
volgt op korte termijn.2 Ik geleid de adviezen van de commissie door aan de Kamer, hiernaast komen ze beschikbaar
op www.curriculumcommissie.nl.
De commissie vervult straks de belangrijke taak om vanuit een onafhankelijke en wetenschappelijke
invalshoek te adviseren over de technische en inhoudelijke bruikbaarheid van de voorstellen
van Curriculum.nu. Ik ben de leden van de curriculumcommissie zeer erkentelijk dat
zij deze belangrijke taak op zich willen nemen. Het is mijns inziens gelukt om een
curriculumcommissie in te richten met een diverse samenstelling en een brede expertise,
die met een wetenschappelijke kritische blik kan adviseren. Hiermee wordt de kwaliteit
van het toekomstige curriculum verbeterd, wat uiteindelijk moet leiden tot meer herkenbaarheid
en draagvlak voor leraren om hiermee in de klas aan de slag te gaan.
2. Voorwerk ten behoeve van de bijgestelde vervolgaanpak
De wetenschappelijke curriculumcommissie is nu aan zet om een eerste advies te geven.
Het streven is dat dit eerste advies er in november ligt. Zo lang er geen actueel
en verbeterd curriculum is, blijven de knelpunten in het huidige curriculum immers
bestaan, zoals leden van uw Kamer ook al opmerkten. Om te zorgen dat de curriculumcommissie
een vliegende start kan maken en het verdere traject geen onnodige vertraging oploopt,
heb ik SLO gevraagd op een aantal terreinen voorwerk te verrichten. Hieronder licht
ik deze noodzakelijke voorbereidingen toe.
Technisch voorwerk
Zoals ik mijn brief van 10 juni jl. heb geschetst, hebben de curriculumexperts van
SLO ten behoeve van het advies van de commissie op mijn verzoek technisch voorwerk
verricht.3 Zij hebben onder andere een concept opgeleverd van de werkopdracht voor het maken
van kerndoelen, een nadere analyse van de leergebieden Rekenen & Wiskunde en Mens
& Maatschappij, een beoordelingskader kansengelijkheid en een analyse van de ontwerptijdverdeling
om de overladenheid daarin tegen te gaan. Deze zullen te vinden zijn op www.curriculumcommissie.nl.
Werving experts en leraren
Hiernaast heb ik SLO gevraagd om te starten met de werving van de vakexperts en leraren
die – na oplevering van het advies van de commissie – aan de slag zullen gaan met
het maken van de kerndoelen. Op die manier kunnen betrokken leraren en de scholen
hiermee rekening houden in hun jaarplanning en hun formatie. Ik benadruk hier dat
er met dit voorwerk geen onomkeerbare stappen worden gezet. De curriculumcommissie
is aan zet om een advies uit te brengen over de opgeleverde voorstellen en de werkopdracht
voor het vervolg. Wanneer dit advies er ligt, moeten de experts wel in de startblokken
staan om voortvarend aan de slag te gaan met het maken van kerndoelen.
Werkwijze bovenbouw vo en prioritering leergebieden
Mede op verzoek van uw Kamer worden er voorbereidingen getroffen om enkele examenprogramma’s
in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs met prioriteit te actualiseren. In mijn
brief van 10 juni jl. noemde ik al de vakken Nederlands, moderne vreemde talen en
wiskunde. Op verzoek van uw Kamer is daar – conform de motie van het lid Bruins en
de motie van de leden Van Meenen en Rog – in ieder geval het bètacurriculum in het
vmbo en het leergebied Burgerschap bij gekomen.4
,
5 Ik heb SLO gevraagd om tot een werkwijze voor het actualiseren van de examenprogramma’s
te komen waarin recht wordt gedaan aan deze prioritering, maar waarin er ook aandacht
is voor het verbeteren van de samenhang in de examenprogramma’s. Over deze werkwijze
en de werkopdracht voor de bovenbouw – waar ook de curriculumcommissie over zal adviseren
– zal ik uw Kamer in de eerste helft van 2021 informeren.
Ook bij de ontwikkeling van kerndoelen wil ik – conform dezelfde motie van de leden
Van Meenen en Rog – extra aandacht geven aan de basisvaardigheden in de leergebieden
Nederlands, Rekenen & Wiskunde, Engels en Burgerschap. Daarom heb ik onder andere
aan SLO gevraagd om er voor te zorgen dat er voor deze leergebieden tijdig voldoende
voorbeeldmateriaal beschikbaar is voor docenten om met het verbeterde curriculum te
werken.6 Daarnaast kijkt de curriculumcommissie – in lijn met de motie van de leden Van Meenen
en Kwint over het beoordelingskader kansengelijkheid – in het bijzonder naar de manier
waarop de basisvaardigheden taal en rekenen terug komen in het verbeterde curriculum.7 Ik vraag SLO hierbij wel om voor alle leergebieden tegelijkertijd kerndoelen te ontwikkelen
om zo de samenhang in het curriculum te versterken. Dit biedt ook de kans om de noodzakelijke
aandacht voor onder andere taal en rekenen in de andere leergebieden te borgen.
3. Betrokkenheid onderwijsveld bij vervolgtraject
Voor het vervolgtraject is een goede betrokkenheid van het onderwijsveld in de volle
breedte van cruciaal belang. Dit benadrukt uw Kamer ook, onder meer met de moties
van de leden Westerveld en Van den Hul en van het lid Bruins.8
,
9 Een van de activiteiten die ik in dit kader in gang zet is om scherp in kaart brengen
wat er vanuit de werkvloer nodig is om een vernieuwd curriculum succesvol in de praktijk
te brengen. Ik wil inzicht krijgen in welke aandachtspunten leraren en schoolleiders
hebben bij de totstandkoming van de nieuwe kerndoelen en hoe we door dat inzicht kunnen
werken aan maximaal draagvlak. Hierbij kan gedacht worden aan het bevorderen van een
bij- en nascholingsaanbod, geactualiseerde leermiddelen en een passende (formatieve)
toetsing. Een helder beeld verkrijgen van deze kwesties is dan ook een speerpunt van
het onderzoeksprogramma dat ik via de NRO zal uitzetten. Hierin zal ik ook de motie
van het lid Van Raan meenemen met betrekking tot de behoefte van leraren omtrent kennis
en lesmateriaal rondom duurzaamheid.10
Daarnaast zal ik, in lijn met de bovengenoemde motie van de leden Westerveld en Van
den Hul, periodiek overleg voeren met de vertegenwoordigingen van leerlingen, ouders,
leraren, schoolleiders en bestuurders. Hier horen ook de vertegenwoordigers van de
vakinhoudelijke verenigingen en het vervolgonderwijs bij.
4. Tot slot
Het streven is dat wetenschappelijke curriculumcommissie in november een eerste advies
oplevert, waarmee leraren, vakexperts en curriculumexperts van SLO snel aan de slag
kunnen gaan met het maken van kerndoelen. Uiteraard zal ik dit advies – vergezeld
met de definitieve werkopdracht en ontwerptijdverdeling – nog dit najaar aan uw Kamer
verzenden. Ik wens de commissie veel wijsheid en succes toe bij het uitvoeren van
haar taak.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Indieners
-
Indiener
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.