Brief regering : Monitoring arbeidsmarkt en beroep noodpakket
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 108 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 september 2020
Inleiding
Hierbij zenden wij uw Kamer de vierde editie van de brief «monitoring arbeidsmarkt
en beroep noodpakket». In de derde editie van deze brief1 hebben wij toegezegd uw Kamer in september te informeren over het beroep op SZW-maatregelen
uit het noodpakket en over het beeld op de arbeidsmarkt. Met deze brief komen we tegemoet
aan deze toezegging.
In het verleden hebben we u geïnformeerd over het beroep op de NOW, Tozo, TOFA en
misbruik en oneigenlijk gebruik. Deze brief bevat hiervan een actualisatie. Daarnaast
geeft deze brief een beeld van de situatie op de arbeidsmarkt.
Beroep op het noodpakket
Het noodpakket is door het kabinet ingevoerd om werkenden en bedrijven die door de
coronacrisis te maken hebben met omzetverlies te ondersteunen. Uw Kamer is op 28 augustus
geïnformeerd over de continuering van de steun: het kabinet heeft besloten om de NOW
en Tozo voor 9 maanden te verlengen.2
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)
In deze brief gaan we in op het gebruik van de NOW 2, waarvoor bedrijven vanaf 6 juli
een aanvraag konden indienen. De aanvraagperiode voor deze tranche liep tot en met
31 augustus en is inmiddels gesloten. In de volgende editie van deze brief wordt u
geïnformeerd over de NOW 3. UWV streeft ernaar om werkgevers vanaf 16 november een
aanvraag te kunnen laten doen voor het eerste tijdvak van de NOW 3, die op 1 oktober
start.
Er zijn 65.203 aanvragen ingediend en 65.129 behandeld. Hiervan zijn er 63.088 goedgekeurd.
Daarmee ligt het aantal aanvragen lager dan bij de NOW 1. In totaal vertegenwoordigen
deze bedrijven ongeveer 1,3 miljoen werkenden. Er zijn 2.041 aanvragen afgewezen3. De voornaamste reden van afwijzing was dat de loonsom in maart 0 euro bedraagt of
dat er geen loonsom in maart en november is.
Op dit moment is er voor 2,13 miljard euro aan voorschotten verstrekt. De eerste reeks
betalingen heeft plaatsgevonden, maar de tweede reeks nog niet. Het voorschot is gelijk
aan 80% van de aangevraagde subsidie. Het totaalbedrag aan aangevraagde subsidie bedraagt
naar inschatting 5,34 miljard euro voor een periode van 4 maanden. Het betreft een
voorlopige eindstand op basis van de eerste reeks betalingen. Het bedrag kan nog wat
oplopen als eerdere afwijzingen alsnog tot een toekenning leiden. Bovendien geldt
dat bij de afrekening de definitieve subsidie nog kan wijzigen, bijvoorbeeld als blijkt
dat de loonsom bij werkgevers is afgenomen of als de omzetdaling lager uitvalt dan
verwacht.
Het aantal goedgekeurde aanvragen is het grootst in de sector overige commerciële
dienstverlening. De sector cultuur heeft het grootste gemiddelde aangegeven omzetverlies,
namelijk 62%. De sector horeca en catering vertegenwoordigt het grootste aantal werkenden
(ongeveer 230.000). Hierna volgen de sectoren overige commerciële dienstverlening
(220.000) en uitzendbedrijven (195.000).
De meeste toekenningen komen toe aan bedrijven met minder dan 10 werknemers (62,1%).
Uiteraard is de gemiddelde hoogte van de subsidieaanvraag voor deze groep werkgevers
lager dan voor werkgevers met een hoger aantal werknemers. Bijna de helft (45%) van
de eerste voorschotverstrekking van de NOW komt toe aan kleine werkgevers met maximaal
50 werknemers. Een kwart (25,3%) komt toe aan werkgevers met 50 tot 250 werknemers.
Het overige deel, minder dan een derde (29,7%), komt toe aan werkgevers met 250 of
meer werknemers.
Hieronder staat de belangrijkste informatie samengevat en aangevuld met informatie
omtrent de NOW1 uit vorige edities van de monitoringsbrief:
Tabel 1: Voorlopige stand van zaken NOW
NOW 1
(maart–mei)
NOW 2
(juni–augustus)
Aanvragen
148.335
65.203
Toekenningen
139.399
63.088
Afwijzingen
8.963
2.041
Werknemers
2.653.041
1.332.904
Totaal voorschotten
€ 7.906.178.977
€ 2.136.795.399
Subsidiebedrag
€ 9.882.723.721
€ 5.341.988.498
Als losse bijlage bij deze brief wordt een factsheet van het UWV meegezonden4. Hierin zijn onder andere cijfers opgenomen over de toekenningen naar arbeidsmarktregio,
het gemiddeld opgegeven omzetverlies per sector en de verstrekte voorschotbedragen
per sector.
Tijdens het debat over de derde suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie
2.0 is de motie van het lid Tielen5 ingediend over onderzoek om inzicht te krijgen in resterende schrijnende gevallen.
De motie ziet erop te identificeren of er nog resterende knelpunten in de NOW zijn
die ervoor zorgen dat er afwijzingen op de aanvraag om NOW plaatsvinden vanwege administratieve
redenen. Met de indiener van de motie zijn wij van oordeel dat dergelijke knelpunten
zoveel mogelijk in kaart gebracht moeten worden, ook om te weten of er eventueel aanleiding
is om de NOW-regeling aan te passen. UWV monitort dan ook de binnengekomen klachten
en vragen over de NOW (via het klantcontactcentrum) en de ingediende bezwaarschriften.
UWV gaat daarbij na of er patronen en rode draden te ontwaren zijn in casussen die
daar aan de orde zijn die blijk geven van administratieve knelpunten in regeling.
Eventuele structurele tekortkomingen in de NOW die aanleiding geven tot schrijnende
gevallen worden op die manier door UWV aan het Ministerie van SZW gemeld.
In dat kader willen we u vermelden dat ons gevallen bekend zijn geworden van bedrijven
die zich niet gerealiseerd hebben dat zij onderdeel zijn van een groep zoals gedefinieerd
in de NOW, en dus een aanvraag hebben gedaan zonder hier rekening mee te houden.6 Dit komt doordat het bijvoorbeeld Nederlandse bedrijven betreft die via een internationale
structuur met elkaar verbonden zijn (maar verder niets met elkaar te maken hebben),
of omdat zij zichzelf niet afficheren als een groep en dus ook geen geconsolideerde
jaarrekening hebben (bijvoorbeeld participatiemaatschappijen). Om dit te herstellen
zouden deze bedrijven hun omzetdaling op het niveau van de groep moeten rapporteren,
maar dit kan betekenen dat zij hierdoor niet meer in aanmerking komen voor NOW-subsidie,
omdat zij als groep geen 20% omzetdaling realiseren. Omdat zij soms al in maart en
april aanvragen hebben gedaan, komen zij niet in aanmerking voor de bijzondere regeling
voor werkmaatschappijen die ik op verzoek van Uw Kamer heb gerealiseerd.
Wij achten het onwenselijk dat deze bedrijven geen beroep kunnen doen op de NOW-regeling,
omdat zij een aanvraag hebben gedaan voordat de voor hen gunstigere regeling voor
werkmaatschappijen werd gerealiseerd. Daarom zijn wij voornemens het mogelijk te maken
dat bedrijven die een NOW-subsidie hebben aangevraagd bij de aanvraag tot subsidievaststelling
kunnen verzoeken de subsidie op werkmaatschappij niveau vast te stellen. De subsidie
zal in dat geval op werkmaatschappijniveau worden vastgesteld. Voorwaarde blijft wel
dat de groep waarvan ze deel uitmaken als geheel geen 20% omzetverlies heeft. Is dat
wel het geval dan kan een vaststellingsaanvraag niet worden ingediend. De huidige
in de NOW geldende voorwaarde dat een aanvraag op werkmaatschappij alleen gedaan kan
worden als de NOW-aanvraag is gedaan op of na 5 mei vervalt dan ook. Ook hoeft aan
een tweetal voorwaarden pas bij de aanvraag tot subsidievaststelling te worden voldaan,
in plaats van bij de initiële aanvraag. Het gaat om de voorwaarde dat een aanvrager
dient te beschikken over een verklaring dat er op het niveau van de groep geen dividend/bonus
wordt uitgekeerd of eigen aandelen worden ingekocht over 2020 op het niveau van het
groepshoofd/de moeder van de werkmaatschappij tot aan de datum van vaststelling van
de jaarrekening. Daarnaast gaat het om de voorwaarde dat de aanvrager dient te beschikken
over een overeenkomst van de vakbond of andere vertegenwoordiging van werknemers over
werkbehoud. Natuurlijk moet ook aan de overige eisen van een aanvraag op werkmaatschappijniveau
(artikel 6a van de NOW-1 en 2) worden voldaan. Een ander probleem, gerelateerd aan
het bovenstaande, is dat bedrijven soms aanlopen tegen het feit dat zij bij de subsidieaanvraag
voor de NOW-regeling niet dezelfde referentieperiode hebben gekozen voor hun omzetdaling
als andere onderdelen van de groep. Dit is echter wel noodzakelijk voor de definitieve
vaststelling van de subsidie; de NOW schrijft dit dan ook voor. Ik ben nu de uitvoeringstechnische
consequenties van een herstelmogelijkheid voor bedrijven op dit punt in kaart aan
het brengen.
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)
Eerder hebben we uw Kamer geïnformeerd over de snelle monitoring die vanuit SZW is
opgezet om een indicatie te geven van het gebruik van de Tozo.
Op basis van de gestratificeerde schatting verwachten we tot nu toe ongeveer 103.000
aanvragen binnen de Tozo 2 regeling. Dit zijn aanvragen voor ondersteuning in levensonderhoud
of voor een lening voor bedrijfskapitaal. Op dit moment leveren binnen de snelle monitoring
ongeveer 130 gemeenten cijfers aan over het aantal Tozo 2 aanvragen.
Het merendeel van de Tozo 2 aanvragen betreft verlenging van inkomensondersteuning.
In de monitorgegevens maakt ongeveer 70% van het aantal gemeenten onderscheid tussen
verlengingsaanvragen en «nieuwe» aanvragen en ongeveer 85% van het aantal gemeenten
maakt onderscheid tussen ondersteuning van levensonderhoud en lening bedrijfskapitaal.
Binnen deze gemeenten betreft ongeveer 90% van de (Tozo 2) aanvragen verlengingsaanvragen
van Tozo 1. Ruim 90% van alle aanvragen (Tozo 1 en Tozo 2) betreft inkomensondersteuning.
Bij de gestratificeerde schatting wordt er rekening gehouden met de grootte van de
gemeenten (klein, middelgroot, groot en G4) en de daarbij horende verschillen. Dat
vergroot de betrouwbaarheid van de cijfers. Net zoals twee maanden geleden is er een
relatief groter beroep op de Tozo 2 in de G4 dan in kleinere gemeenten. Door een schatting
per type gemeente te maken wordt rekening gehouden met dergelijke verschillen.
Hieronder staan de schattingen samengevat en aangevuld met informatie omtrent de Tozo1
uit vorige edities van de monitoringsbrief:
Tabel 2: Tozo
Schatting Tozo 1
(maart–mei)
Schatting Tozo 2
(juni–augustus)
Totaal aantal aanvragen
374.000
103.000
% inkomensondersteuning
Ongeveer 90%
Ruim 90%
Naast de schatting van het aantal aanvragen die wij zelf monitoren, heeft het CBS
op 20 augustus zogeheten registratiecijfers gepubliceerd7 waarmee we een voorlopig beeld krijgen van het gebruik van de Tozo. Het aantal geregistreerde
uitkeringen levensonderhoud (Tozo en Bbz) is gedaald van ruim 179.240 in mei naar
64.510 in juni. Een dergelijke afname sluit aan bij de overstap van Tozo 1 naar Tozo 2.
Daarnaast registreerden gemeenten in juni 5.510 en in mei 4.710 verstrekkingen bedrijfskapitaal
(Tozo en Bbz).
Deze voorlopige CBS-cijfers kunnen niet zonder meer vergeleken worden met de geschatte
aantallen aanvragen uit de snelle monitoring. De cijfers verschillen omdat er verwerkingstijd
nodig is voordat een aanvraag een daadwerkelijke uitkering wordt of dat bedrijfskapitaal
wordt verstrekt. Ook hebben diverse gemeenten voorschotten verstrekt aan ondernemers,
die nog niet als uitkering voor levensonderhoud op grond van de Tozo zijn verwerkt.
Daarnaast zullen er ook aanvragen zijn die afgewezen of teruggetrokken worden en dus
niet leiden tot een uitkering of lening.
In de CBS-tabellen over het gebruik van Tozo wordt met ingang van de registratiemaand
mei ook een uitsplitsing van aantal uitkeringen en bedrijfskredieten naar gemeenten
gemaakt. Hoewel nog niet alle gemeenten in de tabel op basis van voorlopige registratie
opgenomen kunnen worden, wordt hiermee de regionale spreiding van het beroep op de
Tozo regeling inzichtelijker.
Een aanvullende analyse van het CBS geeft tevens inzicht in de sectoren waarin de
bedrijven van personen met een Tozo- of Bbz-uitkering voor levensonderhoud actief
zijn. Zowel in mei onder Tozo 1 als in juni onder Tozo 2 betreft het vooral bedrijven
in de sectoren specialistische zakelijke diensten, overige dienstverlening, handel,
cultuur sport en recreatie, horeca en onderwijs.
Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA)
Het loket voor de TOFA is op 27 juli gesloten. In totaal er zijn 23.563 aanvragen
ontvangen. Hiervan zijn er tot nu toe 10.780 toegekend. Op 27 augustus waren er ongeveer
23.279 beschikkingen gestuurd en bedraagt de verwerkte betaling ongeveer 17,4 miljoen
euro. Er zijn 12.585 aanvragen afgewezen, voornamelijk omdat het inkomen dat de aanvrager
in april ontving hoger is dan 550 euro (28%) of dat het ontvangen inkomen in februari
lager is dan 400 euro (27,7%).
Hieronder staan de belangrijkste cijfers samengevat:
Tabel 3: TOFA
Aanvragen
23.563
Toekenningen
10.780
Afwijzingen
12.585
Verwerkte betaling
€ 17,4 miljoen
Misbruik en oneigenlijk gebruik
In de derde editie van de monitoringsbrief hebben we uw Kamer geïnformeerd over de
aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) omtrent de SZW-noodregelingen en
hebben we enkele beheersmaatregelen uiteengezet8. De snelheid waarmee de regelingen tot stand zijn gekomen impliceert dat mogelijk
zaken over het hoofd zijn gezien en dat de regelingen onvoorziene consequenties kunnen
hebben9. In deze brief brengen we u graag verder op de hoogte van de ontwikkelingen in de
M&O-aanpak. We zullen misbruik en oneigenlijk gebruik op de voet volgen en zullen
uw Kamer hierover en over onze aanpak blijven informeren. Zo wordt uw Kamer bijvoorbeeld
spoedig geïnformeerd over het accountantsprotocol in de NOW.
Om fraude en misbruik omtrent de NOW effectief te kunnen bestrijden is een samenwerkingsverband
opgezet tussen UWV, Belastingdienst, Inspectie SZW en FIOD. Op dit moment ontvangen
UWV en de Inspectie SZW meldingen over het vermoeden van regelovertreding door werkgevers
die NOW ontvangen. Het gaat hier om het mogelijk manipuleren van de loonsom en het
uitstellen van omzet om een hogere subsidie te kunnen ontvangen. De Inspectie SZW
onderzoekt de eigen ontvangen meldingen (die deels afkomstig zijn van UWV). Dat betreft
de meldingen die een strafrechtelijk component kennen en de meldingen waarbij overtreding
van de arbeidswetten in het geding is. Tevens voorziet de Inspectie SZW, UWV van informatie
(meldingen) die van belang is in het kader van de vaststelling. Op dit moment heeft
een aantal meldingen tot een opsporingsonderzoek geleid. Deze opsporingsonderzoeken
worden onder het gezag van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie uitgevoerd.
Het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik is ook bij de Tozo van groot belang.
Gemeente zijn zelf verantwoordelijk voor hun M&O-beleid en zijn inmiddels gestart
met de eerste controles omtrent de Tozo 1 en Tozo 2 om eventueel misbruik op te sporen.
Deze controles worden veelal steekproefsgewijs en/of signaalgestuurd vormgegeven.
Sinds kort verstrekt Stichting Inlichtingenbureau (IB) op verzoek van SZW signalen
aan gemeenten. Deze zijn erg nuttig voor de controles die gemeenten uitvoeren. Gemeenten,
VNG, Divosa en SZW blijven nauw met elkaar in gesprek om de gezamenlijke M&O-aanpak
te versterken. Er is op dit moment nog geen beeld van de uitkomsten van deze controles.
Bij de Inspectie SZW zijn tot nu toe een beperkt aantal fraudemeldingen ontvangen
die op de Tozo betrekking hebben. Ook bij VNG zijn vooralsnog een beperkt aantal signalen
van eventuele fraude bekend.
Beeld op de arbeidsmarkt
Uit CBS-cijfers over de maanden juni10 en juli11 blijkt dat de situatie op de arbeidsmarkt in deze periode is verslechterd. Het aantal
werklozen nam van mei tot en met juli toe met 89.000. De toename was het grootst van
mei op juni, namelijk 74.000. Het aantal werkenden nam van mei tot en met juli ook
toe, namelijk met 49.000, waarvan 45.000 van mei op juni. De toename van het aantal
werkenden van juni op juli (4.000) was dus beperkt. Daarmee is het aantal werkenden
over de gehele periode februari tot en met juli met 152.000 gedaald. Het aantal werklozen
is in die periode met 145.000 gestegen. Van mei tot en met juli traden meer mensen
toe tot de arbeidsmarkt: de beroepsbevolking (het aantal werkenden en werklozen) steeg
van mei tot en met juli namelijk met 139 duizend personen
Het aantal WW-uitkeringen is in juni en juli stabiel gebleven12. Het aantal lopende WW-uitkeringen bedraagt eind juli 300.800. In juli is zowel de
instroom als de uitstroom gestegen ten opzichte van juni. Dit wordt voor een groot
deel verklaard doordat juli uit vijf weken bestaat. Aangezien de instroom min of meer
gelijk was aan de uitstroom blijft het aantal WW-uitkeringen in beide maanden stabiel.
De toename in de uitstroom komt voornamelijk door een stijging van het aantal beëindigde
uitkeringen vanwege het bereiken van de maximale WW-duur. Dit betreft relatief veel
jongeren (15–25 jaar).
Het aantal bijstandsuitkeringen en het aantal personen met een bijstandsuitkering
blijft stijgen. Eind juni stonden in de voorlopige cijfers van het CBS 366.540 algemene
bijstandsuitkeringen geregistreerd13 en waren er volgens de ramingscijfers van het CBS 427.000 mensen met een algemene
bijstandsuitkering14. Het verschil tussen het aantal algemene bijstandsuitkeringen en het aantal mensen
met een algemene bijstandsuitkering komt hoofdzakelijk door uitkeringen die verstrekt
worden aan paren. Beide partners tellen mee als bijstandsgerechtigde. Het aantal algemene
bijstandsuitkeringen ligt ruim 3.000 hoger dan eind mei en ruim 12.500 hoger dan eind
maart. Het aantal personen met een algemene bijstandsuitkering ligt 2.000 hoger dan
juni vorig jaar en 12.000 hoger dan in december vorig jaar.
Gegevens uit de Divosa benchmark Werk & Inkomen15 laten zien dat het aantal aanvragen voor bijstand in mei, juni en juli afneemt ten
opzichte van april, maar nog wel hoger ligt dan voor de crisis. In april lag het aantal
aanvragen 83% hoger dan in februari. In mei, juni en juli was dit respectievelijk
34%, 29% en 20%.
Divosa meldt ook dat de uitstroom uit de bijstand weer aantrekt16.
Analyse van type contract, sector en onderwijsniveau
In de schriftelijke beantwoording van de Kamervragen betreffende de derde incidentele
suppletoire begroting17 is toegezegd uw Kamer te informeren over het type contract dat mensen hadden die
sinds het begin van de coronacrisis werkloos zijn geworden. Deze informatie was nog
niet beschikbaar ten tijde van de vorige editie van deze brief, maar is nu wel beschikbaar.
Uit cijfers van het UWV en van het CBS blijkt dat vooral mensen met een flexcontract
hun baan zijn verloren. Volgens het CBS18 is het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie in het tweede kwartaal
van 2020 met 148.000 gedaald ten opzichte van het eerste kwartaal van 202019. Het aantal werknemers met een vaste arbeidsrelatie is in diezelfde periode zeer
beperkt gestegen (2.000). Volgens het UWV20 stroomden in maart met name jonge oproepkrachten en uitzendkrachten de WW in. In
april bestond de instroom daarnaast ook uit nieuwe WW-uitkeringen vanuit tijdelijke
contracten. De instroom vanuit oproepcontracten komt vooral uit de sector horeca en
catering, detailhandel en overige commerciële dienstverlening. Jongeren hebben een
groot aandeel in de WW-instroom vanuit flexibele contracten in maart en april. Van
de instroom vanuit oproepcontracten is 42% 15–25 jaar en 28% 25–35 jaar.
Uit de kwartaalcijfers van het CBS volgt verder dat het baanverlies samenhangt met
het onderwijsniveau van werkenden en de sector waarin iemand werkt. Het aantal werkenden
met een laag of middelbaar onderwijsniveau is namelijk in het tweede kwartaal van
2020 afgenomen ten opzichte van het eerste kwartaal (–132.000 en –91.000), terwijl
het aantal werkenden met een hoog onderwijsniveau is gestegen (+86.000). Uit de kwartaalcijfers
van het CBS volgt dat het aantal banen in de bedrijfstak uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling
is gedaald, namelijk met 130.000 van het eerste op het tweede kwartaal. Ook in de
sectoren vervoer en horeca en zakelijke dienstverlening was de daling fors. Enkel
de sectoren overheid en informatie en communicatie kenden nog een lichte groei.
Jongeren zijn hard geraakt, maar kunnen wel vaker terugvallen op ander huishoudinkomen
en veren sneller terug als de economie aantrekt. Het CPB heeft op verzoek van SZW
een aanvullende analyse gepubliceerd die dieper ingaat op de rol van jongeren en studenten
in hun onderzoek naar welke groepen geraakt worden door de coronacrisis21. De aanvullende analyse bevestigt vooral het huidige beeld van de positie van jongeren:
jongeren vallen vaker in de risicogroep en hebben daarmee een grotere kans op ontslag.
Zij hebben ook vaker een oproepcontract en zijn vaker student. Bij veel jongeren in
de risicogroep, vooral bij degenen met lage inkomens, beslaat het inkomensrisico slechts
een klein deel van het huishoudinkomen. Zij hebben binnen hun huishouden dus nog andere
bronnen van inkomen om op terug te vallen. Uit ander onderzoekt blijkt dat jongeren
bij een crises het eerst werkloos raken, maar dat zij relatief snel een baan vinden
als de economie aantrekt. 22
Vooruitblik
Het CPB verwacht dat de werkloosheid de komende maanden fors oploopt, maar deze stijging
is minder groot dan eerder geraamd. In de basisraming van het CPB23 loopt de werkloosheid op tot gemiddeld 4,4% in 2020 en gemiddeld 6,5% in 2021. Aan
het einde van 2020 ligt het werkloosheidspercentage naar verwachting boven de 6%.
De werkloosheidsraming ligt lager dan eerder in de juniraming werd voorspeld.24
De vooruitzichten zijn echter onzeker. Het economische herstel en de stijging van
de werkloosheid hangt namelijk nauw samen met internationale ontwikkelingen en met
het verloop van de pandemie. Naast de basisraming heeft het CPB een scenario gepubliceerd
met een tweede golf en nieuwe grootschalige contactbeperkingen. In dit scenario verwacht
het CPB een sterke krimp die langer aanhoudt. De werkloosheid loopt in dat scenario
op tot 10% in 2021 (zie figuur 1 in de bijlage)25.
De gevolgen van het coronavirus voor de arbeidsmarkt zullen nog lang voelbaar blijven.
Het CPB26 verwacht de komende vijf jaar schade op de arbeidsmarkt, waarbij de werkloosheid
pas na ongeveer vijf jaar is teruggekeerd naar het lange termijn (evenwichts)niveau.
Mensen die langdurig zonder baan zitten verliezen daarnaast mensen kapitaal. Dit kan
de werknemer voor lange tijd beschadigen. Mensen zullen ontmoedigd raken en daardoor
niet meer naar een baan zoeken. Deze ontmoediging, de gezondheidsklachten door corona
en het later afstuderen van studenten zorgt ervoor dat potentiële werkenden zich pas
later of niet aanbieden op de arbeidsmarkt. Tot slot kan door een veranderende arbeidsvraag
de mismatch op de arbeidsmarkt op korte termijn toenemen.
Tot slot
De gevolgen van de coronacrisis en de contactbeperkende maatregelen zijn nog direct
voelbaar in de arbeidsmarkt. De situatie vraagt om een aanpak die werkgelegenheid
en bedrijvigheid beschermt, en daarbij ook rekening houdt met de verschillen tussen
bedrijven en werkenden. Daarbij is er behoefte aan perspectief en duidelijkheid. Daarom
heeft het kabinet besloten de steunmaatregelen te verlengen met negen maanden. Ondanks
deze inzet, kan in de huidige situatie niet worden voorkomen dat mensen hun baan verliezen
en dat bedrijven omvallen. Het kabinet blijft de situatie op de arbeidsmarkt en het
beroep
op het noodpakket op de voet volgen en u hierover via deze brief informeren. De volgende
editie van de monitoringsbrief staat gepland voor eind november. Dat sluit aan bij
de openstelling van de aanvragen voor de NOW 3 en het verschijnen van nieuwe arbeidsmarktinformatie
van het CBS.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid