Brief regering : Overzicht van ontwikkelingen op het domein van het toegepast onderzoek
33 009 Innovatiebeleid
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 94 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2020
Met het aantreden van dit kabinet is ingezet op de versterking van het toegepaste
onderzoek. Ik informeer u met deze brief over de wijze waarop de intensiveringen uit
het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) voor de instellingen voor toegepast onderzoek (hierna: de TO2-instellingen) hun
uitwerking hebben gekregen. Tevens wil ik aandacht besteden aan enkele andere actuele
onderwerpen op het terrein van de TO2-instellingen, te weten de inzet op bestrijding
van COVID-19, de impact van de coronacrisis en de komende evaluatie van de TO2-instellingen
(over de periode 2016–2019). Tot slot zal ik in deze brief mijn reactie geven op het
rapport «Verstandig Internationaliseren, Nederlands toegepast onderzoek in het buitenland» van het Rathenau Instituut.
Na een periode van krimpende budgetten voor toegepast onderzoek als gevolg van bezuinigingen
tijdens de financiële crisis in de periode 2007–2011 vond dit kabinet het cruciaal
om de TO2-instellingen een goede uitgangspositie voor de toekomst te geven. In mijn
brief van 26 februari 2018 over het evaluatierapport van de Commissie Schaaf en het
AWTI advies Onmisbare Schakels heb ik al aangegeven dat er noodzaak was te investeren
in de kennisbasis van de instellingen.1 Nederland profiteert van deze intensiveringen, omdat de TO2-instellingen hierdoor
beter in staat zijn in te spelen op de innovatie- en kennisbehoeften rondom de grote
maatschappelijke uitdagingen en daar kansen voor economische groei en werkgelegenheid
bij bedrijven aan te koppelen.
Ik heb in dit kader in het eerste jaar van deze kabinetsperiode structureel 75 miljoen euro
toegevoegd aan het voor TO2-instellingen beschikbare budget. In mijn brief van 13 juli
2018 heb ik aangegeven dat de TO2-instellingen de extra middelen inzetten ter versterking
van de kennisbasis inclusief faciliteiten (structureel jaarlijks 42 miljoen euro)
en voor onderzoek in kader van het missiegedreven topsectoren en innovatiebeleid (hierna:
MTIB, structureel jaarlijks 33 miljoen euro).2 De aanpak van maatschappelijke uitdagingen en economische kansen vereist meer kennis
en innovatie, en de overheid en het bedrijfsleven moeten hierbij kunnen beschikken
over goed toegeruste instellingen voor toegepast onderzoek.
Toegepast onderzoek
Het toegepaste onderzoek vormt een onmisbare schakel in de gehele onderzoeks- en innovatiecyclus
en zorgt samen met het wetenschappelijke onderzoek voor doorbraken. In de Kamerbrief
over de Groeistrategie voor Nederland op de lange termijn3 wordt toegepast onderzoek ook nadrukkelijk genoemd als belangrijk element van onderzoek-
en innovatie-ecosystemen. In deze ecosystemen bestaat een sterke verwevenheid en samenwerking
tussen onderwijs, fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, innovatieactiviteiten
door overheden en bedrijven en vermarkting van deze innovaties door grote bedrijven,
mkb en startups.
De TO2-instellingen hebben een belangrijke rol («brugfunctie») in de vertaling en
doorontwikkeling van kennis en vindingen bij universiteiten en wetenschappelijke onderzoeksinstituten
naar oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken en economische kansen. Door de
introductie van het MTIB is de nadruk nog sterker komen te liggen op die oplossingen
en toepassingen. Denk hierbij ook aan de export van deze oplossingen en toepassingen.
De vijf instellingen voor toegepast onderzoek die we in Nederland hebben4, richten zich op het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis voor de maatschappij,
het bedrijfsleven en de overheid. Ze werken in verschillende combinaties (publiek-privaat,
publiek-publiek, business2business, etc.) aan kennis en innovaties die gebruikt worden bij het beantwoorden van (toekomstige)
vragen voortkomend uit maatschappelijke ontwikkelingen en passen zich hierbij continu
aan de veranderende omgeving aan. De (drie) kerntaken van de TO2-instellingen blijven
hierbij onveranderd en staan in de «Visie op het Toegepast Onderzoek» van 5 juli 20135 als volgt geformuleerd:
1. Het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis ten behoeve van het oplossen
van maatschappelijke vragen en ondersteuning van overheidstaken- en beleid. Een deel
van dit onderzoek valt onder wettelijk verplichte taken;
2. Het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis voor het versterken van de innovatiekracht
en concurrentiepositie van Nederland, in het bijzonder voor de Topsectoren;
3. Het beheren van strategische onderzoeksfaciliteiten welke soms uniek zijn in Nederland
en deels ook internationaal.
Impact
Als systeemverantwoordelijke voor de TO2-instellingen zie ik hoe het toegepaste onderzoek
een belangrijke bijdrage levert aan een betere toekomst voor Nederland. Onze instellingen
voor toegepast onderzoek creëren met hun publiek gefinancierde kennisbasis en innovatiepotentieel
impact op economie en maatschappij. Ik juich het dan ook toe dat de TO2-instellingen
met een periodieke impactrapportage laten zien hoe hun innovaties bijdragen aan oplossingen
voor maatschappelijke uitdagingen en het versterken van de concurrentiekracht van
het Nederlandse bedrijfsleven. De eerste uitgave hiervan vindt u als bijlage bij deze
brief6. De TO2-instellingen slagen erin eindgebruikers al in een vroeg stadium bij het ontwikkeltraject
te betrekken om de kans op een positief resultaat te vergroten. Hierdoor kunnen innovaties
ook echt het verschil maken bij het op gang brengen van de gewenste maatschappelijke
transities.7 In november verwacht ik de volgende editie van de impactrapportage die ik wederom
onder uw aandacht zal brengen zodat ook uw Kamer beter kennis kan nemen van de impact
van toegepast onderzoek in Nederland, bijvoorbeeld over de inzet in de strijd tegen
het coronavirus.
Invulling intensiveringen
In overleg met de departementen en de topsectoren hebben de TO2-instellingen de thema’s
bepaald aan de hand waarvan zij hun kennisbasis met de genoemde 42 miljoen euro versterken,
om zo hun kwaliteit, impact en vitaliteit te vergroten. De overige 33 miljoen euro
zetten de TO2-organisaties in, in het kader van het MTIB, waarvoor de afspraken zijn
vastgelegd in het Kennis- en Innovatie Convenant (KIC) 2020–2023 en de onderliggende
Kennis- en Innovatie Agenda’s (KIA’s).8 Van deze extra structurele middelen is een deel specifiek bestemd om samen met het
mkb in te zetten (7,5 miljoen euro) en op het terrein van sleuteltechnologieën (10 miljoen euro).
Samenwerking mkb
De genoemde intensivering van jaarlijks 7,5 miljoen euro heeft tot doel om het mkb
meer en beter te laten profiteren van de kennis en kunde die bij de toegepaste kennisinstituten
aanwezig zijn. De TO2-instellingen werken op dit moment al op vele manieren samen
met het mkb. De TO2-instellingen hebben aangegeven dat zij de extra middelen gebruiken
om de bestaande samenwerking met het mkb verder te versterken en om nieuwe aan te
gaan met zowel individuele bedrijven als met branches. De samenwerking betreft verschillende
vormen zoals publiek-private samenwerkingsprojecten met mkb, het beschikbaar stellen
van de TO2-kennisbasis (bijvoorbeeld toegang tot faciliteiten) voor het mkb en de
collectieve kennisoverdracht naar branches en mkb bedrijven.
Sleuteltechnologieën
De grote maatschappelijke uitdagingen en transities van onze tijd (zoals het aanpassen
aan klimaatverandering, de energietransitie, digitalisering, veiligheid, de transitie
naar een circulaire economie en de transitie van ons voedselsysteem, de transitie
naar slimme en duurzame mobiliteit) vragen een toenemende inzet van (het onderzoek
naar) sleuteltechnologieën voor het bereiken van doorbraken en oplossingen. Daarom
heb ik in mijn brief van 13 juli 2018 de TO2-instellingen gevraagd om van de extra
middelen jaarlijks minimaal 10 miljoen euro in te zetten voor extra onderzoek op dit
terrein.
De TO2-instellingen doen veel onderzoek op het terrein van sleuteltechnologieën en
met deze impuls kan dit verder worden verbreed en geïntensiveerd. Uit het KIC 2020–2023
is af te leiden dat de TO2-instellingen in 2020 voornemens waren zo’n 50 miljoen euro
in sleuteltechnologie-onderzoek te investeren.9 Huidige onderzoeken beslaan bijvoorbeeld de fotonica waarmee TNO een optische biosensor
ontwikkelt die met één druppel bloed, urine of speeksel kan bepalen of iemand bijvoorbeeld
een infectieziekte heeft; of op het gebied van de sensortechnologie waar het Nederlands
Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) samenwerkt met TNO, TU Delft en Hogeschool Zeeland
aan een drone die zelfstandig inspecties en reparaties aan bladen van windturbines
kan uitvoeren.
Onderzoeksfaciliteiten
De genoemde intensivering van 75 miljoen euro was tevens bestemd voor de (incidentele)
financiering van de onderzoeksfaciliteiten; hiervoor zijn geen separaat geoormerkte
middelen in mijn begroting beschikbaar. U bent met de brief van 17 januari 2017 over
de Strategische Agenda voor TO2-faciliteiten10 uitgebreid geïnformeerd over de relevantie van onderzoeksfaciliteiten voor de werkzaamheden
van de TO2-instellingen voor de maatschappelijke en technologische thema’s en het
verdienvermogen van Nederland. Ook in het rapport «Innovatieve Samenleving» binnen
de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen worden aanbevelingen gedaan voor versterking
van de strategische onderzoeksfaciliteiten bij TO2 zowel als de Rijkskennisinstellingen.11
Het kabinet richt zich sinds 2018 op het creëren van structurele oplossingen met maatwerk
per instituut en deze ontwikkeling houd ik nauwlettend in de gaten. Bij de komende
evaluatie van de TO2-instellingen zal worden bezien of de bestaande faciliteiten (nog)
van voldoende niveau zijn om aan toekomstige vragen vanuit departementen en topsectoren
te voldoen en of de TO2-instellingen zelf ook oplossingen en maatwerk voor vernieuwingsvraagstukken
hebben gevonden.
Uit mijn regulier overleg met de instellingen is gebleken dat zij in aanloop naar
de evaluatie en de nieuwe (vierjaarlijkse) strategieplannen ook zelf bezig zijn om
een strategische en bedrijfseconomische analyse te maken welke faciliteiten voor toekomstig
onderzoek noodzakelijk zijn.
Hoewel een structurele financiële oplossing en het juiste financieringsinstrument
voor instellingoverstijgende vraagstukken dus nog niet is gevonden, zijn de TO2-instellingen
en ik wel samen tot een aantal oplossingen gekomen voor urgente casussen. Zo heb ik
met een Toekomstfondskrediet voor Onderzoeksfaciliteiten (TOF) kunnen bijdragen aan
het financieren van de EUV-Beamline en de Optical Manufacturing faciliteit van TNO12, heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) vanuit de klimaatenveloppe
een impuls kunnen geven aan de energieonderzoeksinfrastructuur van TNO Energietransities,
ben ik vergevorderd in besprekingen met Duitsland over investeringen in de gezamenlijke
windtunnels bij Duits-Nederlandse Windtunnel (DNW), een samenwerkingsverband van NLR
met de Duitse zusterorganisatie DLR en zijn we ook in afrondende fase van de voorbereidingen
voor investeringen in de «Seven Oceans Simulator» van MARIN.
Ik blijf aangesloten bij de verdere gedachtevorming over het Nationaal Groeifonds
om zonodig het belang van de onderzoeksfaciliteiten als een essentieel deel van onderzoeksecosystemen
nogmaals onder de aandacht te brengen. Zoals aangekondigd zal uw Kamer binnenkort
worden geïnformeerd over de voornemens inzake het Groeifonds.
Coronacrisis en COVID-19
De impact van de coronamaatregelen manifesteert zich op twee manieren: de voortgang
van het lopende onderzoek en de «orderportefeuille» voor toekomstig onderzoek. De
instellingen zijn beperkt open zodat onderzoek en experimenten die noodzakelijk in
de instituten, labs en op de faciliteiten moeten plaatsvinden, doorgang kunnen vinden.
Ruim 75–95% van de TO2-werknemers werkte de afgelopen periode thuis, conform de richtlijnen.
Alle instellingen voorzien vanaf het derde kwartaal 2020 een forse terugval in toekomstige
onderzoekportefeuille vanuit de bedrijven variërend van 10–40% afhankelijk van de
hoeveelheid private opdrachten en het soort markt waarin het onderzoeksinstituut werkt.
Dit zal ook doorwerken in 2021. Alle instellingen zijn bezig met het ontwikkelen van
scenario’s hoe hiermee om te gaan. Ik houd hier de vinger aan de pols en ben regelmatig
met de TO2-instellingen hierover in gesprek.
De TO2-instellingen hebben daarnaast op diverse wijzen bijdragen geleverd aan COVID-19-onderzoek,
-bestrijding of -behandeling, wat juist leidt tot extra inzet bij instituten. Voorbeeld
hiervan is het BSL4-lab van Wageningen Research (WR) in Lelystad dat ingezet is bij
het uitvoeren van coronatesten. Ook is WR in een internationaal consortium bezig met
het maken van speciale eiwitten ten behoeve van een kandidaat COVID-19-vaccin. TNO
is een gericht programma gestart, Brains4Corona, om bij te dragen aan oplossingen,
zoals het testen van mondkapjes, bijdragen aan appsinnovaties op het gebied van crisismanagement,
ontwikkelen en testen van medische hulpmiddelen, en het verbeteren en versnellen van
corona-testmethoden. Deltares is betrokken bij onderzoek naar de precieze rol van
water en bodem in de eventuele overleving en verspreiding van het COVID19-virus.13 Het ultieme doel is te kunnen voorspellen wanneer er in de toekomst nieuwe uitbraken
van infectieziekten kunnen worden verwacht en maatregelen te adviseren die ons beter
voorbereiden op dergelijke uitbraken. Daarnaast hebben alle TO2-instellingen – waar
mogelijk – apparatuur en hulpmiddelen ter beschikking gesteld aan ziekenhuizen en
andere hulpdiensten. In de volgende impactrapportage zullen de TO2-instellingen ook
nadrukkelijk stil staan bij hun bijdrage aan oplossingen voor de coronacrisis.
Evaluatie
Conform Rijksbrede afspraken en zoals aangekondigd in de «Visie op het Toegepast Onderzoek»
uit 2013 worden de TO2-instellingen eens per vier jaar geëvalueerd.14 De vorige evaluatie vond plaats in 2016 en de Minister van Economische Zaken (EZ)
heeft het eindrapport op 8 maart 2017 «beleidsarm» naar uw Kamer gestuurd.15 Ik heb op 26 februari 2018 uw Kamer inhoudelijk over het rapport geïnformeerd.
In lijn met deze cyclus heb ik opdracht gegeven voor een volgende evaluatie van de
TO2-instellingen die dit najaar zal plaatsvinden. De resultaten van de evaluatie komen
in de loop van het eerste kwartaal 2021 beschikbaar zodat ik u aan het begin van het
tweede kwartaal kan informeren over het eindrapport. De TO2-instellingen zullen de
uitkomsten van de evaluatie gebruiken bij het opstellen van hun nieuwe vierjaarlijkse
strategieplannen die aan EZK moeten worden voorgelegd voor verkrijging van de jaarlijkse
instituutsbijdrage.
De evaluatie wordt uitgevoerd door een onafhankelijke commissie en zal gericht zijn
op drie aspecten:
1. De eerste lijn betreft de reguliere vierjaarlijkse evaluatie van de TO2-instellingen,
waaruit moet blijken hoe de instituten over de volledige breedte van hun activiteiten,
dus ongeacht de bron van financiering (publiek, privaat, subsidies van derden, etc.),
hebben gepresteerd;16
2. De tweede lijn betreft de aan de TO2-instellingen ter beschikking gestelde Rijksbijdrage,
waarbij de belangrijkste vraag is of door de inzet van de Rijksbijdrage de beoogde
maatschappelijke en economische doelen worden behaald (doeltreffendheid), en of deze
doelen ook gerealiseerd waren als geen Rijksbijdrage was verleend (doelmatigheid);
3. Waar bij de eerste twee lijnen afgesproken richtlijnen gevolgd moeten worden, komen
in de derde lijn aanvullende evaluatievragen aan bod over specifieke onderwerpen waarover
ik meer wil weten. In deze evaluatie gaat deze bijzondere aandacht uit naar internationalisering
en het belang van toegepaste onderzoeksfaciliteiten voor het uitvoeren van hun primaire
onderzoekstaken inclusief de aansluiting op het MTIB.
De aanbevelingen van de evaluatiecommissie kunnen worden gebruikt om het beleidsterrein
van de instellingen voor toegepast onderzoek indien en waar nodig te verbeteren. Gegeven
de planning van de evaluatie is het aan een nieuw kabinet om beleidsinhoudelijke conclusies
verbinden aan de uitkomsten.
Internationalisering
Eind 2018 heeft het Rathenau Instituut een rapport gepubliceerd over de vraag wat
internationalisering betekent voor de publieke missie van TO2-instellingen. In 2019
is hierover een specifiek «Bericht aan het Parlement» opgesteld. In «Verstandig internationaliseren» stelt het Rathenau Instituut een aantal actuele vragen (die overigens met de actuele
ontwikkelingen rond de coronacrisis niet minder urgent zijn):
1. Wil het Ministerie van EZK met de TO2-instellingen een gezamenlijke visie ontwikkelen
op de internationalisering van het toegepast onderzoek?
2. Wil EZK de mogelijkheden verkennen om TO2-instellingen te ondersteunen bij de versterking
van hun internationale positie?
Ik ben van mening dat internationalisering belangrijke kansen biedt voor de TO2-instellingen.
Enerzijds door versterking van de kennisbasis door verdieping en verbreding van onderzoeksgebieden,
en anderzijds door het kostenefficiënter en kwalitatief hoger niveau uitvoeren van
gezamenlijke onderzoeksthema’s. Ze opent markten voor contractonderzoek en via internationale
netwerken is internationaal (onderzoeks)talent bereikbaar. Internationale activiteiten
moeten wel bijdragen aan het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen
en het verdienvermogen van Nederland.
In mijn reactie op de TO2-evaluatie heb ik in 2018 al aangegeven dat een internationaliseringsstrategie
in eerste instantie een taak is van de TO2-instelling zelf.17 Door voornemens voor internationalisering op te nemen in de strategieplannen en duidelijk
aan te geven wat het positieve effect is op de kennisbasis, maken internationaliseringactiviteiten
deel uit van het geheel aan activiteiten dat via de instituutsbijdrage gefinancierd
kan worden. Onderlinge afstemming en samenwerking tussen de TO2-instellingen is – net
als bij alle andere activiteiten – het uitgangspunt. Conform de aanbevelingen van
de vorige evaluatie hebben er verkenningen over samenwerkingsvormen met de Innovatie-Attachés
plaatsgevonden, onder meer via een workshop over het thema Energie.
Hoe zich de internationaliseringsactiviteiten de afgelopen jaren hebben ontwikkeld
en welke invloed dit op de TO2-instellingen heeft (gehad), zal duidelijk worden uit
de komende evaluatie. De conclusie of het wenselijk is om vanuit beleidsmatig perspectief
intensiever betrokken te zijn bij de internationaliseringsstrategieën van de individuele
instellingen en of een visie vanuit het Ministerie van EZK daarbij wenselijk is, zou
ik pas op basis van de evaluatie-uitkomsten willen trekken.
Wat op dit moment wel duidelijk is, is de zeer goede positie die de TO2-instellingen
hebben binnen het Europese Onderzoeks- en Innovatieprogramma Horizon 2020. Ze doen
als partner aan meer dan 540 projecten mee en coördineren er 64. Alle instellingen
hebben een slaagkans gerealiseerd van boven de 20% zowel met projecten waarin ze deelnemen
(25%) als waarvan ze de coördinator zijn (23%).18 Hiermee hebben de TO2-instellingen sinds de start van het 8e Kaderprogramma ruim 260 miljoen euro aan investeringen in onderzoek en innovatie
vanuit Horizon 2020 ontvangen.
De coronacrisis maakt duidelijk dat de behoefte en noodzaak tot onderlinge directe
inhoudelijke samenwerking binnen Europa toeneemt. Ik ondersteun de verkenning door
de TO2-instellingen of er op gebieden zoals «artificial intelligence» en de energietransitie
kansen zijn om hun (kennis)positie binnen Europa te versterken door bi- of multilaterale
inhoudelijke samenwerking met hun Europese zusterorganisaties.
Economische veiligheid
De toenemende internationalisering en de continu veranderende mondiale politieke verhoudingen
vragen ons na te denken hoe we kennis, daar waar nodig, kunnen beschermen. Ik heb
uw Kamer hierover geïnformeerd via de reactie op het Rathenau-rapport «Kennis in Vizier»19 en mijn antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van de cyberaanval op Wetsus.20 De TO2-instellingen zijn er, met name vanuit hun tweede kerntaak, op gericht vertrouwelijke
gegevens van partners te beschermen. In aanvulling hierop kan ik u melden dat ik in
samenwerking met het Digital Trust Center een workshop voor de TO2-instellingen heb
georganiseerd om de kennis en bewustwording van en de samenwerking op cyberveiligheid
bij de TO2 te versterken en de weerbaarheid van de individuele instellingen te vergroten.
Ter afsluiting
Ik ben blij met de toegenomen aandacht voor de maatschappelijke en economische impact
van het toegepast onderzoek binnen het missiegedreven topsectoren en innovatiebeleid.
Deze positieve ontwikkelingen moeten we vasthouden, ook in de huidige onzekere en
moeilijke tijden van de coronacrisis. In dat kader volg ik de ontwikkelingen bij de
TO2-instellingen, in hun orderportefeuille en omzetontwikkeling, nauwgezet. De huidige
evaluatie zal ons begin 2021 inzichten geven in zowel de structurele ontwikkelingen
van de TO2-instellingen als de actuele situatie en ook aanknopingspunten om de goede
uitgangspositie te behouden die noodzakelijk is voor een innovatieve, competitieve
en toekomstbestendige economie.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat