Brief regering : Uitvoering van de motie van het lid Van den Berg c.s. over voorbereiden op terugkeer naar het "gewone leven" dan wel op een mogelijk tweede golf (Kamerstuk 25295-395)
25 295 Infectieziektenbestrijding
24 170
Gehandicaptenbeleid
Nr. 507
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2020
Op 4 juni 2020 is de motie van het lid Van den Berg c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 395) aangenomen. Met deze motie verzoekt de Tweede Kamer de regering om in overleg te
treden met het veld over de voorbereiding op een terugkeer naar het «gewone» leven
na de uitbraak van het corona-virus, dan wel op een mogelijke tweede golf. Met deze
brief vul ik de motie in. Het is daarmee een verbijzondering van mijn brief over «lessons
learned» van 1 sept jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 508) en zal specifiek ingaan op de positie van mensen met een beperking of chronische
ziekte.
De hoofdpunten van deze brief zijn de volgende:
• Zolang we te maken hebben met het coronavirus zullen we bepaalde aanpassingen gezamenlijk
moeten dragen om ervoor te zorgen dat mensen met een beperking of verhoogd risico
gelijkwaardig kunnen meedoen in onze samenleving.
• Ik heb erkenning en waardering voor de doelgroep, hun naasten en de sector, omdat
deze tijd veel van hen heeft gevraagd en nog steeds vraagt.
• Continuïteit van zorg en ondersteuning en van contact met naasten moet bij een toename
van besmettingen zo goed mogelijk worden geborgd.
• Er wordt met het RIVM en cliëntenorganisaties gewerkt aan een betere informatievoorziening
voor groepen die verhoogd kwetsbaar zijn.
Inleiding
De motie heeft betrekking op zowel mensen met een beperking als op mensen met een
chronische ziekte die vanwege het coronavirus extra beperkingen ervaren. Zij kunnen
thuis wonen of in een instelling. Deze brief zal daarom ingaan op zowel zorg die geleverd
wordt vanuit de Wmo als zorg die geleverd wordt vanuit de Wlz.
De motie kent twee onderdelen: terugkeer naar het gewone leven en voorbereiding op
een tweede golf. Deze onderdelen hangen met elkaar samen en lopen in elkaar over;
zo ook in deze brief. In de beginfase van de corona-crisis is gekozen voor een intelligente
lockdown om de verspreiding van het virus te beperken en mensen met een kwetsbare
gezondheid te beschermen. Sinds 1 juli bevinden we ons in de controlefase, waarin
versoepeling van de maatregelen plaats heeft gevonden. Met de versoepelingen van de
maatregelen, maar ook in de situatie waarin de besmettingsgraad weer substantieel
gestegen is, is het van belang dat ook mensen met een beperking of chronische ziekte
het gewone leven weer zoveel mogelijk kunnen oppakken. Daarbij zie ik dat het meedoen
in de samenleving niet voor iedereen vanzelf gaat. Niet alleen duurt het lang voordat
de negatieve effecten van de coronamaatregelen voor iedereen in voldoende mate zijn
opgelost; ook is het voor sommige mensen nog steeds niet mogelijk om op gelijkwaardige
wijze te kunnen meedoen. Ik zie de signalen uit de samenleving, zoals bij de actie
#geendorhout, met een duidelijke oproep: zolang we te maken hebben met het coronavirus
zullen we bepaalde aanpassingen gezamenlijk moeten dragen om ervoor te zorgen dat
mensen met een beperking of verhoogd risico gelijkwaardig kunnen meedoen in onze samenleving.
Context en opzet van deze brief
Het risico op een ernstig beloop van de ziekte en de maatregelen die noodzakelijk
waren hebben impact gehad op het leven van mensen met een beperking of chronische
ziekte, hun naasten en zorgverleners. De afgelopen periode is door een deel van de
doelgroep zowel fysiek als mentaal als zwaar ervaren.
Het kabinet heeft op 6 mei jl. een routekaart gepresenteerd waarin voor heel Nederland
is aangegeven hoe in fases de huidige maatregelen worden afgebouwd en invulling wordt
gegeven aan de aangepaste vorm van onze samenleving. De algemeen geldende kaders die
hiervoor het uitgangspunt vormen, zijn echter niet zonder meer geschikt voor veel
mensen met een beperking of chronische ziekte. Denk daarbij aan looproutes die met
tape op de grond worden geplakt, maar niet zichtbaar zijn voor mensen met een visuele
beperking, aan het bieden van assistentie op stations waarbij 1,5 meter niet altijd
mogelijk is, aan langdurig (hoger) onderwijs op afstand dat ook voldoende (digitaal)
toegankelijk moet zijn. Voor een belangrijk deel van hen is een samenleving met anderhalve
meter afstand niet of onvoldoende toegankelijk. Zij kunnen daarin niet in alle gevallen
op gelijke voet meedoen als anderen.
Verder is er een groep mensen met een beperking of chronische ziekte die een risico
hebben op een ernstig beloop van de ziekte als zij besmet worden door het coronavirus.
Met de versoepeling van de maatregelen ervaren zij juist extra risico’s en beperkingen.
Dat wordt versterkt door het feit dat we recent het aantal besmettingen weer hebben
zien toenemen. Het gevolg is dat ook in de huidige situatie een deel van deze groep
(met name mensen met een verhoogd gezondheidsrisico) nog steeds in (zelfverkozen)
thuisquarantaine zit.
Vanaf het begin van de coronacrisis heb ik nauw samengewerkt met cliëntenorganisaties,
brancheorganisaties en beroepsverenigingen om zo goed mogelijk met de crisis om te
gaan. Dit heeft ertoe geleid dat er de afgelopen periode een COVID-19 strategie is
ontwikkeld. Deze strategie geeft richting aan de acties die ik gezamenlijk met partijen
in gang heb gezet. In deze brief zal ik daarom eerst ingaan op deze strategie. Vervolgens
zal ik beschrijven hoe ik samen met partijen terugkijk op de afgelopen periode en
welke lessen daaruit te trekken zijn. Ik zal daarbij beschrijven op welke manier ik
met partijen verschillende acties heb opgepakt en welke acties op basis van deze lessen
nog aandacht vragen. Ik heb van verschillende partijen en experts (zie de bijlage
voor een overzicht) inbreng ontvangen over de geleerde lessen tijdens de eerste golf.
Ik ben allen erkentelijk voor hun bijdrage. De geleerde lessen zijn zowel van belang
voor de voorbereiding op een mogelijke tweede golf, als om ervoor zorgen dat mensen
met een beperking of chronische ziekte in gelijke mate kunnen meedoen aan de samenleving.
Vooraf: erkenning en waardering voor de doelgroepen en de sector
Er is door brancheorganisaties, cliëntenorganisaties en beroepsverenigingen onder
grote druk samengewerkt om de verspreiding van het virus in te dammen en tegelijkertijd
de kwaliteit van leven zo veel mogelijk te waarborgen. Gegeven het feit dat de kennis
over het virus nog sterk in ontwikkeling was, moest er snel geschakeld en gehandeld
worden op basis van de nieuwste inzichten en ontwikkelingen. Hieruit is gebleken dat
het organisatievermogen van de sector groot is.
Hoewel er in de gehandicaptensector relatief weinig mensen zijn overleden door het
coronavirus ten opzichte van de ziekenhuiszorg en verpleeghuiszorg, zijn de uitbraak
van COVID-19 en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn genomen echter erg
ingrijpend geweest – en zijn dat in veel gevallen nog steeds – voor mensen met een
beperking of chronische ziekte. Zij zagen bijvoorbeeld hun vaste structuren verdwijnen,
bekende gezichten kwamen niet meer over de vloer en zij konden niet meer naar hun
werk of dagbesteding.
Speciaal wil ik stilstaan bij de naasten van mensen met een beperking. Veel naasten
hebben zelf 24 uur per dag de zorg op zich genomen. Sommigen hebben besloten hun kind
uit de zorginstelling op te halen en weer tijdelijk in huis te nemen, anderen konden
tijdelijk geen beroep doen op dagbesteding of op zorgprofessionals die zij voor hun
kind in dienst hebben. Ik heb gezien dat deze extra zorgtaak met liefde en aandacht
is opgepakt, maar ook fysieke en mentale druk op ouders, broers en zussen heeft gelegd.
Ik heb bewondering voor naasten die dit hebben gedaan en nog steeds (deels) doen.
Waardering is daarnaast op zijn plaats voor zorgverleners. Zij hebben zich de afgelopen
maanden enorm ingezet om de meest kwetsbare mensen in onze samenleving te blijven
beschermen tegen het virus en om kwaliteit van leven zoveel mogelijk te waarborgen.
Omdat de kennis over het virus nog sterk in ontwikkeling was en er met name in het
begin schaarste was aan persoonlijke beschermingsmiddelen en testen, verkeerden zorgverleners
vaak in onzekerheid of ze goede en veilige zorg en begeleiding konden blijven verlenen.
Zij hebben zoveel mogelijk de zorg in alternatieve vorm gecontinueerd, bijvoorbeeld
door middel van videobellen met mensen die thuis zorg en ondersteuning ontvangen of
door dagbesteding op de woongroep aan te bieden in plaats van de reguliere dagbesteding
elders.
COVID-19 strategie
In mijn brief van 3 juni jl.1 heb ik uw Kamer gemeld dat er, in samenspraak met vertegenwoordigende organisaties
voor mensen met een beperking, een COVID-19 strategie voor mensen met een beperking
of chronische ziekte is opgesteld. Deze geeft richting aan wat in het eerste deel
van de motie is gevraagd: de terugkeer naar het gewone leven. De ambities die in de
strategie zijn benoemd vormen bovendien ook het uitgangspunt bij de voorbereiding
op een eventuele tweede golf.
De COVID-19-strategie geeft richting aan de maatregelen die zijn en zullen worden
getroffen om ervoor te zorgen dat mensen met een beperking of chronische ziekte, zolang
COVID-19 het dagelijks leven beïnvloedt, zo veilig mogelijk en op gelijk niveau met
alle anderen kunnen participeren in alle domeinen van het leven. Het is voor de groep
mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben belangrijk dat deze weer goed op gang
komen om zo goed mogelijk weer mee te kunnen doen in de samenleving.
Er zijn de afgelopen maanden, soms zelfs al voor het tot stand komen van de strategie,
veel verschillende acties in gang gezet die bijdragen aan het realiseren van de ambities.
Een belangrijke richtinggevende actie is de routekaart die op 20 mei jl.2 is gepresenteerd voor mensen met een kwetsbare gezondheid. Op basis van de routekaart
zijn er afspraken gemaakt met de sector over de versoepeling van de bezoekregeling
in instellingen, het weer mogelijk maken van logeren (thuis en in instellingen) en
het openstellen van de reguliere dagbesteding en het vervoer daar naar toe. Ook zijn
op basis van de routekaart de adviezen aangepast over bezoek thuis voor mensen met
een kwetsbare gezondheid. Naast de routekaart is ook veel van de reguliere zorg (o.a.
medische specialistische en paramedische zorg), waar een groot deel van de mensen
met een beperking of chronische ziekte gebruik van maakt, weer grotendeels opgestart.
Andere acties die ik in samenwerking met partijen heb opgepakt in het kader van de
COVID strategie licht ik in deze brief uitgebreider toe aan de hand van de geleerde
lessen.
Geleerde lessen
Ik heb met het veld stilgestaan bij de lessen die we kunnen trekken uit de eerste
golf. Het doel is daarbij niet geweest om een evaluatie te doen, daarvoor is het op
dit moment nog te vroeg. Sommige van deze acties zijn reeds in gang gezet bij de uitvoering
van de hierboven beschreven COVID-strategie en vormen reeds een antwoord op een deel
van de geleerde lessen. Andere lessen zal ik de komende periode met het veld oppakken.
Ten opzichte van geleerde lessen uit andere sectoren, wordt voor de gehandicaptenzorg
niet apart een les getrokken over basisveiligheid en hygiëneprotocollen. Dat heeft
te maken met het feit dat de gehandicaptenzorg een hele diverse doelgroep kent, waarbij
de zorg en ondersteuning lang niet altijd medisch is georiënteerd. Uiteraard wordt
in de gehandicaptenzorg wel gebruik gemaakt van bestaande protocollen rond infectiepreventie
en sluit de sector aan bij ABR-netwerken.
De geleerde lessen:
1. Begrijpelijk en toegankelijk communiceren
2. Betrekken van cliënten en hun naasten
3. Balans vinden tussen veiligheid en kwaliteit van leven
4. Versterken van de landelijke en regionale positionering
5. Zorgen voor voldoende personeel en hun welzijn
6. Zorgen voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen en testen
7. Monitoring, signalering en interventies ontwikkelen
8. Borgen van continuïteit en ondersteuning
9. Ontwikkelen en delen van kennis en expertise
1. Begrijpelijk en toegankelijk communiceren
In crisistijd moeten begrijpelijkheid en toegankelijkheid standaard in communicatiestrategieën-
en processen zijn opgenomen. Hierdoor kan zoveel mogelijk informatie zo eenvoudig
en begrijpelijk mogelijk worden geschreven en via een toegankelijk kanaal worden aangeboden.
Idealiter wordt door elke informerende partij op een begrijpelijke en toegankelijke
wijze gecommuniceerd. Vanwege de snelheid van handelen en informeren in een crisissituatie
was dit echter niet altijd het geval. Tijdens de eerste golf hebben de LFB, de VGN,
Ieder(in) en het Ministerie van VWS samengewerkt om ervoor te zorgen dat informatie
zo spoedig mogelijk begrijpelijk en toegankelijk beschikbaar werd gemaakt voor mensen
met een beperking en laaggeletterden. Ook het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie
heeft hier aandacht aan besteed. Over de maatregelen voor pgb-houders is in overleg
met Per Saldo, VNG, ZN en SVB een serie afgestemde vragen en antwoorden op taalniveau
B1 gemaakt.
Enerzijds is het doel van de communicatiestrategie om ervoor te zorgen dat de algemene
communicatie over nieuwe ontwikkelingen en maatregelen rond het Coronavirus ook deze
doelgroepen bereikt. Anderzijds is het doel om deze groepen ook waar nodig van informatie
te voorzien die in relatie tot COVID-19 specifiek voor hen relevant is.
Om deze doelen te bereiken, zijn diverse middelen ingezet. Zo is bijvoorbeeld Externe link:www.corona.steffie.nl gelanceerd, een website waarop in begrijpelijke taal informatie over het Coronavirus
wordt aangeboden. Daarnaast zijn informatiebrochures in begrijpelijke taal gemaakt
over een aantal specifieke onderwerpen zoals doorverwijzing in de zorg, IC opname
en de bezoekersregeling in de gehandicaptensector.3 Verder is rond elke persconferentie gezorgd voor een gebarentolk ter plaatse, audiodescriptie
van de persconferentie achteraf en een uitleg in eenvoudige taal over de persconferentie
op de website. Ook zijn er informatievideo’s in gebarentaal opgenomen. Bovendien zijn er op het gebied van begrijpelijkheid en toegankelijkheid
ontwerpeisen meegenomen in de ontwikkeling van de app CoronaMelder. In aanvulling
op deze communicatie-inzet vanuit de rijksoverheid hebben meerdere maatschappelijke
organisaties overzichtspagina’s met toegankelijk en begrijpelijk informatiemateriaal
over het Coronavirus opgezet.
Gegeven de actuele situatie en als voorbereiding op een eventuele tweede golf ben
ik in gesprek met het NKC, RIVM en het veld over de manier van communiceren. Vanwege
de nieuwe regionale signaleringsstructuur zullen er bij voorkeur meer op lokaal en
regionaal niveau maatregelen getroffen worden in geval van lokale oplevingen. Daarom
is in de toekomst duidelijke communicatie niet alleen op landelijk niveau, maar ook
op regionaal niveau en bij de zorgaanbieder van belang. Ik zal daarom ook op regionaal
niveau aandacht vragen voor het belang van duidelijke communicatie en informatie richting
mensen met een beperking, laaggeletterden, hun naasten en zorgverleners.
Een belangrijk vraagstuk voor een deel van de doelgroep is de mate van kwetsbaarheid.
Een deel van de mensen met een beperking of chronische ziekte is verhoogd kwetsbaar
voor een ernstig beloop van de ziekte bij besmetting met het coronavirus. De algemene
informatie die het RIVM hierover geeft is voor een deel van hen moeilijk te vertalen
naar hun persoonlijke situatie. Daardoor kunnen zij niet altijd inschatten of zij
zelf verhoogd kwetsbaar zijn of niet. Bovendien heeft een deel van de mensen die verhoogd
kwetsbaar zijn vragen over de wijze waarop zij hun leven zo veilig mogelijk kunnen
inrichten zonder dat zij zichzelf en hun naasten thuis opsluiten totdat het virus
uit de wereld is. Bij sommigen is grote angst voor de gevolgen van een besmetting.
Zij kiezen er daarbij voor om zelf, eventueel met hun familie, in thuisquarantaine
te gaan. Zij weigeren soms niet alleen bezoek maar ook zorgverleners, of houden het
aantal zorgverleners zeer beperkt, waardoor er extra druk komt op andere zorgverleners
en eventuele naasten of mantelzorgers. Dat kan ook gevolgen hebben voor de voortgang
van noodzakelijke zorg en ondersteuning, voor het werk van de betrokkene of voor het
onderwijs aan de kinderen. Ik werk samen met cliëntenorganisaties en het RIVM op welke
manier we mensen zo goed mogelijk kunnen informeren, zodat zij in staat worden gesteld
zelf regie te houden op hun leven en daarin de beste afwegingen te maken tussen de
risico’s die zij lopen op besmetting en de gevolgen die de thuisisolatie anderszins
kan hebben. Zo helpen cliëntenorganisaties om vragen, die spelen bij de verschillende
doelgroepen, te formuleren en voor te leggen aan kennisinstituten zoals het RIVM.
Vervolgens vormen de antwoorden op deze vragen de basis voor toegankelijke en begrijpelijke
(leefstijl)adviezen die we delen met de doelgroep.
Een aantal sectoren heeft in hun protocollen of handreikingen expliciet aandacht besteed
aan mensen met een beperking of chronische ziekte. Daarbij gaat het onder andere om
het door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat vastgestelde protocol
«Verantwoord blijven reizen in het OV», het protocol «Veilig samen uit» van de Club
van Elf, de grootste Nederlandse dagattracties, het protocol «Openbare ruimte» van
de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de «Handreiking Aangepaste Vakantie» van reiskoepel
ANVR en VGN. Met de cliëntenorganisaties bekijk ik of het nodig is om ook bij andere
sectoren expliciet aandacht te hebben voor mensen met een beperking of chronische
ziekte.
2. Betrekken van cliënten en hun naasten
Mensen met een beperking of chronische ziekte zijn niet per definitie kwetsbare mensen
die zorg en ondersteuning krijgen. Enerzijds is er een grote groep mensen die zelfstandig
woont en beperkt ondersteuning nodig heeft, anderzijds is er een groep die meer intensieve
zorg ontvangt. Voor allen, ongeacht leeftijd, is het van belang dat zij en hun naasten
mee praten en mee beslissen over de manier waarop zij ondersteund worden in tijden
van een opleving van het virus.
Bij de uitbraak van COVID-19 werden er voor de gehandicaptenzorg, anders dan voor
de ouderenzorg ingeval van de bezoekregeling, geen specifieke maatregelen genomen
door het kabinet. In nauw overleg met het Ministerie van VWS heeft de sector zijn
verantwoordelijkheid genomen, de lijn van het landelijke beleid en adviezen van experts
gevolgd en vertaald naar de gehandicaptensector. Met het oog op het waarborgen van
de veiligheid van zowel bewoners als zorgverleners hebben zorgorganisaties zelf maatregelen
genomen, zoals het toepassen van een bezoekregeling in instellingen en het beperken,
op andere wijze invullen of tijdelijk stopzetten van dagbesteding op locatie. Dit
gebeurde in een deel van de organisaties niet in samenspraak met cliënten, vanwege
de snelheid waarmee beslissingen genomen moesten worden. Zorgorganisaties waren zoekend
in het vinden van een goede balans tussen veiligheid, medische gezondheid en kwaliteit
van leven.
Om te verzekeren dat de zorg en ondersteuning die worden geboden niet alleen zo veilig
mogelijk gegeven kunnen worden, maar ook bijdragen aan de kwaliteit van leven van
mensen met een beperking, is het van belang om inspraak van mensen met een beperking
of hun naasten te borgen. Ook de VGN heeft dit als les getrokken: bij het bepalen
van passende maatregelen leidt betrokkenheid van cliënten, verwanten en beroepsgroepen
tot een hogere kwaliteit van (inhoudelijke) besluitvorming en draagvlak voor de uitvoering.
Om cliënten, naasten en professionals te ondersteunen, is er een instrument met gespreksstappen
ontwikkeld voor het gesprek tussen verschillende partners uit de driehoek van cliënt,
naaste en zorgverlener. Dit instrument kan worden ingezet op momenten dat er spanning
of stress wordt ervaren. Het uitgangspunt daarbij is de huidige coronasituatie, die
een plotselinge spannende en onzekere situatie oplevert, maar zou in iedere andere
spannende situatie toepasbaar moeten zijn. Het instrument is door een samenwerking
van Vilans en verschillende deelnemende zorgorganisaties van het traject Begeleiding
à la carte, onderdeel van het programma Volwaardig leven, ontwikkeld. Een eerste versie
van het instrument is getoetst in de praktijk. De nieuwe versie wordt momenteel opnieuw
uitgeprobeerd. Het instrument met gespreksstappen zal vervolgens bij alle zorgaanbieders
in de gehandicaptensector onder de aandacht gebracht worden. Verder wordt in de handreikingen,
opgesteld door de VGN, samenspraak met cliënten en hun vertegenwoordigers centraal
gesteld.
3. Balans vinden tussen veiligheid en kwaliteit van leven
Bij het maken van afwegingen over het treffen van maatregelen is het van belang dat
deze niet alleen vanuit het medisch/infectiepreventie perspectief worden bezien, maar
dat hierin ook de gevolgen voor sociaal, emotioneel en psychisch welbevinden worden
meegenomen.
De grote diversiteit van de doelgroep maakt het niet eenvoudig om één beleid te hanteren.
Een deel van de doelgroep is immers wel verhoogd kwetsbaar met risico op een ernstig
beloop bij besmetting, terwijl dat voor een ander deel niet geldt. Ook heeft een deel
van de doelgroep een verhoogd risico op sociaal-emotionele, psychische of ontwikkelingsschade
door de genomen maatregelen, bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke beperking
of kinderen en jongeren.
Bij zorg en ondersteuning thuis, zoals huishoudelijke hulp, wijkverpleging en hulpmiddelenzorg
is ingezet op zoveel mogelijk continuïteit van zorg en ondersteuning. De continuïteit
van deze zorg en ondersteuning is immers van groot belang voor het fysieke welzijn
en de kwaliteit van leven van mensen met een beperking of chronische ziekte. Voor
de zorg en ondersteuning vanuit de Wmo zijn in overleg tussen het Ministerie van VWS
en de sector praktische handvatten opgesteld over de wijze waarop de zorg kon worden
gecontinueerd. In sommige gevallen in aangepaste vorm, bijvoorbeeld met minder contactmomenten,
om capaciteit beschikbaar te kunnen stellen aan naar huis terugkerende COVID-19 patiënten
uit het ziekenhuis, of om het risico op besmetting te verkleinen. Ook bij een eventuele
tweede golf is het van belang dat de continuïteit van zorg en ondersteuning voorop
staat. Waarbij tegelijkertijd de veiligheid van de medewerkers gewaarborgd is.
Zoals gezegd is tijdens de uitbraakfase door veel zorgaanbieders gekozen voor het
beperken van bezoek om de veiligheid van cliënten en zorgverleners te waarborgen.
Dit gold ook voor kinderen en jongeren. Dit heeft echter ook een negatieve impact
gehad op de kwaliteit van leven van een deel van de groep van mensen met een beperking
en hun naasten. Bij een eventuele tweede golf zullen we deze negatieve impact zoveel
mogelijk beperken. Zodra meer bekend werd over de (relatief beperkte) rol die kinderen
en jongeren spelen bij de overdracht van Covd-19 is de dagbesteding, behandeling en
opvang voor deze groep weer opgestart. Hierin werd veelal de lijn van het onderwijs
gevolgd, met dien verstande dat voor jongeren van 13–18 jaar die zorg ontvangen een
uitzondering gemaakt is op de 1,5 meter regel. Deze lijn is opgenomen in de eerder
genoemde routekaart voor mensen met een kwetsbare gezondheid. Naar aanleiding van
deze routekaart, die op 20 mei jl. is gepresenteerd, zijn er ook voor jongeren afspraken
gemaakt om bezoek, dagbesteding, vervoer en logeren weer mogelijk te maken, soms nog
in een alternatieve vorm.
Ook op dit moment zit een deel van de doelgroep (met name mensen met een verhoogd
gezondheidsrisico) nog in (zelfverkozen) thuisquarantaine. De voor alle Nederlanders
geldende maatregelen hebben stevige impact op hun zelfredzaamheid en kwaliteit van
leven. Deze groep mensen heeft behoefte aan duidelijke adviezen en eventueel maatregelen
op maat, met als doel dat zij goed geïnformeerd zelf in staat zijn keuzes te maken
hoe zij hun leven in de huidige situatie kunnen inrichten. Ook bij het eventueel weer
aanscherpen van maatregelen moet deze groep in staat blijven om in gelijke mate mee
te kunnen doen in de samenleving. Zoals ook hierboven aangegeven, ben ik in gesprek
met cliëntenorganisaties en het RIVM om ervoor te zorgen dat ook deze mensen worden
ondersteund door middel van duidelijke informatie en adviezen. Ik zal verkennen hoe
hiertoe een gespreksleidraad/afwegingskader voor gemaakt kan worden, zodat mensen
met een verhoogde kwetsbaarheid en/of angst op basis van hun individuele situatie
in gesprek met de arts/hulpverlener samen een afweging kunnen maken over deelname
aan de samenleving.
4. Versterken van de landelijke en regionale positionering
Het is van belang dat er op regionaal en landelijk niveau kennis is over de doelgroep
van mensen met een beperking of chronische ziekte, zodat de juiste afweging kan worden
gemaakt bij het nemen van eventuele nieuwe maatregelen. De gehandicaptensector (zowel
de aanbieders, als de mensen die thuis wonen) moet daarvoor een domeinoverstijgende
samenwerking en goede aansluiting hebben op landelijke en regionale overleg- en besluitvormingsstructuren
zodat zij betrokken zijn bij beslissingen.
Op landelijk niveau heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden tussen het Ministerie
van VWS en veldpartijen. In deze overleggen werd gesproken over knelpunten, te nemen
maatregelen en over de communicatie daarover naar de sector. Cliëntenorganisaties,
brancheorganisaties en beroepsverenigingen spelen een belangrijke rol in het overbrengen
van nieuwe beleidsmaatregelen naar de praktijk én het ophalen van signalen uit de
ervaren praktijk om het beleid te verbeteren.
De aansluiting met het Outbreak Management Team (OMT) en het RIVM vraagt nog aandacht.
Tijdens de eerste golf was bij het RIVM en het OMT beperkte expertise over de doelgroep
mensen met een beperking of chronische ziekte. Ik heb daarom het OMT verzocht om de
expertise van een Arts Verstandelijk Gehandicapten (AVG) in te schakelen. Inmiddels
heeft het OMT een AVG toegevoegd aan de experts op wie een beroep kan worden gedaan
in het geval van een eventuele tweede golf. Bovendien is het belangrijk dat naast
de medisch aspecten, ook het sociale perspectief is vertegenwoordigd. Ik bekijk daarom,
in overleg met betrokken partijen, of ook expertise vanuit dat perspectief aan het
OMT kan worden toegevoegd. Daarnaast ben ik, zoals hierboven al aangegeven, met het
RIVM in gesprek om de signalen die cliëntenorganisaties ontvangen over vraagstukken
die spelen bij thuiswonende mensen met een beperking ook bij hen onder de aandacht
te brengen.
Voor wat betreft de regionale positionering geldt dat er naast regionale coördinatie
in de acute zorgketen, ook behoefte was aan afstemming in de keten van de langdurige
zorg en thuiszorg én aan gestructureerde afstemming tussen de niet-acute (RONAZ) en
acute zorgketen (ROAZ). Vanuit de veiligheidsregio’s wordt het ROAZ gevoed door zowel
de GGD’en als een vertegenwoordiging van zorgaanbieders. Om ervoor te zorgen dat de
gehandicaptenzorg beter is aangesloten bij deze regionale structuren zal er, op basis
van het recent aan u toegezonden Uitvoeringsbesluit Wkkgz, een ministeriële regeling
worden opgesteld waarin zal worden bepaald dat Wlz-aanbieders deelnemen aan het ROAZ.
Voor zorgaanbieders, beroepsverenigingen en cliëntenorganisaties is het zaak om op
regionaal niveau een structurele positie in te nemen en zich daartoe te verenigen.
De VGN heeft hiertoe zorgorganisaties geadviseerd zich aan te sluiten bij de regionale
ABR-zorgnetwerken. Ik zal in overleg treden met het veld en de directeuren Publieke
Gezondheid/GGD’s om de samenwerking een impuls te geven.
Een aandachtspunt in de voorbereiding is dat ook het perspectief van thuiswonende
mensen met een beperking in beeld is. Deze doelgroep is zeer divers en heeft daarom
niet altijd een vanzelfsprekende partij die hen regionaal kan vertegenwoordigen. Ik
zal met het veld en lokale overheden in overleg treden over wat er nodig is om dit
te bewerkstelligen.
5. Zorgen voor voldoende personeel en hun welzijn
De zorgverleners hebben zich de afgelopen periode zo goed mogelijk ingezet, terwijl
de psychische belasting groot kon zijn. Die psychische belasting vraagt de komende
periode wel om een extra investering die hun inzetbaarheid waarborgt en de werkdruk
beheerst. Ook moet er extra worden geïnvesteerd in hun digitale kennis en vaardigheden,
om moeilijke gesprekken met ouders en verwanten te voeren. In aanvulling op hetgeen
werkgevers zelf organiseerden zijn twee initiatieven gestart om de mentale gezondheid
en veerkracht van zorgprofessionals te ondersteunen. «Sterk in je Werk» is er voor
laagdrempelige ondersteuning. Voor de meer complexe hulpvragen zoals traumaverwerking
en PTSS-klachten is er het contactpunt «Psychosociale ondersteuning voor zorgprofessionals»
van ARQ IVP.
Daarnaast vind ik het van belang dat er aandacht is voor de nazorg voor zorgverleners
en het tegengaan van (de oorzaken van) het ziekteverzuim. Dit sluit aan bij het advies
van de Chief Nursing Officer (CNO) over de transitie naar reguliere zorg en dan in het bijzonder over de draagkracht
van verpleegkundigen (d.d. 13 mei). De CNO benadrukt dat een structurele verhoging
van capaciteit op één plek, bijvoorbeeld de IC-capaciteit, doorwerkt op andere plekken.
Dit vraagt om een integrale benadering van het personele vraagstuk (anders werken,
anders opleiden en behoud van personeel).
Verder heeft de afgelopen periode – nogmaals – zichtbaar gemaakt dat medezeggenschap
van de zorgprofessional van groot belang is. Zorginstellingen dienen goed gebruik
te maken van de ervaringen en kennis van hun werknemers. Om te bezien of en welke
maatregelen er nodig zijn om dit beter te borgen, heb ik de CNO gevraagd mij hierover
zorgbreed te adviseren.
De coronacrisis heeft ook de noodzaak van de beschikbaarheid van voldoende zorgpersoneel
onderstreept. Het project Extra Handen voor de Zorg heeft in korte tijd de verschillende initiatieven waarbij (oud-)zorgpersoneel zich aanbood bij te springen in de zorg gekoppeld aan de acute vraag vanuit
de zorgorganisaties.
Ruim 22.000 oud-zorgverleners zijn in de crisis opgestaan en waren bereid om tijdelijk
in te springen naast hun reguliere baan. De verwachting is dat een deel bereid is
om ook bij een volgende crisissituatie tijdelijk bij te springen. Dit wordt nu uitgevraagd
en het proces om hen te kunnen inzetten als dat nodig is, wordt ingericht. Daarnaast
is als tijdelijke maatregel het uitlenen van personeel tussen zorginstellingen vrijgesteld
van BTW: dat scheelt de zorginstellingen geld en administratieve rompslomp en maakt
het dus eenvoudiger personeel beschikbaar te stellen aan collega-instellingen.
De afgelopen periode is het belang van regionale strategische personeelsplanning goed
zichtbaar geworden. Dit vraagt om goede regionale draaiboeken met betrouwbare arbeidsmarktinformatie.
Met het in ontwikkeling zijnde arbeidsmarktdashboard willen we die betrouwbare arbeidsmarktinformatie
beschikbaar stellen. We hebben de regionale werkgeversverenigingen verenigd in RegioPlus gevraagd om de ROAZ- en GGD-regio’s te faciliteren. Ook hebben we gevraagd de regionale
actieplannen aanpak tekorten (RAAT) te richten op de parallelle uitdaging van én COVID-19-
-zorg én reguliere zorg.
6. Zorgen voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen en testen
Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat er voldoende testcapaciteit en beschermingsmiddelen
(PBM) zijn zodat zorgverleners hun beroep veilig uit kunnen voeren en mensen die zorg
ontvangen beschermd kunnen worden. In het geval van PBM deed zich een uitzonderlijke
situatie voor. De vraag naar PBM steeg explosief: deze werd zestig keer groter dan
daarvoor. Hierdoor ontstond een wereldwijde schaarste. Gegeven het feit dat de kennis
over het virus nog sterk in ontwikkeling was en er zeker in het begin sprake was van
schaarste aan beschermingsmiddelen en testcapaciteit begrijp ik goed dat zorgmedewerkers
vaak in onzekerheid verkeerden of ze goede en veilige zorg konden blijven verlenen.
Datzelfde geldt voor werkgevers gegeven hun verantwoordelijkheid. Daarom heb ik regie
genomen op nationale schaal. Hierover heb ik u nader ingelicht in mijn brief over
«lessons learned» van 1 sept jl. (kenmerk 1736332–209353-PG). Kortheidshalve verwijs
ik u daarom voor meer gedetailleerde informatie naar deze brief. Specifiek voor de
gehandicaptenzorg geldt dat de sector in overleg met het RIVM een handreiking4 heeft opgesteld voor het gebruik van beschermingsmiddelen. Verder hebben veel zorgorganisaties
inmiddels ook zelf PBM hebben ingekocht en de nodige voorraden aangelegd. Verder zijn
er bij het landelijk consortium hulpmiddelen (LCH) op dit moment voldoende PBM beschikbaar
om in de vraag te voorzien. Hiermee zijn er ook voldoende middelen voor daar waar
het medisch noodzakelijk is om PBM in te zetten.
Bij cliëntenorganisaties bestaat de wens om duidelijkheid te krijgen over de vraag
of het preventief gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, in het bijzonder
medische mondmaskers, door mensen met een verhoogd risico op een ernstig beloop bij
besmetting hen helpt veilig te participeren. Zij willen zichzelf kunnen beschermen
in die situaties dat onvoldoende afstand (door anderen) wordt gehouden. Dit is voornamelijk
een vraagstuk voor mensen een verhoogd risico die thuis wonen, maar kan ook spelen
voor cliënten in een instelling met een hoog risico, die buiten de instelling werken
of andere activiteiten verrichten. Ik heb het RIVM gevraagd om een advies hierover
en verwacht daar in de eerste helft van september antwoord op te hebben. Als preventief
gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen niet het antwoord blijkt, dan is van
belang om te bekijken of en, zo ja, welke, aanvullende maatregelen nodig zijn om mensen
veilig te kunnen laten participeren.
Om de zorg zoveel mogelijk op vertrouwde voet doorgang te laten vinden, zijn de afgelopen
periode persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld voor mantelzorgers,
vrijwilligers in de palliatieve zorg en pgb-gefinancierde (in)formele zorgverleners,
niet in dienst of werkend in opdracht van een zorgaanbieder die zorgen voor kwetsbaren
met (symptomen van) COVID-19 én waarbij de afstand van 1,5 meter niet kan worden aangehouden
vanwege de noodzakelijke verpleging en verzorging. Wanneer er een COVID-19 verdenking is, krijgt de zorgverlener tijdens de testfase
van de cliënt of naaste een «korte termijn»-pakket en bij een positieve testuitslag
een «lange termijn» pakket, zodat de noodzakelijke zorg kan worden geven tijdens de
duur van de ziekte van de cliënt. Deze middelen worden op recept door de apotheek
verstrekt.
Wanneer zorgmedewerkers die zorg leveren aan mensen thuis in een onverwachte situatie
terechtkomen en het niet zeker is of de cliënt besmet is met COVID-19, maar er toch
ondersteuning nodig is, dan kunnen zij aanspraak maken op een zogenoemd reservepakket
PBM. Zorgaanbieders kunnen via reguliere kanalen of bij het LCH materialen bestellen
waarmee de reservepakketten kunnen worden samengesteld. Medewerkers die als ZZP-er
werken of via een PGB worden gefinancierd kunnen vanaf 19 mei jl. materialen bestellen
via de website van Solo partners. De kosten zijn voor rekening van de zorgverlener.
Hierover heb ik u geïnformeerd in de Kamerbrief COVID-19 Update stand van zaken van
19 mei 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 351).
Het testbeleid en in lijn daarmee ook de testcapaciteit is gaandeweg sterk uitgebreid.
Op 6 april was het beleid dat alle zorgverleners met klachten zich lieten testen en
daarop was de capaciteit afgestemd. Ook het testbeleid voor bewoners werd uitgebreid:
vanaf 10 april kon laagdrempelig worden getest bij bewoners. Vanaf 18 mei konden zorgverleners
(mantelzorgers, vrijwilligers in de palliatieve zorg en PGB gefinancierde (in)formele
zorgverleners, die aan kwetsbare mensen thuis zorg verlenen en niet in dienst zijn
van of in opdracht werken voor een zorginstelling of -aanbieder zich laten testen.
Sinds 1 juni is het advies dat iedereen in Nederland met klachten zich laat testen.
De GGD streeft ernaar om het testen op COVID-19 zo toegankelijk mogelijk te maken.
Daarbij is het van belang dat informatie rondom het proces van testen voor alle mensen
te begrijpen is, het voor iedereen mogelijk is om een afspraak in te plannen (telefonisch
of digitaal) en het voor iedereen mogelijk is om naar een testlocatie kunnen komen
of indien het noodzakelijk is een thuistest te kunnen krijgen. De GGD heeft daarom
afgelopen periode de adviezen van Ieder(In), de Patiëntenfederatie en Vals Plat over
de gebruikersvriendelijkheid en de toegankelijkheid van de Coronatest website verwerkt.
Telefonisch een afspraak maken blijft mogelijk voor mensen die minder digitaal vaardig
zijn. De GGD werkt verder aan verschillende vormen van mobiele testvoorzieningen om
de testlocaties zo toegankelijk mogelijk te maken. Hierdoor kunnen mensen met een
beperking eenvoudiger een testlocatie bereiken. Het wordt op steeds meer plaatsen
mogelijk om een thuismonstername team of een haal- en brengservice van het Rode Kruis
in te zetten indien het voor mensen onmogelijk is om naar een testlocatie kunnen komen.
7. Monitoring, signalering en interventie ontwikkelen
Om tijdig de juiste maatregelen te kunnen nemen is het essentieel om de verspreiding
van het virus goed te monitoren. In bovengenoemde brief van 1 september jl. over «lessons
learned» heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de manier waarop dit landelijk en
regionaal wordt gedaan. Doordat doorlopend signalering en analyse van data over aantallen
besmettingen plaatsvindt, kan snel en lokaal worden geïntervenieerd. De GGD werkt
hierbij samen met o.a. de veiligheidsregio’s en het RIVM om passende maatregelen te
treffen en zo het virus lokaal onder controle te brengen.
Voor de landelijke monitoring is op de website coronadashboard.rijksoverheid.nl informatie
opgenomen ten behoeve van vroegsignalering. Het RIVM monitort en duidt de actuele
ontwikkelingen. De GGD houdt zicht op de situatie in de regio, onder andere door testbeleid
en bron- en contactonderzoek. Door middel van vroege signalering kan er geanticipeerd
worden met gerichte hygiëne- en gedragsmaatregelen bij een eventuele toename van het
aantal besmettingen in de regio. De VNG biedt bovendien een corona-dashboard aan van
gemeenten die maatregelen en sociaal-maatschappelijke effecten in kaart brengt.
Daarbij kan er door bestuurders op lokaal niveau gebruikt worden gemaakt van een escalatieladder:
een hulpmiddel dat inzicht biedt in de maatregelen die getroffen kunnen worden, afhankelijk
van het risiconiveau van de betreffende regio. Hierin schuilt geen automatisme: een
maatregel moet altijd aansluiten bij de lokale context en bij de analyse van de lokale
problematiek.
Voor mensen met een beperking die thuis wonen zullen vooral de algemene hygiëne- en
gedragsmaatregelen van belang zijn. Specifiek voor zorgorganisaties, waaronder ook
thuiszorg, wijkverpleging en dagbesteding locaties, is informatie over het aantal
besmettingen, zowel in de regio, als landelijk van belang. De organisaties zullen
– in overleg met de cliënten(raad), medezeggenschap en zorgverleners – een afweging
maken over eventuele maatregelen en daarover communiceren.
Daarnaast is het van belang dat binnen zorgorganisaties nauwgezet wordt gesurveilleerd
op klachten en dat daar direct op wordt geacteerd (in elk geval testen en isoleren
en mogelijk ook andere gerichte maatregelen). Wanneer er in een zorgorganisatie een
bewoner is met een verdenking van COVID-19, wordt deze getest. Bij een positieve testuitslag
informeert de zorgorganisatie de plaatselijke GGD. Na overleg tussen de zorgorganisatie
en de GGD vindt bron- en contactonderzoek plaats. De GGD stelt het RIVM op de hoogte
van de besmetting en kan het RIVM consulteren voor advies over te treffen maatregelen.
Voor mensen thuis geldt dat zij zelf of hun naasten zich via de reguliere routes kunnen
melden voor een test, als zij (milde) klachten hebben.
Meer specifiek heb ik -samen met cliëntenorganisaties- een monitor ontwikkeld om de
ambities van de COVID-Strategie voor mensen met een beperking of chronische ziekte
te kunnen volgen. Deze monitor zullen we een aantal keer herhalen, zodat we tussentijds
inzicht hebben in de situatie van mensen met een beperking of chronische ziekte. De
stand van zaken van deze ambities zullen we op, basis van kwantitatieve en kwalitatieve
data, inzichtelijk maken. Deze monitor moet gegevens, beelden en signalen opleveren
die vervolgens weer als basis kunnen dienen voor gezamenlijke acties.
8. Borgen van continuïteit van zorg en ondersteuning
Om de verspreiding van het virus te beperken en mensen zo goed mogelijk te beschermen
is tijdens het begin van de uitbraak veel zorg en ondersteuning stopgezet. Voorbeelden
hiervan zijn zorg aan huis -bijvoorbeeld huishoudelijk hulp- en behandelingen zoals
logopedie en fysiotherapie. Deze zorg en ondersteuning voorkomt achteruitgang in gezondheid
en versterkt de zelfredzaamheid van mensen met een beperking of chronische ziekte.
Daarnaast zorgt deze ondersteuning er vaak voor dat naasten hun mantelzorgtaak vol
kunnen houden. Inmiddels is veel van de zorg en ondersteuning weer opgestart, al is
dat, gezien de nog geldende maatregelen, nog niet altijd in dezelfde vorm als voorheen.
Gelet op de substantiële nadelen van het beperken, op alternatieve wijze invullen
of tijdelijk stoppen van zorg en ondersteuning is het zaak om reguliere zorg in de
toekomst, ook bij een eventuele tweede golf, zoveel mogelijk te continueren.
Tijdens de eerste golf is het voorgekomen dat mensen zonder directe zorgtaken, zoals
cliëntvertrouwenspersonen, Wet zorg en dwang-functionarissen en wettelijk vertegenwoordigers,
in het kader van de bezoekregeling niet toegelaten zijn tot instellingen. Deze personen
zijn echter belangrijke sleutelfiguren om de belangen van de cliënten in instellingen
te kunnen behartigen. Ik zal daarom met het veld bezien hoe toegang van deze personen
gewaarborgd kan worden.
In de voorbereiding op een eventuele tweede golf is het van belang dat het COVID-19-beleid
bij zorgaanbieders zo veel mogelijk geïntegreerd wordt in het reguliere beleid, net
zoals dat is gebeurd bij bijvoorbeeld MRSA- of norovirusuitbraken. Dat maakt het ook
makkelijker op maat en lokaal te handelen in deze fase waarin zich in de maatschappij
nieuwe besmettingen voordoen. De NVAVG heeft in samenwerking met Verenso behandelrichtlijnen
ontwikkeld waarin wordt beschreven, hoe te handelen in geval van een verdenking van
of besmetting met het Coronavirus bij iemand met een verstandelijke beperking. Ook
hebben VGN, NVAVG en BPSW een leidraad gemaakt voor testen en PBM voor zorgverleners
in de gehandicaptenzorg. Daarnaast heeft Vilans verschillende hulpmiddelen doorontwikkeld
voor hygiënisch werken in de gehandicaptenzorg. Het is zaak dat zorgaanbieders deze
gebruiken om in samenspraak met zorgverleners, cliënten en naasten hun organisatie
voor te bereiden op een tweede golf.
Daarnaast is het voor de continuïteit van zorg van belang om flexibel om te gaan met
de inzet van personeel in geval van een uitbraak. Waar organisaties minder personeel
nodig hebben omdat zorg op een alternatieve wijze is ingevuld, kan dit personeel op
een andere plek goed ingezet worden. Hiervoor is het van belang dat het (juridisch)
mogelijk is om personeel tussen organisaties flexibel uit te wisselen.
Ook voor pgb-houders is een flexibele inzet van zorgverleners van belang. Wanneer
de hulpvraag wijzigt of de mate waarin zorg kan worden geleverd, moet snel geschakeld
kunnen worden. In de afgelopen periode is gebleken dat het treffen van maatregelen
om dit (juridisch) mogelijk te maken veel overleg en afstemming vergt. Bij het pgb
zijn veel partijen betrokken met elk een eigen belang en verantwoordelijkheid. Het
kost tijd om die met elkaar in balans te brengen. In de afgelopen periode is gebleken
dat elk van de betrokken partijen gemotiveerd is om – met het belang van de budgethouders
voor ogen – een snelle omschakeling mogelijk te maken. Afstemming met de verstrekkers
van budgetten en een minimale vorm van registratie blijven hierbij van belang. Het
is een goede zaak dat het gelukt is een set werkbare maatregelen te realiseren die
over de vier wetten heen pgb-houders in staat stelt de nodig alternatieve of extra
zorg te organiseren of de continuïteit zorgverlening te waarborgen.
Het kan bovendien voorkomen dat ondanks de gemaakte afspraken mensen in een individuele
situatie vastlopen. Daar waar mensen er via de reguliere kanalen niet uitkomen heb
ik met het Juiste Loket5 afgesproken dat ook mensen bij coronagerelateerde vraagstukken bij hen terecht kunnen
voor informatie en advies. Bijvoorbeeld als men met de aanbieder tot een passende
alternatieve invulling van dagbesteding probeert komen of als men vragen heeft over
afspraken met de gemeente over noodzakelijke aanvullende zorg.
Financiële continuïteit
In een crisissituatie waar zorg op een andere manier en tijdelijk ook in mindere mate
wordt verleend, is het belangrijk de zorgcapaciteit in stand te houden. Om eraan bij
te dragen dat aanbieders zich zo goed mogelijk kunnen richten op zorgverlening heeft
het kabinet bij de eerste golf een set aan financiële maatregelen geïntroduceerd met
als doel de continuïteit van zorg op de korte termijn te garanderen en de continuïteit
van (het) zorg(landschap) op langere termijn te borgen. Een van de maatregelen betreft
het vergoeden van extra personele en materiële kosten als gevolg van de uitbraak van
het coronavirus. Voor houders van een pgb is een vergelijkbare regeling gemaakt. Deze
maatregel loopt tot 1 januari 2021. Verder konden aanbieders in de Wlz en wijkverpleging
uit de Zvw compensatie ontvangen voor doorlopende kosten indien er sprake is van omzetderving.
Deze regeling eindigt voor de gehandicaptenzorg op 1 augustus, passend bij de stap
die de sector conform de opgestelde routekaart momenteel zet naar «het nieuwe normaal».
Ik heb de NZa gevraagd om voor de periode daarna haar beleidsregel aan te passen,
zodat zorgkantoren de mogelijkheid krijgen om in uitzonderlijke situaties tot 1 januari
2021 maatwerkafspraken te maken. Dit geldt ook voor de mogelijkheid om tot 1 januari
2021 zorgaanbieders te kunnen compenseren als het (nog) niet mogelijk is de dagbesteding
weer volledig en volwaardig op te starten. Om voor dit maatwerk in aanmerking te komen
moet een zorgaanbieder een ondertekende bestuursverklaring indienen bij het zorgkantoor.
Deze bestuursverklaring moet afgestemd zijn met de cliëntenraad. Hierin wordt o.a.
aangegeven voor welk deel van de cliënten een alternatieve vorm van dagbesteding nodig
is en hoe hier de komende periode invulling aan wordt gegeven. De NZa heeft de financiële
maatregelen in beleidsregels uitgewerkt.
Verder heeft het Rijk afspraken gemaakt met de VNG over taken die vallen onder de
Jeugdwet en de Wmo (Kamerbrief 24-6-2020). Onderdeel van deze afspraken is dat het
Rijk meerkosten vergoed die gemeenten aan aanbieders betalen vanwege extra kosten
door maatregelen in verband met Covid-19. Deze afspraak geldt net als in de Wlz voor
geheel 2020. Daarnaast is afgesproken dat gemeenten in ieder geval tot 1 juli jl.
de financiering van de afgesproken of verwachte omzet voortzetten om liquiditeitsproblemen
van aanbieders te voorkomen. Vanaf 1 juli is er geen dringend beroep meer vanuit de
rijksoverheid om de continuïteitsbijdrage voor de meeste vormen van zorg en ondersteuning
te continueren. Dat wordt vanaf die datum lokaal bepaald waar nodig.
Voor sociaal-recreatief vervoer in de Wmo is daarop een uitzondering gemaakt omdat
er nog langere tijd sprake is van vraaguitval. Het Rijk en de VNG hebben gemeenten
daarom opgeroepen om over het sociaal recreatieve Wmo-vervoer met betrokken partijen
het overleg aan te gaan gericht op de continuïteit vervoer en met vervoerders gerichte
continuïteitsafspraken te maken voor de periode tot 1 september 2020. Gemeenten houden
daarnaast de mogelijkheid om maatwerk te verlenen als daartoe aanleiding is, gegeven
hun wettelijke taak.
Een derde belangrijk onderdeel van de afspraken – naast meerkosten en omzetcompensatie
– is dat het Rijk en gemeenten samen kijken naar compensatiemogelijkheden van de effecten
die optreden na de crises. Het gaat hierbij om extra uitgaven van die gemeenten moeten
maken over heel 2020 door het inhalen van uitgestelde noodzakelijke zorg.
9. Kennis en expertise ontwikkelen en delen
Er is veel behoefte aan kennis en informatie over het coronavirus en mensen met een
beperking of chronische ziekte. In het begin van de crisis was er maar zeer beperkt
kennis en informatie voorhanden. Nu er meer bekend wordt over de medische, sociale
en psychische gevolgen van het virus, kan deze kennis en informatie een belangrijke
bijdrage leveren aan het voorkomen van verspreiding en het beperken van negatieve
sociaal emotionele effecten van het virus.
Een kennisinfrastructuur en een goede samenwerking is daarbij essentieel. Als onderdeel
van de kennisinfrastructuur voor de langdurige zorg voor mensen met beperkingen is
reeds samenwerking tussen de Associatie van Academische werkplaatsen Verstandelijke
Beperkingen, VGN, Vilans en ZonMW. Deze partijen maken dit najaar nadere bestuurlijke
afspraken over samenwerking en coördinatie rond kennisagenda’s waarin ook de vraagstukken
rondom COVID-19 een plek krijgen. Daarmee wordt de samenwerking ten behoeve van de
kennisvraagstukken in de gehandicaptenzorg verder verstevigd. Ook de aansluiting met
andere relevante partijen en doelgroepen anders dan mensen met een verstandelijke
beperking worden bij deze afspraken betrokken. In de afgelopen periode is er al een
aantal waardevolle acties opgepakt om het veld te ondersteunen:
• De Associatie van Academische Werkplaatsen Verstandelijke Beperkingen heeft vanaf
half maart kennisvragen opgehaald bij de coronateams van de zorgaanbieders. Zij hebben
inmiddels 20 van deze kennisvragen van een snelle en wetenschappelijk gedegen beantwoording
voorzien op basis van recente kennis uit binnen- en buitenland. Op geleide van de
kennisvragen zijn de Academische Werkplaatsen nieuwe onderzoeken gestart naar de impact
op mensen met beperkingen en op de zorg. Via factsheets en publicaties wordt hiervan
verslag gedaan.
• Op basis van geïnventariseerde en geanalyseerde kennisvragen heeft Vilans samen met
de beroeps- en brancheorganisaties de meest urgente kennisvragen geselecteerd. Deze
vragen zijn door Vilans met ZonMw gedeeld ten behoeve van het uitschrijven van onderzoek
via het ZonMw-programma Langdurige zorg en ondersteuning. Ook heeft ZonMw deze kennisvragen
meegenomen in andere programma’s zoals Gewoon Bijzonder.
• Vilans heeft een uitgebreid kennisdossier over COVID-19 op het Kennisplein Gehandicaptensector
ingericht, waarin kennis en informatie over de meest prangende vraagstukken in het
veld wordt verspreid. Tevens is er een online «wegwijzer» gemaakt waarmee professionals
sneller de kennis en informatie kunnen vinden die zij nodig hebben.
• De Academische Werkplaats voor mensen met een verstandelijke beperking «Sterker op
eigen benen» heeft een online-COVID-19-register ingericht. Hierin worden sinds maart
verdenkingen en gediagnosticeerde besmettingen met het coronavirus bij mensen met
een verstandelijke beperking in de 24-uurs zorg geregistreerd. De factsheets die met
behulp van de gegevens zijn opgesteld staan op de site van de Academische Werkplaats
en worden gedeeld met o.a. VGN en VWS. Vilans verspreidt deze publicaties en factsheets
actief in het veld via o.a. het Kennisplein Gehandicaptensector.
• De Academische Werkplaats Leven met een verstandelijke beperking (AWVB; Tilburg University)
heeft vanaf de corona-uitbraak onderzoek gedaan naar de impact op het leven van mensen
met een verstandelijke beperking, hun naasten en zorgverleners en resultaten middels
tussentijdse factsheets en publicaties gedeeld. Deelnemers worden ook het komende
jaar gevolgd, waarbij de langere termijn impact van de lockdown periode en het verdere
verloop van het coronavirus op hun welzijn in kaart wordt gebracht.
Binnenkort ontvangt u een voortgangsbrief waarin meer uitgebreid is beschreven hoe
wordt gewerkt aan het versterken van de kennisinfrastructuur voor de langdurige zorg.
Verder hebben, zoals eerder benoemd, mensen met een beperking of chronische ziekte
en hun naasten behoefte aan begrijpelijke en toegankelijke informatie over de gevolgen
van COVID-19 voor hun persoonlijk leven, zodat zij daarin goede afwegingen kunnen
maken. Ik ben met Vilans in gesprek hoe wij – in samenwerking met cliëntenorganisaties
en kennisinstituten- kennis en ervaringen van en voor deze mensen op een toegankelijke
en centrale manier kunnen delen met de doelgroep in aanvulling op de bestaande kennisinfrastructuur.
Op dit moment zijn er nog enkele specifieke vraagstukken die ik met partijen verder
wil oppakken. Dan gaat het specifiek om de vraag welke vormen van zorg op welke manier
veilig gecontinueerd kunnen worden en welke digitale innovaties een oplossing zijn
om zorg te continueren en voor welke doelgroepen deze geschikt zijn. Om op deze vragen
een antwoord te kunnen geven zijn er al verschillende initiatieven in gang gezet:
• KansPlus, VGN en Vilans zijn gestart met een project om een multidisciplinair onderbouwde
handreiking te kunnen opstellen voor woonlocaties waar bewoners (tijdelijk) geen fysiek
bezoek mogen ontvangen.
• Binnen de Innovatie-impuls van het programma Volwaardig leven is een extra themanetwerk
opgestart waarin zorgorganisaties worden ondersteund met het duurzaam implementeren
van technologie die zij tijdens de corona-crisis zijn gaan gebruiken. Zij wisselen
met elkaar hun ervaringen uit en bieden tegelijkertijd de mogelijkheid aan andere
zorgaanbieders om te leren van hun ervaringen.
• Samen met de VGN start ik een kwalitatief onderzoek naar de vraag hoe een zorgaanbieder
een goede belangenafweging kan maken bij het treffen van maatregelen in het geval
van een uitbraak. In het kader van dit onderzoek worden ook goede voorbeelden verzameld
hoe zorgorganisaties deze belangenafweging hebben gemaakt en hoe zij cliënten en hun
naasten hierbij hebben betrokken.
Blik op de toekomst
Met de genoemde acties is op veel punten al gezorgd dat er weer stappen zijn gezet
terug richting het gewone leven, voor zover dat mogelijk is zolang het coronavirus
actief blijft en maatregelen nodig zijn voor de bestrijding daarvan. Ook is er met
aandacht gewerkt aan de voorbereiding op een eventuele volgende golf.
We zijn er nog niet. De geleerde lessen bieden reflectie op de afgelopen periode en
welke handelingsperspectieven een basis vormen voor onze acties. Daaraan blijf ik
onverminderd hard werken, samen met alle betrokken partijen. Ik zal met die partijen
samen optrekken om focus te behouden op de ambities die we hebben bepaald in de COVID-19
strategie. En om ervoor te zorgen dat de sector goed voorbereid is op een eventuele
tweede golf. Naast het verder uitwerken van de acties die ik de afgelopen maanden
heb opgestart, zal de komende periode mijn focus ook komen te liggen op de volgende
punten:
– Ik zal verkennen hoe er een gespreksleidraad/afwegingskader gemaakt kan worden voor
mensen met een verhoogde kwetsbaarheid zodat zij op basis van hun individuele situatie
in gesprek met de arts/hulpverlener samen een afweging kunnen maken over deelname aan de samenleving.
– Ik houd met de ontwikkeling van de «monitor COVID-strategie mensen met een beperking
en chronische ziekte» nauwlettend in de gaten of de ambities van deze strategie worden
waargemaakt en deze doelgroep voldoende kan participeren in de samenleving.
– Ik zorg ervoor dat het perspectief van mensen met een beperking of chronische ziekte
wordt meegewogen in landelijke besluitvorming en stimuleer dat dit ook op regionaal
en lokaal niveau gebeurt.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport