Brief regering : Informatie over aanpassing van het ontwerpbesluit in verband met het voorkomen van negatieve gevolgen voor rijbewijzen door de beperkende maatregelen ter bestrijding van COVID-19
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 850
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 augustus 2020
Bij brief van 10 juli 2020, Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 842), informeerde ik uw Kamer over de in voorbereiding zijnde algemene maatregel van
bestuur in verband met het voorkomen van negatieve gevolgen door het verlopen van
rijbewijzen door de beperkende maatregelen ter bestrijding van COVID-19, die, met
toepassing van artikel 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, niet
zou worden voorgehangen bij uw Kamer.1
In die brief was een beschrijving opgenomen van de inhoud van de algemene maatregel
van bestuur. Tevens was aangegeven dat een verzoek voor instemming was voorgelegd
aan de Europese Commissie (hierna: de Commissie) om gebruik te maken van de mogelijkheden
uit Verordening 2020/6982 om de daarin genoemde termijnen te verlengen.
Na overleg met haar Juridische Dienst heeft de Commissie de concrete mogelijkheden
die een lidstaat heeft om termijnen te verlengen, nader toegelicht. Daardoor zag Nederland
zich genoodzaakt om de voorgestelde termijnen aan te passen, zowel van de aanvankelijk
voorgestelde verlengingsduur van de referentieperiode, als van de duur waarmee de
geldigheid van de documenten wordt verlengd. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij
het oorspronkelijke voorstel, rekening houdend met de uitvoerbaarheid voor het CBR,
en de verlengingen tot het minimaal noodzakelijke te beperken, is ervoor gekozen om
de referentieperiode te verlengen met drie maanden en de geldigheidsduur extra te
verlengen met twee maanden. Dit houdt derhalve in dat documenten die (zijn) verlopen
in de periode van 1 februari tot 1 september 2020 in aanvulling op de zeven maanden
uit de verordening, nog twee maanden langer geldig zijn. Daarnaast zal de geldigheid
van documenten die verlopen in de periode van 1 september tot 1 december 2020 met
negen maanden worden verlengd. Samengevat betekent dit dat rijbewijzen waarvan de
geldigheidsduur is verlopen tussen 1 februari en 1 december nog negen maanden langer
als geldig worden beschouwd.
In het oorspronkelijke voorstel waren enkele artikelleden opgenomen die bepaalden
dat het bovenstaande ook zou gelden voor documenten uit andere lidstaten van de Europese
Unie. Deze artikelleden zijn geschrapt. Dit houdt verband met het standpunt van de
Commissie dat een lidstaat niet een verlenging kan regelen voor een andere lidstaat,
maar de keuzes die andere (lid)staten hebben gemaakt op grond van de verordening moet
respecteren.
Van de gelegenheid is ten slotte gebruik gemaakt om enkele wijzigingen door te voeren,
voortvloeiend uit de uitvoeringstoets van het CBR van 29 juni 2020 in relatie tot
code 95. De belangrijkste zijn:
• verduidelijking van de bepaling van de einddatum van de nieuwe code 95, die afhankelijk
is van de einddatum van de huidige code 95. Om misverstanden te voorkomen is nu expliciet
gemaakt dat bij de bepaling van de nieuwe einddatum geen rekening wordt gehouden met
de verlenging. Er wordt dus uitgegaan van de einddatum die achter de code 95 op het
rijbewijs staat, om te bepalen of de nascholing vóór of na de einddatum is afgerond.
Voor het bepalen van de nieuwe einddatum gelden dan de bestaande regels, uitgaande
van de einddatum op het rijbewijs. Zo wordt de termijn voor de nieuwe nascholingscyclus
weer (circa) vijf jaar.
• aanpassing van de termijn waarbinnen nascholingscursussen moeten worden gedaan voor
het verkrijgen van een nieuwe code 95 op het rijbewijs. De verordening bepaalt dat
de termijn waarbinnen nascholing moet worden gevolgd, wordt verlengd. In het voorgestelde
ontwerpbesluit was aangesloten bij de verordening, door te bepalen dat de nascholingstermijn
zou worden verlengd. Dat zou betekenen dat het einde van die termijn per bestuurder
zou moeten worden vastgesteld. Er is nu alsnog voor gekozen, in lijn met wat eerder
was afgesproken en in Kamerbrieven (Kamerstukken 29 398 en 25 295, nrs. 817 en 828) is gecommuniceerd) en ten behoeve van de uitvoerbaarheid, dat de verlenging van
resultaten van nascholingscursussen tot een bepaalde datum zal plaatsvinden. De aanpassing
houdt in dat de verlenging van de nascholingstermijn expliciet is gekoppeld aan het
behalen van de eerste nascholingscursus. In de praktijk komt dit erop neer dat de
verlenging minimaal zeven en maximaal negen maanden bedraagt. Mocht dit in een incidenteel
geval problemen opleveren in relatie tot de verlenging van de code 95 met negen maanden,
dan zal het CBR coulance betrachten.
Een brief met gelijke strekking is tevens gezonden aan de voorzitter van de Eerste
Kamer.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat