Brief regering : Oordeel over de motie van het lid Leijten over regie voor gedupeerde ouders via een derdengeldenrekening
35 468 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling en een vangnetbepaling (Wet hardheidsaanpassing Awir)
Nr. 43 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 augustus 2020
Bij het debat over het wetsvoorstel Wet hardheidsaanpassing Awir op 17 juni jl. (Handelingen II
2019/20, nr. 84, item 6) heeft het lid Leijten een motie ingediend1 waarin zij verzoekt het mogelijk te maken voor ouders die als gevolg van onterechte
terugvordering van kinderopvangtoeslag onder bewind zijn komen te staan, om hun toegekende
compensatie op een derdengeldenrekening te laten plaatsen en met tussenkomst van een
derde, regie over de hun toegekende compensatie te laten krijgen. Bij brief van 2 juli
2020 (Kamerstuk 35 468, nr. 42) heb ik uw Kamer bericht in overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid
te onderzoeken of het juridisch mogelijk is om compensatie op een derdengeldrekening
te laten plaatsen indien de onder bewind gestelde ouder dat vraagt. Dit onderzoek
heeft ertoe geleid dat ik de motie ontraad. Hieronder licht ik de reden hiervan, meden
namens de Minister van Rechtsbescherming toe.
Het doel van beschermingsbewind is bescherming te bieden van meerderjarigen die al
dan niet tijdelijk niet of onvoldoende in staat zijn zelfstandig hun vermogensrechtelijke
belangen behoorlijk waar te nemen2. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als sprake is van problematische schulden doordat
iemand zijn schulden niet meer kan blijven betalen of is opgehouden deze te betalen.
De onderbewindstelling is dan bedoeld ertoe bij te dragen dat de financiële situatie
wordt gestabiliseerd.
De kantonrechter stelt op verzoek van de betrokkene of diens nabije familie beschermingsbewind
in en benoemt een beschermingsbewindvoerder, waarbij de kantonrechter rekening houdt
met de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene. In de meeste gevallen wordt bewind
ingesteld over het gehele vermogen van de betrokkene. Dat heeft tot gevolg dat het
beheer over de onder bewind staande goederen toekomt aan de bewindvoerder3. De betrokkene kan dan niet meer zelfstandig over zijn vermogen beschikken. Dit brengt
mee dat de bewindvoerder degene is die de ouders vertegenwoordigt bij de financiële
afwikkeling van de compensatie, herziening of reparatie van het toeslagrecht. Met
medewerking van de bewindvoerder of met machtiging van de kantonrechter kan hiervan
worden afgeweken,4 bijvoorbeeld door voor dit specifieke geval de betrokkene toe te staan over de hem
toegekende compensatie te laten beschikken. De compensatie, herziening of reparatie
van het toeslagrecht kan er wel aan bijdragen dat de financiële zelfredzaamheid van
de betrokkene toeneemt en de beschermingsbewindvoerder aan betrokkene meer zeggenschap
over de financiën kan geven. Als hierdoor de financiële problemen van de betrokkene
zijn opgelost of aanzienlijk zijn verminderd, kan de betrokkene, zijn naaste familie
of de bewindvoerder de kantonrechter verzoeken het ingestelde beschermingsbewind te
beperken of zelfs op te heffen. De kantonrechter kan hiertoe ook ambtshalve overgaan.5
Gelet op de ratio van het beschermingsbewind – dat wordt ingesteld als de betrokkene
naar het oordeel van de kantonrechter tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle
zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen – worden alle gelden tijdens
het bewind (in beginsel) beheerd vanaf een aparte rekening. Een van de taken van de
bewindvoerder na zijn benoeming is daarom het inlichten van de bank over het bewind
en het openen van deze aparte rekening (de «beheerrekening») die de bewindvoerder
ter vervulling van zijn taak gebruikt. De bewindvoerder is verplicht om uitsluitend
voor de betalingen die hij bij de vervulling van zijn taak verricht of ontvangt zo
veel mogelijk van deze rekening gebruik te maken6. De Aanbevelingen inzake meerderjarigenbewind, vastgesteld door het Landelijk Overleg
Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht (LOVCK&T) voor kantonrechters die zijn belast
met de behandeling van bewindzaken, schrijven voor dat gelden van betrokkene niet
op een tussenrekening of derdengeldrekening mogen staan, ook niet voor korte tijd7. Dit betekent dat de compensatie, herziening of reparatie van het toeslagrecht niet
op een derdengeldrekening kan worden gestort. Zoals hiervoor reeds is benoemd, kunnen
ouders – als zij het wenselijk achten dat het toeslagrecht toch op een andere rekening
wordt gestort – deze kwestie met de bewindvoerder en zo nodig met de kantonrechter
bespreken.
Ik merk verder op dat bij het benoemen van een bewindvoerder de kantonrechter de uitdrukkelijke
voorkeur volgt van de rechthebbende8. Dit kan een persoon uit de directe familie of omgeving van de betrokkene zijn of
een professionele bewindvoerder. Professionele bewindvoerders kunnen alleen worden
benoemd als zij voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in het Besluit kwaliteitseisen
curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren (hierna: Besluit kwaliteitseisen)9. Het gaat om kwaliteitseisen met betrekking tot opleiding, scholing en begeleiding,
dossiervorming, bedrijfsvoering en het voorkomen van belangenverstrengeling10. De kantonrechter houdt toezicht op het functioneren van de beschermingsbewindvoerder.
Voor de toets aan de kwaliteitseisen heeft de rechtspraak het Landelijk Kwaliteitsbureau
(hierna: LKB) geïnitieerd. Om benoemd te kunnen worden, moeten kandidaten daar een
toelatingsverzoek indienen. Na toelating moeten beschermingsbewindvoerders jaarlijks
een handhavingsverzoek indienen bij het LKB. Door de introductie van de kwaliteitseisen
heeft de rechtspraak beter zicht gekregen op de kwaliteit van beschermingsbewindvoerders.
Als een beschermingsbewindvoerder door het LKB of een kantonrechter onbetrouwbaar
wordt geacht, zal deze niet door de kantonrechter worden benoemd.
Wanneer de betrokkene van oordeel is dat de bewindvoerder zijn belangen niet goed
heeft behartigd in een bepaalde aangelegenheid of niet capabel is hem te vertegenwoordigen,
kan hij hierover met de bewindvoerder in gesprek. Als de betrokkene of zijn naaste
familie een klacht heeft over de bewindvoerder, kunnen zij die indienen bij de bewindvoerder.
Op grond van het Besluit kwaliteitseisen moet een bewindvoerder een klachtenregeling
hebben11. Als de bewindvoerder is aangesloten bij een branchevereniging, kan ook daar een
klacht worden ingediend. Het staat de betrokkene en zijn naaste familie verder altijd
vrij om de rechter te benaderen. De rechter die toezicht houdt op het functioneren
van de beschermingsbewindvoerder beslist vervolgens of er reden is om met de beschermingsbewindvoerder
in gesprek te gaan of zelfs over te gaan tot ontslag. Het indienen van dit verzoek
is in beginsel kosteloos. Op deze manier is een laagdrempelig loket voor klachten
bij de rechter geborgd.
Ik concludeer hieruit dat, wanneer ouders na uitbetaling van hun compensatie, reparatie
of herziening van het toeslagrecht schuldenvrij zijn en er voldoende aanleiding is
om het bewind op te heffen, zij de regie over hun financiën terug zullen krijgen.
Daarnaast hebben ouders de nadrukkelijk laagdrempelige mogelijkheid om actie te ondernemen
wanneer zij niet tevreden zijn over hun bewindvoerder of wanneer zij het bewind willen
laten opheffen wanneer zij zelf vinden dat ze op basis van de hun uitbetaalde compensatie
de regie over hun financiën terug moeten krijgen.
Mogelijk zijn er ouders die niet goed op de hoogte zijn van de klachtprocedures en
de mogelijkheid om opheffing van het bewind te verzoeken. Ik zal er daarom voor zorgen
dat via de persoonlijk zaakbehandelaars de door de toeslagenaffaire gedupeerde ouders
worden geïnformeerd over deze mogelijkheid wanneer daartoe aanleiding is. Het gesprek
over het proces van compensatie, herziening of reparatie zal daarbij altijd plaatsvinden
met de ouder, de bewindvoerder en de persoonlijk zaakbehandelaar. De ouder zal op
ieder moment in het proces betrokken blijven.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën